Binnenland. Stads- en Gewestelijk Nieuws. blijft bestaan aan versterking van de gewone Middelen. Sinds de behandeling van de be grooting heeft die opvatting nog in kracht ge wonnen. Er is althans sedert het uitspreken van de Millioenenrede geen zoodanige wijzi ging in de omstandigheden gekomen dat ver sterking van de Middelen overbodig zon zijn geworden. De minister doet uitkomen hoe de voorgestelde verhooging werd gemotiveerd. In enkele opzichten zijn de destijds bestaande som berder vooruitzichten verbeterd door de klim ming van de opbrengst der Middelen in No vember en December 11. De totaal-opbrengst was li/a millioen hooger dan voor 1903, voor namelijk door de hoogere opbrengst Van de successierechten en den suikeraccijns. De op brengst van November en December vooral heeft het verkregen accrès teweeggebracht, en dat accrès is nog maar uiterst matig, vergele ken bij de vroegere overschotten, die wel eens tot 10 millioen klommen. Voorts is de opbrengst der Middelen in het nieuwe jaar tot dusver nog beneden de verwachtingen gebleven die daaromtrent in Sept. waren gekoesterd. In an dere opzichten zijn, wa,t de uitgaven betreft, de omstandigheden eenigszins verbeterd. Daarte genover staat de verhooging van de begrooting met f 123.000 tijdens de behandeling, instede dat zij verlaagd werd, gelijk de heer Borgesius indertijd verwachtte dat geschieden zou. Voorts is de suppletoire begrooting voor de posterijen en telegrafie vroeger ingekomen dan men ver wacht had. Met andere suppletoire begrootin gen klimt het eindcijfer van het budget der halve met ruim 1 millioen. Tegenover een hoo gere ontvangst van f725.000, staan meerdere uitgaven van 12 ton, dat is dus een tekort van 5 ton, zoodat het in September geraamde tekort van 31/2 tot 4 millioen zal stijgen. En de ra ming is volstrekt niet te laag, gelijk de heer Röell zich voorstelt. Men kan er niet op re kenen dat zij zal meevallen. De heer Pier- son heeft trouwens in 4e Economist betoogd dat de uitkomsten de ramingen wel moeten overtreffen, wil men het evenwicht bewaren. Op dit oogenblik kan derhalve van intrekking van het wetsontwerp op den accijns op het gedistilleerd geen sprake z ijn. De minister denkt zeer zeker aan de be zwaren voor den handel voortvloeiende nit de bestaande onzekerheid; maar hij moet ook be dacht zijn op de belangen der schatkist. En voor het overige heeft de heer Roëll de be zwaren toch wei wat overdreven. De minister kan niet toegeven dat van dit wetsontwerp de gevreesde prikkel tot speculatie uitgaat en ten overvloede heeft de minister, pour acquit de conscience, nog eens geïnformeerd. Er was geen kwestie van, zeide men hem. Ook ontkent de minister dat er indertijd een onverbrekelijk verband was gelegd tusschen de verhooging van de opcenten op de vermogens- en bedrijfsbelasting en de accijnsverhooging, en de minister heeft dan ook die opcenten-verhoo- ging nog niet weder voorgesteld, omdat het uit theoretisch oogpunt van weinig belang is, ter wijl daarentegen uit een practisch oogpunt meer belang bij uitstel bestaat, omdat voor behan deling van de opcenten-verhooging in verband met de accijnswet thans geen tijd is. Uit een practisch oogpunt zou de minister trouwens al zeer tevreden zijn wanneer hij voor de schat kist de verhooging van den accijns verkreeg en alzoo op die wijze versterking van de Mid delen kon erlangen. De minister kan dus niet tutgeven aan den wensch om tot de intrekking van het betrekkelijk ontwerp machtiging te vragen. re heer Kolkman zegt dat de Kamer in de stellige meening verkeerde, dat de aange vraagde verhooging van de opcenten onmid dellijk samenhing met de accijnsverhooging. Thans heeft de minister dat onverbreekbaar ver band door een ongelukkig woord losgemaakt. Moet de. Kamer echter den minister op dien weg volgen? Daartoe is spreker voor zijn per soon niet bereid. Hij zou geen verhooging van den accijns willen goedkeuren, wanneer hij niet tegelijk kon voteeren de opcenten-verhooging. Is de versterking van de Middelen echter wel noodig? Al is het accrès wat minder groot, daarom is een accrès van anderhalf millioen nog niet zoo verwerpelijk. De minister wijst echter op een minus van 5 ton, in ver- lijking tusschen de mindere uitgaven pp den rentepost ad f725.000 en de hoogere uitga ven ad 12 ton. Maar wat beteekent nu, een minus van 5 ton, waar verleden jaar November en December een ongedacht surplus van IV2 millioen gaven. De minister wil o p d i t o o g e n- b 1 ik nog niet tot de intrekking overgaan. Spreker nu wil den minister niet verder drin gen; maar hij verzoekt van hem de toezegging dat, als de financiën aan 't eind des jaars gunstig mochten blijken te zijn en de uitkomst werkelijk meevalt, de verdere behandeling van de accijnswet niet door den minister zal wor den gevraagd. De heer Röell, repliceerende, meent o. a. dat vermindering in toeneming van de Middelen-opbrengst geen voldoend motief is om versterking van de inkomsten te wettigen. Spr. bestrijdt de financieele beschouwingen van den minister en ten aanzien van diens optimisme aangaande de bezwaren der onzekerheid wijst hij nem op het adres van den Bond van Likeur stokers te Amsterdam. Hij houdt verder vol, dat de minister aanvankelijk- een onverbreek baar verband heeft gelegd «tusschen de opcen ten- en de accijnsverhooging. Hij wijst den heer Kolkman er op, dat mans het tijdstip er is om, wil men de mogelijkheid niet uitsluiten om eventueel nog dit jaar de wet in werking te brengen, de belasting al of niet te verhoogen, en dat men daarvoor die verdere uitkomsten van den dienst niet kan afwachten. Hij meent dat de onzekerheid niet langer mag blijven be staan dan strikt noodig is. De heer Heemskerk meent dat er feite lijk geen onzekerheid bestaat. Indien het be trekkelijk accijns-wetsontwerp thans werd be handeld zou 't zeer weinig kans hebben van aanneming. De minister vraagt de behandeling niet, de Kamer wil haar ook niet; de zaak blijft in dit zittingsjaar rusten en in Septem ber kan de minister de kwestie nader toelich ten. De minister kon gerust het ontwerp terug nemen, maar nu dit niet geschiedt, blijft het effect precies hetzelfde (gelach). Het wetsont- ontwerp blijft liggen en in September overweegt men den stand van zaken die er alsdan 8s4 r. 1 De Minister kan begrijpen dat zijn Verkla ring teleurstelling heeft gewekt, maar een so lide opvatting van de financiën sluit uit dat wij te optimistische-verwachtingen voor de toe komst koesteren. De opvatting van den heer Röell is een andere, doordien de basis van 's min.'s berekeningen, de ramingscijfers, door hem niet wordt geaccepteerd. Intusschen, door het blijven liggen van het wetsontwerp wor den z. i. geen belangen geschaad; de minis ter kan 'tdus voorshands laten rusten. Zijn standpunt rechtvaardigt de handhaving van het wetsontwerp het verkrijgen van wat hij voor Versterking van de Middelen noodig acht, wordt verhoogd door het niet-aandringen op gelijk tijdige behandeling van de aanhangige verhoo gingen. De Kamer wenscht thans de behan deling van het accijns-ontwerp niet. Hij laat daar om welke reden (gemompel), maar hij eer biedigt dit verlangen. Doch hij stelt het uit stel van behandeling niet gelijk met terugneming want hij wil niet rekenen op het accrès alleen van de inkomsten, maar ook op het accrès der uitgaven. Op den dienst van 1904 worden de gewone uitgaven door de gewone middelen gedekt. Maar 1905 voorspelt thans nog een vrij belangrijk tekort; en het is vroeger wel gebeurd, dat voor lager tekort spoedige voorziening werd geëischt van den minister van Financiën. De minister is het niet eens, dat het adres Van den Bond van distillateurs een algemeen bezwaar tegen de on zekerheid zou bevatten. De interpellatie is hiermede afge- loopen. De Asser-kwestie. De Voorzitter geeft het woord aan den heer Marchant tot het houden van zijn interpellatie over deAsse r-k w e s t i e. De heer Marchant, wien het verheugt den minister van Oorlog geheel hersteld in de Kamer te zien, is aangezocht, zijn interpellatie in te trek ken na het verschijnen van de nota aan de Eerste Kamer, doch, hoezeer hij die verschijning toejuicht, kan hij daarmee niet zijn interpellatie overbodig achten. Op verschillende vragen toch, die de rede naar wil doen, geeft de nota geen ot geheel onvol doende antwoord. Deze vragen toch zijn de vol gende 1. Is er verband tusschen de redenen voor de overplaatsing en voor de intrekking van de aan wijzing tot leeraar aan den Hoofdcursus Welke waren die laatste redenen 2. Is Reitsma door den minister gehoord, of ging Z.Exc. alleen af op de rapporten van den generaal en den kolonel 3. Is er bewijs voor het door den generaal aan genomen opzet, om vertrouwelijke zaken aan min deren te doen kennen. 4. Is er bewijs, dat Reitsma's prestige is ge schaad 5. Welke vragen deed de generaal aan Reits ma Wat was het antwoord 6. Waarom is Reitsma niet gestraft 7. Is de verhouding van Reitsma tot het dispuut gezelschap noch door den kolonel noch door den generaal in Reitsma's debet geboekt? 8. Welke bezwaren tegen Reitsma zijn na het onderzoek bij den minister blijven bestaan 9. Welke bevelen heeft de minister gegeven Wanneer heeft hij die gegeven 10. Wordt het verzoek van de commissie uit het dispuut-gezelschap, om den generaal te spreken, ingewilligd Op de eerste vraag geeft de nota antwoord, op het meeste, dat in de andere vragen staat, niet. Hij verzoekt ook daarop eenig bescheid. De ^minister van Oorlog acht inderdaad de eerste vraag door de nota beantwoord. Toch legt hij nog uit, dat de overplaatsing in niet het min ste verband staat tot het weigeren van een beloofde leeraarsplaats men achtte Reitsma niet den geschikste, hij stond no. 2 op de voordracht. De vragenlijst, die spreker veel te laat (eerst gister-avond) bereikte, behandelende, zegt de heer Bergansius, dat hij natuurlijk den luitenant niet zelf heeft gehoord|; hij had als ieder ander op audiën tie kunnen komen, wat veel beter ware geweest wèl heeft spreker de memories van den betrok kene zelf gelezen en die vergeleken met de rappor ten van divisie- en regiments-kommandant. Waarom iemand niet gestraft is, is toch waar lijk niet iets, waarover een minister van Oorlog zich moet verantwoorden. Ook beoordeelingslijsten mag hij niet publiceeren, maar de minister en de heer Reitsma zelf kennen de beoordeeling zeer goed. Evenmin mag hij zeggen, welke bevelen hij bij vertrouwelijk schrijven aan de betrokkenen heeft gegevenwel kan hij zeggen, dit den lOn Maart te hebben afgedaan en te hebben gezegd, dat in elk geval van ontbinding der club geen sprake had moge zijn. Ten opzichte van de 10e vraag kan hij alleen mededeelen te hebben vernomen, dat de generaal heeft gemeend, voorloopig de zaak te moeten laten rusten. De heer Marchant vermoedt by den ministerhet misverstand, dat de heer Reitsma zich tot spre ker zou hebben gericht om herstel van grieven. De heer Reitsma is hem geheel onverschillig, maar vöor hem als volksvertegenwoordiger is niet onverschillig, of een officier in ons land zijn vrij heid van spreken al dan niet verliest. II ij be treurt, dat de minister zich in een waas van ge heimzinnigheid heeft gehuld. De minister had al veel vroeger zijn bevelen moeten geven om te beletten, dat de vrijheid van het woord bij de officieren onderdrukt wordt. Het is dan ook om het uitnoodigen van den vrijmoe- digen overste Graafland, dat men te Assen tegen het dispuutgezelschap is te keer gegaan. Als bij luitenant Reitsma geen opzet wordt verondersteld, zijn minderen in kennis te stellen met de bekende feiten, dan is er geen enkele reden tot overplaatsing, die immers niet om dienst belangen geschiedde zooals de nota zegt maar wel degelijk als straf. Toen Reitsma kort te voren zelf overplaatsing elders verzocht, heette het, dat hij te Assen niet kon worden gemist 1 Erger is wat met de debatingclub geschiedde. Geschaad is het prestige veel meer door de hoofdofficieren, die aan deze dingen schuldig zijn. Zij voeren uit tegen officieren voor het front der troepen, zij maakten zich tot de risée van het heeie land. De minister had veel vroeger moeten ingrijpen dan den lOn Maart. Een stem: de minister was ziek. De heer Marchant: Maar hij zal toch couranten hebben gelezen. De minister: Gedurende twee maanden was mij dat verboden. De heer Marchant: Dan heb ik niets gezegd en trek ik gaarne in. Hij blijft echter wenschen, dat de Kamer zich er over uitspreke, dat dergelijke dingen niet wéér mogen voorkomen (gelach). Interpellant stelt de volgende motie voor »De Kamer, van oordeel, dat door het optreden van den divisiekommandant en den regiments- kommandant tegenover het dispuutgezelschap, de vrijheid van gedachtenwisseling, die ook voor of ficieren moet bestaan, op bedenkelijke wijze is verkort, vertrouwt dat der dergelijke gevallen zich niet meer zullen voordoen, en gaat over tot de orde van den dag". De motie wordt gesteund en tegelijk met de interpellatie in behandeling genomen. De heer Ter Laan betoogt, dat de minister van Oorlog zelf schuld is aan het gebeurde, door dat hij nooit optrad tegen de dwaze wijze, waarop de legerautorueiten alle vereenigingsleven onder militairen van eiken rang bemoeilijken. De heer Tyderaan betoogt, dat, al moge er in formeel opzicht geen verband bestaan tusschen overplaatsing en debating-club, het feitelijk ver band niet te miskennen is. Spr. acht de motie overbodig. De minister toch keurt óók het ge beurde af. De discussie is nu voldoende. De heer L i e f t i n c k brengt den minister hulde voor zijn royale afkeuring van het gebeurde. Hij hoopt, dat de interpellatie aanleiding zal zijn tot het doordringen van een nieuweren, frisscheren geest in het leger. De heer Schaper: Wanneer luitenant Reits ma op audiëntie bij den minister ware gekomen, had hij niets anders te wachten gehad, dan een uitbrander over zijn optreden. Dat de minister van Oorlog hier komt verklaren «ik ben daar over geen verantwoording schuldig komt niet te pas. De leden der Kamer moeten opkomen voor de belangen van de ingezetenen of zij mili tairen zijn of niet Op schandelijke wijze hebben de militaire autoriteiten het recht ge schonden. De Voorzitter verzoekt den spreker, zich te matigen. De heer Schaper: De minister heeft het toch zelf afgekeurd Dat de luitenant Reitsma tot president is gekozen, bewijst eerder dat er iets in hem zit. Kunnen dan alleen idioten bevallen De sociaal-demokraten komen óók op voor de rechten van officieren, wanneer die worden geschonden, maar wanneer het minderen geldt, laat men de socialisten alléén staan. Spr. hoopt, dat de motie-Marchant zal worden aange nomen, maar wil voor «officieren" lezen «mili tairen" Spreker voor zich kan het anders niet schelenniemand brengt het staande leger zóó in diskrediet als deze regeering. Dat vindt hij als anti-militair zeer goed. De minister licht het gebeurde nader toe. 'tEenige wat te betreuren valt, is, dat de divi siecommandant, te-gelijk met de aanzegging van de overplaatsing, de debating-club ontbonden heeft verklaard. Daardoor is ten onrechte een ver band gelegd, dat niet bestaat. De minister was overigens overtuigd, dat de overplaatsing, thans moet worden gehandhaafd. Maar in de tweede helft van 'tjaar heeft een verschuiving van offi cieren plaats, waardoor de gelegenheid zal worden gegeven, om op den maatregel terug te komen. Met kracht kwam spr. op tegen de aanvallen op den hoofd-officier, die in de kwestie der deba ting-club kan gedwaald hebben, maar met volko men goade trouw heeft gehandeld. De minister kan niet instaan voor een niet-herhaling van 't gebeurde, maar alleen kan hij repressief handelen. De heer T y d e m a n preciseert zijn verklaringen omtrent het innerlijke verband tusschen de over plaatsing en de debatingclub. De heer Heemskerk is tegen de motie, omdat deze de Kamer zou doen gaan buiten haar bevoegdheid. Hij stelt voor, «gehoord de verkla ringen van den minister", over te gaan tot de orde van den dag. De motie wordt voldoende ondersteund. De heer Marchant: Ik zal het niet lang meer maken uitbundig gelach), maar toch wil ik opkomen tegen het verwijt, dat de heer Schaper ook mijn partijgenooten heeft gemaakt, dat wij niet zouden opkomen voor de belangen van de minder-gegoeden. Omtrent de conduite-staten streeft de minister naar het geven van halve waarheden. De Voorzitter maakt bezwaar. De heer Marchant: Ik zal uitleggen, hoe ik tot die krasse bewering kom. De minister zegt wel«dit en dat staat niet in de beoordeelings- üjst", maar als men vraagt, wat er wèl in staat, zwijgt hij Vele stemmen: Dat mèg hij niet zeggen. De heer Marchant: De minister zegt te weten, wie de inlichtingen gaf. Als hij denkt, dat het de heer Thomson is, vergist hij zich Stemmen: Wie dan wel groot gelach). De heer Marchant: Ik wil wel mijn bron nen noemen, als er maar geen gevaar voor hen zou te duchten zijn. Hij handhaaft de motie met de wijziging, door den heer Schaper aangewezen («officieren" veran deren in «militairen). Ook voegt hij er aan toe «gehoord de verklaringen des ministers". De heer L 0 h m a n legt uit, dat hij eerst in terrumpeerde toen de heer Marchant na de juiste en ernstige wijze, waarop de minister de zaak had behandeld, in een ongemotiveerde verontwaardi ging was uitgebarsten. Overigens bestrijdt hij de motie. De heer Schaper vraagt het woord. Men roept«stemmen, stemmen I" De heer Schaper voert toch nog even het woord. Daarna komt de motie-Marchant in stem ming. Zy wordt verworpen met 53 tegen 32 stem men. Vóór de heele linkerzyde met den heer Staalman. De motie-Heemskerk wordt geacht daarmee te zijn aangenomen. Heden 10 uur interpellatie-van Kol. Ofllciëele berichten. Rij Koninklijk besluit is de eere-medaille der orde van Oranje-Nassau, in zilver, toegekend aan F. Jongbloed, tabakswerker in dienst der firma M. Ravenswaay Zonen, te Gorinchem en aan C. M. van Dommelen, meesterknecht bij de firma Poell de Rooy, stoomdrukkerij te 's-Hertogen- bosch. Nachtposttreinen. Van 1 April af worden tusschen Rotterdam en Amsterdam nachtposttreinen ingevoerd, in iedere richting één. S. D. A. P. Afd. II der S. D. A. P. te Utrecht gaat voort de versenen tegen deprikkelsteslaan. Het partijbestuur te Amsterdam heeft by het besluit tot schorsing de ukase gevoegd om de boeken, bescheiden, be zittingen en archief dat minder aangename stukken van de leiders bevat onverwijld naar hen op te sturen. De afdeeling heeft hun echter doen weten, dat zij ongehoorzaam willen wezen. De schuldeischers van de Utrechtsche socialis ten zitten er het leelijkst mee in. De drukker van üe Stem des Volks, hun orgaan, heeft nog een pretentie van tweeduizend gulden. (Tijd.) Tentoonstelling. Omtrent de van 17 Juni tot 2 Juli te 's-Herto- genbosch vanwege de vereeniging 's-Hertogen- bosch'Belang te houden tentoonstelling meldt men, dat deze zoowel aan de Noordbrabantsche kunst en aan de huisvlijt als aan de Noordbrabantsche nijverheid zal zijn gewijd, en dat er geen publieke vermakelijkheden aan zullen worden verbonden. Betalingen gestaakt. Passief 65.000 gulden. De firma A. Joppe, in effecten en assurantiën, aan de Tuinlaan no. 32 alhier, heeft gister hare betalingen gestaakt. Het passief wordt geschat op 65.000 gulden en het actief bedraagt ongeveer 2500 gulden. In Juli 1904 werd deze zaak van Pernis naar hier verplaatst. De heer A. Joppe is sedert eenige dagen uit- stedig en men is niet bekend met zijn tegenwoor dige verblijfplaats. Naar wij nader vernemen, zijn vooral bij deze zaak betrokken vele boeren uit omliggende ge meenten voor bedragen varieerend van f 1000- f5000. Een familielid is er voorts bij geinteres- seerd voor f15.000, terwijl eenige groote bankin stellingen te Amsterdam, die met den heer Joppe zaken deden, voor aanzienlijke bedragen er bij zyn betrokken, maar gedekt zijn door in onderpand gegeven effecten. Toen de heer Joppe zich hier vestigde, moest hij aan de firma Bender alhier, volgens een vroe ger gemaakte overeenkomst, f 10.000 boete betalen, betaalbaar in termijnen van f1000-per jaar in clusief rente van het resteerend bedrag. De firma Bender heeft nu een vordering van 19000, aangezien de heer Joppe reeds f 1000. heeft afbetaald. Deze vordering is echter niet bij de 1 65,000 gerekend. Heden-morgen werd ten huize van den heer Joppe een vergadering gehouden van crediteuren. Er was veel belangstelling en eenige personen betuigden luide hun ontevredenheid. Aan de ver gadering werd een voorstel gedaan om met 20 genoegen te nemen. Na langdurige besprekingen, die tot geen defi- nief resultaat leidden, daar eenige personen geen genoegen namen met dit voorstel, ging men om streeks 12j uur uiteen, in afwachting van een oproeping voor een nieuwe byeenkomst. It. K. Kiesvereeniging „Recht, Plicht en Orde". Gister-avond vergaderde, onder voorzitterschap van den heer A. C. A. Nolet, in het gebouw van den Ned. R. K. Volksbond de R. K. Kiesver- eeniging «Recht, Plicht en Orde." Nadat de notulen door den secretaris, den heer E. J. M. Beukers, waren voorgelezen, en na een kleine wijziging goedgekeurd, stelde devoor- z i 11 e r aan de orde het definitief stellen van een candidaat voor de a.s. Tweede Kamer-ver kiezing. Hij deelde mede, dat bereids de anti-rev. en christ.-hist. den heer Van Limburg Styrum hadden candidaat gesteld en de R. K. Kiesvereenigingen te Vlaardingen, Overschie en Kethel eveneens deze candidatuur ondersteunen. Met algemeene stemmen werd alsnu tot can didaat geproclameerd het thans zittend lid, de heer mr. O. J. H. GRAAF VAN LIMBURG STYRUM te 's-Gravenhage. Daar verder niets meer aan de orde was en niemand bij de rondvraag iets in 't midden had te brengen, werd de vergadering door den voor zitter gesloten. Eenigen tijd geleden vestigde de Nieuwe Schied. Crt. de aandacht op den slechten toestand, waarin het Westerhavenhoofd verkeerde. Gister nu is men aangevangen om de gordingen aldaar te vernieuwen. Er zullen nieuwe ducdalven worden ingeheid en de oude verwijderd. Hedenmorgen kwart voor tien uur is een spoelingschouw in aanvaring gekomen met de stoomboot Elpis, waardoor de schouw aanmer kelijke schade aan den voorsteven bekwam. Na eenig oponthoud zetten beide de reis voort. UIT VLAARDINGEN. De gemeente-secretaris, deheerJ. van Schravendijk, hoopt 1 Mei a.s. zijn 25 jarig ambtsfeest te vieren. Bij den Raad dezer gemeente zijn ingekomen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1905 | | pagina 2