Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
eerste blad.
if
24ste Jaar<r.
Zondag 3 Maart 1901.
lNo. 6940.
iSureaxx !£>oter&lxaat 50.
Dö Pannekoeken van Béarnais.
- O.üó
Parijsche Kroniek.
Feuilleton.
NIEUWE
E COURANT
PRIJS TiS DIT BLAD:
'oor ïcmea&m per 3 maanden
Jranco per oost door geceei Nederland
Aiïondeniike Nummers
f 1.50
O
PRIJS DER ADVERTEJTTÏÈX:
Van 16 regeis;1 f0.60
Slke gewone regei meer-0.10
Voor hernaaiae plaatsing worden biiiiike overeenkomsten
aansssraan.
De werkstakingen worden in Frankrijk,
e ert de socialisten, door hun partijgenoot,
^en minister Millerand, onderhands gesteund
ir|0r 6n' talrijker en heviger en ^oen zic^ nu
alle vakken tegelijk voor. De mijn-
^er ers te Montceau-les-Mmes en te St.
Sa'6006' Üzerwerkers te Chaions-sur
°na, de tuilewevers te Calais en de dames-
eermakers en naaisters der groote firma's
^e Rue de la Paix alh'er, enz., zijn die
er 'aatste weken welke onder verschil-
ende eischen het werk staakten en in eene
s°ciale revolutie verbetering hunner positie
z°eken. Het gevaar dat ons van die zijde
'dreigt, wordt met den dag grooter. De
^Wakheid der openbare machten, hare ver-
''ndheia, hare welwillendheid en soms
z®lt3 hare medeplichtigheid, bevorderen de
^erkstakingen en deden haar in de twee
aatste jaren vertiendubbelen. Eenige jaren
geleden konden wij dit gevaar nog als ver
wijderd gelooven en de hoop koesteren dat
et nog op vreedzame wijze kon voorkomen
worden, doch deze illusie is thans na
etgeen wij zien gebeuren niet meer moge-
ija. Eene revolutionaire atmosfeer omringt
?ns en een burgeroorlog vertoont zich in
t verschiet.
Het bloed heeft de vorige week reeds
gevloeid, doch moet men niet bekennen,
at deze strijd, buiten en behalve deze
°pstootjes, in een meer onrustbarenden
v°im, dan door barricades zelf in de straten
j®et hare verdedigers de wapenen in de
and, zich aan ons oog begint voor te doen,
bu het geweer door een geduchter wapen,
e' stembiljet, vervangen is. Wij be
hoeven slechts eenige jaren terug te gaan
otö te constateeren, dat zonder zichtbare
Wanorde of hevige beroeringen door de
eenvoudige werking der constitutioneele
■Machine, dit stembiljet de Kamers met de
hevigste vertegenwoordigers van opstand en
2)
Het was werkelijk de jonge prins, die
met Joanna van Albret en Antoon van
ourbon aan het Franscne hof was gekomen,
aar koning Hendrik II veel behagen in
eui schepte en hem eens vroeg»wil je
zoon worden
Maar de knaap zeide, op den koning van
wijzend: nMaar datis immers mijn
»Nu, dan mijn schoonzoon vroeg de
a°ning weer.
ïien^"91 C'an eerst myn meisje eens
En toen men den knaap Margaretha van
t °iS' zeven Jaar ou(i, had gepresen
teerd, verwaardigde de toekomstige Hendrik
anarchie gevuld heeft. Radicalen, socia
listen, colleciivisten en al de visschers in
troebel water, de volksmannen met hun
slachttanden en overspannen eischen, al
deze dikwerf onder hun twistenden, ver
bergen met de grootste moeite achter den
voorgevel van het Wetgevend Lichaam, de
vernielingspiannen welke hun bezielen. In
de Kameis, in de gemeenteraden der
groote steden, overal hebben zij zich in
groote getallen welen te dringen, en doet
zich reeds hun invloed gevoelen. De regee
ring, door haar medegaan, werd hieraan
medeplichtig en is nu onmachtig geworden
deze stroom nog tegen te houden. Van
alle kanten wordt de opstand tegen de
wetten gepredikt, welke zij, die ze verde
digen moesten, niet meer kunnen doen
eerbiedigen. Door deze zwakheid gesteund
en sterk door den angst welke zij aan die
genen die hen den weg moesten versperren
inboezemen, zijn zij opweg hun baas te
worden en zich aan het hoofd van de be
weging te stellen.
Het is echter niet voor het eerst dat
zulke gevaren Frankrijk bedreigden. Sedert
een eeuw heeft het meermalen aan hevige
aanvallen het hoofd moeten bieden. Onder
de Restauratie waren het de geheime ge
nootschappen en onder de Juli-regeering
de staatkundige twisten. Toen weder de
omwenteling van 1848 en later de Com
munie. Doch onder al deze omstandigheden
wist de Fransche maatschappij zich ten
minste door de regeering verdedigd en
beschermd, terwijl thans de regeering tot
den vijand overliep. De barbaren staan
voor de vesting en zij zal heu de poorten
openen. Dit is wel de eerste maal dat
zulk een feit zich in de geschiedenis van
Frankrijk voordoet en een dergelijk mis
dadig verraad daarin moet opgeteekend
worden.
Nu zal men alles mogen aanvoeren wat
men wil om dezen toestand nog wat te
verbloemen, doch onbetwistbaar is het, dat
de maatschappij, reeds zoo ernstig door de
IV zich te zeggen tot groot vermaak der
ouders »Ja, heel graag
Maar, ondanks de lieftalligheid der jeugdige
prinses, verveelden de étiquette en het hof-
ceremoniëel den armen Henri, die gewend
was in zijne bergen rond te dolen zoo zeer,
dat hij van een oogenbiik van onoplettend
heid zijner bedienden had gebruik gemaakt,
uit het paleis te ontsnappen om in zijr. eentje
eens rond te kuieren in Parijs en de
vastenavond drukte mee te maken.
Met de gemeenzaamheid, zijn leeftijd eigen
praatten de jonge prins en de leerjongen
René Dubru geheeten, over hun lief en
leed. aten zoo goed ze konden, en lachten
hartelijk om hun avontuur.
Maar het beslag was op en de gast ging
vertrekken.Bij het afscheid nemen zeide Henri:
ïJe hebt me een goed souper verschaft,
ik zal het niet vergeten, hooren als ik
eenmaal koning zal zijn, zal ik je er ook
een teruggeven."'
De geschiedenis verhaalt ons niet, hoe
de toekomstige overwinnaar van Lury bij
revolutionnaire bewegingen getroffen, aan
den vooravond genaderd is, de grootste
vijanden dier maatschappij de macht in
handen te zien nemen. Wie zullen dan
zorg voor het persoonlijk en maatschappelijk
behoud dragen, wanneer de aanvoerders
der wanorde aan het bewind zijn gekomen
en de mannen van orde en recht, de min
derheid uitmakende, niet meer bij machte
zullen zijn, zelfs het ergste tegen te gaan
of te beletten
Enkele patriotten prediken nog en met
groot talent den weerstand en doen al
hun best de goedgezinden om zich te
scharen en het land de oogen te openen,
teneinde den afgrond te toonen, waarin
men het stoot. Doch deze pogingen worden
niet genoeg geschraagd. De menigte
schijnt niets te hooren, niets te zien, noch
te vóórzien en wacht geduldig den stroom
af welke haar mee gaat voeren en inplaats
dat al de partijen van het staatkundig be
houd zich verbonden en postuur maakten
tegen de overweldigers, twisten zij nog
onderling over ondergeschikte kwestiën. Wan
neer het huis in brand staat, dan discussieert
men toch niet meer hoe men de zalen zal
decoreeren, doch begint met den brand te
blusschen. Intusschen rijst het getij der
lasten steeds hoogcr en kunnen de syndi
caten in de Fransche koiendistrikten in het
geheim hunne plannen smeden om daar
een algemeene werkstaking yoor te bereiden.
Na een ongesteldheid van eer. paar
weken verscheen de minister-president
Waldeck-Rousseau Maandag den 25sten
dezer weder in de Kamer tegelijk met haren
voorzitter, Paul Deschanel, die van zijn
huwelijksreis was teruggekeerd. De wetten
op de Vereenigingen werden, nu de patroon
terug was, weder in behandeling genomen
en in de zitting van Dinsdag daaropvolgend
verkondigden de collectivisten, dat men de
menigte aan de gedachte gewennen moet,
dat zij het recht hebben terug te nemen
wat hen ontnomen werd en de bezitters
te exproprieeren. Onder thet uitspreken
zijn thuiskomst in hetLouvre werd ontvangen,
noch wat René Dubru overkomen is, toen
de huisvrouw eens in den beslagemmer
had gekeken.
Dertig jaren zijn sedert verloopen.
Hendrik van Navarre, riu Hendrik IV,
voerde oorlog om zijn koninkrijk te veroveren
en belegerde zijn goede stad Parijs, welke
zich dien titel slecht waardig maakte.
René Dubru, de kleine leerjongen van
voorheen, was een gezeten burger ge
worden, schepen van Parijs, en was een
der eerste Liguemannen.
Het was Vastenavond van het jaar 1594,
maar niemand dacht eraan feest te vieren.
Parijs was tot het uiterste gebracht. Er
was geen brood, geen vleesch, noch meel
meer, behalve wat men beproefd had van
beenderen te maken, en dit laatste bracht
velen naar het kerkhof.
In de lage kamer zijner woning gebruikte
Dubru. door zijn familie omringd, het
treurig avondmaal een weinigje gekookte
boonen was de eenige weelde, welke men
zich kon veroorloven. De kleine leerjongen,
van zulke beginselen kon men zich weder
in eene zitting der Conventie gelooven en
deze overeenkomst werd zeifs treilend, toen
de bonapartistische afgevaardigde Arnédée
Reille, van af de tribune, de woorden van
Savary voor die Conventie uitgesproken,
herhaalde, welke hij aan zijne medeleden
richtte, het doodvonnis van Lodewijk XVI be
handelende »alvorens een groote misdaad en
moord te begaan" Nauwelijks waren
deze woorden uitgesproken of een oorver-
doovend kabaal brak aan de uiterste linker
zijde los beiette den redenaar voort te gaan
gesticuleerenden dreigen handgemeen te
wordende hnkschen dagen de rechtschen
uit en het is met de grootste moeite dat
de spreker er nog eenige woorden aan kan
toevoegen alvorens naar zijn zetel terug
te keeren.
De afgevaardigde De Ramel heeft met
kracht geprotesteerd en herinnerd dat de
Conventie het beroep op het volk verwor
pen had en onder zulke omstandigheden, be
sloot hij, is de terechtstelling van Lodewijk
XVI een moord geweest.
Op deze moedige verklaring verdubbelde
de woede der socialisten en de rooden
wilden zich toen op den voorzitter wreken
met hem te verwijten, dat hij tegen de
woorden van Reille, of liever tegen die van
den conventioneel Savary, niet geprotesteerd
had. Een driesterling, radicaal Gouzy ge
naamd, belastte zich met deze ontevredenheid
uit te spreken »Ik gevoel mij verplicht, zoo
»zeide hij, op solemneelen toon te protes-
»teeren. Mijn grootvader was lid van de
jConventie en hij heeft voor den dood van
sden verrader Lodewijk XVI gestemd en
ïik moet mijn diep leedwezen uitdrukken(
»dat de president dezer vergadering zulk
»een woord, zonder het te bestraffen, heeft
slaten doorgaan."
De president antwoordde, onder het
applaus der rechterzijde en het centrum,
dat historische feiten bij het behandelen
van amendementen aangehaald, hier door
iederen spreker op zijn manier mogen uitge-
aan het lager eind der tafel gezeten,
trachtte wel ze te kruiden, door eenige
spotliedjes op den graat van Béarnais,
zooals de Parijzenaars Hendrik IV noemden,
maar hij slaagde er niet in een glimlach
te brengen op de lippen van den vader,
wiens sombere blik beurtelings van zijn
bleeke en vermagerde dochter ging naar
zijn jongstgeborene, die schreiend in moeders
armen lag.
joVervloekt zij die koning zonder geboorte,
die weldra over niets dan lijken zal
regeeren," bromde hij.
Plotseling werd aan de deur geklopt.
»Ga eens zien, Jules," zei de baas,
«zonder twijfel zeker weer zoo'n arme
uitgehongerde 1"
«Wel neen, meester," riep de jongen,
»kijk eensEn hij leidde een meelverkoo-
per binr.en met een zak meel op den rug.
«Wat moet dat beteekenen haastte de
waardige burger te zeggen.
«Dat is meel om pannekoeken te baksen,
meester Dubru," antwoordde rnet een sterk
Gasconsch accent de vreemdeling.
(Slot volgt.)