Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
eerste blad.
tn rover eene
18de Jaarg.
Zondag 24 Maart 1895.
No. 5150.
bureau *?&oter$tvaat 50.
aiet^s?atti7:Haand^---d
!°'k %t\tr T van regeering en
Het diner bij professor L..
FeunTeiont
PRIJS TAN DIT BLAD:
Joor Schiedam per 3 maanden
ranco per p0St door geheel Nederland
Wonderlijke Nommers
- 0.05
®°0DSCHApen ,feestdag Tan MARIA
fyn Xa de meu™e Schie-
PRIJS DER ADYERTENTIËN:
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
ne«hof hebben^?611 °P het Haagsche Bin-
faadslaginffen ,eZ® week uitvoerige be-
0ewel reeds allergrootst belang, die,
Ult verschillend °°Ze malen besproken en
VQ°rtdurino d„ °ogPUnt beschouwd, toch bij
delsPolitiek NedeH f Vraag: welke han*
!;0rnst moet voerend de naaste toe"
U het stelsel moet volharden
°nder dete<mnwnaa d®n vr«handel, vooral
z°°vele zijden omstandigheden van
J611 tQt het stekel ldan Wel terugkee"
!6n' dat meer Pn eschermende rech-
atldelspolitiek dfl mee.' a's de aangewezen
ande« wordt eeh ual de °nS emringende
Uld6r scheSer dlgd' Wordt ^eds
°raRd va« denTandebteld- De k"Önend«
achteruitgan v oaw-de voortdurende
j/" heer DobbelmanrT ]lnduStrie' brachten
jj&rner der Staten r Van de Tweede
beeld' de vrat n aal' °P het de"k"
^n'eeren, in dehoon^ opnieuw te for-
®en stap nader tot h 626 brandende kwestie
°e voltend hare °Pl0SSingte bren"
tgevaardlgde\d Nm0tle werd door den
gediend>)De KhlJmegen bij de Kamer
t66ne herziening tTiV «>«*.1 dat
Jariefvan invoerrecht ldlng van ons
eri toestand van la m t0t verbetering van
het belang der 1 T en indnstrie en
70rdt geacht ?hatklst dagend noodi.
den dag8' °ver de orde va^
4)
«Weet
LI bliJf st,Jlletmsat'hikleed F naar behnnren
k R; k°men er dam ,de ^kamer zit-
Sen er rrpfl ames dan ben je gereed
t°dleuk welbhivenmeS' Z0U ik «5
f aken in alle geval' Wn[ dat is zeker, we
iguur.» een buitengewoon gek
W1 maar te schi^ ken^n!^ gekolnen was,
Carin men zichgepla^P-ritie
dat lf-no!er rijn genoodigdenï, 'eer
Zooals de motie in deze bewoordingen
was vervat, mocht zij zeker op eene wel
willende ontvangst en aandachtige overwe
ging der betrokken Kamerleden aanspraak
maken; de twee groote factoren van ons
nationaal volksbestaanlandbouw en indus
trie, speelden er toch de hoofdrol in en
waren er op nauwe wijze bij betrokken.
Met recht mocht toch de heer Jan Truijen
getuigen, dat de landbouwende stand een
alles behalve te verwaarloozen grootheid is
in ons kleine land. Hij herinnerde er aan,
dat 41 ten honderd van ons volk tot den
arbeidenden stand behoort, en dat van die
arbeiders 70 op de honderd ten plattelande
zijn gevestigd, tegen maar 30 in de steden.
Het is dus geen gering deel der bevolking
welker belangen hier op het spel staan, ja
veilig mag men zeggen, dat het geheele
volk er mee gemoeid is. Het is toch eene
bestendige ondervinding dat de bloei van
den landbouw de heele natie ten goede
komt, terwijl omgekeerd het verval van den
boerenstand den ondergang van het geheele
volk na zich sleept. Zeer terecht heeft dan
ook de heer Dobbelmann bij het stellen
zijner motie landbouw en industrie samen
gekoppeld, omdat beiden onafscheidelijk
vereenigd zijn, en omdat een zelfde middel
herziening en uitbreiding van ons tarief
van invoerrechten, tegelijk beide takken van
ons volksbestaan redden moet.
Tot voor betrekkelijk korten tijd maakte
de verkondiging dezer waarheid op velen
den indruk alsof men de buitensporigste
ongerijmdheid verkocht. De theorie van
den vrijhandel gold toen nog voor een
alleenzaligmakend geloof. De voormalige
minister Pierson kon in de Kamer nog een
oratorisch succes behalen met een snor
kende tirade over de roemrijke vlag van
den vrijhandel die Nederland aitijd hoog
zou houden. Helaas (voor mr, Pierson) die
vlag waait al niet veel meer dan halfstok.
De voorstanders van den vrijhandel vermin
deren met den dag en wel mocht de heer
Klokslag vier uren werd er gescheld en
toen de dienstmaagd de deur opende, stapte
de bleeke banketbakkersbediende, met een
glirtilach om de lippen, heel permantig bin
nen, gevolgd door drie andere snuiters
deze waren niet in 't wit, maar in 't zwart,
deftig gerokt en gestrikt en met sneeuw
witte bleekvelden aan tot bijna aan het
onderlijf.
«Zeg er eens vriendje," zoo klonk het
den binr.entredenden banketbakkers- en
tafeldienaars-optocht tegen, het was de
professor, die uit de huiskamer kwam en
bonne mine d mauvais jeu maakte »heb
je nog niet een paar lui thuis, ik zou je
vrouw en kinderen ook maar mee hebben
gebracht."
«Met uw permissie, mijnheer," gaf de
witte voorlooper heel kalm ten antwoord,
«ik zorg voor het gereed maken der bereide
gerechten, dat wil zeggen, ik zet hetgeen
moet worden opgediend klaar, zoodat deze
twee dit zijn tafeldienaars het zoo
maar hoeven binnen te brengen, en de
derde is de man die als huisbediende en
portier zal dienst doen, daar u er geen heeft
en het hoort zoo dat bij gelegenheid van
een diner een behoorlijk gekleed huisbe-
Zjjlma in de Kamer op het aantal bekeer
lingen in dezen wijzen. Zeer velen, zeide
hij, die vroeger niets van bescherming
wilden weten, hebben nu adressen ten
gunste van de motie-Dobbelmann geteekend.
Die adressen zijn uit alle landbouwende
streken, uit het zuiden zoowel als uit het
noorden en oosten de Kamer toegestroomd,
terwijl er slechts enkele van tegenoverge
stelde strekking bij haar inkwamen. Wel
een bewijs hoe algemeen de beweging is.
En nu mogen de mannen van de theorie
nog zoo stokstijf volhouden, dat al die om
bescherming roepende landbouwers hun
eigen belang niet kennen; men mag toch
aannemen, dat, waar de beweging zoo alge
meen is, zij toch haren grond vindt in de
gevestigde overtuiging dat eene verbetering
van den toestand van den landbouw aller
eerst in eene herziening van ons tarief van
invoerrechten moet gezocht worden.
In de Kamer heeft de beweging voor
beschermende rechten flinke degelijke woord
voerders gevonden, die zich niet met een
kluitje in het riet lieten sturen. Ter ver
dediging der motie-Dobbelmann hebben
vele invloedrijke afgevaardigden zich niet
onbetuigd gelaten. Allereerst de heer Dob
belmann zelf, die terecht uitgaande van de
meening, dat theoretische beschouwingen
hier niets tot de zaak afdoen, met feiten
en cijfers aantoonde, dat alleen bescherming
door verhooging van invoerrecht, landbouw
en industrie uit hun gedrukten staat kan
ophelpen. Hij herinnerde hoe ontzaglijke
sommen tot bescherming van handel en
scheepvaart waren ten offer gebracht, ter
wijl de bescherming voor landbouw en nij
verheid gevraagd, in plaats van iets te kos
ten, de schatkist nog voordeel zou aanbren
gen. In het waarachtig belang des lands
drong hij dan ook op de verhooging der
invoerrechten bij de Regeering aan.
Van de meest uiteenloopende kanten zag
hij zich daarin al aanstonds gesteund. Niet
enkel van de zijde der Katholieken, zooals
diende de honneurs aan de deur enz. enz.
waarneemt."
«Maar je bent toch een uur te vroeg, om
vijf uur heb ik bescheiden, (uit het briefje
van professor A. bleek dat die heer was
uitgenoodigd om vijf uur te komen dineeren)
en het is pas vier."
«O, ja mijnheer, maar eer wij met alles
gereed zijn zal er geen halt uur meer over
schieten. Dadelijk komt de wagen met de
noodige reeds geheel klaar gemaakte ge
rechten, dessert enz. enz. Daar hebj'em al..."
Er werd gescheld en ja wel daar stond
een heele wagen vol «rommel" zei de pro
fessor. De man kon het niet aanzien«zeg
vriend, dan zorg je maar voor het zaakje,"
zei hij tegen den wit-rok hij trad haastig
de huiskamer weer binnen en hoorde niet
eens meer het, «opperbest, mijnheer, laat
het maar aan mij over," dat de witrok hem
ten antwoord gaf.
«Dat is waar ook, ik moet den portier
nog zeggen, dat hij ons waarschuwt als er
somwijlen dames mochten komen," zei mijn
heer L. tot zijn eega, «wacht dat zal ik
nog eens even doen, en de deur weer
openende, riep hij, «zeg eens Piet, Hein,
of Klaas of hoe je heeten mag..."
de heer Truijen, die ditmaal zijn eerste
rede in de Kamer hield en toonde daar
uitstekend op zijne plaats te zjjn en de
heeren Travaglino en Lambrechts, maar
ook van den anti-reyolutionair 't Hooft, ook
van den liberaal Van Kerkwijk (zij het
slechts voorwaardelijk) ook van den liberaal
Zijlma, die allen door nieuwe vertoogen dat
van den heer Dobbelmann klem bijzetten.
Van alle politieke richtingen zag dus de
voorsteller der motie medestanders om zich
geschaard, en voorzeker is dit een verblij
dend teeken, daar het bewijst, dat de stof
felijke nood des lands eindelijk het politiek
gehaspel tot zwijgen schijnt te zullen brengen.
Zooals de heer Lambrechts dan ook op
merkte, is bij deze kwestie geen politiek in
het spel evenmin was het er om te doen,
zooals de heer Dobbelmann in den aanhef
zijner rede deed uitkomen, de Regeering
een hak te zetten. Er werd niets anders
beoogd dan de Kamer in het belang van
landbouw en nijverheid de wenschehjkheid
van tariefswijziging te doen uitspreken. Zelfs
behoefde men nog niet eens met den heer
Dobbelmann eenstemmig te denken over de
door hem verlangde graanrechten, om met
zijne motie te kunnen meegaan. Het was
voldoende dat men de onhoudbaarheid van
het vrijhandelsstelsel inzag of althans be
greep, dat het tegenover de alom in het
buitenland ingevoerde protectie op het oogen-
blik ten minste niet langer kan gehandhaafd
worden.
Dat ondanks hare bescheiden algemeene
strekking de motie Dobbelmann nog zooveel
bestrijding vond, is licht te begrijpen als
men weet, dat de afgevaardigden der groote
steden allen in het belang van hun district
voorstanders van het vrijhandelsstelsel zijn.
Het was dan ook hoofdzakelijk door die
afgevaardigden, dat men de bekende argu
menten: verhooging der broodprijzen, be
voordeeling der grondeigenaars, benadeeling
der arbeiders, hoorde te berde brengen,
waarbij zeker niet ten onrechte werd opge-
«Pardon mijnheer, ik heet Frits," gaf de
portier, lakei en verdere functie-waarnemer
ten antwoord.
«Nou Frits dan, kom eens hier.Als er
soms heeren komen, met dames bij zich,
dan moet je mevrouw waarschuwen hoor."
«Ja wel, mijnheer, ik zal er voor zorgen."
De deur der tuinkamer ging weer dicht
en gelukkig ook, anders zou de professor
zich totaal gek hebben hooren verklaren
door mijnheer de portier, die natuurlijk
niet wist wat hij te hooren kwam, toen het
bleek dat de gastheer niet wist wie er
komen zou.
Mijnheer en' mevrouw waren tirés a quatre
épingles, kranig, in optima forma, men kon
ze door een ringetje halen en bevonden zich
weer in de tuinkamer.
«Ik heb gedacht het vorkje zoo aan den
steel te steken begon de professor tegen
zijn echtgenoote, maar hij kon niet verder
gaan, want er werd aan de deur geklopt.
Het was een der tafeldienaars die mijnheer
kwam verzoeken de naamkaartjes te komen
plaatsen.
Wordt vervolgd.)
nieuwe schiedaiwsche courant
in»imiii"uiniinnuiiiii