Dagblad voor Schiedam en Omstreken. JïERSTE blad. Schiedam van voorheen. 19de Jaars:. Zondag 9 Februari 1896. No. 5413. DSurecat l&ofersfraaf 50- f EN MOOIE TOER. Feuilleton. TRIJS VAN DIT BLAD: ^oor Schiedam per 3 maanden franco per post door geheel Nederland Afzonderlijke Nommers f 1.50 2. - 0.05 PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 16 regelsf 0.60 Elke gewone regel meer- 0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten aangegaan. Bel L Z0o astlngen opbrengen hebben we nooit '•gt ^aarrie 8edaan, en het is natuurlijk. Dat een(naal in onzen Hollandschen aard. de eer de nood aan den man komt, is t0e °|jander vrijgevig tot goed en bloede °kt'z 'S 'n staat tot a"e opofferingen en Zlc'1 daarvoor menig gemak; maar «h T°0r oew0ne uitgaven van stad hetn an(^e 'lem gevraagd wordt, wat men i,j v°rdert voor de werken waarvan hij tiet dadelijk 'tlet nut en den goeden uitslag 8e f6*1 ^grijpt voor zÜn eigen bedrijf, dat tecr 'dji ja, maar als gedwongen en met la^nz'n- 'tls ons volkskarakter: Jan Hol- 4 'S a'''jd op den penning zestien geweest den*5^ 20U ^an Holland ook n'et gewor" tijn; ge herinnert U immers Potgieter °8 Wel? da* Schiedam aan die hebbelijkheid Holland zou zijn vreemd geweest, geloove e het wil! Onze oude burgervaertjes en ede voorvaderen hebben er wel voor °rgd, dat de bewijzen van hun »vast- ^°üdendheid" op het gebied van den geldzak tijn toegekomen. Dat we na zóóveel wen nog hun woorden en klachten en ^oorden kunnen lezen, en ons zóó hun Qee'd voor 't oog kunnen brengenmogen dp2? tegenwoordige vroede vaderen er aan >ken! "derd 'daar ter zake. Onzer vaderen vorsten, -«au Wie weet wat er over een drie- °?derd jaren van hen vermeld zal staan! Ni °p het punt van belasting-heffen heel q«rs gezind waren dan de tegenwoordige, a''den zooals bekend is, door hun menig- l. qige oorlogen veeltijds een ledige schat- Jst en om die wat op orde te brengen, t0 teen zij tot hunne onderdanen, met name bestuurderen en vertegenwoordigers (Slot.) v |Bj stort in een er van de hoorn, be vende de asch en het horloge, uit, ver- Sens legt hij ze allen op een tafellaken, de hij heeft laten brengen, en waarvan hij ph uiteinden opneemt en zorgvuldig aan Pm^uder knoopt. Vervolgens zich tot het Hek wendend, zeide hij van w"d0 ik, dat een van de heeren *>in ket hooggeachte gezelschap mij even 5? medewerking verleende." etl majoor komt spoedig uit de rijen ZU1 Waagt, waarin zijne werkzaamheden ®U bestaan, j, 'y, dat is heel eenvoudig, Wilt gij zoo JL zÜn) °m op dit pak te gaan zitten?" *°P dit pak r van het gemeene land eene bede of subventie om een zeker bedrag. Wanneer de bede door de staten of liever door de meerder heid der Staten was toegestaan, sloeg de Landsregeering elke stad voor een bepaald gedeelte van de hoofdsom aan. De stad moest dan zorgen van hare burgers door hoofde- lijken omslag de geëischte som te verkrijgen. Om echter het bedrag voor elke stad bil lijk, met betrekking tot hare welvaart, tot het getal harer burgers, tot den omvang van haren handel enz. te regelen, werd in den regel door den landvorst of de Staten eene commissie benoemd, die naar den toestand der steden en naar de bovenge noemde punten onderzoek deed. Men be- begrijpt zonder moeite dat de verslagen, welke zulk een commissie aan den vorst of hare lastgevers deed, en welke in een lijvig handschrift dan waren nêergelegd, vele wetenswaardige bijzonderheden bevatten over den toestand der steden en landschappen, waar de commissie had gewerkt. Sommige dier handschriften zijn tot ons gekomen, zoo heeft o. a. Prof. R. Fruin van Leiden indertijd een handschrift gevon den dat een afschrift van het verslag eener zoodanige commissie bevatte, en wel het belangrijkste is der tot nog toe bekende, omdat het onderzoek, waarmede deze com missie zich belast zag, zeer uitgebreid, en diensvolgens hare inlichtingen ook zeer nauwkeurig waren. Die inlichtingen werden verschaft door den magistraat der stad, en ook door den pastoor en zijne kapelanenimmers het aantal parochianen of liever communicanten, dat deze in zijne parochie telde, was onge veer het aantal volwassenen der stede, zoo lang de bevolking van geen anderen godsdienst wist dan den Katholieken. Merkwaardige bijzonderheden over Schie dam's handel en bevolking rond ik onlangs in de uitgave, welke professor Fruin van bovengemeld handschrift heeft bezorgd. Het is het verslag der commissie, benoemd in 1514 door Keizer Maximiliaan en Aartsher- »Ja, of beter op dit tafellaken, waarvan ik een zak gemaakt heb, en waarin ik alle hoeden heb gedaan, die mij zijn toever trouwd. Iedereen heeft met eigen oogen gezien, dat ik ze er in gedaan heb." «Maar ik zal ze alle verpletteren 1" »Geen nood. Vraag maar aan de heeren, of het u geoorloofd is." Een «ja, ja" van alle belanghebbenden bespaarde hem reeds het verzoeken. De mijnheer gaat zitten. Men hoort een en ander scheuren en kraken. Het gezel schap is uitgelaten. Toen het rumoer het grootst was, hoorde men eensklaps de stem van mijnheer Ronceau »Ik geloof, dat velen mijner genoodigden, die van avond zonder hoofddeksel naar huis gaan, eene verkoudheid zullen oploopen." Maar de heer Dupuis verzocht stilte. »Mijne dames en heeren, ik geloof, zeide hij, dat ik mijn werk goed heb volbracht, en dat het tijd is, dat ik vertrek. Ik ga verdwijnen, en ik zal mij doen vervangen door een ander persoon maar hiervoor heb ik stilte en duisternis noodig. Gelieve s. v. p. alle kaarsen uit te blazen. Ge behoeft slechts vijf minuten te wachten. Wanneer dan de tog Karei (later Karei V) om een onderzoek ir. te stellen naar de inkomsten en bezit tingen der steden van Holland en West- Friesland, ten einde bij een nieuwe bede de lasten zoo rechtvaardig mogelijk te verdeelen. Dat de haringvisscherij voor onze stad eene hoofd-industrie is, zal wel niemand beweren, zelfs al overwinteren de Scheve ninger bommen in onze havens. In 1514 was dat echter anders tdie gemeene ne- ringe es die harinckvaert" zeggen onze Schiedamsche burgemeesters, Willem Sy- monszoon en Meeus Maessoon, van dat jaar. iEnde omtrent lichtmisse soe warender uyter voorn, stede wel 200 mannen ende meer ter zeevaert om schollen." De vischvangst van de Schiedamsche Janmaats heett zich dus niet alleen tot de haringen bepaald men mag echter aannemen dat ook velen van hen, die op de «20 buyssen" of haring schepen van het jaar 1514 dienden, »'f welck duert van St. Jacobsdage tot Sinte Mer- tinsmisse", omstreeks den tweeden Februari op de schollenvangst uit waren. En dat die werkzaamheid zich niet bepaalde tot de mannen, blijkt evenzeerook de vrouwen en kinderen hadden hun bezigheden er door: Voorts zoe generen (d. i.bezighouden) hem (d. 'i.zich) veel van den wijfs ende kinderen met netten te spinnen ende te breijden." Maar de achtbare heeren, die deze ver openbaringen aan de commissie deden, waren erg bezorgd, dat men aan de stad op die manier te veel welvaart zou gaan toeschrijven met een klagende stem haasten ze zich erbij te voegen, dat de haringvaart in de laatste tien jaar erg is verminderd, twantter.... geweest es 26 buyssen." En nu maar 20. Men zal zeggen, 20 schepen is toch waar lijk geen groot getal't is echter schijnbaar Rotterdam, dat eveneens in dat jaar voor geeft, in de haringvaart hare principale neringe" te hebben, heeft maar 13 eigen deur zal geopend worden, roept gij luid keels «Gauw, als 't u belieftom de geesten te doen komen, en dan moet gij zoo vlug mogelijk het licht weder aan steken." Terwijl de bevelen werden uitgevoerd, zwegen allen. De lichten werden alle uit gedaan. Mijnheer Dupuis maakte hiervan gebruik om de anti-chambre te bereiken hij nam zijn hoed en jas, opende de deur, liep vlug de trap af en zeide tot de con cierge, die hij in de vestibule ontmoette «Ga spoedig naar de tweede étagemen heeft u gevraagd, men heeft u noodig." En hij verdween om niet meer terug te keeren. Binnen een minimum van tijd was de concierge boven. Zij komt aan de feestzaal, opent de deur, en op dat oogenblik barst er een gebrul los, waarin zij iets meent te verstaan van: Gauw als 't belieft! De arme vrouw is doodeiijk verschrikt. Zij vraagt zich af, of alle gasten van mijn heer Ronceau in eens dol zijn geworden. Maar de lichten zijn middelerwijl aange stoken. «Daar, daar is hij iHij is als vrouw buyssen, al is het bijna driemaal zoo groot als Schiedam. De pastoervan Schiedam, Hendrik Hermanszoon, van de Orde van Premonstreit, wordt ook door de commissie ondervraagd, en 't is duidelijk dat hij al evenmin van harte betaalt als zijn burge meesters. Al is het waarschijnlijk volkomen juist wat ze antwoorden, toch blijkt door de regels heen ten duidelijkste, dat men liever wat minder van zijn welvaart opgaf, dan wat meer. 't Getal communicanten, zoo zegt onze pastoor, is «1600 min 20, daerinne begrepen zeecker cleijn getal van luijden, wonende in de crepelstraet, die tot Ouderschie ter kercken behoeven", maar deze hebben van den pastoor van Overschie permissie, in Schiedam ter kerke te gaan. Of ze in de laatste tien jaren vooruitgegaan zijn in getal, dat weet hij niet te zeggen, omdat hij pas 4 jaar daar pastoor is, maar uit hetgeen hij vroeger heeft hooren zeggen, en betgeen hij nu ondervindt, dunkt hem, dat de y>communicanten meer gemindert sijn dan gemeerdert." Van kloosters was de stad, in aanmerking genomen haar geringen omvang, goed voorzienmen had er één mannen klooster (het Broersveldde Broerswest hebben er nog hun naam van), drie vrou wenkloosters, van Sinte Anne, van Sinte Ursele, en Lelijendale. Over dit laatste zijn zeer lezenswaardige bijzonderheden te vinden in eenige artikelen indertijd onder den titel «Sprokkelingen uit Schiedams verleden" in de Nieuwe Schiedamsche Courant geplaatst. Daarenboven nog een ïbaghijrihof" en een klooster van de derde Orde. Dit laatste dunkt mij echter hetzelfde te zijn, als wat de burgemeesters het mannenklooster noemden. Dat de stads-overheden het niet al te bont maakten met hun uniformen en waar- digheidskleedijen, vonden de burgemeesters en de tbailliu" van Schiedam goed, uit drukkelijk te vermelden. Het is dan ook eigenaardig te lezen, dat in Schiedam de burgemeesters, scepenen, tresoriers, pensio naris en de anderen hun «cleedingen" of gekleedriepen verschillende stemmen. Mijnheer Ronceau zette groote oogen op. Hij kon niet begrijpen, hoe zijn gast in zoo korten tijd zoozeer op zijne concierge was gaan lijken. Na korten tijd bleek, dat het geen over eenkomst, doch werkelijkheid was en de verschrikte concierge daalde mopperend de trappen weder af. Men ging onderzoek doende zakdoek was waarlijk verbrand, het horloge wezen lijk gebroken, de zes hoeden danig ver fomfaaid. De majoor, zijne oogen niet kunnende gelooven, maakte zooveel verontschuldigingen als hij kon. Mijnheer Ronceau zwoer dien avond een duren eed nooit meer zou hij het wagen, een artist op eene soiree te noodigen. NIEUWE S iiHUüsmniJiMHiiim in

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1896 | | pagina 1