Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
eerste blad.
Paschen.
24ste J aars.
Zondag 7 April 1901.
No. 6969
xxveaxx !£oter&tvaat 50.
De Grijze Wolvin.
-
91
degens
^'etitue
QFFICIEELE BERICHTEN.
Kennisgeving.
SCHOUW
WAARSCHUWING.
F euilleion.
NIEUWE SCHIEOAMSBHE COURANT
PRIJS Tiü DIT BLAD:
'oor Schiedam per 3 maanden
rxnco per oost aoor geneei Nederland
Aiïonaeriiike Nummers
1.50
- 0.05
PRIJS DSR ADVSRTKNTÏÈN:
Van 16 regeis'i i ƒ0.60
Elke gewone regei meer - 0.10
Voor hernaaiae Diaatsing worden biiiijke overeenkomsten
aansesraan.
het P4ASCUFEEST zal de
Schiedamtche Courant
^"dag-avond niet verschijnen.
Kleinhandel in sterken drank.
ScmpnGEMEESTER EN Wethouders van
Wet t bre°gen' ingevolge art 5 der
siert.. /eg,elHlg van den kleinhandel in
bara a ,ank en tot beteugeling van open-
18S^ °n nschaP (Staateblad r.o. 118 van
VerfaVer °Penba«-e kennis, dat bij hen een
vero. 1S lngekomen »an J. Rijkuiter, om
-rgunning tot verkoop van sterken drank
aL» klein voor het Pand aa" de Prin-
"ensteeg no. 2.
Schiedam, den 6den April 1901.
argemeester en Wethouders voornoemd,
Mr. W. H. JANSEN, W. B.
De Secretaris.
G. J. BISSCHOP.
over de wateringen en heinslooten in het
Uua- en Nieuw-west-frankeland.
en Wethouders van
Burgemeester
Schiedam
Gezien art. 8 der verordening op het
migen en op de gevorderde breedte en
epte houden van de wateringen en hein-
slooten m het Oud en Nieuw-west-
H." .e'and binnen genoemde gemeente van
den 19den Mei 1881
la B.re"§en ter kennis van eigenaars van de
'auderyen, huizen en erven in genoemd
7ariat'd; dat op Maandag den 22sten
Pnl 1901, des voormiddaqs ten neaen
u*"e, eene SCHOUW zal gedreven worden
uveribovenbedoelde wateringen en hemslooten
^Wordende bij deze ieder, dien zulks mocht
Eene Poolsche vertelling.)
2)
Wjj hadden ongeveer een uur gereden
Wd» bl.,f even dik, ir
de bonm nw T geJW0°t'- Ik kon ^minste
ue boomen heel goed onderscheiden.
lana ar °1k ail de verte Plotseling een
door S t SCh°r 8ehuil' ?evolgd
Licku Tthaastl§< fakend geblaf,
de een et van woede uiten deed
galop voortrenden t" razenden
*as. Plotseling klaar wakker en mij
°P oe bank JL. a l i n zat dwars
Weer klonk dif f aaD den scbouder-
geblaf dóór den *fsC"Uwel«k gehuu en
thans al wat donkeren winternacht,
naar de revolver^- °?J"llekeurjg tastte ik
<le mantelzak h rechts en links in
telzakaen had zitten. Daar gebeurde
aangaan, gewaarschuwd, te zorgen, dat aan
het bij de bovenaangehaalde verordening
voorgeschrevene alsdan behoorlijk voldaan zij.
En opdat niemand hiervan ontwetendheid
zoude kunnen voorwenden, zal deze worden
afgekondigd waar het behoort.
Schiedam, den 6Jen April 1901.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Mr. W. H. J ANSEN, W.B.
De Secretaris,
G. J. BISSCHOP.
Burgemeester en Wethouders van
Schiedam zijn voornemens op Donderdag
den Un April a. s., des middags ten 12
ure, in het openbaar aan te besteden het
afbreken en amoveeren van de
panden Prinsensteeg no. 20 en 't Hol
nos. 2 en 4.
De voorwaarden liggen ter lezing en zijn
verkrijgbaar ter Gemeente Secretarie, terwijl
inlichtingen te bekomen zijn ten kantore
van den Directeur der Gemeentewerken.
De Heer is waarlijk verrezen Alleluja 1
Alleluja De juichkreet der Kerk. waarmede
de blijde orgeltonen en de feestelijke klokke-
galmen zich weder vermengen, verlevendigt
andermaal de herinnering aan de ontzaglijke
gebeurtenis, die op den eersten heuglijken
Paaschmorgen de harten van 's Heilands
getrouwen met vreugde overstelpte.
O diep en zinrijk geheim van Gods Almacht
Uit een graf ontspringt de Bron des
Eeuwigens Levens; Christus regeert, Christus
heerscht, Christus overwint en voor Züne
heerschappij buigt zich ook de machtigste
dezer aarde, de Dood.
Geen waarheid zou ons dan ook schitte
render toeschijnen en verheven boven iede-
ren twijfel, ware het menschelijk verstand
niet door zonde en hartstocht verduisterd,
dan de goddelijke zending van Jezus Christus.
Voorafgebeeld door eene reeks van tref
fende gebeurtenissen, die alle wijzeu op
Hem, het waarachtig Paaschlam en tevens
plotseling iets onverwachts. Licku rukte,
niettegenstaande het gehuil van den wolf
voortdurend meer naderde, de paarden
plotseling op zijde en keerde ze om, met
zu k een kracht dat de slede bijna omver-
rolde. De dieren steigerden op hunne ach
terpootten, maar met ijzeren vuist hield hij
ze in bedwang en terwijl hij met het dikke
eind der zweep naar eer, knoestigen eik
wees, zeide hij
ïDaar was het mijnheer waarom?"
»Ben je gek, kerel!" schreeuwde ik
rijdTn?"' B °nmiddelijk verder
Met denzelfden vasten greep deed hij de
dieren, die angstig trappelden, weer
onakeeren en in razende vaart renden zij
over de sneeuw voort. Weer sloegen de
vonken nu en dan uit de steenen, weder
weerklonk telkens dat schorre, krakende
geblaf. Van tijd tot tijd loste ik een schot
in het wilde, wat natuurlijk niets gaf. De
knecht schoot niet. Hij verstond zijne
zaakjes beter.
»Zouden wij het halen, Licku vroeg ik.
»Ja mijnheer", schreeuwde deze, »ik rijd,
en de hemel moge ons genadig zijn, maar
ons zal de duivel niet halen."
den Mozes des nieuwen Verbonds, die ons
uit de slavernij der zonde naar het Beloofde
Land zou vperen, is de verrijzenis de be
zegeling van dat wonderbare Leven, hetwelk
in Zijne hoogste liefde en in Zijne vlekke-
looze reinheid het onmiskenbaar bewijs
droeg der onvergankelijkheid. De mensche-
iijke geest, geslingerd tusschen de stelsels
der verschillende wijsgeeren, al te dikwijls
door den hartstocht op een dwaalweg ge
voerd, had behoefte aan een levend Gezag,
dat in Zijn Goddelijk wezen het onweder-
legbaar bewijs der hooge, onaantastbare
waarheid bevatte. Neen, 't viel niet moeilijk
te gelooven in Hein, Die niet onderworpen
was aan de macht des Doods, Die in Zijne
verrijzenis aan de wereld openbaarde, dat
de Gerechtigheid en de Liefde niet begrensd
worden door den kringloop der atomen,
maar dat zij inderdaad behooren tot het
gebied der Onsterfelijkheid.
De moderne wetenschap moge zich te-
vredpn stellen met de blinde, doellooze
Natuur-ontwikkeling zij moge in den Dood
niets anders zien dan den aanvar.g van eeri
scheikundig ontbindingsproces, het Christe
lijk Geloof herhaalt heden den jubelkreet
der eeuwen: Alleluja! Alleluja!
De Christen juicht in de schoonste be-
teekenis der verrijzenis van Hem, Die
gezegd heeft: »Wie in Mij gelooft, zal
den dood niet smaken in eeuwigheid." De
christen, wel verre van zijn ongelukkigen,
ongeloovigen, algedwaalden broeder te
haten, heeft met hem heden meer dan ooit
het diepste medelijden. Hij zou hem wiilen
toeroepen: »Wees mensch, d. i. kind
Gods. Geef aan de rede niet het gezag, dat
den Oneindige toekomt. Indien gij aanneemt,
dat iedere mensch, iets goddelijks met zich
omdraagt, waarom zoudt gij dan niet ge
looven in Hem, den geheel Godddelijke,
den Eenige, Die in waarheid van Zich
zeiven kon verklaren Wie zal Mij van zonde
overtuigen
De verrijzenis des Heeren heeft Zijne
Mijne zenuwen waren tot het uiterste
gespannen. Voortdurend meende ik ter zijde
van de slede grijze schaduwen ta zien
voorbijsnellen, vurige oogen te zien lichten,
't was of ik bloed rook. Niettegenstaande
de felle koude voelde ik dat mijn bloed
kookte. Toen kwam plotseling een oogenblik
dat ik het voelde verstijven. Weinige passen
voor de voortjagende paarden, sprong een
donkergrijze vuile massa uit het kreupelhout
langs den weg naar voren de paarden
steigerden, en hinnikten zóó luide dat
het was alsof zij een doodskreet slaakten,
terwijl de slede slingerdeop hetzelfde
oogenblik kraakte er langs mijne ooren een
schot uit de buks eeo kort, heet gerochel
scheen achter ons in de sneeuw te ver
stikken. Op hetzelfde oogenblik werd het
lichter rondom ons; wij hadden de laatste
boomen achter den rug en zagen voor ons
de lantaarns van het station. Wij waren
gered.
Toen het sidderende, van zweet drui
pende tweespan voor het tolhuis stilstond,
sprong Licku van de slede, en knikte
den knecht toe, dat bij er ook at zou
springen.
Eerst nadat de paarden, behoorlijk afge-
Goddelijke zending bevestigd. Het grootsche
wonder der Opstanding wordt ons verhaald
in de poëzie van het H. Evangelie, dat door
zijn argeloozen eenvoud en zijnen diepen,
indrukwekkenden ernst den stempel der
bovennatuurlijke waarheid draagt.
Vroeg in den morgen begaven zich eenige
vrome vrouwen op weg naar het graf van
den geliefden Meester. Eene trilling der
aarde onderbrak plotseling hun gesprek
over de droeve gebeurtenissen der laatste
dagen. Was het een der naweeën van de
onrust, die de ingewanden der aarde be
roerde, toen Jezus het hoofd boog en stierf
Zoo meenden zij wellichtdan, zij
dwaalden. De aardbeving werd ditmaal
veroorzaakt door een blijde gebeurtenis.
Een engel des Heeren daalde neder uit
den hemel en wentelde den zwaren steen
van het graf des Heilands. De wachters,
door den haat der priesters en schriftge
leerden ter bewaking bij het H. Graf ge
plaatst, werden door de beschikking van
Gods Voorzienigheid de getuigen van het
grootsche wonder van Jezus' Opstanding.
»Zijn graf zal heerlijk zijn", had de profeet
voorspeld en de Evangelist weet met geen
krachtiger woorden die heerlijkheid te
beschrijven dan deze >Zijn aangezicht was
gelijk een bliksem en zijn kleed gelijk
sneeuw," Geen wonder, dat de wachters,
aanvankelijk van schrik verplet, toen zij
van de ontsteltenis eenigszins bekomen
waren, in allerijl naar Jerusalem vluchtten.
Intusschen naderden de vrouwen de plaats,
waar men Jezus gelegd had. Tot hare
verwondering was de zware steen van het
graf afgewenteld en de engel, die thans bij
Jezus' graf de wacht hield, onderrichtte
haar»Wilt niet vreezen, want ik weet
dat gij Jezus zoekt, Die gekruisigd is. Hij
is bier niet, want Hij is opgestaan, gelijk
Hij gezegd heeft. Komt en ziet de plaats,
waar zij Hem gelegd hebben."
De mare der blijde gebeurtenis verspreidde
zich met ongelooflijke snelheid onder de
droogd, in den warmen stal waren gezet,
hoorde ik wat deze stomme begroeting be-
teekende. Wij waren een groot gevaar ont
komen. De beide jongemannen trokken zich
met echt Russische onderworpenheid in eer.
hoek terug, maar ik noodigde ze uit bij mij
aan tafel te komen zitten en toen zij hun
deel hadden gehad van een flinken warmen
grog, dien ik met behulp van kokende thee,
rhum, citroen en suiker gereed maakte,
vertelde Rafael dit was de mooie
naam van den knecht hoe het kwam
dat hij zoo te rechter tijd een gelukkig
schot had kunnen doén.
Hij had reeds geruimen tijd als bij ir.geving
vermoed, dat een van de ons vervolgende
dieren, eene oudere wolvin, zooals dat meer
gebeurd zich van den klomp vervolgers had
afgescheiden en langs een anderen weg was
vooruitgesneld. Daarom had hij scherp op
gelet en zoo den voor ons gevaarlijken sprong
gezien.
Deze was maar even te kort geweest, om
een der paarden bij de keel te vatten, maar
vóór de sprong herhaald kon worden had een
zekere kogel den kop van het roofdier ge
troffen en het voorgoed het springen verleerd.
Wordt vervolgd.)