Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
21ste Jaarg.
Vrijdag 25 Februari 1898.
No. 6030.
^Sutreaa ^Sofersfraaf 50.
bouten borden.
2ÜggEELE BERICHTEN.
Kennisgeving.
PRIJS TAN DIT BLAD:
Voor Schiedam per 3 maandenf 1.50
F ranco
per post door geheel Nederland - 2.
Afzonderlijke Nummers
0.05
PRIJS DER ADTERTENTIËN:
Van 16 regelsƒ0.60
Elke gewone regel meer-0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
Cr"® EN WETHOUDERS VAN
lagen t,0pV°welde verzoeken met de bij-
Visie gefegd etane der gemeente zijn ter
?e®dnaida°aderdag den 10ien Maart a-s.,
OVEHZ1CÜT.
Het proces Zola.
billet o n.
iCn karakterschets uit de eerste helft
der 18e eeuw.
15)
vt töacbtieen Ha aa" den oever der Elbe
(Wordt vervolgd.)
NIEUWE 8CHIEDAMSGHE COURANT
iChtiinI!fenv we'ke gevaar, schade of
Oer kunnen veroorzaken.
?e verzoeken van:
Blaat.?' van de Ven» om vergunning
vari n.!ng, v^n een gaskrachtmacliine
^renoen ^aai oenkracht, tot het in beweging
^chine ;Vai1u een kunstmineraalwater-
^ohterw'ecr11 pand aan den Gangen
^016 en° no' hadaster sectie B, no.
windkorenm^laak'vergunning om den
aar» de ^fmolen "Washington" staande
I, Do 665 «erSV-eSt 68' hadaster sect,e
Gelet meUW in werkinS te stellen.
op de bepalingen der Hinderwet
n te weten:
'egenheid z»fS ter! ure' ten raadhuize ge-
tegen het t WOrden 8egever. om bezwaren
brengen a 0<?staan van die verzoeken in te
te bchten e 6 raondekn§ schriftelijk toe
tijdstip &ende drie dagen, vóór het
der "emö genoemd, op de secretarie
Zahe brnnAh?t8' van.de schrifturen, die ter
borden 6n Z^n "ïgekomen, kennis kan
genomen.
het behoortrVHAriaok/0ndiging Seschiedi waar
°ort, den 24sten Februari 1898.
yenieester en Wethouders voornoemd,
VERSTEEG.
De Secretaris,
VERNÈQE.
24 Februari '98.
Dreyfu'aatSt6 terechtzitting in zake Zola-
gedaan uitsPraak worden
We'd gisteren door een overtalrijke
MillioenBA i
f6n de vlurh? vlammetjes vervolg-
i®n laatste sg!611!6- baren' en verdronken,
bad het watAr 'n de dlePte. Naauwelijks
t lapg2aa voorwerk zijn einde bereikt
driJvende vuurn ?tlg naderden een vijgtigtal
tteo, Sch„ Paleizen, bestaande uit fre-
f büOw, hetw'r 6n sloePen' het houten
Sch* de kfel tnt aarde in zich verborg.
lirnlt'erden da a aan t0P der mast
liik te°' en tAro,"?Viaarten van vee'hleurige
Se Personen K1» gefhut de vorste-
de miiiioJbegroette, klonk eene rui-
vai1 hunne dekken. Deze
menigte bijgewoond. Het publiek, in buiten
gewone spanning verkeerend, was zeer
woelig. Zola kwam te kwart voor twaalf
aan; er gebeufcTe echter niets bijzonders.
Te kwart over twaalf wordt de zitting
geopend. Labori leest uit het stenografisch
verslag de woorden van De Pellieux voor,
die beweerde licht te ontsteken door te
spreken van een stuk waarin gezegd werd
»Zeg vooral niet dat wij betrekkingen gehad
hebben met dien jood". Dat is, zegt Labori,
het treurigst voorval geweest van dit proces,
want men heeft er op gerekend dat dank
zij dit bewijsstuk het dedat op een zijspoor
gebracht zou worden.
Labori tracht vervolgens de valschheid
van het stuk aan te toonen. Hij meent dat
het stuk door een ondergeschikt beambte
is opgemaakt. In het stuk stond niet »met
dien jood, maar ?met de jodenkliek." Hij
spreekt te overtuiging uit," dat de generale
stat, te goeder trouw zijnde, het onderzoek
zal voortzetten. Na gesproken te hebben
van een medeplichtige van Esterhazy, zegt
hij »indien het bewijs waarvan men ge
sproken heeft, afdoende was, zou men het
.dan niet aan Picquart vertoond hebben om
een eind te maken aan zijn onderzoek
Men heeft misbruik gemaakt van de goede
trouw van De Pellieux. De regeering vreesde
zich belachelijk te maken als zij het stuk
liet zien." Vervolgens begint Labori over
het borderel te spreken.
Labori houdt vol, dat het borderel van
Esterhazy is. Hij beroept er zich op, dat
de schriftkundigen met zich zelf in tegen
spraak zijnhet feit dat geheime stukken
medegedeeld zijn is onomstootelijk bewezen
zoowel door de artikelen en de stukken in
de dagbladen openbaar gemaakt als door
het rapport van majoor Ravary. Naar aan
leiding van het borderel verwijt hij Mercier,
dat deze, indien hij zoo zeker was vari
Dreyfus' schuld, hem niet in de onnaspeur-
lijkste ondergrondsche gevangenis heeft laten
verdwijnen, liever dan ons het schouwspel
werd door muziek uit het tooverpaleis en
van alle regimenten aan den oever beant
woord. Op het laatste schip De Bucentaurus
bevond zich de koninklijke muziekkapel.
Toen dit schip naar het gezelschap der
hooge personaadjes naar den oever stevende,
verstomden als met eenen tooverslag het
gebulder van het kanon, het geschal der
trompetten, horens, keteltrommen en andere
veel geraasmakende instrumenten. Deze
diepe stilte werd afgebroken door eene
zachte, liefelijke muziek van het schip,
waarbij de heerlijke stem eener Italiaansche
zangeres een loflied zong op het pronk-
leger. Tot het krieken van den dag hield
dit concert aan, waardoor het feest be
sloten werd.
Middelerwijl echter de tallooze memgte
toeschouwers hunne zinnen en gedachten
op de wonderen van dezen nacht gevestigd
hadden, sloop Comus, met zeer velen zjjner
hulpgasten, door de op elkander gedrongene
scharen, om onder bescherming der duis
ternis zijne guitenstreken uit te voeren.
Hier liet men snuffdoozen rondgaan, welker
inhoud met nieskruid vermengd, zelfs bij
de verhardste snuivers een onophoudelijk
niezen veroorzaakte. Daar zagen zich geheele
te geven van de gerechtelijke comedie die
de krijgsraad gespeeld heeft.
In zeer treffende bewoordingen die een
gedeelte van zijn gehoor sterk ontroeren
spreekt Labori van Dreyfus' huiselijken aard
hij brengt hulde aan den moed van mevrouw
Dreyfus en leest een brief van den veroor
deelde voor. Men heeft Dreyfus beschuldigd,
kapitein Degouy gelasterd te hebben. De
broeder van den officier is mij gisteren
komen zeggen om mij te machtigen in zijn
naam te verklaren, dat hij geen geloof
hecht aan dezen laster tegen zijn broeder.
(Langdurige beweging.)
Hij spreekt de meening uit, dat het proces
de figuur van Picquart edeler gemaakt zal
hebben, zwaait hem lof toe en spreekt ver
volgens over de betrekkingen van Esterhazy
met een ambassade welke bewezen zijn.
De president verzoekt hem daarop niet
door te gaan. De zitting wordt daarna
geschorst.
Labori, na de schorsing zijn pleidooi voort
zettend, rechtvaardigt de huiszoeking door
Picquart bij Esterhazy gedaan.
Er is publiek dat protesteert. De presi
dent dreigt de zaal te doen ontruimen.
Sprekende van de brieven van Gonse,
zegt Labori daarin het bewijs te zien, dat
Picquart in overleg met zijn chefs handelde.
De brieven bewijzen ook, dat het borderel
uit een ijzeren kast is genomen en dat er
nooit een bekentenis is geweest. Want
indien er in het dossier iets zóó overstelpends
ware geweest, zou Gonse tot Picquart ge
zegd hebbenGij zijt krankzinnig, want
gij weet, dat er bewijzen zijn tegen Dreyfus.
(Beweging.)
Labori verwijt aan de regeering dat zij
niet het initiatief tot de revisie van het
proces heeft genomen. Men was bang voor
den volkshoop. Esterhazy heeft zich met
geestkracht verdedigd, maar hei beste dat
hij verdient is medelijden.
Daarna komt homt hij terug op Dreyfus,
wien hij warmen lof toebrengt. Zonder be-
rijen zittende of naast elkander staande
vrouwen met de japonnen aan elkander
genaaid. Ginds groetten wildvreemde men-
schen de personen, bij welke zij kwamen,
als oude bekenden, en reikten hun de met
roet zwart gemaakte hand, waarmede de
ander onkundig van het geval, zich over het
gezicht streek of anderen zwart maakte.
De wilde Max was een der ijverigsten
geweest onder de dienaren van Comus.
Maar t6n eeriemaal het tegendeel van hem
was de arme Lucas Hilner. Onder de hon-
derdduizende aanwezigen was hij ongetwij
feld de eenige, die het vuurwerk en de
overige feestplechtigheden van den 24 Juni
met een treurig, ja wanhopig hart aanzag.
Ach, gaarne had hij al het bezienswaardige
der geheele wereld prijs gegeven, als hij
bet lustkamp tegen de moederlijke woning
bad kunnen verruilen. Het gejubel der
menigte en de vroolijke klanken der muziek
hadden zijne ooren jammerlijk gepijnigd, en
liever hadde hij zijn met tranen bevochtigd
aangericht in het gias gedrukt, dan dat hij
het op het schitterend vuurwerk zou ge
richt hebben.
In den voormiddag van den 25 Juni
wandelde een bejaard man in eenen zv«u>
wijzen heeft men de hand gelegd op dien
officier. Het borderel is niet van hem.
Tenenover de uitspraak der deskundigen
van den krijgsraad stel ik die van de hoog
staande mannen die gij gehoord hebt, en
die allen zegthet is het schrift van
Esterhazy.
Uitvoerig staat Labori stil bij het onder
zoek der schriftkundigen en drijft den spot
met hunne uitspraak. Zinspelende op de
brieven van Esterhazy aan Mme Boulancy
herinnert bij aan Esterhazy's verdachte
manier van doen. Wie is het dan toch, die
dien man beschermt, zoodat deze de vesting
straf heeft kunnen ontloopen? Want het
is niets dan een fabeltje dat hij heel een
correspondentie zou hebben in handen ge
had tusschen den Duitschen keizer en
Dreyfus. Labori gispt streng de wijze van
berechting van den krijgsraad die Ester
hazy heeft vrijgesproken.
Hij eindigt met een schitterende pero
ratie, hulde brengend aan Emile Zola, wiens
vrijspraak beteekenen zal: Leve het leger,
leve de Republiek, Leve Frankrijk!
Een wel onderhoudend applaus volgt op
de pleitrede. Maar het wordt beantwoordt
met gefluit en het geroep van Leve het
leger leve de Republiek Weg met de
Joden
Clemenceau heeft daarna het woord om
te pleiten voor den gérant der Aurore.
Mr. Labori, zegt nij, heeft het groote
drama voor u uiteengezet. Hij heeft u
gesproken van iemand die misschien een
groot misdadiger is en ver van hier boet
voor zijn daad, maar misschien ook onschul
dig is en lijdt, slachtoffer van menschehjke
feilbaarheid. Mr. Labori heeft u, die de
natie vertegenwoordigt, opgeroepen om tot
de revisie van het proces de beslisssing te
nemen. Dit wil ik doen op mijn beurt,
mijn woorden voegende bij het zijne in het
belang van waarheid en recht. Clemenceau
leest het artikel voor, vroeger door hem
tegen Dreyfus geschreven, en dat men nu
ten, afgesleten rok langs de tenten van het
pronkleger. Hij verschrok» zeer, toen hij
zich plotseling bij den arm voelde grijpen,
en bij het omzien eenen soldaat zag, die
met luider stem uitriepgij hier, heer
schoolmeester 1 O, God zij geloofd en ge
dankt 1
En de soldaat streek zich met de hand
over het aangezicht, om zijn opwellende
tranen te droogen.
Hoe Wat zie ik sprak de grijsaard
verbaasd. Zijl gij het, Lucas Hilner Hebt
gij diehst genomen Waarom Ei, ei, en
wat zal uwe arme moeder daarvan zeggen
Meent gij, dat er altijd zulke prachtkampen
zijn, waarin de soldaten het goed hebben
Ik heb geen dienst genomen, sprak
Lucas snikkendemet geweld heeft men
mij den soldatenrok aangetrokken. Ik heb
den eed van, getrouwheid aan het vaandel
nog niet afgelegdmaar dit moet geschie
den, zoodra het lustkamp is opgebroken.
Intusschen heeft de majoor Orbschelwitz
mij tot zijne tentbedienue aangesteld, en
mij door handslag doen beloven, uat ik niet
zal wegloopen,