Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
*e Jaar<:.
Zondag 11 Augustus 1895.
No. 5263.
l&xxveaxx *g$oter&tvaat 50.
BLAB.
Nt O»"»
vervolgd.
Kroniek.
\,X h en een groot aanta' se'
H
>d^6iC Vo,8en lg bekend is' wil ik hem
Si
1 e ton.
tAar
nieuwe schiedamsche courant
°0r *chieda
PRIJS TAN DIT BLAD:
ranc JQam per 3 maanden
.\f7n "r P05t door sreheel Nederland
°0a«rlSk« Somn,,r,
Illllllllili'i'/iiiiiniiiiii
PRIJS DER ADYERTENTIËN:
Van 1—6 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer0.40
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
'n Bret S®300rvveo0noel,Jk van Saint-
v°ndenne' Waar tWaalf PelSrims
ftiet' T*"' men 'n de Hollandsche
?6ii i2°nder u,6" e'e regelen vermeld ge-
\iGl0e,hde aarsch«nlijk te weten, wat
^'üWtv^'Dam611 P°Pu'a're bedevaart die
8%i'upuiaire bedevaart die
S' die 2 d Auray is, waarheen de
Dg, ^erdet) Loribegrijpelijk zwaar ge-
'e PelgriJ"don' zooals de bewoners
K Het [jStoc';iten noemen, ontstond
nderftineri op8^"1 ^er 2eventiende eeuw.
^°ed p duig., s°mmige tijden meer dan
'eta8ner ,Tlensc'len bijeen en elk
^ekls» _n'°et> evenals de Muzel-
j're.ri "'^ka ~v'
e loei attle d'Vn'nStens eens 'n zÜn 'eren
^r' tri''? 'tiet Uray bezoeken, en hoewe
N J? zijn groot meer is als vroe-
Het edevaa
toel ~"'e d' '""'C'1S eens in zijn leven
on» uray bezoeken, en hoewel
Hl zor
t er
HJ1 gangers te zarnen.
di
n°g dikwerf twintig dui-
den '-?6rs te zarnen-
S o>' Avpc. I" Maart 1625, dat een
r'cHten h lco'az'c' er het bedehuis
"t'ddep "'Uve'k 200 beroemd zoude
o aar bij p 10 k®t ve'd, op dezelfde
®v°Hden °ud beeldje der Heilige
ri e'de„S Het dat
r," §el0ne.en schild "0g heden'in bunne ver-
h'V V'8ep v erachtige kleederdrachten,
Ne!"ë êeledlkömen. en wi
streken van het oude
'en, en waar nog voor
een versierd
kV;» Qr'*"ers 6 en He bekende hymne
ltlderdaaHSnde' heentogen. Deze
hi*1 Hr.( trpfp merkwaardig door zijn
V fiS Wde P°ësi^ Daar hij bui-
^htia
«b'acbt u Zegent' uwe
Heh eh yan l' hebben den dood en
°nze hoofden verwijderd.
z°nniers waren naar het
0'"' het Duitsch
A (j L
K O F F T E R.
^doU'st op
N®* sOor?nVermhri p?.§enblik, toen onze
N - en LVan onl Scheen' bereikten
Ooj, 'de Het sehBn k midden in het
tto°t f'6 opt>ltrekkp,;rnerende daglicht liet
V 'is, >f6Veer lniZlen van een ijzeren
W top Balt l acht vopt
on f t as. ij yeer v
S. *5®, Sli Hewn 't,VOet in 't vierkant
fa1" a hp»- Huciu» 00s holden wij er
onltlner rni,rU |te schuifdeur
PrUt> J-r' J den groncf e" nog' dat ik
li ^h6v'R i hetb;- "eersloeg en het
;'v|°og'a 'tsiot^e,r boorde, °toen de
ij»'V ^êhin'k Vat: ,f J daarnavolgde
Oii P hurk-»» j0(is»ngst. Met een
'«li
hurkte
e
'/ii aan ue
J ratelden en dreunden.
dat h,!i Zo° verwoed aan "de
»leger vertrokkenzij telden meer dan
«veertig onderdanen van den Koning.
«Daar varen wij op het Kanaal, strijd en
«wraak zoekende tegen de Hollandsche
«schepen.
«Kanonkogels komen ons dichter dan ha-
«gel te gemoetnooit verkeerden wij in
«zulk een gevaar.
«O waarachtig mirakelgeen enkel der
«kinderen van Arzon werd door het kanon
«of het musket gewond.
«Rond hen vallen rechts en links de ge-
«wonde of gedoode mannen, doch zij wer-
«den door uw deugd verdedigd.
«Heilige Anna, die God zegent, uwe deug-
»den, uwe macht hebben dood en gevaren
«van onze hoofden verwijderd."
En wat dit lied nog merkwaardiger maakt,
vooral voor ons Hollanders, is het verhaal
dat het eeri gevecht tegen onzen grooten
Michiel Adriaanzoon de Ruyter was, waar
van hier gesproken wordt. De zeelieden
komen thans niet meer voor het beeldje
der Heilige Anna zingen, doch bij groote
feesten wordt het lied door een ouden Bre-
tagner nog dikwerf met vuur en overtuiging
voorgedragen.
Zoo gaan de oude gebruiken zachtjes aan
de wereld uit en op alle gebied dringen
zich veranderingen op waarbij wij helaas
niet altijd verbetering van het oude of het
bestaande kunnen bemerken.
De minister van koophandel, de heer Lebon,
ziet de toekomst met al die veranderingen
nog zoo slecht niet in, ten minste, zoo zou
men denken wanneer men met aandacht
leest wat hij de vorige week te Parthenay
aan zijne jeugdige toehoorders zeideHij
gelooft niet dat de aanstaande fiscale wetten
van Frankrijk hen de erfenis hunner ouders
zullen ontnemen, doch is er zeker van dat
door den drang der omstandigheden de
familie-bezittingen van zelve zullen ver
minderen. Gewichtige gronden zijn er die
het karakter der rijkdommen in de moderne
wereld zullen hervormen.
Telkens en telkens weer poogden de reus
achtige klauwen ons te grijpen. Lucius had
mij naar het middenpunt der kooi getrok
ken, en daar lagen we nu bevend en sid
derend op den grond, terwijl het monster
brullend en schuimbekkend stond te loeren
op een gelegenheid om ons meester te
worden. Eindelijk trok het dier zijne klauwen
terug en liep het rondom de kooi heen,
maar zonder een minuut lang zijne gloeiende
oogen van ons af te wenden.
Wij gaarden thans al onzen moed bijeen,
en namen ons toevluchtsoord eens wat nader
in oogenschouw. Het resultaat was niet
zeer bemoedigend. De kooi was oud en
verroest, en de ijzeren staven waren over
't geheel nogal dun, alles scheen nog
slechts losjes in elkaar te zitten. «De Radjah
heeft een jaar of twaalf geleden die kooi
hier laten plaatsen," zeide Lucius«ik heb
er wel eens van hooren spreken. Met voor
liefde lokte hij de tijgers naar dit weiland
aan den zoom van het woud had hij een
geit aan een paal gebonden, daardoor kwa
men de tijgers op het geschreeuw en den
reuk af hierheen, en dan schoot hij hen
tusschen de ijzeren traliën dood Ik geloof
echter niet, dat hij er in de laatst ver-
Het zekere, vaste bezit zal met den dag
verzwakken. De daling van de interest, de
mindere opbrengst der gronden, de onzeker
heid in de nijverheid, waar de eene uit
vinding zoo snel de andere verdringt, de
concurrentie op het terrein van landbouw
en koophandel in alle landen, waar bij Japan
en China spoedig een groote rol gaan spelen,
al die onbetwistbare verschijnselen ver
bieden aan het jonge geslacht om nog op
het bijeenbrengen van groote fortuinen te
mogen rekenenieder geslacht zal zijne
pogingen, om de vaas zonder bodem met
altijd uitstroomend water te vullen, moeten
vernieuwen. Waar onze voorgangers hun
brood en welvaart vonden, zullen wij slechts
armoede ontmoeten. Men moge die vooruit
zichten verschrikkelijk vinden. Ik vind er,
zoo riep de moedige minister, eene heilzame
noodzakelijkheid in. Ik zie in die aanstaande
democratie, tot een algemeenen arbeid ge
dwongen, een zuurdesem van moed en nieuw
leven. Gij zult de getuigen van een ernstig
actief tijdperk worden, waarin de niets
doeners geen plaats zullen vinden. Aan de
feesttafel zullen geen parasieten aanzitten,
en een ieder zal, zoo als men dit zegt, zijn
plaats betalen.
Hoe die toekomst ook zal zijn, de weg
die het jonge geslacht te bewandelen zal
hebben, ziet er niet rooskleurig uit, maar is
dit niet altijd zoo geweest, en moeten die
veranderingen inderdaad komen, dan zullen
zij zich waarschijnlijk zoo langzaam en ge
leidelijk voordoen, dat men er op voorbereid,
ze met onverschilligheid en alsof het zoo
zijn moet, zal ontvangen.
Parijs dat er in deze maanden soms eng
verlaten kan uitzien, schijnt behalve door
vele vreemde touristen ook door minder
gewenschte bezoekers onveilig gemaakt te
worden, zoodat de politie in de laatste weken
klopjachten op leegloopers en misdadigers
hield alsof de jachttijd al geopend was.
Zoo'n opruiming, hier «rafle" genaamd, is
soms zeer gevaarlijk voor de agenten die er
aan deelnemen, daar de uitgedrevenen, het
zij uit het bols de Boulogne, of Vincennes
het park Montsouris, of de Buttes Chaumon
en andere betaamde wijken soms niet alleen
leegloopers, doch dikwerf ook gevaarlijke
dieven en moordenaars zijn, die zich niet
gemakkelijk laten vatten en hunne vrijheid
met mes en pistool verdedigen. Er zijn nach
ten geweest dat er 70 a 80 van die onge-
lukkigen en boosdoeners werden opgebracht.
Onder de gearresteerden zijn dikwerf de
gevaarlijkste sujetten die heel wat op hun
geweten hebben en reeds lang gezocht wer
den. In zulk een geval maakt de politie een
goede jacht.
Een dezer dagen hadden de agenten zoo'n
bekende schurk gevat en deden den volgen
den dag op zijn zolderkamer in de rue Quin-
campoix een huiszoeking, waar zij in een
koffer twee beenen, zorgvuldig ingepakt,
vonden, terwijl een zeer verdachte reuk de
kamer vervulde. Overtuigd hier tegenover
een geheimzinnige misdaad te staan, deden zij
onmiddelijk den chef der politie daarvan ver
wittigen. Toen deze kwam, bemerkte hij
echter spoedig dat de zoo verschrikkelijke
lichaamsdeelen van caoutchouc vervaardigd
en bij een kousenfabrikant gestolen waren.
De suspecte stank kwam van een in den
koffer vergeten stuk vleesch.
Wat er van zij, dat ambt van politie
agent heeft zijne gevaren, en die mannen
verdienen den lof van elk fatsoenlijk mensch
voor den moed zoo vaak betoond om ons
tegen de bandieten te beschermen, die met
dolk of revolver in de hand in den nacht
op de hoek van een straat staan te loeren
om een slachtoffer te maken, 'twelk zij
maar veel te dikwerf vinden. Het is te hopen
dat het zuiveringsproces nog wat zal wor
den voortgezet, want Parijs had groote be
hoefte aan zoo'n algemeene schoonmaak.
Parijs, '27 Juli—8 Aug. 1895.
Fidélujs.
loopen zes jaren gebruik van heeft gemaakt
het ijzer is verroest, en het geheele ding
staat op het punt van in elkaar te vallen.
Maar zoolang de tijger zich tevreden stelt
met er rondomheen te loopen, zijn wij
veilig anders.Een veelbeteekenend
schouderophalen voltooide den zinen ik
wist wel wat hij bedoelde. Woorden zijn
niet in staat, om al de verschrikkingen en
akeligheden van dien nacht te beschrijven.
De minuten schenen ons uren toe, en de
uren duurden ons langer dan dagen. Koude,
honger en dorst-waren niets, in vergelijking
van het rustelooze nachtwacht houden door
onzen belegeraar. Zijn gehuil van teleur
gestelde en machtelooze woede weerklonk
telkens en telkens door het woud. Onop
houdelijk sprong hij tegen de zwakke kooi
aan, of' poogde hij ons met zijn klauwen
vast te grijpen. Menigmaal wanneer de tijger
ons van den eenen kant aanviel, moesten
wij naar den anderen kant snellen, om te
zorgen dat de kooi niet omviel. Onzejacht-
messen hadden wij gedurende de vlucht
verloren, anders waren wij misschien wel
in de glelegenheid geweest," hprn te dooden.
Lucius had nog een klein zakmes bij zich,
dat was ons éénige wapen.
Eindelijk drong er een kleine lichtstreep
door het woud, en dit scheen den tijger tot
de laatsten aanval te prikkelen. Plotseling
en onvoorzien nam hij een sprong tot dicht
bij de kooi, en vandaar er bovenop. Met
wijdopgesperde kaken en onder een woedend
gebrul gluurde hij razend van vraatzucht
en bloeddorst op ons neer. Zijne beide
klauwen bewogen zich boven onze hoofden.
Krak krakDe ijzeren stangen kraakten
en bogen onder zijne zwaarte. Zij kromden
zich al lager en lager, en toen tot onzen
schrik knapten er twee af. «Geeft acht!"
riep Lucius, «hij valt op ons neer!"
De kop en de schouders van den tijger
waren werkelijk reeds in de kooi, en wij
voelden zijn gloeienden adem tegen onze
wangen. In zijn razenden wanhoop haalde
Lucius zijn zakmes uit, opende het greotste
lemmet en stak het in de klauwen van
het monster, zoodat het bloed er uitstroomde.
Het gehuil, dat daarop volgde, joeg ons naar
het uiteinde der kooi. Hier bleven wij sid
derend een oogenblik wachten, terwijl de
geweldig spartelende tijger al lager en lager
tusschen de afgebroken ijzeren staven neer
zakte. Plotseling vatte Lucius mij met een
woesten greep bij den arm. «Het ondier