Dasblad voor Schiedam eo Omstreken.
24ste Jaar<£.
Donderdag 7 Maart 1901.
No. 6943
ïSureau ISofersfraaf 50.
PK IJS YAÜ DIT BLAD:
ïoor Senieaam Der 3 maanden1.50
•Tancc ?«r oost door geheai Nederland 2.—
A-iïcnderiiike Nummers - 0.05
P2IJS DSR ADVKKTKNTÏÈN:
Van 18 regeis'1 fO.SO
Elke gewone regel meer-0.10
Voor hernaaide plaatsing worden billijke overeenkomsten
aanaesraan.
-vr»
WlCIEELE BERICHTEN.
DElT SC^00l c (Hoofd de heer C. KER-
te Schiedam, wordt gevraagd
een Onderwijzeres.
hoofnr)'vedde f 500 benevens f 100 voor
Bov a- Gn -00r a^te handteekenen.
ttaal r l6H '£an Z'J weSens diensttijd vier-
Wnp/i twee jaar) telkens met f 50
worden verhoogd.
den°'r)Clt,at;'estu'i's:en D'anco 'n te zenden aan
Burgemeester vóór den 10 Maart a.s.
AXREMEES overzicht.
6 Maart 1901.
De oorlog in Znid- Afrika.
De Engelsche bladen wijden inzake het
angdurig drama in Zuid-Atrika al hun
aandacht aan de ontsnapping van De Wet.
Ij hebben alle illusies over De Wet's
insluiting verloren en zijn er van overtuigd
at hij zich thans volkomen in veiligheid
eviadt in den Vrijstaat en daar ten volle
in staat is om op zijn verhaal te komen en
«en nieuw inva'splan te beramen.
Lord Kitchener seint van De Wet al
ïeer weinig. De Bóeren-generaal rukte op
°aar Phiiippolis en aldaar tegengehouden
veranderde hij van koers en ging door naar
auresmith. Zeer duidelijk is dit niet, maar
a lerminst kan men den Engelschen opper-
evelhebber hiervan een verwijt make n
Want het is best mogelijk, dat hij zelf
niets anders weet. Die De Wet is zulk een
gladde vogel. Fauresmith ligt rechts ten
noorden van Phillippolis, zoodat, aannemende,
at De Wet van de Oranje-rivier kwam, het
®®n weinig vreemd mag schijnen, dat lord
Kitchener spreekt van tegenhouden. De
Waarheid zal wel zijn, dat de Wet, ziende
dat Phiiippolis versterkt was, gewoon deze
Plaats is omgetrokken en daarop zijn weg
vervolgd heeft. De vraag is thanswaar
8aat hij heen en wat zijn zijn verdere
Plannen? Daar is natuurlijk op hetoogen-
Feuilleton.
Anecdoten uit het leven van
Hertog Hendrik.
2) {Slot.)
Nauwelijks was de schemering ingetreden
het beest hegon oorverscheurend te
■jUilen. Alle katten en honden uit de buurt
°°j" het roofdier angstig gemaakt, deden
®8de, zoodat de bewoners van de omlig
gende huizen en villa's hun misnoegen
°ver dit ongewenscht concert te kennen
gaven.
De lakeien verschenen zeer onthutst voor
««.Hertog en meldden dat de naburige
ia^ir dringend verzochten dien vreeselijk
i Dkenden hond te verwijderen. »Ach, Uwe
i«?°°§ a's z^ w's'en) dat het een wolf
hals buurden zij ons de politie op den
De Prins begaf zich dadelijk naar den
blik nog niet veel van te vertellen. De
militaire medewerker van de Westminster
Gazette gaf de vorige week als zijne opinie
te- kennen, dat De Wet waarschijnlijk zou
trachten de Kimberley—Aarlijn te bestoken.
Onmogelijk is het niet, vooral nu hij
reeds in deze richting oprukt. Het is
natuurlijk ook zeer goed mogelijk dat
De Wet eensklaps rechts trekt over den
spoorweg om zich zijne vervolgers van het
lijf te houden.
Te oordeelen naar de telegrammen die
uit Colesberg komen, moet zijn commando
vrijwel uitgeput zijn. Het telegram van
Colesberg, waarvan wij reeds een uittreksel
gaven, bevat nog de volgende bijzonder
heden Negen man van Mobils Horse zagen
de Boeren, die 1500 man sterk waren, den
28n Februari te Lehetontein bij Colesberg
de Oranjerivier oversteken. De stroom
voerde de Boeren een aanzienlijk eind mee,
maar zij slaagden er niettemin in om vijf
Kaapsche karren, een groote wagen en
twee ambulancewagens over de rivier te
bronget). Toen de Boeren op de rivier
waren, begonnen de negen Engelsche sol
daten, die zich verdekt hadden opgesteld,
te vuren. Toen alle Boeren over de rivier
waren, trokken de negen dapperen naar de
rivier en vonden hier vijf wagens, een
aantal kleederen en eenige kaarten van de
Kaapkolonie. Sommige Boeren, waarschijn-
ijnlijk met het doel de kleederen te halen,
beproefden nog weer terug te zwemmen,
maar het vuur der Engelschen belette dit.
Veie paarden waren ook achtergelaten,
maar dezen waren gewoonweg onbruikbaar,
zoo hadden zij geleden door het harde
rijden. Toen de Boeren aan de overzijde
waren, bleven velen van vermoeienis op
den grond liggen en moesten worden
achtergelaten.
Dan krijgen wij het verhaal van den Boer
te Leiiefontein, over het slecht uitzien
van De Wet en het telegram eindigt met
een opsomming van hetgeen verschillende
kolonels en luitenants al hebben gedaan.
stal, om zijn geliefden wolf persoonlijk in
zijn woning naar boven te halen. Maar
waar moest men het beest nu laten
De lakeien verbleekten bij de gedachte
hun verblijf met het dier te moeten deelen
en daarom verklaarde Hertog Hendrik kort
en bondig »De wolf slaapt bij mij in mijn
kamer 1" Alle tegenwerpingen van den
militairen geleider hielpen niets. De Hertog,
die geen gevaar kende en wiens persoon
lijke moed reeds toen zijn omgeving ver
baasd deed staan, vond de keus van zijn
slaapkameraad veel te aardig om de gedachte
weer op te geven. Hij beval het en het
gebeurde.
Men verzocht, den wolf ten minste aan
de kachel vast te leggentoen het dier
echter dadelijk weer begon te huilen,
maakte de Hertog hem los en zeide»Hij
is liever niet vastgebonden, hij zal tot
rust komen, als hij vrij rondloopt." En zoo
gebeurde het. Hertog Hendrik ging ver
genoegd in bed liggen, het roofdier sloop
een paar keer om zijn legerstede heen en
trok zich daarna stil in zijn hoek terug. In
angst en opwinding luisterde men aan de
De een was nog dapperder en vlugger
dan de ander, maar geen was zoo vlug als
De Wet. Het oude liedje.
Van den ln Maart wordt uit Philipstown
gemeld, dat De Wet den 26n Februari
bij Petrusville bijna omsingeld was. Ten
minste generaal Bruce Hamilton, die te
Pauwpan was gestationeerd, hoorde het en
vertrok daarop ventre a terre om getuige
te zijn van de heugelijke gebeurtenis.
Hij kwam echter te laat en moest zich
vergenoegen met de kolonels Piumer, Hen-
neker en Thorneycroft te feliciteeren over
hunne prachtige tactiek en oordeelkundig
opereeren.
Een draadbericht uit Cradock, in dato 4
dezer, meldt, dat de Boeren Pearston, een
klein dorp ongeveer 64 K. M. Zuidwest
van Cradock, bezet hebben.
Ziedaar nagenoeg al het nieuws dat
van het uitgestrekte oorlogsterrein heden
is te melden.
De Iegerorganisatie in Engeland.
In het Engelsch Hoogerhuis is gisteren
weer een levendig debat geweest over de
kwestie van de legerorganisatie en de
oordeelvellingen van Landsdowne ten aan
zien van Wolseley.
Rosebery en andere pairs keurden Lands-
downe's uitvallen scherp af; diens houding
werd echter verdedigd door Devonshire en
Salisbury. De laatste zeide, dat Landsdowne
geen persoonlijken aanval bedoeld had.
Wolseley verzocht het Huis zijn oordeel
op te schorten, daar hij mettertijd de
aandacht zou vestigen op een beschuldiging
die tegen hem was ingebracht.
Uit den Duitsehen Rijksdag.
In den Duitsehen Rijksdag hadden gis
teren de eerste debatten plaats over de
begrooting van Buitenlandsche zaken. Het
Huis en de tribunes waren dicht bezet.
Schaedler, van het Centrum, gewaagde van
een ontstemming die er in vele kringen
deur van de slaapkamerelk oogenblik
werd deze zacht geopend en het gezicht
van een lakei of van den geleider des
Prinsen keek bezorgd naar binnen. Diep en
vast sliep de Hertog, de wolf snurkte in
zijn hoek. Toen fluisterde een oude lakei
met stralende oogen »dien moed heeft de
Hertog van zijn vader zaliger
In Schwerin vertelt men nog een treffend
voorval, dat den eenvoud en de minzaamheid
van den Hertog in een helder licht stelt.
Toen geheel Mecklenburg door den plotse-
hngen heldendood van Hertog Frederik
Willem in diepen rouw gedompeld was
en de broeders van den overleden Hertog
naar Cucshaven vertrokken waren, om
daar de boot met het lijk van den ver
dronkene af te wachten, liep Hertog Hendrik
zonder eenig geleide, in eenvoudige bur-
gerkleeding langs het strand.
Hij bemerkte een paar visschers, die op
een boot gezeten waren en op hun lako-
hische wijze ernstig en bedroefd over den
verdronken Vorstenzoon spraken.
Hertog Hendrik voegde zich bij hen en
daar hij veel van de platduitsche taal houdt
bestond en vroeg daarom inlichtingen over
de politieke beteekenis van de reis des
Keizers naar Engeland en de Engelsche
troonsverwisseling ten aanzien van Duitsch-
land. In grooten kring had het verleenen
van de orde van den Zwarten Adelaar aan
Roberts ontevredenheid verwekt. Met het
oog op de bovenmate vriendschappelijke
politiek tegenover Engeland vreesde men,
dat Duitschland zich op het vasteland
vijanden zou maken, en hij vroeg daarom
ïHoe staan wij tegenover de andere mogend
heden, in de allereerste plaats tegenover
de mogendheden van het Drievoudig Ver
bond Ook de band met Rusland mocht
niet verbroken worden.
Stolberg- Wernigerode, conservatief, stelde
een soortgelijke vraag als de vorige spreker.
Hij vroeg in 't bijzonder naar de beteekenis
van het bekende artikel in het Russische
blad voor handel en industrie over de
handelsverdragenpolitiek.
In antwoord aan de verschillende sprekers
betoogde de rijkskanselier von Büiow, dat
het bezoek van den Keizer aan Engeland
niet een zaak was van politiek of een
uitvloeisel van de betrekkingen tusschen de
beide hoven, maar enkel en alleen was
ingegeven door menschelijke overwegingen.
Als buiten deze zuiver menschelijke over
wegingen om bij deze gelegenheid in
Engeland de wensch is gerezen vreedzame
en vriendschappelijke betrekkingen raet
Duitschland te onderhouden, dan behoeft
men dit niet om politieke redenen kwalijk
te nemen. (Gelach)
Von Bülow getuigde nadrukkelijk dat in
de verhouding tusschen Duitschland en
Engeland ook door de troonsverwisseling
niets was veranderd. Het bezoek van den
Keizer aan Engeland stond, in tegenstelling
met het voorgenomen bezoek van president
Kruger te Berlijn, niet in verband met den
oorlog in Zuid-Afrika. De verleening van
de orde van den Zwarten Adelaar aan
Roberts steunde op een eererecht van de
Pruisische kroon. Voor het overige is
en die geheel meester is, nam hij deel aan
het gesprek en herdacht met diepe droefheid
den geliefden doode.
De visschers hielden den jongen bemin-
nelijken heer, die zoo eenvoudig optrad en
zoo vriendelijk met hen sprak, misschien
voor een ambtenaar aan het Hot in Schwe
rin en een oude, grijze man, legde ver
trouwelijk de hand op zijn schouder en
vroeg»Segg mal, min Söhn, Dau best
woll den Prinsen sülwsten kennt?" 1)
Toen zag Hertog Hendrik hem trouw
hartig aan, zuchtte diep en antwoordde
treurig: »Un op ik em kennt heww He
wir jo min Brauder!" 2)
NIEUWE SCHIEDAM» COURANT
Zeg eens, mijn zoon, je hebt zeker den Prins
zelf gekend.
2) Of ik hem gekend heb. Hij was immers mijn
broer.