Dagblad voor Schiedam en Omstreken. De Arbeidswet. WINTER 28ste Jaargang. Zaterdag 7 Januari 1905. No. 8098. TWEEDE BLAD. Gemengd Nieuws. ABONNEMENTSPRIJS: Dit blad verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, en kost voor Schiedam per 3 maanden f 4.35, per maand 45 cent en per week 10 cent. Franco per post door geheel Nederland ƒ2.per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: Boter- stiaat 50 en bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders. BureauBOTERSTRAAT 50. PRIJS DER ADVERTENTIëN: Van 1—6 regels ƒ0.77 met inbegrip van bewijsnummer. Elke regel daarboven 121/2 cent. Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend. Ingezonden mededeelingen 25 cent per regel. Voor herhaaldelijk adverteeren worden uiterst bi 1 lijke overeenkomsten aangegaan. Telefoonnummer 85. Postbus no. 39. Het 104 bladzijden beslaande Voorloopig Ver slag is verschenen over de Arbeidswet. Met de vrij algemeene ingenomenheid waar mede, zij het ook niet van alle zijden in ge lijke mate, het wetsontwerp werd begroet, verklaar den sommige leden niet te kunnen instemmen. Noch de inhoud, welke in de meeste opzichten bij hunne wenschen ten achter blijft, noch de techniek konden hen bevredigen. Dezelfde leden zochten in' dit ontwerp tever geefs naar specifiek christelijke beginselen, waar tegen werd opgemerkt, dat geheel het ontwerp, ook blijkens de Memorie van Toelichting, op Chnstelijken grondslag rust. De leden die dit tegenover de geopperde grieven aanvoerden, ach ten het wetsvoorstel een verdienstelijk werk, welks groote beteekenis niet mag worden onderschat. Zij brachten der Regeering warme hulde en som migen rekenden het den minister van Binnen- andsche Zaken als een groote verdienste toe, dat hij zich tot het thans bereikbare heeft we ten te beperken. Een derde groep achtte dezen lof te hoog gestemd, maar verklaarde, bij geble- en ernstig streven der Regeering om aan hunne bezwaren tegemoet te komen, zich bereid tot de totstandkoming van dit ontwerp te willen mede werken. Verscheidene leden, die overigens bijzonder in genomen zijn met den weg door de Regeering mgeslagen, bevreemdde het ©enigszins dat de Regeering nog geen© herziening van de wet op de Kamers van Arbeid heeft ter hand genomen Verscheidene andere leden, die overigens in het algemeen met het ontwerp waren ingenomen, verklaarden uitdrukkelijk, dat zij tegen deze wet bezwaar zouden moeten maken, indien daarbij een begin werd gemaakt met de verwezenlijking van de denkbeelden omtrent publiekrechtelijke organisation, zooals die in de Memorie van Toe lichting zijn ontwikkeld. Zij zagen daarin een zeer bedenkelijke neiging om terug te keeren tot het gildewezen, in ver band waarmede van verschillende zijden de wensch werd vernomen, dat de regeling van het leerlingwezen uit het ontwerp mocht worden ge licht, hetgeen andere leden zouden betreuren. Een derde groep wilde ten deze een middenweg zien ingeslagen. Bij verscheidene leden had het teleurstelling gebaard, dat uitgesloten zijn de bedrijven van landbouw, tuinbouw, boschbouw, veehouderij mijnbouw, van hotel-, koffiehuis en restaurant schippers en visschers, en de spoor- en tram wegen, militaire bakkerij en topografische in richting. Velen leden waren van oordeel, dat volgens bet ontwerp te veel zal worden overgelaten aan algemeene maatregel van bestuur, hetgeen, naar zij meenden, neerkomt op een wellicht voor geruimen tijd uitstellen van de inwerkingtreding der wet Vrij algemeen werd geklaagd over de talrijke wijzigingen in het ontwerp. Deze leden hadden gewenscht het volgen vair het Engelscho systeem van wetgevingafzonderlijke regeling van elk be drijf. Verscheidene leden waren van meening dat de Regeering de bescherming had belmoren uit te strekken tot allen die hun achtiende jaar nog biet voleind hebben. Zij zouden den maximalen arbeidsdag voor kinderen van 12 tot 14 jaar b.v. °P 8 uren willen bepalen. Hij het Hoofdstuk: Van in de leer zijnde per sonen werd o.a. het volgende opgemerkt: Sommige leden meenden dat deze zaak niet Vab sterk dringenden aard is, en bovendien in haar geheel nog niet rijp is voor wettelijke rege- Hng. Andere waren van oordeel dat het beginsel van vrijheid van arbeid door de voorgestelde be palingen wordt prijsgegeven en de aard der be staande nijverheids verhoudingen daarin wordt bbskend. Zij keurden af, dat de regeering met haar stelsel van regeling van het leerling- Wezen den weg van wettelijken drang heeft in- tteslagen. Verre verkieselijk scheen het hun, hel invoeren van het stelsel door de patroon faculta tief te stellen. Een groot bezwaar werd ook geacht, dat de bevoegdheid voor de patroons om eens leerover eenkomst te sluiten afhankelijk gesteld wordt van eene door den burgemeester te Verleenen vergun ning, waarvan men in kleine gemeenten wille keur, in grooteren moeilijkheden vreesde. Eene andere grief tegen de voorgestelde rege ling betrof het ontbreken van eene bepaling om trent het maximum aantal teerlingen dat een pa troon zal mogen hebben en men gaf in over weging ©ene bepaling in den geest van 128 der Duitsche Gewerbeordnung. De hoop werd gekoesterd dat de Regeering, mocht zij aan den aandrang om de regeling van het leerlingwezen uit de wet te lichten, voldoen, de verplichting om jongens en meisjes in de ge legenheid te stellen theoretisch vakonderwijs of herhalingsonderwijs te volgen in de wet zou hand haven, waarbij1 dan echter geen verschil zal be- hooren te worden gemaakt tussc-hen hen die in leerbetrekking zijn en anderen. Sommige leden meenden dat in de regeling niet had mogen ontbreken de verplichting leerlingen hunne medewerking te verleenen. De regeling van de schadevergoedingen, zoo van de zijde van den meester als van die van den leerling, scheen sommigen zeer gebrekkig, terwijl men voorts nog vroeg of het niet aanbe veling zou verdienen te bepalen dat de leerling na volbrachten leeftijd ten minste nog één jaar in de zaak zijns meesters werkzaam moet blijven. In één afdeeling werd de wenschelijkheid uit gesproken, het. inwonen van den leerling bij het hoofd of den bestuurder te verbieden, desnoods alleen in groote gemeenten. Het maximum van zes maanden werd door vele leden voor den duur van den proeftijd te lang geacht. Op mil dere bepalingen werd aangedrongen ten aanzien van de intrekking van de vergunning voor leer overeenkomsten en gewezen op het verzuim dat de patroon de gelegenheid mist op te komen te gen een besluit van den burgemeester. De opmerking werd gemaakt dat verschillende bepalingen niet zullen bijdragen tot aanmoedi ging van het sluiten van leerovereenkomsten, be paaldelijk niet het vooruitzicht vair wellicht 9 maanden gedwongen lediggang. Men was voorts van oordeel dat misdragin gen, hetzij van de zijde des meesters, hetzij van die van den leerling, tot beëindiging der leer overeenkomst moesten kunnen leiden, terwijl ook gedacht moest worden aan het geval van ver huizing, van ernstige ziekte van patroon of leer ling. Aangedrongen werd op de mogelijkheid van onvoorwaardelijk verbod van den arbeid met lood- verbindingen bevattende stoffen ook voor man nen, waartegen andere leden opmerkten, dat het gevaar voor mannen niet zoo groot is als voor vrouwen en jeugdige personen. Betreurd werd, da,t de verschuiving van de be staande leeftijdsgrens van 12 op 13 jaar uit het voor-ontwerp in het ontwerp niet is overgenomen, terwijl anderen daartegen juist bezwaar zouden hebben gehad. Het stelde teleur dat veenarbeid voor jongens, meisjes en vrouwen niet onvoorwaardelijk is ver boden. Ook de arbeid als machinist of stoker, meende men, moest aan meisjes geheel verboden zijn, evenals werkzaamheden tot het uitoefe nen van kunstverrichtingen aan jongens en meisjes. De beperkende bepalingen omtrent den arbeid aan „voor de eerbaarheid aanstootelijke voorwer pen werden beschouwd als een nieuwe uiting van het puritanisch streven van deze regeering, waartegenover werd gesteld, dat soortgelijke be palingen ook in buitenlandsche wetgeving be staan. Gewezen werd op de moeilijkheid van het criterium in deze. Van het verbod van moederarbeid bij de steen fabrieken vreesden sommigen toeneming van den abortus provocatus, terwijl anderen het verbod zelfs uitgebreid wenschen tot anderen zwaren arbeid. De termijn (tot den zesjarigen leeftijd van het jongste kind) werd te lang geacht. Men wensch te schadevergoeding aan zwangere vrouwen en jonge moeders voor de derving van verdiensten gedurende de periode van acht weken, waarin haar de arbeid is verboden. Omtrent de beveiliging bij: den arbeid in fa brieken en werkplaatsen achtte men door dit ontwerp in enkele opzichten een stap achteruit gegaan. De eischen aan tal van woningen ge steld achtte men hier en daar te hoog. De eisch van een privaat per werkplaats achtte men te hoog, daar de woningwet die eisch voor elke woning niet eens stelt. De wensch werd uitgesproken, dat overtreding van een „waarschuwing" in het belang van de veiligheid, in fabrieken of werkplaatsen opgehan gen, zou worden strafbaar gesteld ook voor den arbeider. Betreurd werd, dat de bepalingen omtrent win kels en apotheken, met name die omtrent zit gelegenheden voor het personeel, niet ook voor lokalen met vergunning of verlof zouden gelden. Nopens het verbod van nachtarbeid in bakke rijen had men bezwaar tegen vrijstelling van pa troons en leden van diens huisgezin, men ziet hierin een weg tot ontduiking. Anderen meen den, dat de wetgever zich met den arbeid van den heer des huizers en zijn gezin zelve niet mag bemoeien. Aanbevolen werd een meer geleidelijke invoe ring van het verbod van nachtarbeid, bv. door deze telkens met. één uur te verkorten. Een beperking van arbeidsduur voor zieken verpleegsters werd bepleit. Dezelfde opmerking als ten aanzien van den nachtarbeid in het bakkersbedrijf was gemaakt, werd ten opzichte van Zondagsarbeid in het al gemeen gehoord. De maximum-arbeidsduur van 10 uur voor kin deren werd te hoog gevonden voor zeer jonge kinderen, men wilde een geleidelijke opklimming naar mate de kinderen ouder werden. De grootere beperking van den arbeidsduur voor vrouwen werd door enkelen principieel be streden: men wilde gelijke beperking voor man nen en vrouwen. Daarentegen wilden anderen allen arbeid in fa brieken aan gehuwde vrouwen verbieden. Betoogd werd, dat geen rekening is gehouden met den Israëlietisehen Sabbath. Bestreden werd de meening van de regeering, dat de dadelijke invoering van den tienurigen arbeidsdag voor de fabrieken van wollenstoffen te Tilburg en de Twentsche spinnerijen een zóó nadeeligen invloed op genoemde industrie zou hebben. Doch anderzijds werd dit ook weer bestreden. Zij die dit deden, wensch ten zelfs uitbreiding van de bepaling tot weverijen. Bij de bespreking van den arbeidsduur van mannen bij nachtarbeid in voor de gezondheid schadelijke bedrijven werd door sommigen de noodzakelijkheid betoogd van eene vaststelling bij de wet van een normalen arbeidsdag voor alle arbeiders in alle bedrijven, waartegenover sommige anderen lijnrecht stonden, elke bemoei ing van den wetgever met den arbeidsduur van volwassen mannen in beginsel verkeerd achten de en daarin ziende eene ongerechtvaardigde in breuk op de persoonlijke vrijheid. Anderen die voorshands niet overtuigd waren van de nood zakelijkheid eener wettelijke regeling, achtten echter het laatstgenoemd standpunt volstrekt niet juist. Anderen meenden met de Regeering dat de belanghebbenden zelf de zaak moeten regelen. Men meende voorts dat de noodzakelijkheid moet worden geopend om voor hen, die den geheelen nacht arbeiden, een geringer maxi mum dan van 11 uren vast te stellen, en dat het minimum van I1/2 uur voor de gezamenlijke rustpoozen op 2 uur kon worden gesteld. Bij de Tweede Afdeeling: Van de Zondagsrust, stonden tegenover verscheidene leden, die met het standpunt der Regeering medegingen, ver schillende anderen, die het afkeurden. De Re geering h ad, meenden deze laa ts ten, t weeërlei kunnen doen: óf eenvoudig, in afwachting van de toegezegde herziening van de Zondagswet, de bepaling over de Zondagsrust van de bestaande Arbeidswet behouden en die alleen in zooverre wijzigen als noodig is om ze van toepassing te doen zijn op alle inrichtingen welke naar het tegenwoordig ontwerp onder de begrippen „fa briek" en „werkplaats" vallen, of, wat meer in stemming vond, met betrekking tot de Zondags wet, al die bepalingen opnemen, welke nood zakelijk worden geacht tot bescherming van den arbeid naar den grondslag van het ontwerp. Nu scheen het standpunt der Regeering deze leden al zeer weinig principieel. Het „wekte bevreemding dat de minister niet in grove lijnen heeft aangegeven de richting waarin zich zal bewegen de algeheel© herziening van het toezicht. Nu men te dien aanzien geheel in het duis ter verkeerde werden verschillende wenken ge geven en wenschen geuit. Na verschillende opmerkingen over de arbeids lijsten en arbeidskaarten werd ten slotte bij de bespreking der strafbepalingen door sommige le den leedwezen betuigd over de zinsnede in de Memorie van Toelichting, blijkens welke de re geering zou meenen, dat, zoolang bij de eventu eel© veroordeeling het bedrag der geldboete naar verhouding tot de grootte der som de overtre ding te maken winst onbeteekenend is, deze niet zal weerhouden van het overtreden der wet. An dere leden verdedigden echter deze zinsnede, ter wijl verscheidene leden het maximum van f75 te laag, anderen het te hoog achten. (Ingezonden.) 'k Min vooral de wintermaanden, Als de stroomen gladgebaande Wegen zijn voor onzen voet 'k Min zijn adem, die verstijvend, Sneeuw en ijs in 't aanzicht drijvend, Over vale velden woedt O, dan ga ik menigmalen Eenzaam door de velden dwalen, Door geen sterv'ling nageschouwd, Om den klaagtoon af te luist'ren Die als een verheven üuist'ren Door de twijgen ruischt van 't woud 1 'k Leer hier lessen, die geen lente Zij ze een Eden me in kan prenten. Hier, hier blikt de dood my aan In den tak, van groen begeven In de sombre, kille dreven, Bij het bleeke licht der maan. Hier ontvangen droeve harten Balsem voor hun leed en smarten, Hier waar alles rust en zwijgt, Waar geen lach, den spot ontsproten Waar geen hoon den haat ontvloten, Aan den bangen boezem dreigt Hoor, hoe ruischt het! 't Zijn geen woorden, Die in wellust zoete akkoorden 't Hart doen slaan, door nacht bedekt 't Is een zucht door 't twijgje trillend, 't Is een klank die stormen stillend In het hart de weemoed wekt Hier te mijm'ren, hier te peinzen, Wijl de starren fonklend rijzen, Wijl de nacht den dag verdrijft, Is zoo bitter, zoet voor 't harte, Een gevoel van vreugd' en smarte, Meng'ling, die geen pen beschrijft! B. U. T. Stroopers. Bij de nachtelijke strooperijen met den lichtbak werd tot heden altijd van vuur wapenen gebruik gemaakt. Thans passen, naar men ons schrijft, de stroopers een ander middel toe. Zij laten hun geweren thuis, maar gaan er met een riek of met een hooivork opuit en door steken daarmee de hazen. Men schijnt met kunst licht deze dieren al zeer dicht te kunnen naderen. Oest er diefstal. Uit Texel schrijft men men aan het N. v. d. D. Kwam het voorheen bijna nooit voor, dat oes ters geroofd werden, van de bédden, waarop de handelaars hun voorraad des winters bewaren, thans is men tot de ondekking gekomen, dat in den jongsten herfst naar raming voor eene

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1905 | | pagina 5