Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
sekste blad.
verborgen Schat.
25ste Ja&nr.
Zaterdag 1 en Zondag 2 November 1902.
No. 7441.
Bureau Boterstraat 50. Telefoon No. 85.
j j. e-ens den feestdag; van ALLERHEI-
zal de JVieuwe Schiedam* che
x*Urant Zaterdag-avond niet
rschy nen.
<)f,ïICIEELE BERICHTEN.
Kennisgeving.
aag van vreugde en een
dag van rouwe.
feuilleton.
spjjt mij, dat ik deze maatregelen
(Wordt vervolgd).
NIEUWE SCHIEDAM COURANT
FEUS TA5 DIT BLAD:
oer Scmecsm oer
oaanaen
-Tsscc o-er dos. aoor sense: Neaenand
-4-i:ondsr:iis« Nummers
PRIJS DER ADTSBTÏXTIÜJ:
Var. 1—6 rs2eis:i i i /Q.60
Sike gewone regei meer-0.1C
Voor hernaaiae piaatsmg worden biiiiike overeenkomsten
lanascaan.
^nr'chtingen welke gevaar, schade of
hinder kunnen veroorzaken.
ScwGemeester en Wethouders van
o et op de bepalingen der Hinderwet
hecjs Vetl kennis aan de ingezetenen, dat op
VgfjJ1. aan W. J. Hasekamp en zijne recht-
OpPj {j^ooden vergunning verleend is tot
Pat,a 'nS van een distilleerderij in de
8l 7n staande aan den Sluisweg nrs.
n °3, kadaster sectie M. no. 789.
c h i d a m, den 30sten October 1902.
Urgemeester en Wethouders voornoemd,
VERSTEEG.
De Secretaris,
WIJTEMA.
lj|(lV| -
do0 §0re najaarsvlaag vervolgt onmee-
zicb §e'e' afgevallen bladeren, die
vette S^°e^'§ zullen vermengen met het
^''bberige slijk en eindelijk vereen-
>»aarb zu'ien worden met de moeder-aarde,
Tr ZÜ geboren zijn.
kort8l eni* beeld voorzeker van ons eigen,
fih g#f°nc^'g bestaan. Onder de beslomme-
^erej^' ijdelheden en de vermaken der
Otis j Vergeten wij al te dikwijls, dat ook
^Vetl' wie weet hoe spoedig, een einde
37)
^icketAV er goed over nadenkt, mijnheer
§ij ujj; voegde de onbekende er bij, «zult
ltid t ten siotte toch helpen. Ik zal van
Om tlJd bij u navragen.
°hverst,e®?n ttrle weerstand te bieden, zou
Z°U dat '8 zijn geweest, maar Prickett
kV®r2iin l°Ctl g«Probeerd hebben, als hij
chikt8 ®ewone lichaamskracht had kunnen
ribden 9D' ^och DU hield hij het voor
rt'Öka Zlch stilzwijgend in het on vermij -
de k Schikken en alleen te trachten,
8«legd °e'en uiet al te strak konden aan
merk °rden. Toen de militaire heer dit
?eva r wre«dheid had volbracht, werd
eh teQ Qgene weer op het bed neergelegd
®h b0r *a'st« de leeren riemen over armen
>a8t !?htgeknoopt.
zal nemen, dat de ure zal slaan, waarop
wij in het graf zullen dalen als thans in
den herfst de dorre bladeren.
AaD welke waarheid ook getwijfeld kan
worden, niet aan deze, dat wij allen eenmaal
sterven zullen. Gezond en krachtig ais we
zijn, doen wij ons best de gedachte aan
den dood uit onzen geest te verbannen
en toch, hoe weinig kan men op die
blozende gezondheid, op die onbezweken
kracht rekenen. Hebben we niet in een
oogenblik levensdraden zien afsnijden, die
een hoogen, zeer hoogen ouderdom beloof
den
Waarom pogen wij dan ODS-zeiven te
misleiden en ons diets te maken, dat onze ure
niet zoo spoedig slaan zal Indrukwekkend
roepen dagelijks de stille vrienden, die
men ten kerkhof draagt, ons toe«Heden
ik morgen gij 1"
Och, laat ons niet zoo dwaas zijn, de
bekende struisvogelpolitiek te volgen ten
opzichte van den Maarschalk der Verdelging,
wiens komst zekerder is dan de dag van
morgen. Misschien zal hij de Dood
zijne komst door eene ziekte aankondigen,
gedurende welke wij ons vleien zullen met
het bedrieglijke: «zoolang er leven is, is
er hoop." Misschien zal hij plotseling ver
schijnen in onzen kring en de echtgenoote,
die wij zoo innig liefhebben, het kind, welks
vroolijke lach het zonlicht onzer ziel is,
wegvoeren naar het duistere land, vanwaar
niemand wederkeert. Het kan nog enkele
weken, nog eenige maanden, wellicht jaren
duren, maar als wij-zelf niet vóór dien tijd
ontslapeD zijn, dan zullen wij een sterfgeval
te meer in onze familie, in onze naaste
omgeving te betreuren hebben.
Tenminste gij, die reeds bij droevige
ondervinding de vlijmende, bittere smart
van de poorten des doods kent, weest gij
tenminste zoo verstandig aan de ernstigste
der ernstige gedachten eenige oogenbhkken
uwe volle aandacht te wijden.
Daartoe wekt ons dezer dagen onze Moeder
moet nemen, mijnheer Prickett," merkte
de oudste op, die slechts als toeschouwer
optrad. Als gij nu nog tot andere gedachten
mocht komen, ben ik bereid daarop in te
gaan 1"
«Neen," antwoordde Prickett. «Ik doe
u thans noch later bekentenissen. In geval
de Voorzienigheid zoo goedgunstig is mij
uit dezen toestand te bevrijden, zai ik u tot
mijn laatsten ademtocht vervolgen. In geval
ik echter hier sterven moet, zult gij toch
niets meer van mij te weten komen. Wat
u betreft, Engel, gij zijc verzorgd,"
«Engel wilde hem in 't gezicht slaan,
maar de ander hield hem bij den arm vast.
«Laat dat," gebood hij kalm. «Mijnheer
Prickett, ik kan u mijne hoogachting niet
ontzeggen. Gij zijt een man, maar ten
slotte zult gij immers toen moeten toe
geven, waarom dus niet liever dadelijk?"
«Stel u niet voor, dat ik toegeef
«Naar believen." Ik zal morgen of over
morgen weer komen vragen."
«Engel verliet met een duivelachtige
uitdrukking van spot op het gelaat het
vertrek en hem volgde, achterloos slente
rend, met een dood onverschillig gelaat, de
als Arthur aangesprokene. De oudste knikte
de Heilige Kerk weder ep. Op den eersten
November viert zij met haren kinderen bet
feest van Allerheiligen, 't Is de gedachte
aan den dood, maar in den meest verheven
en vertroostenden vorm. Als de natuur ons
tot weemoedigen ernst gestemd heeft, dan
neemt Zij, onze teedere Moeder, ons bij de
hand en wijst ons met haar krachtig, levendig
geloof op de onsterfelijkheid na dit vluchtig
en kortstondig bestaan. Zij herinnert ons
aao de ontelbare heiligen, die denzelfden
strijd gestreden hebben, hetzelfde lijden
geleden hebben als wij, maar die thans
met eene eeuwige onvergankelijke glorie in
den hemel gekroond zijn.
Hun verheven deugd, hun krachtig geloof,
hun leven van liefde en zelfverloochening,
zij leggen getuigenis af van de beteekenis,
die de beste en edelste menschen te alien
tijd aan het leven hechtten. Dat leven was
voor hen bij den dood geen onherstelbaar
gebroken machine, gelijk thans eene valsche
wetenschap zich uitdrukt, maar een aan God
toebehoorend en voortdurend bestaan. Om hun
geloof, om hun moed, om hun zelfverloo
chening hebben zij, onze heiligen een lijden
doorstaan, waarvan de lichtzinnige en
wulte wereldling zich geene voorstelling
kan vormen. Al werd hun op aarde niet
de troost van het bewustzijn der hooge,
heilige plichtsbetrachting onthouden, hun
streven naar waarachtige grootheid vond
niettemin zijn oorsprong in eene levens
beschouwing, die bemei en aarde omvatte.
Daar treden zij voor ons in het volle
licht der onsterielijkheid de vlekkelooze
Moedermaagd, de H. Jozef, de apostelen,
de martelaren, de belijders, de maagden,
de duizenden uit alle rangen en standen,
wier gebeente rust in de altaarsteenen, waarop
dagelijks over de geheele wereld het Offer
der Nieuwe Wet wordt opgedragen, door
welks verdiensten de heiligen heilig zijn
geworden.
Hoe roepen ons Gods beste vrienden toe
Broeders, die nog op de wereld zijt, houdt
deD gevangene toe en wierp de deur in 't
slot. De voetstappen stierven weg. de voor
deur viel toe en Prickett was alleen.
De oude, stekende pijn deed zich weer
gevoelen en ondanks den goeden wil, om
zich in het onvermijdelijke te schikken,
stikte hij bijna van woede. Soms verwar
den zijne gedachten zich en voelde hij, dat
hij de koorts had, dan weer kwam een
matte gevoelloosheid over hem en lag hij
gedachten- en willeloos als een stuk hout.
Deze rustpauzes kwamen hem lang voor
in werkelijkheid duurden zij kort. Kokende
woede en doffe bedwelming, hevige aan
vallen van pijn en onsamenhangende woorden
wisselden elkaar afzoo verstreek de ein-
delooze dag en de nacht brak aan.
X.
De man, die geboeid in de dakkamer van
de Gowerstreet lag, had een veelbewogen,
aan avonturen rijk leven achter zich, maar
de avonturen van twintig avonduurlijke
jaren wogen niet op tegen hetgeen hij in
de duisternis van dit kleine vertrek in een
enkel uur doorleefde. Dorst, honger, een
zaamheid en een slag op het hoofd veroor-
moed Vergeet nooit uwe eeuwige bestem
ming. Niet voor deze aarde, voor den
hemel zijt gij geschapen. Alleen wat in
God zijn oorsprong neemt en tot Hem
wederkeert, kan de toets der ware, der
waarachtige grootheid doorstaan. Hecht
roepen zij ons toe uw hart niet aan de
ijdelheden dezer wereld. Weest Christenen
en neemt Christus woord ter harte
Zoekt eerst 'het Rijk Gods en zijne gerech
tigheid en al het overige zal u worden toe
geworpen. Iodien de strijd u moeilijk valt,
richt uwe oogen ten hemel en weest ver
zekerd, dat wij u thans nog beminnen,
gelijk wij u bij ons leven hebben liefgehad.
Op den 2den November, de gedachtenis
van Allerzielen, herinnert ons de Kerk aan
de overledenen, die bij hun verscheiden nog
niet geheel aan Gods rechtvaardigheid vol
daan hadden. Het geloof aan eene zuiverings
plaats is zoo redelijk en zoo logisch, dat
wij niet kunnen begrijpen, hoe onze anders
denkende broeders het bestaan van het
vagevuur in twijfel kunnen trekken. Dewijl
het geloof ons ieert, dat van den eenen
kant niets wat door de zonde besmet is
in Gods onmiddellijke tegenwoordigheid kan
komen en van den anderen kant Gods groote
barmhartigheid eene ziel om dagelijksche
feilen niet ter helle kan verwijzen, zoo is
het bestaan van eene zuiveringsplaats boren
iederen redelijken twijfel verheven.
Welnu, de Katholieke Kerk onthoudt ons
de troost niet voor onze overledenen te bid
den. Zij, die de gemeenschap der heiligen
leert, vergeet ook de zielen in het vagevuur
niet. Wie op Allerzielen-dag een katholieken
tempel binnentreedt, wordt onwillekeurig
diep getroffen bij het aanschouwen der
geioovige menigte, die de gedachtenis harer
dooden viert, waarbij de zware rouw des
altaars en de klagende kerkzang de harten
tot weemoedigen deelnemenden ernst stamt.
Ongetwijfeld zal dezer dagen zoowel de
opwekkende herinnering aan onze triomfee-
rende broeders als de medelijdende gedac hte-
zaakten een hevig delirium. Een sprook
jesachtig, begraven sehat zoekend, doortrok
hij onmetelijke steppen en werd bijna razend
op den gids, die er op stond, dat hij een
bril droeg, welke in plaat3 van glazen on
doorzichtige, ronde zilveren munten had,
waardoor hij natuurlijk niets kon zien en
steeds den weg verloor. En terwijl hij door
woeste steppen wandelde, kwam hij telkens
te Londen, wat toch bepaald dwaas was.
Een beruchte valsche munter, dien hij
jarenlang had vervolgd, zat op den rechter
stoel, verhoorde Prickett, wilde hem echter
nooit laten uitspreken, en tfjdens de ver
handeling drongen dozijnen van schurken
de zaai binnen en stalen 2 ronde zilveren
munten, welke als zwijgend bewijs voor
het een oi ander onverklaarbaar feit op de
tafel voor de rechters lagen. Het zonder
lingste echter was, dat deze munten gestolen
en telkens weer gestolen werden en toch
altijd nog daar lagen.