Dagblad voor Schiedam en Omstreken. i let taiselijl tan raRniens. 20ste J aars Donderdag 2 December 1897. No. 5960. ^uram "^ofersfraaf 50. OEFICIEELE BERICHTEN. 2^ KLERK. AJLHEMËEM OVERZICHT. Feuilleton. PRIJS VAN DIT BLAD: Voor Schiedam Der 3 maanden1.50 Franco Der post door geheel Nederland Afzonderlijke Nummers 2. - 0.05 PRIJS DER ADVKRTENTIÊN: Van 16 regelsƒ0.60 Elke gewone regel meer-0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten aangegaan. Ter gemeente-secretarie van Schiedam, d. Alg. Z., wordt gevraagd een Jaarwedde f200. Solbcitatiestukken in te zenden vóór 12 gember a.s. I dot persoonlijke aanmelding bestaat ge- eSenheid op 8 December tusschen 11 en 12 UJ' v.m. ten RaadUuize. Eeruge kennis van gemeente-administratie r®kt tot aanbeveling. 1 December '97. He troonrede waarmede gisteren de Rijks- in Duitschland is geopend, stelt de !"°°dzakelijkheid in het licht van de verster 'ng van de vloot in het Vaderland en de *ermeerderirig der oorlogsschepen voor den ^henlandschendie'istin vredestijd bestemd." e verbonden regeeringen achten het noodig sterkte der marine en den termijn binnen Vvelken deze sterkte moet bereikt zijn bij e®ri wet vast te stellen. Het ontwerp tot hervorming van het wetboek van militaiie strafvordering zal, zich zoo nauw mogelijk insluitende aan de burgelijke strafrecht- k'eging, ook voldoen aan de tot handhaving ^er krijgstucht onvoorwaardelijk noodige eischen. ^erder kondigt de troonrede wetsontwer- Pen aan op de keuze van jurisdictie, tot ^Üziging van de burgelijkerechtsvordening, de faillissementwet en tot schadeloos- helling van onschuldig veroordeelden. De nancieele toestand is bevredigend. He troonrede besluit als volgtDe moord °P Huitsche zendelingen en de aanvallen op h® missie-huizen die onder mijne bescherming haan en wier belangen mij ter harte gaan ebben het smaldeel in Oost-Azië genood- likt, te Kiao-tsjou troepen aan land te *®lten, ten einde volledige genoegdoening een waarborg tegen een herhaling van 16XO. 10) 7~- Het zij zoo, antwoordde de notaris, 'J zullen het wel zier. te plooien. Elisabeth heeft vele bloedverwanten de omstreken van Kamerijk, welke zij j kentonderstel, dat er een overleden die zoo rijk was, als myn neef Goffijn; aan Elisabeth, zonder dat zij weet, wat r' Waarom zij teekent, een perkament |jndersehrijven, om die onderstelde nalaten- chap te ontvangen, en dat zij aidus, in P'aats van dat, de aanvaarding mijner goe eren onderteekent. Mijn hemel, Gudulda gij spreekt over *e zaken, alsof gij zelve notaris waart. O, het is, omdat het geluk van mijn deze betjeurenswaardige gebeurtenissen te verkrijgen. De politieke betrekkingen met het buitenland zijn overigens volmaakt vreedzaam. De schitterende en hartelijke ontvangst te Peterhof en te Budapest hebben hiervoor opnieuw kostbare waarborgen ge leverd. Alle voorteekenen wettigen de ver wachting van verdere vreedzame ontwikkeling van Europa en het Duitsche vaderland. Nadat de Keizer de troonrede had voor gelezen, zeide hij nog het volgende »Voor twee jaar heb ik van deze plaats in uw bijzijn een eed gedaan op het heilig vaandel van mijn garderegiment, dat ik het rijk zooals het van mijn grootvader op mij is overgegaan, te bewaren en zijn eer in het buitenland te beschermen en te hand haven heb. Daardoor zijt u allen mijn eedsgetuigen geworden, en ik bid, in naam van het rijk, in het aangezicht van den Almachtige, dat God u moge bijstaan om met uw werk mij te helpen en de eer van het rijk, die ik zoo hoogstel dat ik mijn eenigen broeder ervoor heb gewaagd, ook voortaan in den vreemde te helpen ver dedigen." De ministerieele crisis in Oostenrijk is weder opgelost. Het ministerie is nu voor goed samengesteld als volgtbaron Gautsch, voorzitter van den ministerraad en minister van binnenlaridsche zaken, graaf Weisers- heimb, minister van landsverdediging ridder dr. von Wittek, van spoorwegen; van Böhm Bawerk, financiën Latour, eeredienst en onderwijs Koerher, handeldr. van Ruber, justitie, Bylandt Reidt, landbouw. De Keizer blijki Zondag, na Badeni's ontslag eerst nog de kabinetsformatie te hebben opgedragen aan den minister van Justitie, graat Welsersheimb, die echter bedankte. Toen eerst wendde Z. M. zich tot den minister van Openbare Werken, baron dr. Gautsch Von Frankenthurn, die de zware taak aandurfde en haar, zooals blijkt, tot het gewenschte einde bracht. Men verwacht nu, dat de Rijksraad nog kind er mede gemoeid is, van mijne Elisa beth, welke ik heb opgevoed, en welke ik zal uithuwelijken, mijn goede heer Denne- sens; want zij schenkt hare hand aan een deugdzaam jongeling, en zij waren beiden te arm om te kunnen trouwen. O, wat zullen zij verwonderd staan I Maar ik kan het verlangen, om haar deelgenoot van mijne vreugde te maken, niet langer onder drukken ik kan niet langer toeven, maar moet terstond aan Elisabeth gaan zeggen, dat zij eene rijke erfenis gekregen heeft. Zeg eens, mijnheer Dennesens, uwe vrouw zal het mij toch niet al te kwalijk dulden, als ik heden mijn naaiwerk eens laat liggen maar mijn hoofd brandt en de handen beven zoo, dat ik toch geen steek zou kunnen doen. Morgen-ochtend zal ik een uur vroeger komen. Neen, neen, ga in vrede, vrouw Guduia, wij zuilen eene andere naaister aanschaffen En waarom vroeg Guduia, bijna beleedigd. Omdat gij binnenkort geheel vrat anders te doen zult hebben, dan mijne oude kousen te stoppen. Kom nu, en zet uw kruisje op twee of drie perkamenten, dan kunt gij vertrekken. in deze week zal worden opgeroepen om de tweede en derde lezing van het verlen- gings-ontwerp ten einde te brengen. En nu de Duitschers den val van Badeni ver kregen hebben, met de goede kans, dat ook de taalverordeningen wel in hun geest zullen gewijzigd worden, mag verwacht worden, dat zij hun obstructionisme zullen staken, zoodat de verlenging van den Ausgleich nog juist voor de sluiting der Cis- en Transleithaansche delegatiën zal tot stand komen. Dat keizer Frans Jozef, die Zaterdag nog Hadeni handhaafde en den Rijksraad naar huis zond, Zondag-namiddag in Badeni's aftreding toestemde, was vooral het gevolg van de staatdemonstratiën op Zondag en den persoonlijken aandrang van den burge meester, Dr. Lueger, die Zaterdag een audiëntie bij den Keizer had aangevraagd en daarom Zondag werd ontvangen, en toen Z. M. verklaarde onmogelijk langer voorde handhaving der orde te kunnen instaan. Er waren dien ochtend reeds 10 soc.-dem. vergaderingen belegd, waarvan er zeven door de politie waren uiteengedreven. Voor het Parlementsgebouw waren om 10 uur reeds 3000 studenten bijeen om »Weg met Badeni" te roepen; tegen 11 uur was hun aantal nog met 30.000 werklieden ver meerderd, en begon de samenscholing al lengs een dreigend karakter aan te nemen. Toen, omstreeks 12 uur, rukte een geheel regiment huzaren aan, dat, na de gebrui kelijke sommaties, een charge maakte en het plein schoonveegde, waarbij natuurlijk vele personen onder den voet gereden of door sabelhouwen getroffen werden. Later vulde zich langzamerhand het plein weder met een zeer talrijke, maar ditmaal minder opgewonden menigte. Ten 3 ure verscheen Dr. Lueger en deelde van de trappen van het Parlementsgebouw aan de menigte mede, dat Z. M. de Keizer het ontslag van het ministerie-Badeni had aangenomen en dus de wensch der bevolking voorloopig bevre- ROMANTISCH. Een uur na het vertrek van Guduia ont waakte Elisabeth, geheel ver baasd dat het reeds zoo laat was, en dat zij langer geslagen gad dan naar gewoonte. Maar zij gevoelde zich zoo kalm en zoo versterkt, dat zij den moed niet had, den tijd te betreuren, dien de slaap van hare gewone bezigheden had afgenomen. Eensklaps klopte men zachtjes aan de deur. Wie is daar? vroeg zij. Ik ben hethet is Peter. Heilige Maagd 1 zeide zij bij zich-zelve, wat moet hij van mij gaan denken, als hij weet, dat ik op zulk eer. uur van den dag nog te. bed lig? Het is niet anders; ik mag hem toch niet bedroeven, door hem weg te zenden. Zij kleedde zich met spoed aan, trok de blauwe gordijnen van de alcove dicht, om het nog onopgemaakte bed er achter te verbergen en maakte Peter de deur open. Waaraan heb ik een zoo vroeg bezoek te danken vroeg zij hem blozende. Ik was treurig en had het hoofd vol allerlei pijnlijke zwaarmoedige gedachten digd was. Toen het gejuich bedaard was, voegde hij er de vermaning bij, dat nu een ieder rustig zijn weegs zou gaan om een nieuw optreden der politie onnoodig te maken en ongelukken te voorkomen. De menigte voldeed vrijwel aan dit verzoek, en Lueger herhaalde, daarna ook voor het Raadhuis en de Universiteit dezelfde toe spraak met hetzelfde succes.vLeve Lueger 1" werd er geroepen en men ging naar huis. Des avonds werd de afgevaardigde Wolf, wiens vrijlating des ochting reeds door een paar duizend sshreeuwende en tierende manifestanten zoo onstuimig geëischt was, dat de bereden politie van de blanke sabel had moeten gebruik maken en daarby menige steenworp bekwam, uit de hech tenis van het Landgericht ontslagen in af wachting dat zijn proces nog dienen zal. Ook naar het rijtuig van den Kamerpre sident Abrahamowiets was des middags, toen hij het Parlementsgebouw verliet, met slijk en steenen geworpen. Een bende van circa 3000 man, die naar de woning van graaf Badeni trok, werd slechts met veel moeite door de wacht teruggedreven. De zaak- Dreyfus blijft in Frankrijk steeds het groote feit van den dag. Tegen Maan dag aanst. wordt de indiening van het rapport van Pellieux bij den gouverneur van Parijs, generaal Saussier, verwacht, en reeds wordt gemompeld, dat het resultaat voor de eigenlijke zaak van den veroordeelden kapitein Dreyfus gelijk nul zal zijn, daar de instructie thans over geheel andere zaken loopt dan de uitlevering van geheime leger- documenten aan een vreemden Staat. Picquart, meent men, zal wegens >onge- oorlootde bescheidenheid" een paar maanden vestingarrest krijgen van zyn militaire over heid. En Esterhazy Zijn dolle brieven zullen zeker voor hem niet zonder gevolgen blyven, maar een bewijsstuk van gepleegd verraad schijnt noch door Matthieu Dreyfus,noch door Scheurer-Kerstner, noch door Picquart tegen ik ben u komen bezoeken om mij te genezen. Ik was verre van te vermoeden, dat gij om negen ure nog sliept, voegde hij er bij, terwijl hij eenen schalkschen blik wierp op het hem omringende wanordelijk huisraad. En tot uwe straf zult gij mij helpen rangschikken, meester Peter. Neem deze tafel eens aangoed zoo zet die stoel nu daar ginds. Zou men niet zeggen, dat zij reeds in hunne huishouding zijn, riep de vroolykste stem uit, welke de verloofden nog ooit gehoord hadden. Het was Guduia, hoog rood en buiten adem van het loopen, en vlug, als ware zij slecht vyftien jaren oud geweest. Zoo is het goed, meester Peter, zoo is het goed, help uwe vrouw in de verzorging van het huishoudenwant binnen veertien dagen treedt gij zamen in den echt. Binnen veertien dagenriep Peter verwonderd. Hebt gij niet honderdmaal gezegd, dat alleen de armoede u belette te trouwen? Welnu vroeg Peter verbleekende. "Welnugij zijt rijk. (Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1897 | | pagina 1