Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
J^bste blad.
schat in het moeras.
-2ste J aars.
Zondag 20 Augustus 1899.
No. 6474.
3&ureau l&oterstvaat 50.
«Jf* van politie 3de klasse,
euiiieton.
PB IJS TAK DIT BLAD:
0or fcchieaam per 3 maandenf 1.50
- rar.co per posi door eeheei Neaeriand - 2.
•^onderiiike Nummers - 0.05
PBIJS DEB ADVEBTENTIgN
Van 16 regeisf 0.60
Elke gewone regel meer-0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
^J^ICIEELE BERICHTEN.
Politie.
V°°r deQlbstr'njjj[aanmer^'nS willen komen
die
°uder j,". v°or den nachtdienst, en niet
aantp i jaren, worden verzocht
Politie, Golden bij den commissaris van
c h i
1 o d a m, 12 Augustus 1899.
iL^EftEEN OVERZICHT.
19 Augustus '99.
De ®et Ppoces te Bennes.
*°°r de6 ande''nn van het revisie-proces
^dacht" HkrijgSraad te ftennes houdt de
Afw,sse, er 8eheele wereld gespannen.
Vftrschiiig", 'S natuurl«k de indruk die de
11,1 eensen^s Sotoigenissen teweegbrengen,
^^'aacrdg Satl\jnen zij ongunstig voor den
vast te° atl weder pogen zij zijn onschuld
z'ttinCreri" en> zooals in de laatstverloopen
r®chterr' Verk'ar*ngen van den vroegeren
°rey(us, Van instructie Bertulus en van
'>e'£enden0lpermoe'den verdediger, den wel-
8'steren lc9Uart, die eergisteren en ook
in eenT^ &an bet woor<l was-
ano8erekte uiteenzetting. Even
^°°rd ^6en uur was hij aan het
de w-. heeft Picquart nog eens verteld
^as gek6 WaaroP hij tot de overtuiging
Va° het ?men' dat Esterhazy de schrijver
öij heeft ere' 60 ^reyius onschuldig was.
Sc^0e Z^n verhaal afgebroken bij de
^ePtemb US;:,c^en Gonse en hem op 15
^6'd op Waarvan de getuige de waar-
Vap de 6 rneest besliste wijze volhoudt.
^erCier 6. getloorde getuigen waren slechts
^'n Politiek), Billot, Zurlinden, Ro-
ZÜ op plecht^16 hem de hand' terwijl
sDick toon zeido
Va<Jor, én8a-.zidt een echte zoon van uw
?6r voor u Setuigenis is een grootere
h °P den' ™anneer men u in Washing-
Ja,1 «w b" P/6SldentStoel P'aatste- hoop,
'°n 1 of hpt er n.iet anders over denken
v6, 2ijö-" H?ern°Ui m.1J SP'jten hunne rooeder
gen, terJ. i u Z1J °P vroolijker toon
t 6ed WeTk ar bllk over het moeras
>s'erd m" ®ene WarmteAlsof wij ge-
haar alsoPze Z ?/d? 11" de g,eren
6 oude Kk een stuk hout gezaagd zijn.
L" het moerf16" ZUll6n sPeed.g omvallenen
^°roelinffe_ vergaan, voordat hunne na-
?e« het „omI °uderdom hereikt hebben,
nog r,r£i r. begraven werd, waren
6 groen en niemand dacht zeker, dat
get en Bertulus aanwezig. De generaals
luisterden met inspanning. Billot ging er
zelfs voor verzitten. De uiteenzetting van
Picquart werd slechts eenmaal gestoord
bij het begin, toen Roget van zijn plaats af
het woord vroeg. Picquart was in een paar
woorden opgekomen tegen het ware requi
sitoir dat de generaal tegen hem had
gehouden.
Nadat Picquart zijn getuigenis heeft be
ëindigd, zegt Dreyfus dat hij hieraan niets
heeft toe te voegen.
Op een vraag van Demange antwoordt
Picquart, dat de geografische dienst aar.
zijne drukkerij ook niet-militaire werklieden
gebruikte.
Generaal Roget vraagt daarop nadere
verklaringen aan Piquart. De dialoog gaat
zoo snel, dat hij niet volkomen te volgen
is. Roget vraagt, of Picquart zekere stappen
(die Roget beweerde dat hij gedaan had)
ontkent, daar hij beweert uit Parijs afwezig
geweest te zijn, toen de zaak voorviel. Piquart
antwoordt niet gezegd te hebben, dat hij
al den tijd afwezig geweest is, maar een
gedeelte van den tijd. Op de vraag van
den voorzitter erkent Picquart eenige brieven
over de zaak Cainelli naar Belfort geschre
ven te hebbenmaar hij vraagt die te
mogen zien, want er zijn zooveel valsche
stukken in deze zaak, Dg voorzitter
wenscht te weten of hij den geheimen
agent naar Zwitserland heeft teruggezonden.
Picquart antwoordt, dat hij den geheimen
agent heeft teruggezonden naar de plaats
vanwaar deze vertrokken was, opdat hij
niet herkend zou worden. Roget staat
opnieuw stil bij het feit, dat er in de zaak
Cainelli (met medeweten van of door
Picquart) geheime stukken aan de rechters
te Belfort overgelegd zouden zijn. Ook de
voorzitter dringt op dit punt aan. Picquart
zegt, dat die stukken aan het parket te
Beifort gezonden zijn. Mr. Demange doet
opmerken, dat de veroordeeling van be-
het vaste hout vermolmen zou, voordat de
zilveren dollars weer aan 't licht gebracht
waren. Er zijn daar namelijk meerdere stam
men, wanneer die eerst op zijde gevallen
zijn, dan is mijn geschrift niets meer waard
dan de vederen, die de gieren daar af
schudden."
«Laat ze vallen, moeder," hernam Dick,
met behagen van hetfrissche water drinkend,
«wanneer gij 't goedvindt dan steek ik in den
herfst het riet in brand en ik wil er op
wedden, dat van het verdorde hout geen
stokje overblijft."
Voor dat Cornely iets hierop antwoorden
kon, drong de klank van een hoefslag van
een naburige hoogte tot hen door, en toen
beiden zich daarna omwendden, zagen zij
eene rijdster, die haar paard naar hen toe
leidde.
«Zou dat reeds een lid van de familie
Winslow zijn vroeg Dick verrast
«Wij zullen het dadelijk vernemen," ant
woordde Cornely, en even als haar zoon
vestigde zij al haar opmerkzaamheid op de
jonge vreemde.
En jong was zij, dat verried in de eerste
plaats hare houding en de levendige be
wegingen, waarmede zij haar langharig paard
bestuurde en vroolijk eene nog gedeeltelijk
boelden persoon uitgesproken is door den
burgelijken strafrechter. Roget zegt op
minachtenden toon, dat hij alles afwijst,
wat Picquart gezegd heeft over de mede-
deelingen te dezer zake in de Gaulois. Hij
zegt nooit eenige inlichtingen aan de pers
te hebben gegeven.
Daarna volgt een zeer levendige woorden
wisseling tusschen Roget en Picquart op
verscheidene bijkomstige punten.
Generaal Mercier komt thans naar voren.
Ondanks Mercier's bewering van het tegen
deel, houdt Picquart vol dat deze hem
opdroeg een pakket aar. kolonel Maurel (voor
zitter van den krijgsraad van 1894) te
brengen. Mercier spreekt voorts Picquart
tegen op diens bewering, dat generaal
Gonse zoo bang voor oorlog was in den
namiddag van 6 Januari (1895.) Picquart
houdt alles vol, wat hij gezegd heeft en
verzekert dat Gonse toen in gemoedsbewe
ging was, omdat hij afwist van het telegram
aan en het bezoek van graaf Münster.
Mercier blijft beweren, dat het borderel
langs «den gewonen weg" aan het minis
terie gekomen is en spreekt nog over een
aantal andere punten, die Picquart hand
haaft.
Demange wijst andermaal op het ver
dwijnen van het commentaar bij het bor
derel (en de geheime stukken), hetwelk
Mercier beweert dat voor hem persoonlijk
gemaakt was.
Daarna wordt, om 11 uur 40, de zitting
opgeheven. Niets bijzonders valt bij het
uitgaan voor.
De correspondent van de Temps te Ren-
nes seint aan zijn blad, dat de getuigenis
van Picquart een zeer goeden indruk ge
maakt heeft. De generaals schenen er groot
belang in te stellen, voornamelijk generaal
Mercier.
Aan een medewerker van de Matin heeft
Esterhazy verklaard dat hij gisteren aan
Roget de stoffelijke bewijzen zou zenden
met bladeren voorziene rijzweep zwaaide,
om de steekvliegen af te weren. Dadelijk
daarop konden zij haar gelaat duidelijk ge
noeg zien, om op te merken, dat het niet
alleen jeugdig, maar ook ten spijt van de
donkere tint, die de zon het geschonken
had, toch opvallend schoon was. Naar hare
kleeding te oordeelen, was zij een eenvoudig
landmeisjemaar eene met alle kunsten
van de behaagzucht bekende stadbewoonster
kon zich niet met meer bevalligheid be
wegen, dan haar slank en toch krachtig
bovenlichaam zich, de bewegingen van het
paard volgend, boven hare heupen wiegde
Een strooien hoed met breeden rand rustte
op haar goed gevormd hoofd, en daaronder
kwam een menigte zacht, zwart haar te
voorschijn, dat onder het rijden aan den
band ontsnapt was en nu over de schouders
naar achteren gestreken, tot bijna op het
zadel neerviel.
Met het haar kwamen de groote donkere
oogen overeen en de schoon gebogen wenk
brauwen, en al mocht de hitte haar ook
hinderlijk zijn, zoo zag zij toch zoo levens-
lastig, bijna overmoedig in den schitterenden
zonneschijn, als was er maar een kleine aan
leiding noodig, om de volle lippen van den
kleinen mond zich in een heideren lach te
van de pogingen, die uit Parijs gekomen
personen onlangs bij hem hebben aangewend
om Henry te compromitteeren.
In antwoord op het telegram van kolonel
Schneider schrijft de Echo de Paris met
vette letter in haar eerste kolom het
volgende
Hier is werkelijk een leugen, maar de
leugen bestaat in het door de Figaro open
baar gemaakte démenti.
Dit démenti wordt gegeven vijf dagen na
het voorlezen van het document (den brief,
waarin kolonel Schneider moet erkennen,
dat Dreyfus in betrekking stond met Duitsch-
land). Dat is reeds vreemdin elk geval
hadden wij het verwacht, want wij zijn ge-
wend geraakt aan de voortdurende tus-
schenkomst van het buitenland in de zaak-
Dreyfus. Dat is het onvermijdelijk gevolg
van de openbare discussie over sommige
stukken uit het geheime dossier, een dis
cussie, waartoe de regeering en het syndi
caat generaal Mercier en zijn opvolgers
hebben genoodzaakt.
Men moet niet vergeten, dat alle stukken
van 't geheime dossier ontvreemde documen
ten zijn, hetzij uit de ambassades, hetzij
uit de particuliere woningen der militaire
attaché's. De openbaarmaking van deze
papieren moest onvermijdelijk démenti's
tengevolge hebben van de Duitsche en
Italiaansche regeeringen, die verklaard heb
ben, dat zij niet in betrekking stonden met
Dreyfus.
Hoe teer de kwestie ook zij, zij moet
door den krijgsraad afgewikkeld worden.
Wij hebben de zekerheid, dat de discus
sie de echtheid zal bewijzen van het docu
ment, hetwelk door kolonel Schneider op
bevel zijner regeering betwist wordt.
De Figaro heeft uit Rome een telegram
gekregen, onderteekend «kolonel Paniz-
zardi" en van den volgenden inhoud «Ik
verzoek u om de wille der waarheid de
volgende verklaringen op te nemenGene-
doen openen, en de witten tanden te laten
zien.
Voordat Cornely en Dick het met zich
zelve eens waren, waarin eigenlijk de be
koorlijkheid bestond, dat de jonge vreemde
zoo bijzonder aanbeval, liet deze haar paard
dicht bij hen stilhouden, en Dick's hulp
versmadend, sprong zij licht op den grond,
waarna zij, hare rokken uit elkander schud
dend, hare kleeding weer in orde bracht.
III.
Tot nu toe was er geer. woord gesproken
en zelfs geen groet gewisseld. Want terwijl
Cornely de jonge vreemde bij haar meisjes-
achtig-zorgeloos doen, ernstig en onderzoe
kend beschouwde, bleven Dick's blikken
met eene uitdruking op haar gevestigd, als
kon hij zijne zintuigen niet vertrouwen.
Hij verschiikte bijna, toen zij zich meteen
vroolijk «ziezoo", naar hem en zijne moeder
toekeerde en er even daarna levendig bij
voegde
«Nu zal ik er wel goed genoeg uitzien,
om u te durven begroeten," waarbij zij
Cornely de hand reikte, «dat was een warme
rit maar het zou mij niet verwonderen,
wanneer ik de waardige mrs. Cornely Watson
hier voor mij zag."
Wordt vervolgd.)
NIEUWE SCHIEDAM» COURANT