Binnenland.
PARIJSCHE KRONIEK.
Van onzen Parijschen correspondent
de tegenwoordige verblijfplaats van de Russische
Oostzee-vloot ontvingen, zijn tegenstrijdig.
Terwijl men in Tokio gelooft, dat de Oostzee-
vloot nog in de Kam-Ranh-baai ligt, zegt men
in Hongkong te weten, dat de Russische schepen
Zondag-ochtend uit die baai zijn vertrokken.
Men meent dat het treuzelen van den Russischen
admiraal moet worden toegeschreven aan zijn
verlangen om de versterkingen onder admiraal
Nebogatof af te wachten. Vandaar zijn langdurig
verblijf in de zoo gunstig gelegen Kam-Ranh-baai
aan de kust van Cochin China, waar de Russische
vloot volkomen veilig lag voor aanvallen van vij
andelijke kruisers en torpedobooten.
Aan de andere zijde valt het op, dat admiraal
Togo nog niet aanvallend is opgetreden, zelfs nog
geen enkele poging heeft gedaan om zijn vijand
atoreuk te doen. Wel staat daartegenover, dat hij
de vijl pantserschepen van Nebogatof van niet zoo
veel gewicht zal achten, dat hij daarvoor zijn
operatieplannen zou verhaasten of wijzigen. Zijn
voornaamste steunpunten zijn Formosa en de
Straat van Korea en er mag voor hem geen reden
bestaan om de strategische fout te begaan, meer
dan 6U0 mijl van Formosa den vijand aan de kust
van iudo-China op te zoeken en te bevechten. Hij
zou üaarduor in dezelfde ongunstige omstandigheden
komen als zijn tegenstander en gevaar loopen, na
een zwaren slag zijn beschadigde schepen niet in
een eigen haven te kunnen laten herstellen.
Intusschen gaat admiraal Togo voort alle stra
ten, waardoor Rodjeswensky stoomen kan, om
naar het noorden te komen, zoo goed mogelijk
at te sluiten. Zoo zyn onzijdige schepen reeds
lang gewaarschuwd om de Pescadorus-eilanden en
de eilanden van den Lioekoe-groep niet te nade
ren, en nu ook voor het passeeren van de Tsoe-
garoestraat.
In al deze wateren zijn vermoedelijk de uit het
begin van dezen oorlog reeds zoozeer gevreesde
mijnen geplaatst.
in de Londensche bladen vindt men een ge
rucht uit Amoy vermeld, volgens hetwelk ver
scheidene Russische kruisers Zondagnacht For
mosa voortnj zouden gestoomd zijn. Hiermee staat
misschien in verband het bericht in de Daily
Express, dat admiraal Rozjestwenski drie of vier
huiparuisers ^vroeger stoomschepen van de Ham
burg- Amerika-lijn) uit heeft gezonden, om Japan-
sche koopvaardijschepen op te zoeken en overrom
pelingen te ondernemen op onbeschermde punten
van de Jupansche kust. Die hulpkruisers loopen
zeer snel. Rozjestwenski's voornaamste oogmerk
met deze detacheering zou zijn dat hij zoodoende
de Japansche zeemacht hoopt te versnipperen.
Rusland kan zonder bezwaar een paar van die
hulparuisers verliezen, terwijl de afwezigheid van
enkele Japansche kruisers Togo veel zou verzwak
ken.
Het schijnt den Russen op het oogenbiik waar
lijk aan moed niet te ontbreken. Volgens de cor
respondent van de Daily Mail te Singapore heb
ben Russische agenten, waarschijnlijk in Franschen
dienst, gister-ochtend den telegraafkabel tusschen
Tamsoi flormosa) en Manila doorgesneden.
In VYladiwostok gaat men voort met uitgebrei
de versterkingen te maken. Dezer dagen heeft men
met spoed 5 onderzeesche booten naar den vesting
gezonden.
Een medewerker van de Echo de Paris geeft in
zÜn blad een beschouwing over den persoon van
den admiraal aan wien op het oogenbiik het voor
naamste deel der Russische zeemacht is toever
trouwd, om onder zeer ongunstige omstandigheden
haar en hare eer te verdedigen tegen de in betere
conditie verkeerende vloot der Japannersof
eigenlijk kan er bij een man als Rozjestwenski
van zuiver verdedigen geen sprake zijn, hij is een
man van aanvallen en contra-aanvallen.
Rozjestwenski is geboren in 1848, dus nu 57
jaar, en wordt beschreven als een groote, forsch
gebouwde man, met een gedistingeerd voorkomen,
eenvoudig, oprecht, aangenaam in gezelschap, strikt
rechtvaardig, onverzoenlijk streng. Zijn geheel
drukt intelligentie, kracht en beslistheid uit.
Op zijn tiüsie jaar onderscheidde hij zich in den
RussiacnTurkschen oorlog door met een kleinen,
slecut bewapenden hulpkruiser een veel grooter
f uiksch schip aan te vallen. Daarbij verwierf hij
het kruis van 6t. Ueorge.
Na ue verschillende graden bij de marine door-
loopen te hebben, werd hij op 25 April 1904
benoeniü tot vice-adnnraai, commandant van de
Uusizeeviout. Dy verliet 15 October Libau om
zien naar het oorlogsterrein te begeven.
Kenschetsend voor den man is het antwoord,
dat hij gaf aan een correspondent na de cata
strophe van de Petropavlosk op de vraag
Wat moet er nu gedaan worden Waarop hij
antwoordde o.a.Wel, de eer van de vlag ver
dedigen. Op den aanval met een aanval antwoor
den, oprukken naar den vijand, vechten tot den
dood, met het kanon, met de mitrailleuse, met
het zwaard, met de vuist, met de tanden 1Men
moet overwinnen of sterven, maar in elk geval
den vijand, desnoods met opoffering der vloot,
zulke verliezen toebrengen, dat het hem onmoge
lijk is zich te herstellen.
Dat is de man, waarop de hoop van Rusland
op het oogenbiik gevestigu is dat is ook de man,
die aan den Tsaar telegrapheerde bij zijn vertrek
van MadagascarAls ik overwinnaar ben zal ik
het u melden, wordt ik verslagen, dan zal Togo
het u zeggen."
Gaat hij naar de overwinning? Gaat hij naar
zijn doodDat is onmogelijk te voorzien, maar
met zekerheid kunnen wij voorspellenHij gaal
naar den roem I
De neutraliteitsbreuk van Fransche zijde wordt
nog druk besproken.
Nu men in Tokio bericht heeft ontvangen, dat
Rozjestwenski in de buurt van Kam-Ranh-baai
heeft laten patrouilleeren en onzijdige schepen doen
onderzoeken, is de verbittering tegen Frankrijk,
die hierdoor zijn havens liet gebruiken als steun
punt voor krijgsverrichtingen, nog vermeerderd.
De Japansche regeering bewaard het zwijgen
over de tot Frankrijk gerichte vertoogen. De pers
verlangt evenwel .krachtdadige maatregelen.
Zelfs in de Engelsche bladen wordt toegegeven
dat het oponthoud van de Russische oorlogssche
pen in de baai van Kam-Ranh een moeilijken
toestand schept. Elke staat stelt zijn eigen onzy-
digheids-voorschriften vastterwijl Japan aan de
schepen van oorlogvoerenden niet toestaat, langer
dan 24 uur in een neutrale haven te blijven, heeft
Frankrijk zulk een beperkende bepaling niet uit
gevaardigd. Intusschen heeft ook de regeering te
Parijs te verstaan gegeven dat de oorlogvoerenden
de Fransche havens niet mogen bezigen voor
krijgsverrichtingenhet inladen of overladen van
steenkolen behoeft nog niet noodzakelijkerwijze
daartoe gerekend te worden. En daarbij komt de
moeilijk uit te maken vraag of de Russische sche
pen in de baai lagen, of er voor.
ENGELAND.
Het Lagerhuis is tot 2 Mei uiteengegaan.
FRANKRIJK.
Parijs, 15/18 April 1905.
De scheiding van Kerk en Staat in de Kamer.
IV.
Nu werd artikefl I van het ontwerp der Com
missie in behandeling genomen. Het luidt als
volgt»De Republiek verzekert de vrijheid van
geweten. Zij waarborgt de vrije uitoefening der
eeyediensten onder de uitsluitende voorwaarden,
hierna aangegeven, in het belang van de open
bare orde,"
De abbé Lemire, verdedigt de houding der
geestelijkheid en spreekt over de vereenigingen
van eeredienst. Men moet den katholieken ver
eenigingen toestaan, welke maatschappelijke ban
den hebben.
De heer Charles Benoit: „Gij proclameert de
vrijheid der eerediensten, doch beperkt ze on
middellijk door politie-wetten, dat wil zeggen,
dat zij op eene onbeperkte manier beperkt zul
len zijn. Het ontwerp wijst die perken aan,
zonder ze vast te stellen. Niets is bedrieglij
ker, dan eene verklaring, welke met de eene
hand geeft om het met de andere terug te
nemen."
De heer Lasies stelt hier een amendement
voor, waarin de vrijheid van geweten der amb
tenaars verzekerd wordt.
De heer Constant komt met de dwaze klacht,
dat in zekere fabrieken 'de patroons de werk
lieden tyranniseeren, die niet 'naar de mis gaan,
waarop dei <heer Jules Auffray zegt, dat het
zelfde zich voordoet bij 'de werklieden der stad
Parijs, wier dochters op de congreganisten scho
len gaan. De minister verklaart, dat hij de
vrijheid van geweten der ambtenaars zal doen
eerbiedigen en Lasies trekt zijn amendement in.
De heer Lerolle, die zijn amendement, lui
dende: „De Republiek waarborgt aan een ieder
de .vrije uitoefening van zijn godsdienst en de
vrije uitvoeringen van zijn eeredienst." moest
verdedigen, verzocht, zeer vermoeid zijnde, den
volgenden dag te mogen spreken, wat hem met
309 tegen 261 stemmen geweigerd wordt en een
hevig tumult veroorzaakt.
Hij toont het gevaar aan voor een land, waar
het katholicisme meer dan 15 eeuwen bestaat,
om tot een scheiding over te gaan. Het geloof
is niet dood en, nog de meeste Franschen heb
ben niet vergeten, dat zij katholiek geboren zijn.
Rechts .roept men „tot morgen" en de pre
sident .sluit n,a een kwartier de vergadering.
Den 12den April hervatte de heer Lerolle zijn
rede. „De staat moet niet onverschillig in de
godsdienstzaken zijn. Indien de godsdienst dood
was dan zoude uw woede om hem te bestrij
den niet te verklaren wezen. Zijn werken be
wijzen dat hij nog levend is. Uw wetsontwerp
in zijn minst slechte gedeelten schenkt ons maar
eene betrekkelijke vrijheid en men kondigt nu
reeds aan dat de wet gewijzigd zal worden,
dat wil zeggen partijdiger en meer onderdrukkend."
De rapporteur bestrijdt het en 341 stemmen
tegen ,236 geven hem gelijk.
Het artikel I werd hierop met 422 stemmen
tegen 45 aangenomen.
Artikel II luidt„De Republiek erkent, be
zoldigt, noch ondersteunt een enkelen eerdienst.
Yanaf den lsten Januari welke op de afkondiging
dezer wet zal volgen, zullen de begrootingen
van den Staat, der departementen en der ge
meenten en alle uitgaven, 'de uitvoering der eere
diensten betreffende, worden opgeheven."
Hierop biedt de heer 'Roubertie eene motie
aan, pm over dit artikel eerst na behandeling
der volgende artikels te stemmen en geeft daar
voor zeer logische redenen, doch met 64 stem
men meerderheid behaalt de Commissie de over
winning en art. 2 wordt behandeld.
De heer Jules Delafosse stelt voor dit artikel
als volgt te doen luiden„De begrooting der
eerediensten wordt gehandhaafd als diensten aan
den .Staat bewezen." De scheiding behoeft de
opheffing der begrooting niet ten gevolge te heb
ben. Zelfs na de 'scheiding is de Staat ver
plicht deze begrooting te behouden. Het is zon
derling de regeering de rechten te zien opge
ven welke het Concordaat 'haar geschonken had.
De kosten van den 'eeredienst moeten, zoo zegt
men, ten laste komen Van hen, die den godsdienst
in praktijk brengen. Dit argument kan op alle
openbare diensten (toegepast worden. Het ont
werp .streeft er naar de nationale eenheid te
verbreken en is een misdaad tegen het vader
land. (Toejuichingen rechts.)
De heer Georges Berry, steunt dit amendement
om de bekende reden, dat de begrooting van
eeredienst een nationale schuld uitmaakt.
De rapporteur Briandt antwoordt, dat in de
landen waar de volledige scheiding werd aange
nomen, men niets aan de eerediensten geeft, en
het amendement werd met 339 tegen 231 stemmen
verworpen.
De heer Louis Ollivier vraagt de doorhaling van
den eerste paragraaf van art. 2. »Dit lezende zal
het land begrijpen, dat de Republiek een atheis-
tische wet heeft willen maken."
De socialist Meslier, schreeuwt«Ja, ja, wij
»willen een verklaring van atheisme afleggen
«wij willen uit" uwe instellingen en uwe wetten
«den naam van God doen verdwijnen, welke aan
»dit land nooit anders dan ongelukken en bloed
«gebracht heeft. (Bij deze woorden brulde de
«uiterste linkerzijde van enthusiasme".)
De heer Ollivier»En Napoleon zeide brutaal
weg van de volken zonder Godsdienst. Men re
geert ze niet, men mitrailleert ze". Uw ontwerp
draagt het dubbele merk der vrijmetselarij en van
het socialisme".
De heer de Benoit verdedigt dit amendement
en zegt: »Uw ontwerp is een soort van apostusie,
«een geloofverzaking. Men wil dat het Parlement
«openlijk en plechtig den godsdienst afzweert,
«welke de regeering van 1801 erkend heeft als
«den godsdienst van de meerderheid der Franschen."
De minister Bienvenu-Martin «Wij willen alleen
«het principe der gewetensvrijheid en der gods-
«dienstige onzijdigheid van den Staat in toepas-
«sing brengen". De Baron Xaviër Reille verdedigt
een amendement waarin gevraagd wordt in para
graaf I de woorden «erkent niet", te schrappen,
wat met 335 tegen 243 geweigerd wordt.
Fidelius.
Bij de beraadslaging gister in de Kamer over de
begrooting, die door den Senaat terug was ge
zonden, hekelt Jaurès het beleid van Delcassé ten
aanzien van Marokko.
Delcassé herinnert, in zijn antwoord aan ver
schillende sprekers, aan de met Marokko gevoerde
onderhandelingen. Ik heb, zegt hij, aan den ver
tegenwoordiger van Duitscliland verklaringen ge
daan. Mochten mijne ophelderingen niet voldoende
geacht worden, dan ben ik bereid ze aan te vullen.
Ik ben ook bereid om allen aangaande hun be
langen gerust te stellen. Het verwijt dat ik niet
geantwoord heb op het verzoek om opheldering,
is niet gegrond. Indien Duitscliland mijn ophel
deringen onvoldoende vindt, ben ik bereid alle
misverstand uit den weg te ruimen.
Als Jaurès terugkomt op Delcassé's gesloten
heid, antwoordt dezeEr zijn dingen die men
niet in de Kamer kan zeggen.
Jaurès antwoordt dat de Kamer dan naar huis
moet gestuurd worden.
Deschanel merkt op dat Engeland's handige
politiek aan Frankrijk de verantwoordelijkheid
laat, om de binnendringing in Marokko zelf te
bewerkstelligen. Hij verzoekt de regeering om met
doorzicht en vastberadenheid te handelen.
Rouvier brengt in herinnering dat het parle
ment de buitenlandsche politiek van Frankryk
heeft bekrachtigd. Men verwijt ons, vervolgt hij,
dat wij Duitschland niet verwittigd hebben, maar
dan had men ook alle mogendheden moeten ver
wittigen. Wij zijn een gedachtenwisseling met
Duitschland begonnen. Men dient te weten, of de
Kamer verandering van bewindslieden wil. Wij
willen niets liever dan de belangen van Duitsch
land eerbiedigen. Indien men iets anders wenscht,
laat men het dan zeggen en wij zullen de zaak
overwegen. Ik acht het mijn plicht om al myne
medewerkers te dekken. Delcassé heeft het ini
tiatief genomen tot een gedachtenwisseling met
Duitschland en de onderhandelingen duren voort.
Pressensé vindt dat Delcassé een fout heeft be
gaan met Duitschland, dat groote belangen in
Marokko heeft, niet op de hoogte te brengen.
Delafosse merkt op dat Duitschland van houding
veranderd is sedert de nederlagen van Rusland en
de onwrichting van het Drievoudig Verbond.
Hiermee loopt het debat af.
ITALIë.
De Italiaansche Kamer heeft gister de eerste
12 artikelen betreffende de exploitatie van de
spoorwegen door den Staat aangenomen.
De Kamer besloot, op verzoek van Fortis, art.
16 van de spoorwet, betreffende instelling van
verplichte arbitrage, op te nemen in een ander
wetsontwerp, waarbij de exploitatie van de spoor
wegen door den Staat voorgoed geregeld zal worden.
De Kamer keurde daarna art. 17 goed, waarbij
verklaard wordt dat alle spoorwegbeambten in
dienst van den Staat zijn en als ontslagen zullen
beschouwd worden, indien zij hun werk verlaten
of de regelmaat van den dienst storen.
Vervolgens werd het ontwerp betreffende de
exploitatie van de spoorwegen door den Staat
in zijn geheel met 287 tegen 46 stemmen aange-
ïomen en ging de Kamer tot II Mei uiteen.
Uit Rome.
De Encycliek over den Catechismus-
In de Encycliek «Acerbo nimis ac difficili tem
pore" over de noodzakelijkheid der onderrichting
van het Christenvolk door den catechismus, zegt
Z. H. de Paus, dat de zwakheid der zielen inzon
derheid het gevolg is van gemis aan kennis van
de heilige waarheden. En dit gemis is algemeen.
Het valt niet enkel te bespeuren bij de lager®
klassen, voor wie dikwijls eenige verontschuldiging
te vinden is, daar zij, die ertoe behooren, vaak
gehoorzamen moeten aan hardvochtige meesters>
welke hun nauwelijks den tijd laten te denken
aan hun eigen welzijn doch ook bij dehoogere
standen, bij menschen van ontwikkeling, die ech
ter wat de kennis van den godsdienst betreft, ge"
dompeld zijn in diepe duisternis en daarbij toch
een zorgelooze gerustheid aan den dag leggen. De
H. Vader wijst erop hoe die onbekendheid met de
zaken van den godsdienst leidt tot zedenbederf-
YVel is waar is dit ook bestaanbaar met de kennis
van de godsdienstige waarheden, doch de onbe
kendheid met deze laatste is voor de goede vor
ming van den wil en voor de zedelijkheid een
belemmering. In het tweede gedeelte der Encycliek
herinnert de Paus eraan dat vooral op de herders
der zielen, op de pastoors de plicht rust het volk
te onderwijzen in de Christelijke leer door deuit-
legging en verklaring van het Evangelie en den
catechismus. In het derde gedeelte volgt dan voor
de geestelijkheid een reeks voorschriften en vraagt
de II. Vader daartoe de krachtdadige en voortdu
rende medewerking der bisschoppen.
De verjaardag van Prins Hendrik.
Uit Apeldoorn wordt gemeld:
Als naar gewoonte is de verjaardag van Z. K.
H. den Prins ook alhier niet onopgemerkt voor
bijgegaan. Er werd gisteren druk gevlagd en
verschillende winkels hadden een oranje-etalage
aangebracht.
In den voormiddag werden Z. K. H. bloem
stukken aangeboden, w.o. van de gemeente Apel
doorn, de vereeniging «Naar Apeldoorn" en de
Oranje-Vereeniging, terwijl in het felicitatie-
register ten Paleize druk geteekend werd.
Ie 10 uur bracht het Chr. Harmoniekorps
YY ilhelminaZ. K. H. een aubade een zestal
nummers, psalmen en stichtelijke liederen, wer
den ten gehoore gebracht en door Konin -
ginnen en Prins met veel aandacht aangehoord.
Het muziekkorps vertrok onder het spelen van
opgewekte muziek naar Apeldoorn, omstuwd door
talrijke belangstellenden.
Gister-avond gaf de Harmonie een openbaar
concert in de muziektent in het Oranjepark.
Generaal Bergansius.
Volgens een berichtgever van De Avondpost
die meent welingelicht te zijn, zou het bericht
van Het Huisgezin, dat mr. C. J. A. Heydenrijck
voornemens is als lid van den Raad van State al
te treden, juist zijn, maar zou niet mr. Kolkman,
lid van de Tweede Kamer, tot zijn opvolger be
stemd wezen, maar wel generaal Bergansius, die
besloten schijnt te hebben, hoe de loop der poli
tieke gebeurtenissen ook moge zijn, de portefeuille
van Oorlog neer te leggen na de verkiezingen van
Juni a. s.
Jhr. van Weede.
Reuter seint uit YVeenen
De Keizer heeft gister-ochtend in bijzonder ge
hoor ontvangen jhr. mr. van Weede, tot dusver
Nederlandsch gezant alhier, thans minister van
Buitenlandsche Zakek.
i
Nederlandsche en Duitsche Ongevallenver
zekeringswetten.
In verband met de onlangs daaromtrent in de
Tweede Kamer door de regeering gedane mede-
deeling, zyn wij in staat te berichten, dat de
Nederlandsch-Duitsche commissie voor de te ont
werpen regeling tot opheffing van de bezwaren,
waartoe de gelijktijdige toepassing der Neder-
landsche en Duitsche ongevallenverzekeringswet
ten aanleiding geeft, op 26 April a. s. te 's-Gra-
venhage hare eerste bijeenkomst zal houden.
Door de Duitsche regeering zijn als leden der
commissie aangewezen de geheime opper-regee-
ringsraad dr. Wuermeling en prof. dr. Lass, raad
adviseur bij 't Reichsversicherungsamt. Van Ne
derlandsche zyde mr. R. Macalester Loup, voor
zitter van 't bestuur der Rijksverzekeringsbank,
en jhr. mr. J. J. Rochussen, refendaris bij het
departement van Buitenlandsche Zaken.
Gratis onderzoek van koopwaren.
Het bestuur van den «Nederlandschen Bond van
Vereenigingen van den Handeldryvenden en In-
dustrieelen Middelstand" richtte dd. 27 Maart j. 1.
een adres aan den minister van Binnenlandsehe.
Zaken, waarin verzocht werd van rykswege een
gelegenheid te openen tot gratis onderzoek van
koopwaren.
Naar 'aanleiding van dit adres kwam dd. 13
April een missive van den minister van Binnenl.
Zaken in, houdende bericht, dat door Z. Exc.,
onder bereidverklaring nader te onderzoeken in
hoeverre de laboratoria van het Staatstoezicht
op de Volksgezondheid en het Pharmaceutisch
laberatorium te Leiden voor het beoogde doel be
schikbaar kunnen- worden gesteld, aan den mi
nister van Waterstaat, Handel en Nijverheid is
verzocht de vraag in overweging te nemen of
oprichting van een afzonderlijk, laboratorium, res-