Dagblad voor Schiedam en Omstreken. 6 schat in het moeras. 22ste Jaar Donderdag 24 Augustus 1899. No. 6477. "SSuremt l$oter$tvaat 50. i 1 overzicht. euiiieton. PRIJS TAN DIT BLAD: J°°r Schiedam per 3 maandenf 1.50 ar>co per p0St (joor £.eneei N'ederiand - 2. Alzonderiijke Nummers - 0.05 PRIJS DER ADYERTRNTIfiN Van 16 regeisf0.60 Elke gewone regei meer-0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten aangegaan. 23 Augustus '99. tv Wet proces te Rennes. 2ittin 0tlt'eendp Var' den krijgsraad op gisteren b®id ®etl buitengewone belangwekkend- 6 feit dat Labori weder present 1,1 een r°r' .Was naar bet Lyceum gereden d°or een^tU'^ me' twee paarden, gevolgd Zaten an^er rV.tu'£' waar'n Juuiès en tr»d, n' ^°en hij de gerechtszaal binnen gingen 6r zu'k eer. storno van toejui- ^#rd- M°f' ^at ket °P de straat gehoord de banden ,tranen 'n de oogen drukte hij en M'e naar hem uitgestrekt werden. ^°°rden erc'er wisselden zeer minzame ®ebracht m6t ^em" ^-oen Dreyfus binnen- ^resid Werd' schudde hij Labori de hand. v6n' "iouaust, zich tot Labori wen ^heelen'1?0-'.^ de gevoelens van den ge- d'®d gew P Sraad' die hoogst verontwaar- bij spreek^St-'S °V6r den 'a^en aanslag, en bij hem th^ 'evend'Ke voldoening uit dat zijn taak ziet hervatten. We Van *nstemming)- ^0|,anst W'' Van de vermaning van kolonel baborj h°m zich niet te vermoeien, dankt l^Ünh met bewogen stem, zeggende V#r8Unnen6r de Presidant» Wilt SÜ mij °°k hen °m' koe zwak en ontroerd ik ben 0p Ij"161 een enkel woord teantwoor- Ser bebte.tre^en<^6 wo°rden die gij mij de biet is aangedaan, tot mij te richten. ^8,?eest ^lten^emeen smartelijk voor mij ^aarop 'j|^e.tro®8n te worden op een tijdstip ?a8 verw' 'n deze zaak» den zoeten droom farei) ezenlijken dien ik sedert twee oesterd hebde zaak in haar 8eh, ®en rept.i°IïlVan® te nsogen bepleiten voor Pn ''bank van militair™ ir.. i..t 11(1 de r"""" van militairen. En laat ons échten aadslagingen voortzetten. Ons micld°^ a"eide' moeilijkheden. Labop" Van Cen eei"bfedige stilte ein- 1 met te zeggen, dat men, dank ^*Miin« >e v0ete°n t°rS ''eten geen gras onder f'n8en altiirf °e'u n verklaarde Kate, «zij O®' Werk en in t beSinseluMat kennis van ^®er Waard - daartoe voor een landbouwer bet ka,. Tuan, vele duizende dollars; J®. Waarmpd °Cm cbts een landbouwer Jd in heï h! 6 n over korten ot langen »Hebt „VhuWellJk zal treden." K.'ifiet.n u6j a' een gekozen?' maar tot t,m f'k,al velen kunnen doen, u'J z°°'eel U°! k°n geen van allen, die w n "hinste ni«»'S ,u|sterden, mij bevallen H en nemo vr°°' 'k hem tot man zou l611 man w® Ifeen' neen> mrs- Watson, ik lk eenmaal zal toebehoorer,, ^tjn leven feer ''ef hebben, zoo, dat ik telleren vreugde voor hem zou willen maar, hoe heerlijk smaakt uw zij den breeden grondslag der debatten, de waarheid en de gerechtigheid daar uit zal zien voortkomen, tot bevrediging van allen. Ik heb, zegt hij, het recht om te hopen, en ik acht het onaannemelijk dat er op een met goeden uitslag ondernomen werk der justitie nog protesten en bezwaren zouden gemaakt worden. Men wete toch dat in al wat menschelijk is, de dwaling nog grooter aandeel heeft dan de kwade trouw «Ik moest u zeggen hoe groot mijn ont roering en mijn droefenis waren, en hoe groot nu mijn vreugde is. Ik dank allen die mij bewijzen van sympathie hebben ge geven, in de eerste plaats den president en de leden en plaatsvervangende leden van den krijgsraad, en u allen, aanzienlijke mannen, die ik de eer niet heb, te kennen anders dan door den reeds zoo langduriger, strijd waarin ik hen ontmoet heb, een strijd waarin somtijds ook over het gelaat van den tegenstander een glimlach komt, even als over het gelaat van vrienden, of althans goede kennissen. Ik neem mijn plaats in deze zaal weer in, meer om de debatten te volgen, dan om er deel aan te nemen. Indien ik er minder jjver voor betoon, mijn nauwgezetheid en opgewektheid zullen toch niet geringer zijn. Het is een moeilijke taak die wij aanvaarden, gij, de scheidsrechters die het billijke oordeel zullen vellen, wij die het helpen vormen. Labori, die zeer bleek is, gaat weer zitten, te midden van de toejuichingen. Het verhoor van de getuigen wordt daarna weder voortgezet. Als eerste getuige treedt op de heer Grenier, oud-prefect van Belfort. Deze be schouwt Esterhazy als ontoerekenbaar. Toen Esterhazy, ordonnans-officier was van den vader van Grenier, ging deze zich reeds aan uitspattingen te buiten en verteerde veel geld. Grenier zegt, dat hij tal van stappen deed om Esterhazy aan het ministerie van oorlog geplaatst te krijgen, want Esterhazy ont- maisbrood! Dat moet door een kundige hand gekneed en met wat tarwemeel aangemengd zijn." Vriendelijker dan te voren zag Comely baar aan, terwijl zij antwoordde «Juist met tarwemeel, uf het zou zoo los worden, dat het onder de hand verkrui melde. Kate wierp een vroolijken blik rondom zich, alsof zij naar een nieuw onderwerp loor het verder gesprek zocht. »Welk een vreeselijke woestijn is dit oude spookmoeras I" riep zij uit, «Ik be grijp mijn vader niet. Hij had een veel beter en schaduwrijker plaats kunnen kiezen om te legeren. En het zal vreeselijk zijn om drie volle dagen hier gesmoord te worden als een oude kip, en dat alleen ter willen van oude herinneringen. Ik kan het niet begrijpen." Welke herinneringen zijn dat?" vroeg Cornely wantrouwig, want het kwam haar in den zin, dat Wmslow zijne dochter mis schien vooruit gezonden had om den weg te bereiden voor latere voorstellen. «Wanneer ik dat maar wist I" antwoordde Kate, «maar vader laat zich door zijne kin- deren met veel uitvragen." moeite veel tegenstand voor zijn toelating en schreef deze aan Henry toe. Henry daarentegen beweerde, dat hij Esterhazy steunde. Toen Esterhazy vernam, dat Henry hem steunde, riep hij uit«Er ontbrak nog maar aan, dat Henry niet vriendelijk zou zijn De getuige herinnert zich niet ol Ester hazy geloofde aan de onschuld van Dreyfus. Als tweede getuige treedt op comman dant Rolin. Deze geeft slechts inlichtingen over den agent Lajoux, die aan den minister van oorlog schreef om hulp, sprekende over de zaak-Dreyfus. De griffier leest den brief van Lajoux, waarin deze zegt, dat R.C. hem zeide, dat men in de bureaux van den generalen stat te Berlijn nooit van Dreyfus had hooren spreken. Labori vraagt waarom de schurk Lajoux op 't oogenblik een maandgeld van 200 francs geniet. Verder vraagt Labori aan getuige Rolin of hij de verantwoordelijkheid op zich neemt voor een rapport van 31 November 1897, toegeschreven aan een buitenlandsch gezant (Schneider). De secretaris der regeering Carrière protesteert. Het betreft hier een staats belang, dat met gesloten deuren moet onderzocht worden. Labori protesteert. Rolin verklaart vreemd aan de vertaling van het rapport te zijn. Labori vraagt hoe dit stuk Mercier in handen is gekomen, die geen minister meer was toen het aankwam en dat toch een staatsgeheim is. Mercier bepaalt er zich toe te antwoor den, dat hij de verantwoordelijkheid der vertaling op zich neemt. Labori vraagt volgens welk ambt of volgens welk recht Mercier houder is van al deze documenten. Mercier antwoordt niet. Labori constateert, dat men weigert de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Labori leest de verklaring van den agent Guenée voor het Hof van Cassatie voor en «Heeft hij er niet gesproken, dat hij hier iets zoeken moest?" vroeg Cornely verder. «Hier?" antwoordde Kate lachend. «Alleen zeide hij dat hij u, zijn oude vriendin, mrs. Cornely Watson, wilde spreken," «Noemde hij mij zijne vriendin Wel honderdmaal, wanneer hij van zijne jongere jaren vertelde. En meer nog gij zijt immers oud genoeg om niet meer ijdel te worden, wanneer ik het u vertel hij gebood ons zelfs, wanneer wij ooit den naam Cornely Watson uitspraken, het met groote achting te doen. En nu, nu ik uw goed gezicht mag aanschouwen, verwondert het mij niet." «Noemde hjj mij geene stijfhoofdige vrouw «Integendeeleene nauwgezette, god- vreezende lady, die veel onrecht in haar leven had moeten lijden," «Gij schijnt nog zeer jong te zijn iOmdat ik onbezonnen heenpraat en alles zeg wat mij in het hoofd komt Nu ja, mjjne ouders beweren dikwijls dat ik niet tegenstaande ik reeds twintig jaar ben, nooit verstandig zal wordenmaar mij dunkt dat ik nog vroeg genoeg het hoofd kan laten hangen en dat het niet hindert, wanneer zegt, dat niets daarvan tegen Dreyfus kan worden staande gehouden. Op de vraag van Labori geeft generaal Gonse een zeer ongunstig rapport over Lajoux. Fenet, oud-secretaris van den minister van oorlog, verklaart aan 't einde van 1893 Dreylus in het bureau van commandant Bertin te hebben gezien, vergezeld van iemand in burgerkleeren, vóór het reglemen taire uur. Dreyfus protesteert tegen de feiten, door Fenet gerapporteerd, die verfoeilijke aautij- gingen zijn. Nooit ben ik buiten de reglemen taire uren naar mijn bureau gegaan, dat was zeer moeilijk, zegt Dreyfus. Overigens erkent Dreyfus, dat hij in September 1894, toen zijn vrouw in Hongarije was, het hem over komen is, dat hij voor het reglementaire uur naar zijn bureau is gegaan. Bertin spreekt van het verblijf van Dreyfus tijdens Dreylus in zijn dienst was toen Dreyfus op de hoogte was van het Oosternet, werd hij nalatig, Ik heb hem aanteekeningen gegeven, die hem niet ver oorloofden, in den dienst der spoorwegen te treden. Dreyfns kon door zijne plaatsing kennis nemen van alle kwesties betreffende het spoorwegvervoer. Bertin spreekt over de vergelijkingen van het handschrift in 1894. Hij verklaart de overtuiging van de schuld van Dreyfus te hebben gehad, door het rapport van Ber- tillon. Hij herinnert er aan, dat hij van zijn indrukken kennis gaf aan Casimir-Perier, die er zeer door getroffen was. Bertin spreekt verder van zijn onderhoud met Kestner, dien hij beschouwt als een eerlijk man, die aan de stem van zijn ge weten heelt gevolg gegeven. De griffier leest een brief van Scheurer- Kestner voor, waarin deze zich verontschul digt niet te kunnen verschijnen. Scheurer geeft een historisch overzicht van de zaak en wijst op de bekentenissen van Esterhazy. De brief eindigt met den wensch, dat het uur der gerechtigheid in ik bij mijn werk lachen zing, Halloh, Dick riep zij tegen den jongen man, die nog altijd met het paard bezig was, «neem hem den teugel van den halshij loopt niet weg, hij is goed opgevoed en volgt mijn roepen als een hond," en nu weer levendig tegen Cornely «Welk een knappe, flinke jongen is dat Gij zult wel trotsch op hem zijn, denk ik." «Geheel en al zijn vader," hernam Cornely een blik van innige moederliefde op Dick werpend, «sterk, als een jonge stier en zachtmoedig als een goedgeaard kind." «Dat kan men in zijne oogen lezen, mrs. Watson, en dat zijn dezelfde als die zijner moeder antwoordde Kate. Opmerkzaam zag zij het gelaat der oude vrouw aan, en vol overtuiging, alsof zij hare gedachten uit een bron van diepe wijsheid putte, merkte zij op«Gij ook moet vroeger zeer schoon geweest zijn." nieuwe schiedamsche courant [IflIIIWIBimilH ®elen Wordt vervolqii j

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1899 | | pagina 1