Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
Onze Plichten.
19de Jaar».
Zondag 17 Mei 1896.
No. 5494.
^Bureau jJBofersfvaaf 50.
EERSTE blad.
Eene kantteekening.
e u i 11 e ton.
PRIJS TAN DIT BLAD:
Voor Schiedam per 3 maanden
Franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
- 0.05
PRIJS DER ADYERTENTIËN:
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
\oor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
^'ere'd is veranderd! Onophoudelijk
zien wij nieuwe toestanden, die nieuwe
P ases zijn ingetreden, tot weer andere zich
ontwikkelen. Verwarring, en verwarring is
alles wat men van den tegenwoordigen toe
stand kan zeggen. De orde, de verhoudingen
door God tusschen de verschillende klassen
der maatschappij gesticht, zijn verbroken.
Orde is wanorde geworden. Hoe nu tot de
oude, of liever tot de door God gewilde
orde terug te komen dat is de sociale
kwestie, dat is de vraag van onzen tijd. Die
vraag op te lossen dat is onze taak.
De sociale kwestie is geen raadsel, geens
zins. De vraag levert zelf de oplossing
duidelijk genoeg. Maar hoe daartoe te komen
Langs den weg van welbegrepen plicht.
De vervulling van onzen plicht dat is de
weg, de eenige weg. En die weg ligt waarlijk
niet meer in het duister. Het »Lumen in
Coelo" heeft hem ons duidelijk genoeg ge
toond, en zijne Encycliek is daarop een
duidelijke gids, doch ook de eenig goede
gids. Wilt gij een anderen, hij zal u aan
stonds op een dwaalspoor brengen, spoedig
geraakt gij het pad bijster, terwijl gij, wan
neer gij dezen gids volgt, steeds het schoone
einddoel meer nabij komt, altijd recht vooruit
strevende. De Paus der Christenheid heeft
de sociale kwestie waarlijk goed doorzien.
Hij heeft ons gezegd wat hij zag. Wij
luisteren naar zijn woord. Hij sprak in zijne
wijsheid, en de wijsheid van den plaats
bekleder Gods is groot genoeg om de wereld
te omvatten. Hij sprak dan ook tot de wereld,
niet alleen tot de katholieke, die hem toe
behoort, hij sprak tot allen, en wijl allen
zijne wijsheid hebben geleerd, hebben allen
naar hem geluisterd. Hij zelf, zijn plicht
vervullend, wees de geheele wereld op haar
plicht, en al de andersdenkenden, die hem
begrepen, hebben voor hem het hoofd ge
bogen. Natuurlijk zijn er die niet willen,
doch dat zij hunne wijsheid behouden,
waarlijk die verlicht de wereld niet. Of wie
luistert naar een Bebel, een Van der Velde
of Domela Nieuwenhuis? De wijze niet. De
woorden der »Rerum Novarum" zijn konink
lijke woorden, zij regeeren, en wil de sociale
kwestie tot oplossing komen, dan moeten
zij regeeren. Niet alleen over de katholieke
wereld, maar over geheel de wereld. Het
is volstrekt daartoe niet noodig, dat de ge
heele wereld katholiek zij, dit is enkel noodig
voor de zaliging der zielen wel zou daar
door de oplossing vergemakkelijkt zijn, wel
zou dit een waarborg zijn, om zekerder tot
ons doel te komen, en het te behouden,
doch de sociale kwestie is niet zoozeer gods
dienstig, dan wel maatschappelijk of politiek.
VYelk standpunt moeten wij dus innemen
in den strijd om tot de oplossing te geraken
Een ieder ga zijns weegs en doe zijn
plicht.
Een ieder, ook de ongeloovige, doe zijn
plichtallen moeten medewerken. De strijd
is universeel, dus alle krachten moeten wor
den gebezigd, met uitsluiting van de macht
des kwaads. Welke de sterkste macht is,
begrijpt ieder die een open oog heeft voor
onze nooden. Wie toch bewaart de schatten
des Evangelies reiner en meer ongeschonden
als de Katholieke Kerk, en de leerlingen
des Evangelies zijn immers de leerlingen
des levens. Maar ook de macht van den
oprecht goeden wil, die bij den oprecht-
ongeloovige voor zit, is niet te versmaden,
is noodzakelijk noodig. Doch wij moeten
het standpunt als reddende partij innemen
en zijn wij dan al de minderen in getal,
de vruchten van onze werken zullen niet
de minsten zijn. Zelfs de eenvoudige nederige
werkman, die zijn plicht doet, uit christelijk
beginsel tevreden is, en de zijnen als ware
oprechte Katholieken de wereld inzendt, is
hij niet rijker aan verdiensten en heeft hij
niet meer ter oplossing bijgedragen dan in
de Regeering vergrijsde staatsman, die als
de eenige vrucht van zijn werken onbereikte
idealen ziet, en dan dikwijls welke idealen
2) (Slot.)
Daarop wenkte hij, opdat het spektakel
zou ophouden, en zeide vriendelijk
Stelt vertrouwen in uw vorstelijken
Heer en Gebieder. Wij zullen niet gedoo-
gen, dat onzen getrouwen vazallen onrecht
geschiedt. Maar wanneer een klacht zal
ingang vinden, is het onvermijdelijk, dat er
één tegelijk spreekt.
Nu trad de oudste trippelend een paar
schreden nader en begon
Doorluchtige vorst. Ik ben 82 jaar
oud en dien in de heeren-afdeeling van het
Stift. Nu wil men mij dwingen om de be
jaarde dame, over wier hoofd reeds 71
lentes zijn gegaan, te huwen. Op dezelfde
wijze zullen ook de overige dames en hee-
ren in den echt verbonden worden. Wij
zijn allen boven de 60 jaar oud. Liefde kan
dus niet meer gloeien in ons hart. Daarom
genade, o vorstWel zegt de rentmeester
dat Uwe Doorluchtigheid deze huwelijken
zelf bevolen heeft doch het moge U
behagen, een blik te werpen op onze grijze
haren, onze gebogen gestalten. Veertig
jaren geleden hadden wij dit doorluchtig
bevel wellicht met geestdrift begroet, maar
nu is het ondoenlijk, ons aan deze beslis-
sing te onderwerpen. In naam der man
nelijke bewoners van der vorstelijke instel
ling verklaar ik, onder geen voorwendsel
in nadere betrekking tot de dames te willen
treden, te meer omdat wij sinds jaren op
gespannen voet met haar leven.
Wij willen jonkvrouw blijven tot aan
ons einde, riepen de twaalf oude dames in
koor, terwijl zij den mannelijken bewoners
van het hoogst aristocratische Oude-mannen-
en vrouwenhuis alles behalve vrienschap-
pelijke blikken toewierpen.
August XXII begreep er niets van en
schudde het hoofd.
nog En de patroon die zijnen onderhoorigen
een behoorlijk bestaan levert, heeft hij geen
rijpe vruchten geleverd, niet veel ter oplossing
bijgedragen, zelfs niet meer dan de Keizer,
die met het staal in de vuist, een geestelijke
kwaal als het socialisme is, tracht uit te
roeien Hier ziet men tevens een bewijs van
de algemeenheid der sociale vraag. Hier
zien wij den werkkring van den afhankelijken
arbeider, van den patroon, van de geheele
overheid, welker plicht het is vóór alles het
welzijn van het algemeen te bevorderen en
daarom dus de vruchten, die haar van ieder
harer onderhoorigen worden gebracht, moet
aanvaarden en doen gedjjen. Een ieder
dus ga zijns weegs. Een ieder begrijpe zijn
plicht. Dit is mede een zeer voornaam punt.
De werkman begrijpe zijn plicht. Hij zij
tevreden. Zijne tevredenheid hangt voor
namelijk af, van het loon dat hij voor zijn
werk geniet. Is dit loon voldoende en over-
eénkomstig zijne verdiensten, welnu dan
heeft hij immers niets meer te vragen. Als
hij dan nog meer vergt, dan staat hij op
tegen God, tegen de goddelijke beschikkingen,
die hem in dezen stand wil, opdat hij daarin
zijne zaligheid bewerkte hier houdt alles
mede op. De werkman, die genoeg heeft
en niet meer vergen kan, is het uit christ-
telijk beginsel verplicht, tevreden te zijn.
God wil dit en dit is reden genoeg. Geniet
echter de werkman niet zooveel, als hij naar
billijkheid meent te moeten genieten, dan
houde hij rekening met de positie van zijn
patroon. Is de patroon niet in staat om de
heerschende concurrentie, of om welke wet
tige reden dan ook, hem meer te betalen,
dan moet ook de werkman met zijn loon
genoegen nemen, of hij kan zijn geluk elders
gaan beproeven, dit staat hem vrij, daartoe
heeft hij recht. Is echter de patroon wel
in staat om den zijnen een redelijk bestaan
te verschaffen, dan trachte de werkman
langs minnelijken er. redelijken weg daartoe
te komen, dit is zijn recht, ja, wij mogen
is hem als huisvader, tegenover
zijne kinderen ten plicht. En ook den patroon
is het dan van zijn kant plicht, dit waardige
streven van den werkman te eerbiedigen,
anders begrijpt hij zyne roeping, zijn plicht
niet, ten minste hij vervult dien niet. De
patroon doe dus zijn plicht door aan zijne
onderhoorigen, zooveel hij kan, een behoorlijk
bestaan te verschaffen, opdat de werkman
èn voor zich èn voor zijne vrouw èn voor
zijne kinderen waardig kunnen leven en de
zijnen tot verdienstelijke leden voor de maat
schappij en voor God kunnen opbrengen.
Zoo ga dus ieder zijns weegs, zijne christe
lijke plichten vervullend, houde hij zijne
maatschappelijke in het oog en de kwestie
is opgelost. Dan keert de oude orde weder
terug, christelijke liefde vormt weer den
band, die de verschillende klassen verbindt
en heiligt, en tevredenheid is de grondslag
waarop de grootste werken kunnen worden
opgebouwd, terwijl de ware beschaving
weder bloeien mag. Dan hebben wij waak
zame Regeeringen, die, terwijl zij hare
plichten begrijpen, middelen genoeg ont
vangen om de beschaving en het welzijn
der volkeren steeds hooger op te voeren.
Zoo worde dus ieder, en op de eerste
plaats de Katholiek, doordrongen van zijn
plicht, en zegen en welvaart komen over
ons, om ons dan in tevredenheid en liefde,
die vreugde kweeken, het hoogste doel van
ons leven te doen bereiken.
Och ware de wereld slechts zoo wijst
(T. Grt.)
Hierin moet een misverstand zijn. Men
ontbiede onverwijld den chef van ons kabinet.
Een der lakeien spoedde zich heen en
weldra verscheen de juist in het slot
aanwezige, hooge staats-ambtenaar in de zaal.
Welk wonderlijk bevel is naar Schneu-
zenstein gezonden vroeg de vorst ontsticht
moeten de bewoners van onze doorluchtige
instelling in den echt verbonden worden
Serenissimus hebbe de goedheid, zich
het acht dagen geleden ingediende rapport
van den rentmeester van Schneuzenstein te
herinneren. Deze beambte, onder wiens
beheer het gesticht is rapporteerde, dat er
hevig ongenoegen onder de dames en heeren
was ontstaan wegens de ten behoeve van
het gesticht gehouden vier melkkoeien.
Slechts twee van laatstgenoemden name
lijk gaven nog melk en deze wilden de
dames voor haar gebruik in beslag nemen.
De rentmeester vroeg aan het slot van zijn
rapport bevelen, hoe in deze aangelegen
heid te handelen en hoe de vijandige par
tijen weer te verzoenen. Uwe Doorluchtig
heid had de genade, in margine te decre-
teeren, époufer, in onze taaltrouwen.
ALGEMEEN OVERZICHT.
16 Mei '96.
De Kamer van afgevaardigden in België
heeft artikel 1 van het wetsontwerp, waarbij
de waarborg van den Belgischen Staat
wordt verleend voor de uitgifte der obligatiën
van den Congospoorweg, aangenomen met
61 tegen 57 stemmen en 10 in blanco.
Hiermede is de zaak in beginsel beslist.
Zooals men ziet, zegevierde de regeering
slechts met uiterst zwakke meerderheid, wat
te opmerkelijker is, daar door den president
den heer De Smet de Nayer de Kabinets
kwestie was gesteld. Zonder dit laatste
Welke verheven gedachte I Van twee vijan
delijke partijen zouden twaalf gelukkige
paren gevormd worden, die niet meer,
streng van elkaar gescheiden, ieder in een
vleugel van het gebouw zouden leven de
aloude veete zou in een oogwenk ver
anderen in wederziidsche genegenheid.
August XXII kuchte even en gaf niet
zonder ergernis ten antwoord
ïMijne kantteekening betrof niet de be
woners van het gesticht, maar de zieke
koeien; zij luidde niet époufer, maarepon-
ger, dat is; met de spons afwasschen, bet
ten zieke koeien worden zooals bekend is,
daardoor dikwerf weer gezond.
De hoveling wist zich spoedig te her
stellen en sprak
Uwe Doorluchtigheid vergunne gena-
digst eene opmerking; de kantteekening
was gevlekt, zoodat de geniale gedachte
voor mij onleesbaar werd. In eponger is
eene wijsheid die practische kennis naar
de kroon steekt.
Zoo dunkt u gaf August XXII glim
lachend ten antwoord en tot de bejaarde
dames en heeren zich wendende vervolgde hy
-f
i'lf
VMïXWr,