Dagblad mor Schiedam en Omstreken.
Liefde tot de armen.
Onder Kleurlingen.
28s(e Jaargang.
Maandag 2 Januari 1905.
No. 8094.
feuilleton.
kostelooze inenting en herinèutiiig; tegen pokken.
Officieele Berichten.
Kennisgeving.
Bestrijding tuberculose onder het
Rundvee.
Kennisgeving.
Algemeen Overzicht.
De oorlog in Oost-Azië.
ABONNEMENTSPRIJS:
Dit blad verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, en
kost voor Schiedam per 3 maanden ƒ1.3.5, per maand 45 cent en per
week 10 cent. Franco per post door geheel Nederland ƒ2.per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: Boter-
straat 50 en bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders.
BureauBOTERSTRAAT 50.
Hllllnilll'.U.lilUllUl'ilUi iiUlLUlIinilllUiillllDfllIi
PRIJS DER ADVERTENTIëN:
Van 1—6 regels ƒ0.77 met inbegrip van bewijsnummer.
Elke regel daarboven 12t/j cent.
Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend.
Ingezonden mededeelingen 25 cent per regel.
Voor herhaaldelijk ad ver te eren worden uiterst bil
lijke overeenkomsten aangegaan.
Telefoonnummer 85. Postbus no. 39.
De Burgemeester van Schiedam,
brengt ter openbare kennis, dat, te beginnen
met 1 Januari 1905, ter gemeente-secretarie, afd.
A. kosteloos verkrijgbaar zjjn formulieren ter
mededeeling van het verlangen, tuberculeuse
runderen tegen schadeloosstelling door het Rijk
te doen overnemen.
Schiedam, den 3l$ten December 1904.
De Burgemeester voornoemd,
VERSTEEG.
Burgemeester en Wethouders van Schiedam,
Gelet op art. 18 der wet van den 4den Decem
ber 1872 Staatsblad no. 134), tot voorziening
tegen besmettelijke ziekten
Brengen bij deze ter kennis van de ingezetenen,
dat ten huize van den gemeente-geneesheer, den
heer N. F. ELZEVIER DOM, Singel no. 70.
driemaandelijks en wel op den eersten Dinsdag
van elk kwartaal op de gewone spreekuren
gelegenheid zal bestaan tot
Schiedam, den 2den Januari 1905.
Burgemeester en \Vethouders voornoemd,
VERSTEEG.
De Secretaris,
V. SICKENGA.
Burgemeester en Wethouders van Schiedam,
brengen ter algemeene kennis, dat, zoolang de
vorst zal aanhouden, de Hoogstraat voor het ver-
met r'j* en voertuigen weder zal zijn
OPENGESTELD.
Schiedam, 2 Januari 1905.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
VERSTEEG.
De Secretaris,
V. SICKENGA.
De volgende treffende daad wordt ons in de
gewijde Boeken verhaald van den II. Joannes,
den Apostel, dien. Jezus zeer beminde: toen hij,
wegens zijn hoogen ouderdom, door de leerlingen
naar de vergaderplaats der geloovigen moest ge
dragen worden, groette hij hen altijd met de
Woorden: „Kinderkous, bemint elkander!" Ein
delijk verveelde het sommigen Christenen altoos
dezelfde woorden te hooren. Daarom dan vroe
gen zij den Apostel„Meester, waarom zegt gij
immer hetzelfde?" Hij antwoordde: „Dit is het
gebod des Hoerenindien gij dat onderhoudt,
zoo is het voldoende."
De liefde is de meeste. Neem de liefde uit
deze wereld weg en de aarde wordt met recht
een 'tranendal.
Liefde! Woord, dat heel een wereld omvat,
heel de aarde omsluit,
[Uit het Duitsch.J
19) (S lot.)
Na eenigen tijd wierp Potomba een twee-
e uit, daarna een derde en ging zoo door
tot meer dan een balt dozijn haaien rond onze
boot spookte.
Ik had slechts een nevelig denkbeeld van
Sm,? °,P ilet had- In elk geval ver-
*ld? hl-I de hyena's der zee rond zijn boot,
ardon li T h6U te bedienen tegen zijne vij-
welke wijze dat gelchieden zou,
was mij heelemaal duister. Ik kan niet zeggen
dat de nabijheid van deze beminnelijke schep
sels me op 'toogenblik erg beviel, en alhoewel
hfl zichop ons eiland „Heer der haaien" had
genoemd zoo gevoelde ik toch, alhoewel een
(TdiJeni! *wemmor> volstrekt geen de minste
genegenheid voor zijne onderdanen, hongerig
naar menschenvleesch; en ik wil het gaarne
openlijk bekennen, dat ik mij op den Wind
van mijn goeden master Frick Turnerslick meer
op mijn gemak had gevoeld, dan in de smalle
boot, int welks ondiepe bodem men de haaien
mei. de hand een tik kon geven.
Daarbij deed zich een alk-rgruwzuamst
Liefde! Bloem uit den hof des hemels, waar
de eeuwige Liefde troont, overgeplant in den
dorren hof dezer aarde.
Liefde! Bron-aar van alle goeds, hoe zijt gij
begrepen door die schare van Katholieke zen
delingen, die alles verlaten om God, tot heil
der onsterflijke zielen. Iloe zijt gij begrepen door
een II. Vineentius a Paulo, die zich opofferde
voor den armsten, den geringsten medebroeder,
die de van allen verlaten zieken en melaatschen
opzocht, hen troostte, hen bemoedigde, hen spij
zigde met eigen hand; maar die ook genezing
voor de ziel zocht aan te brengen, en wiens woord
zoovele duizenden heeft teruggebracht tot God
en weergegeven aan de maatschappij.
LiefdeHoe wordt, gij: begrepen door die schaar
van mannen, die Vineentius navolgen in zijn
weldadendoor die mannen, welke ja het lichaam
van den armen medebroeder nooddruft schen
ken, maai- de ziel niet vergeten; laten wij het
nog meer naar waarheid uitdrukkendie door
het lichaam te spijzigen toegang tot de ziel ver
krijgen, die velen hebben teruggebracht op het
ware pad.
Liefde! Hoezeer word! die schoone deugd be
oefend door die edele vrouwen, die als lid eener
St. Eliza,beths-vereeniging de armen, de misdeel-
den in hun verlatenheid bezoeken, troost bren
gen waar die zoozeer noodig is, de zieken bij
staan, en overal zich henenspoeden, waar nood
druft heerscht.
Wat is zij grootsch en veelomvattend, die chris
telijke liefde! Wat schenkt zij den christen een
genot
„Is er zaliger vreugd
En die langer u heugt,
Dan een zorgelijk voorhoofd te ontplooien.
Een goede Engel te zijn
En in 's armen woestijn
In de stilte wat manna te strooien?
Door den traan, dien gij wischt
Wordt uw ziele verfrischt,
En de glimlach, dien gij doet herleven
Op des lijders gezicht
Wordt een straal van Gods licht,
Ook u-zelf tot verkwikking gegeven.
Ach, hoevéél, dat een tijd
U in 't Leven verblijdt,
Is bij 'tsterven voor immer vergeten!
Was de Liefde u het meest,
Zijt ge een zegen geweest,
Deze vreugd mag onsterflijk heeten
Ze is een Hemelsch genot;
Ze is geboren uit God,
Die een God is van eeuwig erbarmen,
Die de kruisdragers kent,
Die Zijn Engelen zendt
Tot de schamele kribbe der armen!"
Zóó heeft de dichter Ten Kate gezongen; zóó
schouwspel voor. Ondanks de duisternis van
den nacht scheen het water witvlokkig goud
te zijn en liep met diepere, donkere tinten naai
den bodem. Elke beweging in 't water was dui
delijk te zien, en als de Ehri een nieuwen
visch uitwierp, dan naderden zes tot acht vree-
selijke wrekers tot de waterlijn der boot, om
elkaar dat. boutje afhandig te maken, en daarna
begon een strijd, die u de haren te berge deed
rijzen, wijl maar een dun houten beschotje tus-
schen hen en ons menschen lag.
Wat de Ehri betreft, zoo scheen hij zich in
'I, minst niet te bekommeren om mijn gemoed,
zoo onaangenaam verstoord. Hij wierp van tijd
iot tij) een vi^ch uit en keek dan naar de
lichting, waar de bruiloft,sflotille met het bruids
paar van daan moest komen. Mij kwam het
echter zeer waarschijnlijk voor, dat de huwe
lijksvoltrekking, na door ons verstoord te zijn,
was doorgegaan; hij integendeel scheen zeker
van zijn zaak te wezen en stond, zoodra aan
den gezichteinder een nevelig licht viel te be
merken, in de boot overeind om beter te kun
nen uitzien. Dat licht kwatn nader en werd
met iedere seconde helderder. Weldra za°- ik
duidelijk dat de flotille op komst was, daar
iedere ka.no aan zijn boeg een fakkel droeg.
..Zij komen", bemerkte Potomba koelbloedig,
„en thans wordt Pareyma weer de mijne
Hij wierp de rood en wit gestreepte tebuta
van den schouder en greep met de rechterhand
naar zijn kris, terwijl hij met de linker weer
wordt de liefde begrepen door den Katholiek,
die in het barre jaargetijde zijn offer aan den
arme schenkt.
Het. harre jaargetijde l
Lezer, gij zit in uw verwarmd vertrek, gij
lacht en schertst met de uwen, u wacht op tijd
een goed maal, een flink ontbijt, gij laat u het,
souper kostelijk smaken; gij hebt voldoende dek
king tegen de guurheid van den naclit, en als
ge u op straat moet vertoonen, beschutten wol
len kïeeren u tegen den kouden wind, den zu
ren mist. Maar in dezelfde straat, waarin gij
woont, daar huizen wellicht, menschen, die wei
nig of geen vuur aan den haard, geen voedsel
in huis, geen behoorlijke dekking in den nacht,
geen beschuttende kleercn aan het lijf hebben.
En dezulken zijn toch uw medebroeders. Ligt
het aan u, dat gij weelde, aan hen, dat zij ar
moede hebben
Wat wij u bidden mogen een aalmoes voor
den arme, asjeblieft. Als een Vincentiaan om
hulp aanklopt, als een dochter van Sinte-Eliza-
beth om uw steun vraagt, geef met milde hand.
De armoede is groot. Maar vooral, als ge daar
toe in de gelegenheid zijt, bezoek de armen per
soonlijk. Overtuig u van veler nooddeel uw
gave zelf uit, stort balsem in de zielwonden,
spreek een woord van troost tot de lijdenden.
De dichter Ten Kate heeft het zoo schoon ge
zegd: de beoefening der Liefde is een Hemelsch
genot, en uit God geboren.
De barre winter is thans ingetreden. Laten we
helpen, waar we kunnen. God, die zich in mild-
Tieid niet laat overtreffen, zal honderdvoudig loo-
nen, wat we voor zijn misdeelde kinderen doen.
2 Januari.
PORT ARTHUR.
Weder forten vermeesterd.
Het schijnt dat de Japanners in de laatste da
gen met meer succes tegen de Russische bezetting
van Port Arthur optreden.
De val van Port Arthur wordt nu weer bin
nenkort verwacht.. Het moet met de verovering
langzaam, maar zeker gaan.
Thans wordt uit Tokio geseind, dat de Ja
panners nog twee forten hebben vermeesterd.
Met het fort op den Soeng-sjoe-sjan, vlak ten
zuiden van Er-loeng-sjan, is een der belangrijk
ste stellingen in de fortenlinie den belegeraars
in handen gevallen. Bovendien zouden zij (dit
is echter nog niet officieel) ook het fort op den
Pan-loeng-sjan veroverd hebben. De tegenstrij
dige inlichtingen op de kaarten maken" het voor
alsnog niet mogelijk, over de ligging van dit fort
iets beslissends te zeggenmaar waarschijnlijk
is dit het fort op den heuvel van 174 me
ter, tusschen de Itze-sjan en den Er-loeng-sjan in.
De toelichting, die de telegrammen bij de ver
melding van deze wapenfeiten geven, hebben den
een visch uitwierp.
„Wees mij twee minuten behulpzaam, Sahib,
dan wil ik u gehoorzamen, zoo lang gij wilt!"
Ik greep de riemen.
Hij1 deed hetzelfde, en op zijn aanwijzing be
schreven wij voor de naderende booten een boog,
draaiden dan bij en schoten ten laatste toe,
nu met het evenwijdig tot bij de eerste boot
van het smaldeel. Daarin zaten drie personen,
die ik duidelijk kon herkennenMatemba, Anoui
en Pareyma. Met een geweldigen stoot langs
de rechterzijde van het vaartuig heenstrijkeml,
bereikten wij de boot, zoodat ons linker boord
met een bons tegen hun dwarshout aankwam.
De haaien waren ons hierheen gevolgd. Ik zat
bij de riemen en Potomba stond nu weder rechtop
in de boot, met de kris in de vuist.
„Pareyma, kom hier!" riep hij.
De geroepene stond op en snelde langs het
dwarshout tot ons in de boot. De Ehri vine haar
met den linker op en liet ze nederglijden, dan
hoog hij zich over boord en sneed in twee
rasse slagen de baststrik door, die het dwars
hout van de bruiloftsboot aa.n het ander hout
verbond.
Een ontzettend geschreeuw uit twee kelen
werd gehoord. De boot kenterde. Matemba en
de priester stortten in het water en werden
oogenblikkelijk door de haaien verslonden.
Pareyma sloeg de handen voor het gelaat,
Potomba greep het ander paar riemen en be
gon te roeien. Wij vlogen als een pijl zoo snel»
kelijk weinig grond, hoewel men mag aannemen
dat naarmate de Japanners in meer forten vas
ten Voet krijgen, zij ook de overige al sneller
en sneller kunnen vermeesteren.
In militaire kringen te Petersburg neemt men
de vermeestering van Erloeng-sjan aan als een
droevig feit. De japanners zijn nu, zoo merkt
men op, binnen den twaalf voet dikken muur
welke de binnenste forten verbindt en onder dek
king waarvan de Russen totdusver versterkin
gen konden zenden naar welk punt zij maar
wilden. Zulke versterkingen kunnen nu alleen
uitgezonden worden onder het vuur van den vij
and. Men acht het daarom niet onmogelijk dat
Stössel op Liao-ti-sjan terug zal trekken als
hij nog kan.
Volgens den Tokioschen berichtgever van het
Berliner Tageblatt, is na de verovering van Er-
loengsjan het geheele noordelijke front van de
vesting onhoudbaar geworden. De Japanners zen
den om het laatste verzet van de Russen te
breken een groot aantal belegeringskanonnen naar
het front, via Dalni. De Russische kanonnen die
door de Japanners vermeesterd zijn, waren in
zeer slechten staat. De schachten waren erg uit
gesleten door het aanhoudende vuren.
In Mantsjoerije.
Het Nowoje Wremja verneemt van haren be
richtgever op het oorlogsterrein dat de krijgs
verrichtingen nog wel tot het voorjaar zullen
rasten, aangezien heide partijen van de koude
lijden, behoefte gevoelen om zich samen te trek
ken en versterkingen afwachten. Wilde een van
heiden thans een aanval in het front ondernemen,
dan zou zij te doen hebben met op vestingen
gelijkende verschansingen. Zoowel het Russi
sche als het Japansche front zijn 100 K.M. lang.
Van de Hoen-ho en de Liao-ho af tol Hsin-
min-ting loopt een onafgebroken reeks van ver
sterkingen met sterke artillerie. Wanneer de Ja
panners af en toe oprukken, doen zij dit alleen,
omdat zij bang zijn voor hun verbinding met
Korea en voor de dekking in den rug van het
eerste leger „na de welgeslaagde krijgsverrich
tingen van generaal Rennenkampf in November."
Daarvoor pleit ook de haastige bevestiging van
de voornaamste verbindingslijn SaimatseTsjon-
sjan. Het leger van Koeroki dat op Sjachetse
steunt, heeft een uitstekende dekking in zijn rug.
Van Sjachetse leidt een spoor naar Fcng-hwang-
tsjeng, vandaar gaat een zijtak naar Saimatse
en Haitsjeng en een veldspoor tot Liaojang. Langs
de Jaloe zijn opslagplaatsen en aanlegsteigers ge
maakt en over de rivier worden bruggen gesla
gen. In het Oosten zag men vroeger niet derge
lijke toebereidselen.
Toebereidselen.
Reuter seint uit Tsjifoe dat het stoomschip
Canton, uit Wladiwostok aangekomen, meldt dat
men daar druk bezig is, om het droogdok af
te maken voor de komst van de Oostzeevloot.
Er zijn tal van mijnen weggenomen, daar de
liaven spoedig door het ijs gesloten zal zijn. De
terwijl de floiille een verward kluwen geleek,
waaruit slechts een enkele boot te voorschijn
kwam om ons te vervolgen. Ik greep naar
mijn buks en zeide:
„Ik zal hem even een blauwe hoon geven!"
„Halt Sahib! Dat is geen vijand, die ons
volgt, maar een vriend. Zoo roeit alleenlijk
Ombi, de bediende van mijn vrouw. Hij en Po
tomba, de Ehri, kennen geens gelijken. Laat
hem komen, hij zal met ons gaan!"
Achter ons huilden thans de woedende feest-
genooten der flotille en snakten ons in te ha
len. Het gelukte hun niet. In vijf minuten had
den wij den „Wind" bereikt, die zijn valreep
naar beneden liet 0111 ons op te nemen.
Toen eerst nam Pareyma de handen van het
gelaat
„Potomba, gij Hebt vader vermoord!" staar
de zij.
Ombi, het oude grijshoofd, sprong uit
boot in de onze over.
„Zegt uw hart, Pareyma, dat het rustig blijft",
verzocht hij. „Uw leed is mijn leed, en uw
geluk ook het mijne. De afgoden zijn lieden
gevallen, en nu zal bij ons zijn de goede Bapa
des hemels met ^jjn Zoon, die pp aarde
kwam om al het ongeluk in vreugde te ver
anderen!"
Wij stegen naar boven.
„Gauw. Charley!" riep de kapitein. „Daar
komen die kerels met hunne fakkelbooten óm
u te zoeken. Vooruit» vooruit! Blaast de lick-