Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
5*5* öCl' li
5 ïH grr, ïrba!i"s
i-SWSïi
18de Jaarg.
Donderdag 28 Maart 1895
No. 5152.
bureau *g$oter&tvaat 50.
liner bij professor L...
ALGEMEEN OVERZ1CHÏ
ennieton.
pRIJS TAN DIT BLAD:
J<w Schiedam pSP 3 Mande„
4™" Kahrlud
Afzonderlijke Nommers
f 1.50
2.
- 0.05
Ten a h ^aart '95.
gisteren de starnPV0"e tribunes is
BrUSSeI begonnen1" afgevaar<%den te
°;er bet ontweTp de?' de beraad^ging
eemeente-kieswot n regeenng voor eene
et Cabinet hield et' hoofd van
de noodzakeli't?-j6 'a"ge redevoering,
door hpt n het
zal worden!
"S Sntï kolenbekken te Momig.
gekomen tusïh 6ene bloediSe b°t-
ure' ik.ndf werksta-
gehoorzamen ™1Jnwerkers weigerden
8n te gaan en 1? somfnatie om
waarop de Wn(1" Zelfs rev<fl*erscho-
vJ 8 v"ur gaven P "U. ook hunn"-
e''Wondden. Deze V®rscheide"e stakers
Te ?0 171 edegevoerd L a d°°r hun kame-
be«tuur Van den ZZ°ndag he<At nu het
*8t °Penbaar „em ?denbond «en mani-
?rke''s wordt a? WUarin den naijn-
ervatten. Tot een ng®raden den arbeid te
°et eerst worden6 g6meene werkstaking
zurklieden Uit aT,e°Ve;g1gaan' wanneer de
kebb,n ,eanïeke" bet ktnd
dn Wet °P de gem ngesloten> en indien
d°0r de Regeerin? t6hjke «dingen,
'f Ogenomen V°°rgesteld. mocht wor-
Ri d6n R...
A en de stom e begrooting
de motie-Kanitz™1'""' °V8r het voorstel
a„C te stellen plaat" ziltin8 aan da
friers een klem h S 8r6ep' maakten de
boord
k«t „,e,licte". om aldus do b" g°1 d«el de
dn Uls tot het nem bevoegdheid van
In? Vervallen. Dn-h? Van Cen besluit te
49 te' 2°odat het ?or?, manoeuvre mis-
5)
i ^Je hebt
an?6g bij toret..gee« kaartjes te maken
alle? naar de taf Z 'Uldjes heel e<m-
boo??1 z«n, dan kom? e"-als ze er dan
De' egfepen J miJ maar r°epen,
aferd te geven e'?(?^gee" bevestigend
„O-? ln de tuinkamer t jTofess01' was
iïiaa,le vent met z'n kaartTf enen'
beer TVar' mijn k propos h3 Z0U me beele-
koe gemelijk. »Ik ben ^en®e.n'" zei de
heb ?ar «ink bij de horens t 1 °m de
Pen d0Qn P°rtier bevolen mij te i?"6" ik
dan ga ?,auwal de gasten zijn aa??n r°e"
68dd^mm«TSe,dSa^
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worde» billijke overeenkomsten
aangegaan.
Heden moet een nieuwen voorzitter van
den Rijksdag gekozen worden. Tot alge-
meene en groote verbazing candideert de
tot dusver als eerste vice-president fungee-
rende centrumsman baron Buol daarbij
als eerste voorzitter. Hij is namelijk hard-
hoorig, maar wil toch van de hem het eerst
toekomende eer geen afstand doen. Eer
ste vice-president wordt waarschijnlijk de
Duitsch-vrijzinnige Schmidt uit Elberfeld,
een oud-parlementslid en bezadigd man,
fabrikant, en evenals Buol met den Keizer
reeds persoonlijk bekend. Spahn, van het
centrum, zou dus tweede vice-president
kunnen worden.
Gisteren-ochtend is keizer Wilhelm in
gezelschap van den twaalfjarigen kroonprins
naar Friedriclisruh vertrokken om Bismarch
geluk te wenschen. Toen hij te Aumühle
was aangekomen, steeg hij te paard en reed
aan het hoofd der troepen naar het park,
waar de soldaten voor een parade werden
opgesteld. Daarop is Bismarck in het kuras
siers-uniform in een open rijtuig aangekomen,
de troepen presenteerden het geweer, terwijl
de muziek speelde. De Keizer wenschte
Bismarck geluk namens het leger en reikte
hem een gouden eeresabel over. Toen reed
hij met den vorst langs het front der troe
pen. De kurassiers defileerden nogmaals voor
het slot van Bismarck. Toen volgde een ont
bijt. Bij den toost op Bismarck werden
saluutschoten gewisseld.
Bij de aanbieding van het lange ku-
rassierszwaard zeide de Keizer ten aan-
hoore van de aanwezige kurassiers van wie
Bismark het hoofd is, dat hij, Keizer, hier
mede aan Bismarck het beste geschenk
aanbood dat hij had kunnen bedenken, daar
het zwaard, het Germaansche wapen, een
symbool kan geacht worden van het doen
dergenen die niet versagen. Op het wapen had
de Keizer de wapens van Elzas en Lotha
ringen doen graveeren, daarin mocht Bis
hoop dat zij zoo weinig mogelijk zullen
verorberendes te meer schiet er voor ons
over."
»Ja, daar heb ik ook al aan gedacht,"
zei mevrouw L. ietwat triomfantelijk, sik
heb ten minste den cuisinier-bediende ge
zegd, dat al hetgeen er overblijft, mijn
eigendom is en dan heb ik uitgerekend,
dat we er ongeveer een week genoeg aan
zouden hebben, als de heeren ten minste
niet verschrikkelijk eten."
sKijk, dat vind ik flink van je, vrouw,
dat ge aanstonds op de rest beslag hebt
gelegd, dat is toch ten minste een klein
zalfje voor de wonde.''
Ietwat druk heen en weerloopen in de
gang, het onophoudelijk bellen, het ratelen
van een paar rijtuigen, bewees dat er reeds
verscheiden gasten waren gearriveerd.
Hoe vreemd de heeren elkander aan
keken, dames waren er tot groot ge
noegen van mevrouw niet gekomen over
die vreemde ontvangst door den portier en
de twee tafeldienaars, hoe verlegen zij met
zich zeiven waren, niet wetende welke hou
ding in deze omstandigheid aan te nemen,
als ze het vreemdsoortig gezicht van den
professor L. hadden kunnen zien, die zich
in de ontvangkamer, grenzende achter aan
'le zaal, bevond, in afwachting van de komst
marck een blijk van dankbaarheid zien van
zijne daden die geboekt zijn in het Boek
der geschiedenis, zijne daden die voor vijf-
en-twintig jaren hun bekroning hebben
gevonden. Wij echter de kameraden, wij
roepen. Seine Durchlaucht I'ursl Bismarck,
Ilerzog van Lauenburg Hurrah Aan het
middagmaal bood de Keizer aan Bismarck
nog een tweede geschenk aan, namelijk
den zegeldrukker dien Wilhelm I op zijn
schrijftafel had staan.
Aan het diner, dat prins Bismarck giste
ren ter eere van het bezoek van keizer
Wilhelm gat, hield de Keizer een toost,
waarin hjj niet zoozeer Bismarcks verdien
sten als staatsman herdacht, maar hem
vooral hulde bracht als officier. »Drie leu
zen" zeide de Keizer, hebben heden eene
bijzondere beteekenis. Vooreerst het beves-
tigings-motto van Uwe Doorluchtigheid
«wat gij doet, doet dat den Heer, niet den
menschen." Dit woord wijst op het onwrik
bare vertrouwen op God, waarmede Uwe
Doorluchtigheid een reusachtig werk volbracht
heeft. De tweede luidt »Dennochde
leuze van den dapperen graaf Mansfeld, toen
hij koen den overmachtigen vijand het hoofd
bood. Vaak genoegf heeft Uwe Doorluch
tigheid ook dit woord tot waarheid gemaakt.
De derde leus, Spectemur agendo, schreef
mijn Engelsche dragonderregiment in zijn
vaandel, nadat het des vjjands carré onder
den voet gereden en een veldteeken ver
overd had. Dit woord kan als antwoord
gelden op alles, wat de vijanden en de
benijders van Uwe Doorluchtigheid doen en
zeggen kunnen. Wij echter, als vrienden
en kameraden en standgenooten, stemmen
in met den juichtoon van alle Duitschers,
van de met sneeuw bedekte Alpen tot aan
de wadden van den Belt»Vorst Bismarck,
hertog van Lauenburg, hij leveHoerah I"
In antwoord op de keizerlijke toespraak
getuigde Bismarck dat in hem steeds het
van den portier, ze zouden nog vreemder
hebben staan kijken en ongetwijfeld mede
lijden hebben gekregen met hun gastheer.
Daar klopte de portier aan de deur van
de ontvangkamer en kondigde den professor
aan dat de gasten hem wachtten. »En
hoeveel zijn er vroeg de heer L. »Vijf
en veertig, mijnheer," gaf de portier ten
antwoord.
»Mijn hemelvijf en veertig 1" zuchtte
de professor, met een gezicht als een uil
in doodsnood »maar enfin 1"
Met een zenuwachtigen ruk, trok hij de
deur der zaal open en trad binnen.
Het zou mij te ver voeren wilde ik hier
in bijzonderheden afdalen omtrent de ver
schillendegewaarwordingen, die de genoodig-
den ondervonden en die op hun gelaat
duidelijk te lezen stonden, maar dat ver
zeker ik u dat verwondering en verbazing
zich bij uitnemendheid teekenden op het
gelaat der hooggeleerden, zeergeleerden,
hoogedelgestrengen en andere persoonlijk
heden.
Onze professor en gastheer was blijkbaar
ontsteld op het gezicht dier edelachtbare
schare, waaronder zich de rector-magnificus
bevond met heel het professors-college,
alsmede eenige hoofdofficieren, wier ver
guldsel hem de oogen deed schemeren en
beste was geweest de officier. Ware ik
geen officier geweest zoo zeide hij
dan weet ik niet of ik dan wel denzelfden
rechten weg zou zijn ingeslagen. Maar de
landweer-officier van het jaar 1848 bracht
mij terstond op den rechten weg der ver
knochtheid aan ons regeerend Huis en over
dat jaar 1848 kwam ik heen met eene innige
aanhankelijkheid aan ons Koningshuis. Daarin
stond ik pal, en ik werd overtuigd dat buiten
deze verknochtheid aan de dynastie voor
Duitschland geen heil te vinden is. Wij be
hoeven immers slechts het oog naar Frankrijk
te wenden. Waar moet daar, sedert de dy
nastie weg is, het verzamelpunt vandaan
komen, wanneer nverzamelen" geblazen
wordt Laat ons vasthouden wat wij
hebben! Wij hebben nog niet het Keizerschap
als eenheidmaar wij hebben onze uit den
stam gesproten vorsten en heeren. In den
geest der Germaansche verknochtheid aan
den stamvorst verzoek ik u de glazen te
doen klinken op Zijne Majesteit den Keizer
en Koning! Hij leve!"
De Magnatenkamer te Budapest heeft
Zaterdag het ontwerp tot opneming vau
het Jodendom onder de erkende godsdiensten
(en dus ook toelating van overgang tot dien
godsdienst) met 117 tegen 111 stemmen
verworpen. Niet alleen Israël, maar de
geheele Joodsch-liberale vrijmetselaarspartij
in Hongarije zit in zak en aschZij had
tot het laatste oogenblik nog hoop, al was
deze, sedert het schrappen van het hoofd
stuk betreffende de godsdienstlozen (in het
ontwerp tot gelijkstelling der eerediensten)
wel met eenigen angst vermengd. Dat
schrappen was geschied na eene krachtige
redevoering van den kardinaal-aartsbisschop
Schauck van Grootwardein. Bij wijze van
compromis had Szechenyi namens de com
missie ad hoc en in overleg met den mi
nister van eeiedienst prof. Vlassics, voor
gesteld de regeling van den rechtstoestand
nog een niet onaanzienlijk aantal andere
heeren negentiende van 't gezelschap was
hem onbekend. Het zal niemand verwon
deren, dat de arme prof. een kleur kreeg
tot diep onder zijn hoogen opstaanden hals
boord.
Zich evenwel vermannende trad hij nader,
maakte een buiging en begon aldus
»Mijne heeren, van ganscher harte roep
ik u een welgemeend welkom ten mijnent toe.
Reeds eerder had ik mijn plicht jegens
u allen willen vervullen door u tot een
vriendschappelijk maal uit te noodigen, doch
eene lichte ongesteldheid mijner echtge-
noote was oorzaak, dat ik eerst thans mij
van die aangename verplichting kan kwijten.
Mijn echtgenoote lijdt aan, (iod zij dank,
niet heel ernstige toevalleneen uurtje
geleden overkwam haar weer een dergelijk
toeval, hetgeen de oorzaak is dat u eemg
derangement, wat aangaat de regeling dei-
tafel, zujt bemerkt hebben, namelijk de af
wezigheid der vereischte naamkaartjes, ik
roep beleefd en vol vertrouwen, mijne
neeren, uw clementie, zoowel voor het een
als het ander in, en ik hoop dat deze on
willekeurig nonchalance het aangename en
genoeglijke van ons samenzijn met zal
schaden.
(Slot volgt.)
WinniHiiurnnniHH>ni
k jp