r
f
Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
20ste Jaarg.
Zaterdag 9 Januari 1897.
No. 5688.
l&ureau ^ofersfraaf 50.
NATIONALE MILITIE.
KENNISGEVING.
NATIONALE MILITIE.
KENNISGEVING.
PRIJS TAN DIT BLAD:
Voor Schiedam per 3 maandenf 1.50
Franco per post door geheel Nederland - 2.
Afzonderlijke Nommers- 0.05
Pij
PRIJS DER ADVEBTENTIËN:
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
_0FFICIEELE berichten.
Burgemeester en wethouders van Schie
dam,
brengen ter kennis van de Geestelijken
n Bedienaren van den Godsdienst bij de
Jkende kerkgenootschappen en de studenten
de Godgeleerdheid, die daartoe aan erkende
.^richtingen van onderwijs worden opgeleid,
n deze gemeente voor de lichting van 1897
,°°r de militie hebben geloot en voor den
door den militieraad zijn aangewezen
bereids in voorgaande jaren bij de militie
lJD ingelijfd, en krachtens art. 127 der wet
^an 19 Augustus 1861 staatsblad no. 72),
D°r één jaar van den werkelijken dienst
'Jn ontheven
dat zij, volgens art. 71 van het Koninklijk
ssluit van 8 Mei 1862 staatsblad no. 46),
gewijzigd bij besluit van '22 Juli 1892 (staats-
hid no. 179), tusschen 20 Januari en 1
ebruari aanstaande, bij den Burgemeester
Dezer gemeente moet-en indienen de aan-
,fagen om ontheffing van den werkelijken
r*enst, in het aangehaalde wetsartikel ver
bid, onder overlegging van de bewijs
lekken, omschreven in art. 69 en vast
gesteld bij art. 70 van genoemd Koninklijk
En is hiervan afkondiging geschied, waar
behoort, den 8sten Januari 1897.
Burgemeester en wethouders voornoemd
VERSTEEG.
De secretaris,
VERNÈDE.
Burgemeester en wethouders van Schie
dam,
gelet hebbende op art. 150 der wet be-
ekkelijk de nationale militie, van 19 Augus
ts 1861 staatsblad n°. 72), gewijzigd bij
Feuilleton.
Jl) XII.
Na eenige angstige dagen te hebben
oorgebracht, waardoor de haren van den
.Dtneh abt nog witter waren geworden,
J^am men eindelijk tot de overtuiging, dat
|peR misschien wel een weinig te spoedig
e« moed had laten zakken er bestonden
v°g geen overtuigende bewijzen van den dood
an perdinandhij kon immers krijgsgevangen
gewond zijn zijne brieven konden, in
ona Seva'' door de Piëmonteesche politie
Dderschept zijn geworden, of waren mis-
cbien door een ongelukkig toeval op eenig
Postkantoor verloren geraakteenigen zelfs
aren voor dood opgegeven en hadden later
tegendeel bewezen, getuige hiervan de
'^lammeling van Joseph de Maistre.
de wetten van 4 April 1892 (staatsblad n°. 56)
en 20 April 1895 staatsblad n°. 72)
roepen bij deze op alle lotelir.gen voor de
lichting van 1897, die bij de ZEEMILITIE
wenschen te dienen, om daarvan vóór 1
Februari aanstaande ter gemeente-secretarie
aangifte te doen,
Burgemeester en wethouders voornoemd
VERSTEEG.
De secretaris,
VERNÈDE.
ALGEMEEN OYERZICHT.
8 Januari '97.
De duel woede, die in Duitschland vooral
onder de militairen heerscht, heeft aanlei
ding gegeven tot een persoonlijk optreden
des Keizers ter beteugeling van den strijd
lust zijner militaire ondergeschikten. Den
eersten Januari heeft keizer Wilhelm eenige
bevelen uitgevaardigd ter beperking van
het duel.
»Ik verlang", aldus beveelt hij, »dat twee
gevechten mijner officieren meer dan tot
nogtoe voorkomen worden. De aanleidingen
zijn dikwijls van geringen aard, particuliere
oneenigheden en beleedigingen, waarbij een
gütlicher ausgleich mogelijk is, zonder dat
Van den anderen kant, hadden Julia en
hare dochter altijd dezelfde hoop, die op
een geloot gevestigd was, in staat om
bergen te verzetten, en voldoende om eener
moeder haar kind weder te geven.
Monseigneur de Mérode, minister van oorlog,
door den telegraaf ondervraagd, antwoordde,
dat de Piëmonteezen alle gemeenschap on
derbroken hadden tusschen de Marken en
Rome, en dat het dus, voor het oogenblik,
onmogelijk was eenige inlichting aangaande
Castelfidardo in te winnen dat de Paus de
familie van mijnheer de Beau voir zegende,
en voor hem en voor haar zou biddden.
XIII.
September en October gingen in dezelfde
doodelijke onzekerheid voorbij, en de zeker
heid won meer en meer veld, dat Ferdinand
overleden was. Mevrouw de Beauvoir was
nog ernstig ongesteld, en droeg dien rouw
met gelatenheid.
De abt zocht zijnen troost in de gedachte
eenen held en eenen martelaar aan de zaak
van den Paus en der eer gegeven te hebben.
Wat Lucie betreft, zij legde eene grootheid
van ziel aan den dag, die boven hare kunne
daardoor de eer van den stand geschaad
wordt. De officier moet het als onrecht
erkennen, de eer van een ander aan te tasten.
Heeft hij hierbij overijld of in opgewon
denheid gehandeld, dan handelt hij ridderlijk,
wanneer hij niet vasthoudt aan zijn onrecht,
doch de hand biedt om tot een vreedzaam
vergelijk te komen. Eveneens moet degeen
die gekrenkt of beleedigd is, de hem ter
verzoening aangeboden hand aannemen, voor
zoover de eer van den stand en de goede
zeden zulks toelaten. Daarom is het mijn
wil, dat de Raad van eer in het vervolg
krachtig zal medewerken tot het oplossen
van eerezaken. Het zal zijn plicht zijn, om
ernstig een vriendschappelijke oplossing
te verkrijgen."
De bladen zijn, zeer verklaarbaar, dank
baar maar niet voldaan. Indien al een poging
wordt gedaan, om het duel te beperken,
dan wordt van den anderen kant aangeno
men, dat er gevallen kunnen zijn, waarin
ïde eer van den stand en de goede
zeden" een duel kunnen wettigen. Hier
tegen komt men op. Men had een bepaling
verwacht gelijk in Engeland, waar de officier
die duelleert, uit het leger wordt verwijderd.
De zaak der door de Turksche regeering
zoo zeer mishandelde Armeniërs blijft in
Engeland nog steeds aan de orde van den
dag. Mevrouw Gladstone heeft bij gelegen
heid van haren verjaardag een deputatie van
de Engelsch-Armenische Vereeniging ont
vangen die geschenken aanbood. Gladstone
zelf betuigde hiervoor zijn dank en zeide,
dat de poliitiek van den grootsten moor
denaar der wereld, (de Sultan), totnutoe
succes heeft, en hij zijn doemwaardige
triomfen nog zal blijven voortzetten. Ik
geloof, zoo ging Gladstone voort, dat die
misdaden het eind nog niet hebben bereikt,
maar dat voor de Armeniërs toch betere
tijden komen zullen, wijl de last der schande,
die op de schouders der zes Europeesche
mogendheden drukt, te groot is om op den
duur te worden gedragen.
en haren leeftijd verheven was. Eerst kwa
men haar de denkbeelden eener geestelijke
roeping, die zij eertijds gevoeld had, zooals
zulks vaak bij jonge meisjes gebeurt, die
godvruchtig zijn opgevoed, voor den geest
en weinig scheelde het of zij zou den wensch
uitgedrukt hebben, om even als haar ver
loofde, ook haar leven aan den dienst van
God op te offeren. Maar haar vertrek zou
het veidriet harer aangenomene familie ten
top gevoerd hebben. Zij besloot dus op het
kasteel te blijven voor hen, die slechts om
harentwil leefden. De abt, die deze ziel tot
in de diepste schuilhoeken doorzag, bewon
derde haar, en bekende nederig, dat hij
zijn hart, door hare zielskracht en grootheid
had voelen versterken.
En Julia zult gij vragen.
Julia hoopte nog altijd, en zuchtte in
stilte, en somtijds hardop, over het weinige
geloof dat hare meesters bezaten.
Ziet gij, waarde Sapet, zeide zij tot
haren echtgenoot, die zeer ter neder ge
slagen was over het verlies (dat bij hem
vaststond) van zijn jongen meester, ziet gij
zijt juist zulk een christen, als de menschen
van het kasteel, die nog wel voor godvruch
tig doorgaan. Ik wil daarom niet zeggen,
In Ierland breidt zich de beweging voor
belastingvermindering nog steeds uit, vooral
sedert sir Edward Clark in een rede te
Plymouth de billijkheid daarvan erkend
heeft. De Ieren, die nauwelijks Vso van den
nationalen rijkdom des Vereenigden Konink-
rijks bezitten, willen ook niet meer dan Vso
in de belastingen des Rijks dragen, en be
rekenen dat zij in 1893 en 1894 dus 25/4
millioen pond sterling te veel betaald heb
ben, en dat voortaan hun aandeel op niet
meer dan éen millioen moet gesteld worden.
Lord Iersey echter, die te Oxford een
rede hield, beweert, dat de Rijksschatkist
wel 31/4 millioen voor speciaal Iersche
doeleinden had uitgegeven en de Ieren dus
eigenlijk een voordeeltje van een miilioen
hebben gehad en dat zij zooveel belasting
opbrengen zit volgens hem enkel in het
vele Whistey-drinken 1
De Parijsche Soir weet te vertellen, dat
de regeering in Frankrijk weldra een
nieuwen gouverneur van Indo-China te be
noemen zal hebben. De oud-minister Doumer
zou wegens het algemeen ongunstig oordeel
zijner vrienden ontslag uit de pas verkregen
betrekking vragen.
De nieuwe nuntius te Parijs, mgr. Clari,
aartsbisschop van Viterbo, den 3n dezer uit
Rome vertrokken, is op zijn gezantschaps-
post gearriveerd en neemt zijn intrek in
het door de erflaatster aan den Paus gele
gateerde historisch paleis van wijlen de
barones Duplessis Bellière, op den hoek
van de Place de la Concorde,
De minister-president in Spanje, de heer
Canovas del Castillo, moet verzekerd hebben,
dat aan een Kabinetcrisis vooreerst niet te
denken is. De Cortes zouden in April bij
eengeroepen worden.
De Cortes in Portugal zijn door koning
Carlos met een troonrede geopend, waarin
gewezen wordt op de vriendschappelijke
betrekkingen met alle landen den keizer
van Oostenrijk en den koning van Italië
wordt dank betuigd voor de uitnoodigingen
dat de goede God niet volgens zijne raads
besluiten met mijnheer Ferdinand kon han
delen, zooals Hij met zooveel anderen ge
daan heelt; maar Maria, die weet hoe
smartelijk de dood van eenen zoon voor
zijne moeder is, zal ons den onzen weder
geven. Zij heeft het mij beloofd. Gij weet
niet wat ik in mijn hart gevoeld, wat ik
met mijne eigene oogen gezien heb, toen ik
met bebloede knieën den berg naar Onze
I-ieve Vrouw ben opgekropen. Niemand kan
mij uit het hoofd praten, dat, indien de
andere verdedigers van den H. Vader niet
zijn wedergekeerd, dit alleen toe te schrijven
is omdat zij geene voedster gehad hebben,
die voor hunne wederkomst eene bedevaart
ondernomen heeft.
Dwaasheid, antwoordde meester Sapet
medelijdend de schouders ophalende. Het
spreekwoord heeft gelijkEen goed hart,
een licht hoofd. Gelooft gij van die zaak
meer te weten dan mijnheer de abt, die een
geleerde en een heilige is.
V\ elnu, ik, die nog eene geleerde noch
eene heilige vrouw ben, ik verzeker u, dat
ik de eenigste zal zijn, die een helder inzicht
in deze zaak zal hebben.
(Wordt vervolgd
NIEUWE SCHIEDAMSGHE COURANT
Zij herinneren hierbij tevens aan den inhoud van
art. 129 der genoemde wet, luidende:
De bij de militie te land ingelijfden worden niet tot
het aangaan van eene verbintenis voor de buitenland-
sche zeevaart toegelaten, zonder schriftelijke toestemming
van wege Onzen Minister van Oorlog.
Die toestemming wordt in gewone tijden niet ge
weigerd aan de lotelingen, die reeds vóór hunne inlijving
hij de militie hun beroep van de buitenlaudsche zeevaart
maakteu en die zich overeenkomst g art. 150 voor de
zeemilitie hebben, aangeboden, doch daarbij niet hebben
kunnen worden aangenomen.
Tevens wordt, naar aanleiding van de circulaire van
den heer Commissaris des Konings in deze provincie,
van 17 Februari 1881, Provinciaal-blad n°. 15) ter
kennis van belanghebbenden gebracht dat de keuze uit
de lotelingen, die zich voor de ZEEML1TIB opgeven,
door den Minister van Marine worit overgelaten aan
de officieren van de Marine, met de overneming der
zeemiliciens belast, en mitsdien alle verzoeken om in
lijving bij de ZEEMILITIE, tot het Departement van
Marine gericht, voortaan buiten beschikking zullen
worden gehouden.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort
den 8sten Januari 1897.