H
het waardelooze gebied in Midden-Afrika
zou moeten prijsgeven, om zijn aandacht
hootdzakelijk te wijden aan China, waar
zeer groote belangen van Engeland gevaar
loopen door een tegen Engeland gericht
samengaan van Frankrijk, Rusland en
Duitschland.
Middelerwijl wordt uit Sjaghai geseind,
dat de Chineesche regeering in haar angst
het dankbeeld overweegt, den zetel der
regeering naar Nangking over te brengen,
en Engeland het protectoraat over de val
leien van de Jang-tse en van de West
rivier aan te bieden.
Stads- en Gewestelijk Nieuws.
In onze Vroedschap.
wiih<
""een
"iet
veror
'Üksi
be
"et 8
J"et
Sr
De nieuwe Belastingverordening'
D 4 V, /-4 y» av 1 /-l /a h r a r* a n iti ï-i a a n /v a U a a I if IJ
Schiedam, 22 December 1897.
In een paar bladen buiten deze gemeente
is gemeld, dat er te dezer stede een zelfde
geval van steenen werpen voorkomt als
eenigen tijd geleden voorkwam op het Alke-
madeplein te Rotterdam. Vooral Vrijdag en
Zaterdag der vorige week zou dit steenen
werpen ïdoor een onzichtbare hand" vrij
erg zijn geweest.
Volgens inlichtingen ons uit de meest
vertrouwbare bron verstrekt, is dit bericht
zeer overdreven. Alles bepaalt zich tot het
af en toe werpen van een enkelen steen
door een of meer baldadigen, die de politie
nog niet heeft kunnen ontdekken.
De sgeest van »'t Baantje"" of het »spook
van den burcht van Mathenesse" heeft zich
nog niet vertoond.
Zooals reeds vroeger gemeld, hebben de
wijnhandelaren en distillateurs te Rotterdam
zich tot de Kamer van Koophandel en
Fabrieken, aldaar, gewend, om advies in
zake het verbod van spoelen van fustwerk
op de openbare straat voor hunne pakhuize,
en waarop door den burgemeester geweigerd
is speciale vergunning te geven.
Het antwoord van de Kamer was dat de
zaak nog te preamatuur is, om zich daar
thans reeds in te mengen, en dat men voor
alsnog eene afwachtende houding wenscht
aan te nemen om na te gaan welke uit
werking de nieuwe verordening op den duur
heeft, ook wat andere bedrijven betreft.
De wijnhandelaren enz. laten het er echter
niet bij zitten en beraadslagen wat hun nu
te doen staat.
Ook de stalhouders hebben zich inmiddels
reeds tot het gemeentebestuur gewend om
voor hun bedrijf wijziging in de nieuwe
verordening te verkrijgen.
Nadat in de vergadering door de Knmer
van koophandel en Fabrieken te Rotterdam
gisteren gehouden, de agenda was afge
handeld, nam de voorzitter de heer M. M
de Monchy, zichtbaar aangedaan het woord,
ons afscheid van de Kamer te nemen. Hij
noemde dit een pijnlijken plicht. Gedurende
de 41 jaar dat hij lid was, waarvan 24
jaar voorzitter, heeft hij steeds de grootste
medewerking van de leden en den secretaris
ondervonden, doch zijn gevorderde leeftijd
heeft het hem tot een plicht gemaakt om
zijn werkkring aan jeugdiger krachten over
te laten. Hij dankte den onder-voorzitter,
leden en secretaris voor den ondervonden
steun en eindigde met zich in de vriend
schap van allen aan te bevelen.
De heer Plate antwoordde, dat de leden
allen onder den indruk zijn van dit afscheid
en kunnen beseffen, dat het den voorzitter
na zooveel jaren pijnlijk valt om at te
treden, daar in weerwil der jaren het hart
ong en de ijver onverflauwd bleef.
In de laatste dagen zeide spr. is
u het beeld van het verledene en het heden
zeker voor den geest gekomen. Gij hebt de
Rijnvaart zien verbeteren, evenals den
Waterweg naar Zee. Rotterdam heeft zijn
vleugelen uitgeslagen naar de overzijde der
rivier, waar eene nieuwe stad is verrezen-
Rotterdam heeft zich krachtig ontwikkeld
en is in bloei toegenomen als de tweede
havenstad van Europa. Tot dit alles hebt
gij het uwe toegedaan en gewerkt zoolang
als het dag was.
Daarna bood hij hem het aandenken aan,
bestaande in een op een voetstuk geplaatste
bronzen groep, voorstellende »de Glorie van
den Arbeid" vergezeld van een oorkonde ver
meldende het doel van het geschenk. Spr.
uitte den wensch, dat het den scheidenden
voorzitter gegeven zou zijn, nog langen tijd
op dit huldeblijk te staren als een aange
name herinnering aan de wederzijdsche
vriendschap.
Met dankbaarheid werd dit eereblijk door
den heer De Monchy aanvaard.
Gisteren-avond half zes uur werd de Rot-
terdamsche sleepboot Leonard, die de
Scheepvaart II naar zee had gesleept, door
het Deensche s.s. Svend aangevaren en
in de grond geloopen. De Leonard is ge
zonken 50 meter uit het Noorderhoofd.
De Svend keerde uit zee terug en ankerde
te Maassluis. De bemanning is gered.
De Schatterskwestie.
Een belangwekkend debat ontspon zich
gisteren in onze Vroedschap naar aanleiding
van de motie van den heer Van Buysen
in zake de behandeling van het voorstel
van B. en W. ten opzichte van het adres
van den heer J. A. M. Jansen.
De motie, uitdrukkende dat de Raad der
gemeente Schiedam, kennis genomen hebbend
van het rapport der schatters betreffende
de reclame van den heer J. A. M. Jansen,
B. en W. uitnoodigt die schatters eervol
ontslag te verleenen, alvorens tot de verdere
behandeling der reclame over te gaan, werd
uitvoerig toegelicht door den heer Nolet.
Na korte discussie tusschen den Voorzitter,
die meende, dat een discussie over het adres
nu niet aan de orde en den heer Nolet, was
die hem ten slotte overtuigde, dat zijne
discussie de toelichting der motie gold, trad
de heer Nolet in eene weerlegging van het
nader rapport der schatters.
Op de eerste plaats weerlegde spr. dat
alle punten naar denzelfden maatstaf zou
den worden geschat. Het bewijs daarvoor
is niet geleverd. De vergelijking met de
West, die bij oprichting f60.000 heeft
gekost, gaat niet op. Ook de assurantie
polis kan hier niet ten bewijs strekken,
Voor de branderij hadden de schatters veel
vaster basis kunnen vinden nl. de prijs in
publieke veiling; dat gebouw bracht toep op
t 6000, gesteld dat er ook voor t 6000 ver
anderingen in zijn aangebracht. Hoe komt
men aan een bedrag van f25000 te schatten
Het vermogen der machines is ook zeer
onjuist geschat; er sijn er geschat die voor
den brand aanwezig waren maar er nu
niet meer zijn. Zoo hebben de schatters in
hun berekening opgenomen een Westing-
house-machine van 35 p.k., maar die
is reeds in '94 verkocht 1 Waar de schatters
zoo scherp toekeken, dat zij een machine
van 35 p.k. zagen, die niet meer bestaat,
ligt het voor de hand dat zij nog meer
zulke kleinigheden kunnen hebben gezien
en daardoor tot eene zoo hooge taxatie zijn
gekomen. Ook wat de capaciteit der werk
tuigen betreft gaat de vergelijking der
schatterstusschen de West" en »Nederland"
niet opalleen is het waar dat de maïs in
korter tijd aan sNederland" wordt gemalen,
maar het mout en de rogge wordt in den
zelfden tijd bewerkt als aan de nWest."
De bewering dat ^Nederland" aan de West'
zou hebben aangeboden en passant zijn
werk te doen, noemt spr. belachelijk. Ook
het argument aan de grondbelasting ontleend
kan hier niet tot bewijs strekken.
Spr. komt daarna tot de schatting van
de branderij. Hij heeft de inrichting der
branderij gezien en komt tot de conclusie
dat daar niets kostbaars aanwezig is. Trekt
hij alles bij elkaar wat tot inrichting der
branderij is aangebracht, dan komt hij tot
een totaal van f 11000. Hier hebben de
schatters een stoomketel gezien die niet
meer aanwezig is om reden hij reeds in
'96 is verkocht. De schatters beweren,
dat htt waterdichtplaveisel op den zolder
een zeer kostbaar werk, zeker door den heer
Nolet is over het hoofd gezien. Daar tegen
merkt spr. op, dat deskundigen moeten weten,
dat tegels in kalk of tras op een houten
vloer gemetseld, geen waterdicht plaveisel
mogen heeten. Bovendien heeft dat kost
baar stuk slechts f 300 gekost. Dat de
schatters geen tweede bezoek aan de bran
derij hebben kunnen brengen, is hun eigen
schuld, wijl zij zich niet tot den eigenaar
hebben gewend Sprekers zachtste vonnis
zoude zijn, dat de inhoud van het rapport der
schatters bewijst, zij voor hun tank in deze
onbekwaam zijn.
De Voorzitter acht zich verplicht
tot een enkele opmerking. De voorgestelde
motie is een verzoek met een bedreiging
tot werkstaking. Als B. en W. de schatters
die zij benoemen, eens niet wilden ontslaan
wat dan 1
De heer Nolet begrijpt, dat het een
moeilijk onaangenaam geval is, maar hij
ziet geen andere weg; het is een gevolg van
de ongelukkige onzaakkundige schatting en
zij die daarvan de oorzaak zijn, moeten er
dan ook maar den last van dragen hij had
wel gedacht,dat de schatters kieschheidshalve
zelf wel ontslag zouden hebben aangevraagd.
De heer Dom is het eens met de kwili-
ficatie der schattingde bewijzen daarvoor
zijn geleverd maar hij huivert toch om de
motie aan te nemen. ludien men voor dit
enkel geval de 3 schatters ontslaat en 3
anderen benoemt, zullen de nieuwe schat
ters dan niet onder den indruk komen, dat
zij maar laag moeten schatten. Spr. meent
op grond van art. 37 der verordening, dat de
belanghebbenden eerst kunnen reclameeren
wanneer hun de aanslag uit het biljet
bekend is.
De Voorzitter betoogt, dat art. 37 den
belanghebbenden alleen tot reclame gele
genheid gat voor de vaststelling der kohieren
nl., wanneer zij ter secretarie ter visie lagen
dit was zoo voor de wijziging der Gemeente
wet dat de Raad na die wijziging het be
trokken artikel niet heeft herzien, is zeker
een fout, maar in geen opzicht kan art. 37
nu worden ingeroepen.
De heer Van Buysen merkt op, dat
hij met zijn motie geen bedreiging heeft
bedoeld, maar, waar wij hier naar het woord
van den heer Dom staan voor een taxatie
beneden alle critiek, is dit het eenige middel
om tot een nieuwe taxatie te komen.
De heer Dom wil ook volstrekt de taxatie
niet handhaven; hij stelt voor dat B. en W.
die wijzigen en kan nog niet toegeven dat
art. 37 niet van toepassing zijn zou.
De Voorzitter zegt, dat de eenige weg
tot reclame is een beroep op Gedeputeerde
Staten en hij zou het hoogst aangenaam
vinden als die werd gevolgd.
De heer Maas vraagt wat het gevolg
der motie—Van Buysen zal zijn. En merkt
op na het antwoord van den heer Van
Buysen dat het alleen te doen is om tot een
andere taxatie te komen, dat die niet moge
lijk is, omdat het kohier niet meer is te
veranderen.
De Voorzitter wijst op de moeilijkheid
van zulk een herschatting. De nieuw te
benoemen schatters zouden meenen, geen
goede schatters te zijn als zij geen andere
schatting leverden.
De heer Nolet meent, dat nieuwe schat
ters naar hunne overtuiging zouden schatten.
De zaak is, dat het nader rapport de cijfers
der taxatie niet rechtvaardigt men vrage
dus een nieuw rapport. Het beroep op Ged.
Staten acht spr. van weinig waarde, want ook
Ged. Staten zouden verklaren er niets aan
te kunnen doen.
De heer De Groot motiveert zijn stem
tegen de motieVan Buysen. Hij is niet
overtuigd, dat de schatters zich aan plicht
verzuim hebben schuldig en wijst er op,
dat de deskundigen, die het eens zijn, hier
staan tegenover een vergadering van niet-
deskundigen.
De heer Van Buysen zegt, dat er
niets van plichtverzuim in zijn motie staat,
De heer De Groot meent, dat er in de
uitdrukkingen der verschillende sprekers
toch veel is wat daarop lijkt.
De Voorzitter merkt op, dat er
slechts twee of drie reclames tegen de
schatting zijn ingekomen tijdens de verorde
ning werkt en acht het mogelijk dat Ged.
Staten een andere beslissing nemen dan
hier de Raad nemen kan.
De heer Dom protesteert tegen de uit
drukking plichtverzuim.
De heer Van.Westendorp meent,
dat men de schatters toch niet dupe kan
laten worden van een fout in de verordening-
door den Raad vroeger gemaakt. Hij stelt
voor de beslissing t6 verdagen en den schat
ters gelegenheid te geven zich nader te
verklaren.
De heer Nolet verklaart de motie te
hebben gesteund, omdat hij de schatters in
deze onbekwaam acht. Waar het rapport de
cijfers niet rechtvaardigt, acht hij dit het
zachtste vonnis; een minder zacht ware ver
diend waar de feiten zoo duidelijk zijn; de
schatters zien een machine die niet bestaat
een stoomketel die er niet ishij kent geen
ander middel om de zaak te verbeteren.
De heer Van Westendorp wil de
schatters gelegenheid geven zich omtrent
deze punten te verklaren.
Het voorstelVan Westendorp, door de
heeren Brillenburg en Den Breems onder
steund, wordt bestreden door den Voorzitter;
de Raad zal na herhaald uitstel tot geen
andere conclusie kunnen komen; hij heeft
zich op een vei keerden weg begeven de
Raad heeft geen recht zich inde schatting te
mengen, die hij bij deze verordening uit de
i handen heeft gegeven.
•1
De heer Van Westendorp
Raad op den eenmaal ingeslagen verkeer^,
weg toch van een verkeerd besluit
houden.
De Voorzitter dringt er op aam J
de heeren Van Westendorp en Van Bu>
beiden hun motie intrekken. a
De heer Van Buijsen kan h'eI"
geen gevolg geven. Waarom heet'
Voorzitter de stukken ter tafel gebr^
als de Raad geen recht had ze te bel1
delen r
De Voorzitter zegt, dat den schat
alsnog gelegenheid is gegeven om zie11
verklaren of zij zich ook hadden verg'®
De heer Maas meende, dat den
niet anders overblijft dan net preadvies
B. en W. op te volgen.
De motie - Van Westendorp werd 1
worpen met 14 tegen 7 stemmen.
Voor stemden de heeren Den Bree p
Brillenburg, Van Westendorp, Smit, Kra"
Prins en Van Gent.
Alvorens tot stemming over de root'®
Van Buysen over te gaan, wijst de
De Groot er op, dat daarmede een vu"
wordt geveld, wat de heer Van Bu;"(
bestrijdt met de opmerking, het alleene
leemte in de wet geldt.
De motie Van Buysen werd verwofP
met 11 tegen 10 stemmen.
Voor stemden de heeren Beukers, Kra". j
Nolet, Van Buysen, P. C. M. Jansen, £p
Gent, Den Breems, Klein, Brillenburg
Mr. Jansen.
®P. d
tegen
Voorl
ting)
f'ieu,
"ij
Veror
r be
a"se
be
Qat
§ebp.
Sevoi
Verei
verai
u'et
"oud
0t<iei
Vat(
dat
"etiv
("vlo
Het voorstel van den heer P. C. M. Ja"s
de schatters uit te noodigen de opgave'Vi,
die tot hun taxatie hebben ge'e(f,
werd verworpen met 13 tegen 7 stem1"1
Het voorstel van B. en W. werd v
worpen met 13 tegen 6 stemmen.
Voor stemden de heeren Maas, Van
tendorp, Kranen, De Groot, Loopuyt
Visser. Buiten stemming bleet de b6
Mr. Jansen.
Nadat de Raad de verordening °P..^
Bouwpolitie volgens de aangebrachte
gingen had vastgesteld, ging hij over
tot de behandeling van het ontwerp belast'"5
verordening. ,r
De heer M. Jansen vraag eenige in''
tingen omtrent de wijze van behandel'
van dit onderwerp met het oog op
voorstel tot wijziging van den titel der
ordening.
De Voorzitter acht het wensche'J
eerst de algemeene beraadslagingen te d
voorafgaan. In den loop der behandel'
zou blijken welke denkbeelden hier
vieren. Het is toch niet zoo onschuldig
woord vertering in de plaats van inkoms'
te stellen.
De heer Mr. Jansen, hulde breng"
aan de samenstellers dezer verorder"1
geeft te kennen, dat het resultaat van
ijverig streven hem te leur heeft geste
de Raad had besloten, dat met voorloop
behoud der Inkomstenbelasting, de bestaa".
belasting zou behouden blijven en daa1^
geen andere wijzigingen zouden gebr&j^,
worden dan die door de nieuwe wet op1 f,
personeel en de Gemeentewet worden e,
vorderd, maar in plaats van het door
Raad bedoelde kregen wij een geheel a"' f
onderwerp: in anderen vorm eene inkoms'
belasting, zoodat we nu in plaats van de
inkomstenbelasting en twee krijgen: éen ni',;
taxatie en éen naar grondslagen dat h«
de Raad zeker niet bedoeld. Spr. k"
dus tot het besluit, dat wij niet verkreg
hebben wat wij mochten verwachten; da»r%
is het amendement ingediend om duidc'Jj
te maken wat de Raad met het beslu'1
September heeft bedoeld. De oude belas"
is toch niets anders dan een vertering
belasting gegrond op het personeel e» t
mogen er economisten zijn, die beweren
het personeel een inkomstenbelasting is i\i
meening raakt meer en meer verouderd
personeel is wel degelijk een verteringsbe'.v
ting en de belasting die daarop moet
geschoeid, zou spr. willen noemen eener a
lasting van vertering naar grondslagen. ,£i
acht het noodig te doen uitkomen, dat
gegeven is, wat is opgedragen.
De Voorzitter de verdediging van
ontwerp aan den wethouder van finan"1^
overlatende, spreekt toch tegen, dat B- J
W. niet gegeven hebben wat de
verlangt: de Raad heeft besloten, da'
Inkomstenbelasting zou zijn een aanvulling
belasting en de pl. directe belasting zou
de Belasting. Welk motief zou er zijn
afwijking van dit besluit Wat grond®
D. betreft, moet spr. opmerken, dat die^,
de oude belasting altijd goed geweest'® j
ook in de nieuwe belasting niet in strij%
met de wet; hij zou wel in strijd me'
wet zijn, wanneer wij het in plaats van ej\
Inkomstensbelasting een verteringsbelas"1'
gingen noemen. a
De heer Mr. Jansen merkt hier teë