Dagblad voor Schiedam en Omstreken. te J aars. Vrijdag 5 Augustus 1898. l\o. 6161. xxveaxx "g&oier&txaai 50. -v' k« 0lïtf der wetenschap. >iLregeerinl°ht hij elk ü0-enbllk' Schied: 'atico PRIJS y AN DIT BLAD: lam Der 3 maanden1.50 P«r post door geheei Nederland 2°nderiijke Nummers - 0.05 PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1 5 regels 1 ƒ0.60 Elke gewone regel meer 1 -0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten aangegaan. OVERZICHT. °°H q 4 Augustus '98. Vr*Hl tUSSc*,en Spanje en Amerika. <We^"^Verhandelingen nu sinds j^efl ^°or den Franschen gezant vü «ns de Spaansche regeering O- heLb er"saansche bewindslieden ge- Voigeen een alleszins gewenscht ver- is de 8 een telegram eergisteren Op e' antwn' ontvangen uit Madrid, 'Vq etika'°0r^ ^er Spaansche regeering ttij na S Vl'e(desvoorwaarden Maandag- 4],j"Steiri^acjSn 'nngdurige zitting van den vver(j naar Washington gezonden. to6 de ]Ve^er eerste nota gewisseld ""'list 6'^e rÜ'ien sinds den 21 April, der 6py ®u"011 aan Woodford, den en nie> zijn ontslagbriefje thuis br0ko P'° 'r°lten ,u'^lotïlatieke betrekkingen voor Zoori l°a°"*de^e6rrit' lleefl ^Panie de hoofd- ■ni °rd lflet-Sagasta thans heeft ge- Verr* aar het Evening Journal uit r'0o^at s'echt?V°0r ^6n vrede aangenomen, 'ijkh2al z" 6en reSeling van de details b|a,e^en te bn °'n de staking der vijande- >HQ2a' otirnia1°°rza'cen' Volgens hetzelfde tot' ^e"9k een commissie worden Vasfstelling van het vredes- 'vijzigu°r^t' dan toegestemd in een of 'S)2*1 de rri Welke Spanje vragen zal, ift^Hac e aanstonds worden getee- gevj^^deeijj 'n ze'I heeft gisteren-ochtend 'ft bad ón at °lfic'euse kennis ei»,6 Vrede Van§en> dat Spanje toestemt b °°rd Ver Sv°0rwaarden. Het olficieele Hj, 6 Stat. Sezinde bladen in de Ver- b'*tt>aar tie'' Verd®digen Mac. Kinley, nu dftt r!^'' oVen Ze°l' do Cubaansche schuld ®ft bba eigrn?.aien' k>e Tribune betoogt, ^<0 d® zoo6'1 ^een schuldenlast heeft *«- aad sleCb8naamde Cubaansche schuld ts Spaansche schuld is, duor 'en b, e*illeton. Nr '^ar - (-Slot-) 0tl8eri ttiii ik we' eens weten, da^~ öat^'d'g. 'aten roePen vroeg It kan niptZÜggen' zei hi«i doodsbe- hw ftioet 8. gevopi j heelen nacht alleen at0(i.» lethand' nu 'k ^rankzinnig wordt, Eg "ebben, die met mij kan E ■'y jit dat 'k. b« r1 ik eu -ai akter> maar als men- aftet ,Vrager i miJ ei'kentelijk toonen. 'k^. Ik l0evee' Uw honorarium ^p5eid, doch6^®"1^ 7i shilling, zei IftlT" rd anneet ik in den nacht "«ft rekent' °Sgen jo oUu„.m6er natuurlijkWe smiling de Spaansche regeering aangegaan zonder de Cubanen te raadplegen en zonder het geld ten bate van Cuba aan te wenden. De Cnbanen werpen deze schuld van zich af. Amerika behoort dat ook te doen. Intusschen worden de krijgsverrichtingen op Portorico nog voortgezet De New- York Herald verneemt uit Guyama, dat kapi tein Goodrich, van den hulpkruiser St. Paul, Montam, Arroyo en Guyama heeft laten bezetten. Deze twee plaatsen worden door de Spanjaarden gebruikt als opslagplaatsen, De tweede Amerikaansche expeditie zal waarschijnlijk te Guyama landendaarna rukken alle Amerikaansche troepen op naar San Juan. Op Cuba zijn de Spanjaarden slaags ge weest met de opstandelingen. Te Piaya del Este is bericht ontvangen van een hevig gevecht tusschen Garcia, die zich niet ver van Mayari bij de Nipebaai bevindt en een afdeeling Spanjaarden, die trachtte zich met het gros van de Spaansche troepen te Hol- guin te vereenigen Garcia zou overwinnaar gebleven zijn of tea minste zijn stelling behouden hebben. Naar de Cubanen zelf zeggen, hebben zij twee kanonnen op de Spanjaarden buitgemaakt en de vijandelijke cavalerie verdreven. De Spaansche bladen melden, dat bij Seo d'Urgel een bende van 300 Carlisten is opgetreden. Er zijn troepen afgezonden om de oproerlingen te verdrijven. De pers keurt het optreden der Carlisten op zulk een hachelijk oogenblik sterk af. Het overlijden van Bismarck. Keizer Wilhelm heeft nog op bijzondere wijze aan de nagedachtenis van »zijn groote Doode" hulde gebracht. Een buitengewone uitgave van de Reiclisanzeiger maakt een keizerlijk manifest aan den rijkskanselier openbaar, uit Friedrichsruh van 2 dezer gedagteekend en luidendeMet mijn vor stelijke bondgenooten en met het gansche Duitsche volk sta ik treurend aan de baar van den eersten rijkskanselier van het Ik zweeg. En mag ik vragen, hoe lang uwe be zoeken gewoonlijk duren Dat hangt er van af, soms vijf minu ten, soms ook een uur. De oude heer begon op zijn vingers te rekenen. Dan nemen wij gemiddeld 32^ minuut, ging hij voort. Goed, ik wil u voor elke 32| minuut, die gij bij mij blijft, 10 shilling betalen. Gij kwaamt 20 minuten over twaalven nu zal ik u tot 7 minuten voor één betalen. Dit zeggende gaf hij mij een half pond sterling en zei verder Indien u verkiest, kunt gij mij nu iets opschrijven, ofschoon 't mij aangenamer is, indien gij mij maar gezelschap houdt en wat praat. Neem eene sigaar, als u belieft. Ik schikte mij in 't onvermijdelijke en stak eene heerlijke sigaar op. Om één uur stond ik op en wou heengaan. Doch mijn zonderlinge patiënt bad mij zoo drin gend, een tweede half pond aan te nemen, dat ik zijn verlangen niet weige ren kon. Goed dan, zei ik, ik zal blijven onder voorwaarde, dat gij gaat liggen en beproeft te slapen." Duitsche rijk, prins Otto von Bismarck, hertog van Lauenburg. Wij, die getuigen van zijn heerlijken arbeid waren, wij die tot hem als tot een meester in de staats kunst, een onbevreesd strijder in oorlog en vrede, den offervaardigsten zoon van het vaderland en den trouwsten dienaar van zijn Keizer en Koning met bewondering opzagen, zijn diep geschokt door het heen gaan van den man, waarin God de Heer het werktuig had geschapen, om de on sterfelijke gedachte aan Duitschland's een heid en grootheid te verwezenlijken. Het gaat niet aan, op dit oogenblik alle daden, alle zegepralen, die hij bevochten heeft, op te sommenze zijn te geweldig, te menig vuldig, en slechts de geschiedenis zal ze alle in metalen tafels griffelen ik voel mij echter gedrongen, aan den eenparigen rouw en de dankbare bewondering uiting te geven waarvan gansch de natie op het oogenblik is vervuld en in naam van de natie de gelofte af te leggen, datgene wat de groote kanselier onder Keizer Wilhelm den Groote heeft geschapen, te behouden en verder op te bouwen, en als het moet met goed en bloed met Gods hulp, te verdedigen. Ik draag u op, besluit het stuk, dit mijn manifest ter openbare kennis te brengen. In zijn gesprek met Herbert, zeide de Keizer eergisteren, dat hij alleen door den laatsten wil van den gestorvene zich liet afhouden, om hem in den Berlijnschen dom of het Charlottenburger mausoleum een rustplaats te geven maar hij had de gedachte nog niet opgegeven in den Berlijnschen dom tenminste een grafteeken op te richten, misschien een sarkofaag met het levensgroot beeld van Bismarck. Overigens zou de Keizer met de bondsvorsten gaarne te Frie drichsruh een prachtig mausoleum willen bouwen, op de plaats waar Bismarck begra ven zou zijn, Herbert Bismarck moet echter ook dit aanbod, in diepen dank, uit naam der familie van de hand hebben gewezen, aan- Gaarne had ik hetzelfde gedaan, want ik was kolossaal moe. Dadelijk ging hij op een divan liggen. Wilt ge mij beloven, niet weg te gaan, al zou ik zelfs een kwartiertje soezen vroeg hij angstig en ik beloofde het hem. Hij deed de oogen dicht en scheen te slapen, doch na een half uur sprong hij op tastte in den zak en gaf mij weer een half pond sterling. Gij moogt uw honorarium niet ver geten, zei hij en ging weer liggen. Ik was ontzettend afgemat en wilde heen gaan toen de patiënt plotseling opsprong en uitriep Maar dat gaat niet, hoe zou ik weten wat ik u schuldig ben, wanneer ik inslaap Gij kunt op mij vertrouwen, hernam ik, en begon in een courant te lezen. Om twee uur sprong hij weer op en betaalde mij ten vierden male. Ik werd woedend en wilde heengaan, toen ik plotseling een inval kreeg. Het slaapmiddel, dat hij geweigerd had, lag voor mij op tafel. Hij terklaarde alles genomen te hebben, doch dit was zeer sterk en werkte misschien toch. Ik gezien de familie het mausoleum zelf wenscht te bouwen. Op Schweninger's sterk aandringen zijn eergisteren-avond laat nog ongeveer drie dozijn verslaggevers uit alle hemelstreken onder zijn leiding in de sterfkamer toege laten. Schweninger maakt bekend, dat hij al in October van het vorig jaar Bismarcks familieleden voorbereid heeft op een spoedig einde. Hij had niet gedacht dat Bismsrck zijn drie-en-tachtigsten verjaardag nog zou beleven. Dominee Westfal vertelt, dat Bismarck, toen hij bij de bevestiging van zijn beide klein zoons Rantzau, in April, deel zou nemen aan het Avondmaalzeker ook al met het gevoel van een spoedig einde, de tafel naderde met de weemoedige, studentikoze woorden»Welnu, ik ben klaar om mijn paard te zadelen." Lenbach verklaart, dat hij Bismarck nog op zyn doodsbed heeft gezien, maar geen behoefte meer voelde om hem te schilderen, want hoe aangrijpend en droevig schoon het gezicht ook was, hei teekenende ontbrak, de sprekende fonkelende oogen. De Berlijnsche correpondent der N. R. Ct. deelt nog eenige bijzonderheden mede omtrent den lijkdienst welke eergisteren te Friedrichsruh werd gehouden Als altaar diende de tafel waarop in 1871 de vrede tusschen Duitschland en Frankrijk onderteekend werd. Onder de weinige kransen, die, buiten de kransen van het keizerlijk paar en de familie dicht bij de lijkkist lagen, behoorde een krans van president Kruger. De,inzegeningsrede van den kleinen pfarrer Westphal uit het naburige Brunsdort was wel heel hartelijk, maar had niet veel inhoud. Het was de toespraak van een een- voudigen dorpsdominee. Belangwekkend was alleen, dat hij uit eigen ervaring ge tuigde van het diepe geloof en de vroom heid van Bismarck, en vertelde, dat Bis- schudde het in een glas cognac en zei Misschien neemt u nog een glaasje, dat bevordert den slaap. Hij gehoorzaamde en nam de heele dosis, die dadelijk werkte. Hij sliep heel vast, toen ik hoed en jas nam en 't huis verliet. Hoe groot was mijn verbazing, toen ik thuis kwam en mijn huis geheel uitgeplun derd vond. Mijn patiënt was eenvoudig een lid van een inbrekersbende, die mij zoolang van huis moest verwijderd houden. Snel begaf ik mij naar de politie. De inspecteur gaf mij weinig hoop en zei, dat de vogel wel reeds zou gevlogen zijn. Dat geloof ik niet, want ik heb den man een slaapmiddel ingegeven, dat wel twee dagen werken zal. En vondt gij hem vroeg ik dr. Macper- sor,, toen deze een nieuwe sigaar opstak. Zeker, hernam hij, Precies zooals ik hem verlaten had en hij werd er tamelijk ziek van. Hij was een oude boosdoener en door hem kwam de heele bende in 't net. Ik kreeg mijn zaken weer. Was dit niet een triomf voor de wetenschap nieuwe schiedamsche courant 'Oor ff; .0 ki.^d i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1898 | | pagina 1