Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
11
lf
26ste J aars.
Zondag 1 November 1903.
.No. 7741.
EERSTE BLAD.
Te veel en te weinig.
Alfred Hedenstjerna.
Bureau Boterstraat 5f). Telefoon No. 85.
PB IJ 8 TAH DIT BLADl
foor Schiedam per 3 maandenf 1-50
Franco per post door geheel Nederland - 2.
Afzonderlijke Nummers
0.05
PRIJS DER ADTERTENTIËN:
Van 16 regelsƒ0.60
Elke gewone regel meer- 0-10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
De Katholieken Kerk herinnert ons in
den loop des jaars menigmaal, dat wij niet
voor dit leven zijn geschapen. Op het feest
van Allerheiligen wijst zij ons andermaal met
plechtigen ernst ten hemel. Zij toont ons
de glorierijke schare harer kinderen, die
gestreden en geleden hebben, niet uit
ijdeie eerzucht, niet om een tijdelijk gewin,
niet zeifs alleen om den hemel te verdienen
Zooals de ongeloovige spottend beweert,
maar omdat het eenvoudig, onwrikbaar
geloot hun den H. Wil Gods had leeren
kennen, eerbiedigen en volbrengen.
Daar in die glorierijke schaar van heme
lingen, zijn kinderen en grijsaard, koningen
en bedelaars, martelaars en belijders, ge
leerden en eenvoudigen van geestdaar
zijn er, die zonder het te willen de wereld
hebben verbaasd door hun heldhaftigen
geloofsmoed; daar zijn er, wier grenzen-
looze verloochening en engelachtige toewij
ding door de wereld niet werd opgemerkt,
misschien zelfs met werd begrepen. Daar
zijn onder Gods lieve heiligen zonen van
het eigen vaderland en geloofsbroeders van
de verst afgelegen stranden, allen vergaderd
doer dezelfde vereering.
Beeldhouwers hebben hun trekken in het
marmer vereeuwigd schilders hebben ge
tracht de reinheid en den adel hunner op
het doek uit te drukken dichters hebben
hun moed, hun liefde en toewijding bezon
gen. Wat is de grootheid en de roem van
de grooten en machtigen dezer wereld,
vergeleken bij de verhevenheid en de ver
eering dezer onsterfelijken Wat zijn de
lauweren der Cesars bij den stralenkrans,
die het hoofd siert van den apostel, den waar-
achtigen veroveraar met het zwaard tan
Gods Woord? Wat zijn de standbeelden
van kunstenaars en staatslieden onaanzien
lijk bjj de beelden van Gods lieve heiligen
Zij, die kunstenaars, zij hebben de wereld
voor een korten tijd met eerbied en be
wondering vervuld, doch zeer spoedig na
hun dood waren zij vergeten, of werden hun
namen nog slechts door weinigen genoemd.
Hoe geheel anders is het gesteld met de
heiligen, die de Katholieke Kerk aan de
vereering harer kinderen voorstelt Hun
namen zijn op millioenen lippen, hun daden
wekken tot bjj het verste nageslacht eer
bied, bewondering, navolging bovenal. Dit
is de waarachtige grootheid onzer heiligen,
dat zij, ofschoon gestorven, immer dat volle,
geestelijke leven voortleven, hetwelk ons
bestaan op aarde onzer waardig maakt.
De H. Moedermaagd, die eenmaal onder
het kruis van haren Zoon stond, is niet
meer op deze aarde, maar Haar reinheid,
Haar eenvoud, Haar liefde, Haar gehoor
zaamheid, Haar heldhaftige toewijding
bloeien overal als zoovele geestelijke bloe
men, waar de naam van Maria met eerbied
wordt uitgesproken. De onverschrokken
apostel-vorsten, Petrus en Pauius, hebben
te Rome door hun marteldood getuigenis
afgelegd van de hoogste waarheid, maar
al zijn zij zelf gestorven, der wereld bleef
hun geloofsijver hun verachting der wereld,
hun christenmoed. De groote monnikenge
stalte Franciscus van Assisië, verdwenen, na
door leven en leer den rijkdom der christelijke
armoede gepredikt te hebben, maar zijn
geestelijke zonen en dochters zetten na zes
eeuwen nog onvermoeid het werk dier
prediking over de geheele wereld voort.
Vincentius Paulo, Ignatius de Loyola,
Franciscus Xaverius en zoovele anderen,
welke opwekkende kracht schuilt er In
hunne namenwelk een bezieling en
navolging hebben zij lang na hunnen dood
onder alle standen der maatschappij teweeg
gebracht.
Waar, buiten de Katholieke Kerk, vindt
men zulk een uitgestrekte vereering, zulk
een heerlijke navolging van waarachtige
grootheid
Toch is de glans, die van onze heiligen
op de aarde straalt, slechts een flauwe
weerschijn van hun hemelsche glorie. Het
geloof leert ons, dat de strijders van deze
aarde in den hemel met onsterfelijken
luister gekroond worden.
Sursum cordaDe harten omhoog
roept daarom op Allerheiligendag de Kerk
haar kinderen toe. Ziet hoe klein en
kleingeestig, hoe nietig en bekrompen alles
op deze aarde is, wat niet het stempel der
eeuwigheid, het merkteeken der onsterfe
lijkheid draagt. Gij, die moedeloos wordt
bij zooveel teleurstelling, die door de
wereld niet worden begrepen of geminacht
Sursum corda, de harten omhoogZiet
uwe broeders in den hemel 1 Zij moesten
denzelfden strijd strijden ais gij, hetzelfde
lijden verduren, dezelfde moeilijkheden
overwinnen. Wat zij met Gods hulp ver
mochten, dat vermag ook iedere christen.
Op hun overwinningsfeest kunnen wij hun
nagedachtenis niet beter vereeren, dan
door het onwrikbaar besluit te vormen,
krachtig mede te werken aan de uitbreiding
van Gods rijk op aarde.
De grootsche gedachte der onsterfelijkheid
ligt ook ten grondslag aan den rouwdag,
waarop de Katholieke Kerk de gedachtenis
harer dooden houdt.
De liefde dezer H. Moeder is sterker
dan de dood. Met haar gebeden volgt zij
haar kinderen tot aan gene zijde des grafs.
Doordrongen van de waarheid, dat niets
wat besmet is, den hemel kan binnengaan
en overtuigd van Gods rechtvaardigheid,
weet zij, dat het een heilige en heilzame
gedachte is voor de overledenen te bidden.
Daarom noodigt de kerk op Allerzielendag
ons uit hen te gedenken, die van deze
wereld gescheiden zijn. De gedachtenis
aan onze dooden stemt ons tot stillen,
weldadigen ernst. O, hoevele goede daden
zijn voortgesproten uit de zachte, wee
moedige herinnering aan de dierbare afge
storvenen 1 Maar, zal deze herinnering
krachtig blijven en levenwekkend, dan
moet zij meer wezen dan een losse ge
dachte, zij moet wortelen in dat vaste,
onwrikbare geloof, hetwelk vasthoudt aan
het eeuwig voortbestaan der menschelijke
zielzij moet haar grondslag vinden in de
vaste hoop der onsterfelijkheid.
Eeren wij, met die gedachte bezield,
de glorie onzer heiligen en de nagedachtenis
onzer dooden.
Stads- en Gewestelijk Nieuws.
Schiedam, 31 October 1903.
De Arbeidsbeurs.
(Opgaaf 31 October 1903.)
Gevraagde arbeidskrachten.
Leerjongens voor het sigarenvak. id.
voor de pakkamer van een sigarenfabriek.
Een schoenmaker (halfwas). Een schoen
makersjongen. Een bakkersjongen,
Een smidsknecht. Een boerenknecht.
Een kuiper (halfwas). Een gasfitter
(halfwas). Een luijongen voor een
windmolen. In een fabriek een
jongen bekend met kleedennaaien.
Een jongen voor een moestuin. Een
zakkenmaker, (noodhulp). Een jongen
voor meubelmakerij. Een jongen voor
gistpakhuis. Meisjes voor de chocolade
fabriek. Een keukenmeid. Een
dienstbode voor meid-alleen.
Aangeboden Arbeidskrachten.
Timmerlieden. Drukkers. Winkel
bediende. Kantoorbediende. Distilia-
teursknechts. Boerenknechts. Tuiniers
knecht. Koetsiers. Slagersknecht.—
Kistenmakers. Ververs. Een hout-
koopersknecht. Een loodgieter. Een
bakker. Een machinist-bankwerker.
Een machinist-stoker. Personen
voor iichte werkzaamheden. id. voor
Feuilleton.
1)
Zoolang er nog menige domkop tot ambt
en waardigheid geraakt; zoolang er nog
tijdschriften bij gebrek aan lezers op de
flesch gaanen zoolang nog menige huis
vrouw hemel en aarde bewegen moet om
een geschikt dienstmeisje te krijgen zoo
lang kan ik de meening van somigen, dat
•r te veel menschen op de wereld zijn, nog
niet deeieii. Mijns inziens schuilt de fout
veeleer hierin, dat de menschen met met
genoeg bedachtzaamheid en overleg aan de
tafel des levens plaats nemen.
Toen onlangs de Zweedsche rijksdag tot
over de ooren in de hooge politiek zat,
schelde een der liberale volksvertegenwoor
digers bij mij aan en liet zich met een
wanhoopig gezicht op een stoel vallen.
jWat is er gebeurd? Een ongeluk?"
vroeg ik.
De man hijgde naar adem.
Heeft alweer een minister zich vergrepen
aan de grondwet?"
Hij schudde zijn hoofd en zweeg.
ïZijn uwe collega's Kamerleden elkaar
in de haren gevlogen vroeg ik weer.
»Ach". zeiae hij zlaat mij maar een
oogenblikje hier bij u zitten, om mij voor de
de menschheid te verbergen en een beetje
tot adem te komen 1 Ik kan niet meer
Toen hij dan nu een weinig uitgeblazen had,
vertelde hij mij hetgeen bem overkomen was.
Hij was daarginds in zijne vaderstad een
groot bankier, deed kolossale zaken, zette
millioenen om, en speelde de eerste viool
in den gemeenteraad. Eergisteren, tegen
den middag, was zijn jongste boekhouder
gestorven, die een salaris vaD twaalfhon
derd kronen genoot. De jonge man was
om twaalf uur overleden. Om één uur iagen
er bij den directeur der bank een en-twui-
telegrammen, terwijl de telephoon aanhou
dend tingeldeen men verzocht hem, daar
e, zeven-en-dertig personen hem zover eene
gewichtige aangelegenheid" wenschten te
spreken, of hij tocb wel eenige uren thuis
zou willen blijven.
Dat waren dus reeds acht-en-vijftig
menschen, die zich gehaast hadden om naar
de opengevallen betrekking eene voorloopige
solicitatie te doen voorafgaan. De een was
er al gauwer bij geweest dan de ander,
om toch vooral de eerste te zijn.
Eene dame soliciteerde voor haren zoon
en herinnerde den heer directeur, hoe zij
en hij vóór ongeveer dertig jaren samen
school hadden gegaan. De boekhouder van
een winkel, waar de directeur zijn petroleum
insloeg, recommandeerde zichzelf in de meest
dringende bewoordingen. Een adellijke
gepensioneerde majoor en societeitsvriend
beschouwde bet als vanzelfsprekend, dat
zijn zoude vriend" zonder aarzelen hèm het
baantje geven zou, wanneer hij hem mee
deelde dat hij zich wel vervaardigden wilde,
«r naast te dingen. En zoo al verder.
Toen de man 's morgens ontwaakte, stond
er aan zijne slaapkamerdeur reeds een
jonge man uit zijne geboorteplaats, die
viiegend in den nachttrein was gestapt,
om persoonlijk zijne opwachting te maken.
Toen hij zich aangekleed had, vond hij in
de voorkamer vijf andere jonge menschen,
die op denzeitden gemalen inval gekomen
waren, En daar de verspreiding van
nieuwsstijdingen in onze dagbladpers zulk
een kolossale ontwikkeling verkregen heeft,
dat zelfs de de dood van een bankboekhouder
in eene provinciestad aan de uitstekend
geïnformeerde couranten der hoofdstad
wordt getelegrafeerd, zoo werd mijn vriend
op straat door zeven jonge zonen van bekende
iamieljes uit uit de residentie aangesproken,
die zich beleefdelijk bij hem aanbevalen.
Den laatsten stoot had de directeur in
het restaurant gekregen, waar hij placht
te dejeuneeren. De jonge, vlugge kellner,
die hem bediende, was namelijk met veel
strijkages, blozend en verlegen, naar hem
toegekomen, en had hem toegefluisterd
zMijnheer de directeur ik heb een
goede opleiding genoten
zZoo, vriendje Nu, dat kan nooit kwaad
daar ben je met minder om," had de
directeur argeloos ten antwoord gegeven.
sik heb namelijk nog in de derde klasse
gymnasium gezeten, en in het cijferen had
ik altoos nummer één. Als het dus mogeljjk
was, dat ik voor de betrekking aan de
bank ia aanmerking kon komen, dan zou
mijne eewige dankbaarheid.
{Slot volgt).
NIEUWE SGHIE
DOOR