Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
^lste Jaar
Zondag 23 October 1898.
No. 6227.
1$xxveaxx !$oier&txaat 50.
BLAD.
ter des Houtvesters.
V, lan<
or
PRIJS TAN DIT BLAD:
Schiedam oer 3 maandenf 1.50
ranco per post door geheel Nederland - 2.
Wonderlijke Nummers - 0.05
PRIJS DER ADYERTENTIËN:
Van 16 regelsI ƒ0.60
Elke gewone regel meer l-0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
Da r ^rijsclie Kroniek.
X^^-polemiek begon zichtbaar te
rj°° Soed*1de a'8emeene werkstaking was
<>nr 8'S geëindigd, dus moest er door
Vderi Stokers wat nieuws uitgedacht
°1det) 0(11 de agitatie aan den gang te
etl de bladen zooals de Aurore,
iécie- n
Ba
Vehe iet aPPei, Matin, enz. kondigden in
ers eene militaire samenzwering
0triVerwere n'ets meer minder dan de
^er regeering tot doel zoude
K^SVo«»r..f n» doch er werd onmiddellijk
vragen en zoo het ministerie
Kllri3en
tdet) ®Wlnd blijft, dan is het zeker om-
r.°l «oa ?'et Weet tot wien zich te wenden.
p ®h, ftlah®n over de dingen die komen
ge® tl>oepen van de provinciën naar
a .tr°kk6 0naen' zÜn Maandag grootendeels
dr^6 Qtid*' Wan^' hoewel nu weder eene
uiter de waschmeisjes en strijksters
*cht 2| te breken, schijnt de openbare
j^'lep daar minder gevaar van voor te
et Z\vaL, te vertrouwen deze arbeid van
vf^tep 6 geslacht wel door eenige politie-
Vo'doende zal kunnen beschermd
hst
ng willen wij ons maar niet te
»I?#tidotp^*ar me' zijn minder aangename
1 vei
hdv,
de Ve"e'Ühheden begint zich nu zachtjes
«w avonf|,rt00nen en het zijn voornamelijk
ermakelijkheden en de schouw-
i I ie t o n.
Nf ik 8raag Kohring, maar gij
aar Inderen dat het voogdijschap
i aar,neemt wat haar als erfdeel
d«r ,0n>t 6(j Wezen. Volgens andere geschrif-
'he© ^Qtlgere26 SOru toe aan 'ec'ere dochter
fv^eriari„uZ°nen' die slechts zij bij hare
C^C^^terugwyzen.
ïWeries u wij met het meubilair en
Oij ng® handelen
dn 6n s'echts hetgeen we ingepakt
ih" Wit „rest mag daar blijven, wat
Ut J ®r mee beginnen
°i- den k een voorste! doen, hetwelk
'atehe Jk all on za' overbrengen, ia zaJ
^ahkeneSH°P de bovenste verdieping
^'t bet ki;-' daar in plaats genoeg en daar
50ed?" -'ven zoolang het wil. Keurt gij
burgen welke van deze verandering van de
levensgewoonten der stadsbewoners, profijt
gaan trekken. Reeds lang had ik mij voor
gesteld de «Maitres Chanteurs" van Ri
chard Wagner in de Grand-Opéra te gaan
hooren en ben daar op hun 44e voorstelling,
eindelijk toe gekomen. In zijn Meester
zangers van Neurenberg verlaat de meester
de mythologie, zooals, in zijn Tristan en
Isolde, Walkirie. Siegfried enz. gevolgd om
ons in het midden der XVIe eeuw te ver
plaatsen. De hoofdgedachte van dit grootsche
werk is de overwinning van het opwellende
dichter-genie op de waanwijsheid der oude
school. Na de sehitterende dichter-ridders
der XlIIe eeuw, die zich Minne-zangers
noemden en nevens het ongekunstelde volks
lied, hetwelk zoo krachtig in de XVIe eeuw
te voorschijn treedt, waren de burger
dichters der vrije steden de ware vertegen
woordigers dezer verwaande school. De be
roemdste dezer bekrompen scholen bestond
in de XVIe eeuw in de bloeiende stad
Neurenberg ten tjjde van Albert Dürer.
Richard Wagner, zijn groote menschelijke
waarheden altijd onder de nationale typen
zoekende, heeft, in eene vermakelijke om
geving, het onderwerp tot eene seneuse en
dramatische komedie gevonden. Tegenover
de waanwijzen der school uit die dagen
heelt hij een dichter van geboorte geplaatst,
vol jeugd en vuur, die zingt zooals de vogel
dat op de takken der boomen gezeten doet,
omdat een inwendige stem beveelt, geen
andere prosadie kennende dan het kloppen
van zijn hart, geen andere regels dan zjjne
onoverwinnelijke alles overheerschende be
zieling. Ziedaar de poezie, het enthousiasme,
het genie in strijd tegen het proza en de
onmacht. Deze worsteling is de grondge
dachte van het drama waarin het edele,
schoone en ware over het klejne, belache
lijke en valsche zegeviert.
In de eerste acte stelt het tooneel het
binnenste der Heilige Catharinakerk te Neu
renberg voor, waar de geloovigen door het
»Doe zooals u goeddunkt, maar alleen, laat
er mij niets meer van zien, ofschoon ik het
huis toch wel niet meer betreden zal."
Toen eindelijk de zaken der kleine Anna
geregeld waren was het Maart geworden.
Kohrings wrevel tegen den vader van zyn
schoonzoon was eer toe- dan afgenomen en
werd steeds sterker door den aanblik der
kleine Anna. Het kind, dat hem met groote
liefde aanhing was zijne eenige vreugde en
eenige bezigheid wanneer hij zich tehuis
bevond. Hij had slechts oogen en ooren
voor haar en haar vroolijk gesnap vermocht
immer de donkere wolken van zijn voorhoofd
te verjagen.
Zoodoende zag hij niet wat zijne nicht
Lise en juffrouw Bergman dagelijks meer
opviel namelijk dat zijne vrouw steeds blee-
ker, hare oo< en steeds doffer werden en
de anders altijd zoo flinke vrouw slechts
met groote moeite een kleine wandeling
kon maken.
Toen zij echter op zekeren dag met Lise
en Anna naar den rentmeester wilde gaan,
moest zij telkens staan blijven om adem te
scheppen, zoodat Lise bezorgd zeiTante,
het gaat zoo niet meer, ik mag het oom
niet langer verzwijgen."
orgel begeleid, de laatste verzen van een
vierstemmig choraal zingen. Onder de korte
rustpunten van dit gezang heeft er een veel-
beteekenend gebarenspel plaats tusschen
een jong ridder en een jong meisje op een
der achterste banken van eeri zijbeuk der
kerk gezeten. De geloovigen richten zich
naar den uitgang en de jonge schoone van
haar voedster vergezeld, volgt hun voorbeeld.
Op ditzelfde oogenblik baant zich de ridder
een weg door de menigte en spreekt het
jonge meisje aan. De ridder is Walther von
Stolzing, jong Heer van't Frankenland, juist
in Neurenberg aangekomen en de gast van
den goudsmid Pogner, een der rijkste en
meest geachte meesterzangers. Het jonge
meisje is zijn dochter, Eva, waarop Walther
verliefd is geworden en nu alles aanwendt om
haar te spreken. Hierin geslaagd, verneemt
hij al spoedig dat zij nog niet verloofd is,
doch dat de zanger die morgen zal bekroond
worden, haar als bruid zal mogen begroe
ten. En wie zal dat zijn U of niemand
roept Eva zich even vergetende uit. De
voedster komt tusschen beide en de ver
liefden hebben nog juist tijd genoeg om een
afspraak voor 's avonds te maken, alvorens
zij Eva medevoert. Walther hoopt den prijs
te winnen en roept in een vervoering van
vreugde uit
«Ik heb je lief schoon kind,
hoewel nog onbedreven,
Brandt reeds mijn vurig hart,
U wijd ik gansch mijn leven,
Gij alleen zijt myn al
Of ik winne of val,
Neen, voor niets zal ik beven
Gij, mijn vreugde en mijn streven,
Moet ik gaan strijden Welnu,
mijn zwaard zal alles slaan.
Of moet ik zingen Zoo brengt
mijn lied den prijs mij aan,
Reeds vlamt het reinste vuur,
met hartstocht hier van binnen
Voor U ontsprong de heilige bron
Des dichters moed en zuiv're minne 1"
«Het beteekent niets lief kind", ant
woordde mevrouw Kohring met een smar-
telijken lach, maar voegde er aanstonds
ernstiger bij«Geloof me, ik gevoel geen
pijn, het is alleen de smart om die beiden
die zoo vroeg van ons zijn heengegaan, zoo
spoedig uit het voor hen zoo gelukkige
leven moesten scheiden. De lente en zomer
zullen wel genezing brengen. Spreek er
echter niet met mijn man over, hij heeft
aan zijn eigen leed genoeg te dragen."
Maar zij bedroog zich echter, haar lijden
maakte snelle vorderingen, eene daarbij-
koniende verkoudheid wierp haar op het
ziekbed en hare krachten namen meer en
meor at.
Toen gingen eindelijk den houtvester de
ooj n open en do toestand der getrouwe,
door hem oprecht beminde levensgezellin
veroorzaakte hem grievende smart. Hij deed
zich zelf de bitterste verwijten niet beter
voor haar gezorgd te hebben of haar van
Bodenwald te hebben weggebracht, maar
alles was te vergeefs. Weliswaar langzaam
maar toch met vasten tred naderde de
doodsengel het door hem uitgekozen offer
en op een schoonen Meiavond toen de zon
hare laatste stralen door het geopende ven-
De liefdevolle, vragende, ongeduldige me
lodie, die in Walthers korte vragen weife
lend en tegengehouden scheen, neemt nu
een vlucht en verbreedt zich bij die jeugdige
belofte in klanken vol ridderlijke fierheid
en verkrijgt op het einde den vollen omvang
van een glansrijk lied.
David, de leerling van den beroemden
Hans Sachs, schoenmaker-dichter, door Mag
dalene, de voedster daartoe aangezocht, zal
Walther de geheimen der school leeren,
want om Eva te winnen, is het noodig tot
iederen prijs meester te worden. Andere
leerjongens komen de toebereidselen maken
en drijven niet weinig den spot met den
jongen ridder die zich in een dag meester
wil maken en in het lied waarin zij dit
uitdrukken ligt iets lichtszinnigs en echt jon
gensachtigs. Terwijl de laatste noten hiervan
wegsterven, verschijnt de statige stoet der
meesterzangers en Pogner stelt zijn be
schermeling Walther, aan de vergadering
voor. Een ridder in de school der eenvoudige
burgers, dat heeft zich nog nooit voorge
daan I Ook is de welsprekendheid van Pogner
en het gezag van den ouden en moedigen
dichter Hans Sachs, hoog noodig om hem tot
de plechtige proef toegelaten te doen worden.
De strijd is hevig en zijn mededinger om
de hand van Eva, de pedante stadsgriffier
Beckmesser, vijftig jaren oud, wordt als
merker benoemd en moet zijne misgrepen
op een groot bord achter een gordijn ver
scholen, opieekenen.
Walther heeft een oogenblik als in zijne
herinneringen verloren gestaan, doch ver
zamelt eensklaps zijn gedachten en zingt de
volgende langzame breede melodie
Op mijn eenzaam rustig oud kasteel
Met sneeuw bedekt blinkend als juweel,
Heb ik gedroomd vol zielsverlangen,
Met lentelachjes op de wangen
Las ik een boek in dichtergloed,
Waarin de schoonste minnezangen
Van Walther, de poeet vol moed,
Mij 'thart van wellust deed bevangen.
ster wierp, verzocht zij hare nicht en juf
frouw Bergman, die bij haar waren om haar
man en kleinkind te roepen «spoedig ik
voel dat ik steeds zwakker word
Lise vloog heen en verder kwam er geen
woord meer over hare lippen, zij blikte met
gevouwen handen en een gelaat waarop de
dood reeds zijn stempel gedrukt had, naar
buiten, in het heerlijke lenteweder, in het
frissche voorjaarsgroen. Daar kwam hare
nicht met Anna terug en hief het kind naar
haar op.
Zij blikte lang in het lieve kindergezichtje
dat er zoo ernstig en treurig aanzag, kuste
haar verscheiden malen, en fluisterde zacht-
jens een zegenwoord over het geliefde
wezen. Toen verscheen ook Kohring en
Bergmanzij reikte den echtgenoot de
hand
»Mijn vriend, wij moeten scheiden
mijn hart klopt zoo hevig, dat het spoe
dig zal stilstaan heb dank voor
uwe liefde, die mij zoo gelukkig gemaakt
heelt
Wordt vervolgd.)
nieuwe sghieoaihsche courant
F
Si
doch er vrcru uiuiiiuueiiijtv
>ubll. dat de trouwe bewakers van het
iids «^he Capitool dit komplot bij-
e"t fir- ekt hadden en dat de minisier-presi-
^shleVet)S°n v°or het heil der Republiek borg
?°8epb|^ Vvas- Het groote publiek is geen
Ij dctfyg duP° dezer Conspiration d la
b'61" stro<» ^n3°t geweest, en het doel om
,!'ek te Ven Brisson ais redder der Repu-
\V °6n Poseeren> is erbarmelijk mis-
5othftiigeat ®r al niet verzonnen wordt om
P®rsonen beroemd te maken
de astaande week zullen ae Kamers
re8eering zeker rekenschap harer
hl
A 1
Met