Dagblad voor Schiedam en Omstreken. 30ste Jaargang Maandag 11 Februari 1907. No. 8731. Abonneert op de MieawB SeMetlamsclie Courant Et iratis MuM ZoaiafsMat prijs 10c.p.leet, 0.45 p.mal,fl.33p.3id. Ofücieele berichten. Kennisgeving. Jacht. Augustinus Josephus Callier, FEUILLETON. Het uur der bekoring. BISSCHOP VAN HAARLEM, aan de Geestelijkheid en de Geloovigen van ons Bisdom ABONNEMENTSPRIJS: Dit blad verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, en kost voor Schiedam per 3 maanden ƒ1.35, per maand 45 cent en per week 10 cent. Franco per post door geheel Nederland ƒ2.per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons BureauBoter- straat 50 en bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders. BureauBOTERSTItAAT 50. PRIJS DER ADVERTENTIëN: Van 16 regels 0.02 met inbegrip van bewijsnummer. Elke regel daarboven 15 cent. Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend. Ingezonden mededeelingen 25 cent per regel. Voor herhaaldelijk adverteeren worden uiterst bil- lijke overeenkomsten aangegaan. Telefoonnummer 85. Postbus no. Burgemeester en Wethouders van Schiedam, Gezien art. lSbis der verordening ter hand having van de openbare orde en veiligheid en op de straat poli tie. Verleenen by deze dispensatie van het verbod °m de straat te schrobben, voor Dinsdag 12, Woensdag 13, Donderdag 14 en Vrij lag 15Febru- ari a.«., tenzy bij vriezend wêer. Schiedam, 11 Februari 1907. Burgemeester en Wethouders voornoemd, g. L M. A. BRANTS. De Secretaris, v. LUIK, L.S. De Commissaris der Koningin in de Provincie Zuid-Holland, Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten van 28 Januari 1907, no. 63 Gelet op an. 11 der Wet van 13 Juni 1857 Staatsblad no. 87) Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat bij voormeld besluit door Gedeputeerde Staten is bepaald 'lo. dat bet schieten, alsmede van eenden en duikers, vallende onder art. 15 en h der Wet van 13 Juni 1857 Staatsblad no. 87). wordt, gesloten op Zaterdag 9 Maart aan staande 2o. dat de uitoefening der jacht op waterwild, voor zoover die niet begrepen is onder de voorafgaande bepaling, wordt gesloten op Zaterdag 30 Maart aanstaande; 3o. dat de uitoefening van het weispel van kwar- telen met steekgaren ot vliegnet (art, 15 Ia e der bovengenoemde Wet) is toegelaten van 22 April aanstaande tot en met 2 Juli daaraan volgende, doch dat het vliegnet in geen geval tot het tirasseeren van kwar- telen mag worden gebruikt; 4o. dat de kooüieden hunne kooieenden in dit jaar moeten opsluiten of opbokken van I Juli tot de opening der jacht op waterwild. Deze kennisgeving zal, in plano gedrukt, worden afgekondigd en aangeplakt, waar zulks te doen gebruikelijk is, alsmede in het Provinciaal blad en in de Nederlandsche Staatscourant worden geplaatst. 's-Gravenhage, den Eden Februari 1907. De Commissaris der Koningin voornoemd, PATUN. door de genade Gods en de gunst van den Apostolischen Stoel, Zaligheid in den Heer. In onzen Vastenbrief van 1905 hebben wij U, G., gewezen op den allertreurigsten toestand van de Kerk in Frankrijk. „Daar," zoo schreven wij„daar verkeeren zij, die met ons medeleden (Uit het Engelsch.) 69) Heel rustig was ze inwendig toch nietintegen deel, allerlei droeve vermoedens rezen er weer in haar op. Haar systeem was toch niet onfeilbaar in weerwil van de stijlvolle inrichting op afbeta ling kwamen de deurwaarders weer van tijd tot lijd opzetten. In den laatsten tijd was 't weer ebbe in haar huishoudportemonnaiedie heele verlovingsgeschiedenis met alles wat er aan vast was, had veel meer gekost, dan mevrouw Heins- dorf had gedacht en het was haar nog in het geheel niet duidelijk, hoe zy eigenlijk aan 't geld zou komen voor het aanstaande huwelijk. Was zij ook al voor zich zelve vast besloten, alles op borg te koopen, wat geborgd kon worden. Er waren aityd van die leveranciers, die ze in dit geval onmogelijk ontgaan kon en die nooit iets op reke- ning afgaven. Mevrouw had wel een paar malen van geld gedroomd en haar linkerhand jeukte wel - onbedrieglyke voorteekens voor het spoedig binnenloopen van een nieuw geldschip, maar waar zou het vandaan moeten komen? Of zou misschien Arnold, niettegenstaande zynevoor 't oogenblik niet blonder schitterende omstandigheden? hm, „van Christus zijn, in hoogen nood, en straks „zal die nood nog hooger klimmen, tenzij God „zelf het keere." Wat wij toen vreesden, is in- tusschen werkelijk gebeurdde goddelooze aan slagen tegen de H. Kerk zijn zooals gij weet maar ial te goed gelukt, en meer dan ooit heb ben onze vervolgde broeders in Frankrijk den steun noodig van ons gebed, welken wij toen van U vroegen en waartoe wij U thans met ver nieuwden aandrang aansporen. Maar nog eene andere vrees, die wij destijds uitspraken, is sinds gebleken zeer gegrond te zijn. Immers wij schreven toen ook deze woor den„Wij zouden er niet op durven roemen, „dat ook niet onder ons velen den verderfelijken „regel volgende Kerk, het christelijk leven zal „zich zonder mij wel redden; velen ook, die hun .eigen weg gaan, vergetend, dat zij leden zijn „van één lichaam, waarin gemeenschappelijke wer- „king van .allen een levensvraag is voor het ge- „heel, en derhalve een plicht voor ieder in liet „bijzonder." De bedoeling dier woorden bleek duidelijk uit de vermaning, die wij eraan vast knoopten: „Ieder onzer doe dus allereerst zelf „zijn plicht en werke naar zijn beste vermogen „mede, om ons volk voor den afval van Chris- ,,tus' gemeenschap te bewaren." Desniettemin hebben wij, helaas 1 moeten ondervinden, hoe zeer velen die vermaning ofwel niet begrepen hebben ofwel niet ter harte genomen, hoe zeer- velen bij het vervullen hunner maatschappelijke plichten zich meer door hun eigen stoffelijke be langen of zelfs door geheel onredelijke gevoelens lieten leiden dan door ijver voor Gods eer en liefde voor het behoud van de christelijke be ginselen onder ,ons volk; en telkens wêer zien wij uit velerlei onbedriegelijke teekenen, dat velen onder ons, hoewel met de H. Kerk nog niet ge heel brekend, toch niet meer uit en door het geloof leven. Met groote droefheid hebben wij dan ook ons zeiven de vraag gesteld, hoe het mogelijk kon worden, dat ondanks den verdubbelden arbeid onzer talrijke priesters de ware christelijke geest, het ware Katholieke leven bij zoovelen onzer zoozeer verflauwde, om niet te zeggen verloren ging; en wij hebben daarvoor verscheidene oor zaken gevonden, waarop wij U te gelegener tijd zullen moeten wijzen. Maar nu reeds willen wij U zeggen, wat wij als de voornaamste oorzaak van dit treurig verschijnsel beschouwentegen over de veelvuldige prediking der christelijke be ginselen door uwe priesters staat eene andere prediking, de prediking van de beginselen eener onchristelijke wereld, en die prediking is nog menigvuldiger dan die uwer priesters, en er wordt meer naar geluisterd; 't is' een prediking, die gij niet slechts eenmaal in de week gaat hooren in de kerk, maar die iederen dag tot U gebracht wordt, overal tot zelfs in uwe huisge zinnen door boeken en tijdschriften en nieuws bladen. het was in elk geval een uitweg, 't was te beproe ven de mogelijkheid van hulp van zyn kant be stond toch immers en toen nu de dienstbode binnenkwam met de mededeeling, dat mijnheer Von Maltitz was gekomen, om zyn meisje af te halen, dacht zy, als de wolf in de fabel, en ze besloot haar aanstaanden schoonzoon op staanden voet aan te klampen. «Je komt, lieve Arnold, om Ella af te halen begon zij na de eerste begroeting. «Mjjn kind heeft t mij al gezegd, jelui wilt er samen op uit om een woning te zoeken Nu, ik wensch je er goed succes meeeen goede woning is veel waard, niet waar?" Zij noodigde Von Maltitz uit om te gaan zitten, en toen het dienstmeisje kwam met de mededeeling, dat de naaister juist bij juffrouw Ella was en dat 't nog weleenuurije zou duren, eer ze verschijnen kon, nam mevrouw het besluit, maar dadelijk den aanval op haar bezoeker te wagen. »Des te beter", zeide zy, nadat de gedienstige zich weer had verwijderd, »ik beb juist ook nog wat met je te bespreken, lieve Arnold." Zy bemerkte, geheel in beslag genomen door haar eigen voornemen, niets van den onrustig flikke renden blik en de verlegen roode gezichtskleur van den bezoeker. «Laat ons eens openhartig met elkander sprekenonder zoo naaste verwanten als wij behoeft geen opsmukking te zijn; ik ben daar altyd een groot vijand van geweest en daar om »U neemt ra\j de woorden uit den mond, lieve Alleen reeds do overtreding der kerkelijke wetten, die dergelijke geschriften verbieden, zou veel verklaren van hetgeen wij betreurenimmers wie de kerkelijke wetten overtreedt, handelt alleen reeds daardoor tegen zijn katholieke beginselen en vergeet of veronachtzaamt de woorden door Christus tot Zijne Kerk gesproken: „wie U hoort, boort Mij en wie U versmaadt, versmaadt Mij." Maar bovendien is de lezing van dergelijke ge schriften en juist daarom wordt zij door de H. Kerk verboden niets minder dan het in zich opnemen van een, misschien wel langzaam werkend, maar zeer zeker doodend vergif waar door öf de reinheid van zeden óf de ongereptheid des ongeloofs, ófwel en dit is meestentijds bet geval beiden tegelijkertijd verloren gaan. Een zeker doodend vergif noemen wij dergelijke lectuur, want B. G. het is een onware uitvlucht, wat sommigen beweren om hun gedrag te ver- goei lijken, als zij zeggen; dat dit op hen geen verkeerden indruk maakt. Het woord der 11. Schrift is e,n blijft waar, dat de goede zeden worden bedorven door slechte gesprekken, en als een langdurig een aanhoudend slecht gesprek is de lezing van boeken, waarin met niet te miskennen welbehagen nauwkeurig wordt beschreven of half beschreven half aan de verbeelding overgelaten, wat onder heiligen niet eens gevoegelijk genoemd kan worden; en het is eene hoovaardige en ver derfelijke overschatting van eigen deugd en kracht, te raeenen dat men zijn geest kan vervullen van gedachten on verbeeldingen, die de sterkste hei-f ligen zouden doen vallen, en daarom dan ook altijd door de heiligen zijn gevlucht als een ge vaar, dat niemand kan beminnen zonder erin te vergaan. j Ditzelfde geldt van geschriften, waarin ons H. Geloof hetzij rechtstreeks hetzij zijdelings wordt aangerand. Wie dagelijks leest en vooral wie gelijk zoo vaak het geval is uitsluitend leest, wat de ongeloovige pers te leven geeft, zal mis schien zonder dat hij zelf het bemerkt, maar zeer zeker op den duur zijn geest vervullen van begrippen, die met ons H. Geloof in strijd zijn. Zelfs het voortdurend lezen van werkelijk neutrale bladen zoo deze mogelijk zijn kweekt ten slotte- die neutrale christenen, wier christelijk leven dan wel niet op eens door vergif wordt gedood, maar toch uit gebrek aan gezond voedsel lang zaam zijn kracht verliest en bij een ernstigen aanval der bekoring geheel verloren gaat. Wie in dergelijke lectuur geen gevaar ziet, vergeet de woorden, waarmede Christus zelf die zooge naamde neutraliteit heeft veroordeeld, dat wie niet met Hem is, tegen Hem zijn moet en wie met medewerkt om met Hem te vergaderen, samenspant met hen, die verstrooien. Mag dan misschien de reden van anderen golden, dat zij in de noodzakelijkheid verkeeren, om dergelijke geschriften en bladen te lezen? Wat er van die noodzakelijkheid zij, B. G. zeer zeker geldt zij niet voor zoogenaamde uitspan- ningslecluur. Niemand kan ooit een uitspanning noodig hebben, die voor hem een zeker gevaar op levert, hier is alleen en uitsluitend waarheid, dat het gevaar te ontvluchten het eenig noodige is. Maar ook wanneer men niet voor uitspanning maar zooals men het noemt „voor zijn zaken" onchristelijke bladen noodig heeft, waarom blijven deze dan niet op de plaatsen, waar men „zijne „zaken" behandelt en komen zij ook in de huis gezinnen? Waarom leest men dan, behalve wat men voor zijne zaken noodig heeft, ook al iiet andere, wat daar te lezen wordt gegeven en waaraan men alleen om aan een ongezonde nieuwsgierigheid te voldoen, behoefte kan heb ben? Waarom, zoo vragen wij verder, waarom leest men dan dikwijls uitsluitend zulke bladen, en. als men dan werkelijk verplicht is het vergif te nemen, waarom neemt men dan niet tevens het tegengif? Wanneer het de gezondheid van ons lichaam geldt, zouden wij ongetwijfeld met huivering en zoo weinig mogelijk het vergif in nemen en voor een ruime mate van tegengif zorgen. Doch wij durven nog verder gaan en (J do vraag voorleggen, welke de reden is, dat onze Katholieke pers U niet geven kan, wat gij voor uw zaken noodig hebt en andere bladen U wel kunnen geven? Zou de reden daarvan niet zijn, dat juist uw steun, op allerlei wijzen gegeven aan de ongeloovige pers, deze zóó krachtig neeft ge maakt, dat zij aan alle eischen kan voldoen, terwijl uw eigen pers dien steun ofwel geheel mist of althans in niet genoegzame mate ont vangt Zoo ja, dan zou dit tevens een verregaande kortzichtigheid zijn. Immers met het volste recht verweten zich dezer dagen de Katholieken van Frankrijk: Zoo wij voor een krachtige eigen pers slechts een betrekkelijk klein gedeelte besteed hadden van hetgeen wij hebben gegeven voor allerlei goede werken, als gestichten van liefda digheid, kerken en scholen, dan had de onge loovige pers onmogelijke den volksgeest zoozeer kunnen vergiftigen, dat ons thans door een godde looze wetgeving alles ontroofd wordt, wat onze christelijke liefdadigheid heeft gesticht. 0, B. G., laten wij toch door hun voorbeeld geleerd, hunne fouten vermijden, en zorgen voor hetgeen nood zakelijk is gebleken, opdat wat onze liefdadigheid sticht, ook het onze blijve, want bedriegen wij ons niet, dezelfde oorzaken moeten op den duur dezelfde gevolgen voortbrengen. Een slechte lectuur is een zeker werkend bederf; hoeden wij ons derhalve voor het lezen van hetgeen al te zeer de zinnelijkheid prikkelt en zonder eenigen twijfel onze verbeelding be zoedelen en ons geweten bevlekken zal; hoeden wij ons voor het lezen van ongeloovige geschriften en bladen, die het vergif van den twijfel in onzen geest indruppelen; hoeden wij ons voor die zoo genaamd neutrale lectuur, die nimmer aan onze ziel een gezond voedsel geeft; maken wij vooral niet zeiven door onzen steun sterk en krachtig, mama," viel Von Maltitz haar gauw in de rede, «en dat zal my 't gemakkelijker makeD, u om iets te vragen." De beurt om onzeker te kyken en rood van verlegenheid te worden was thans aan mevrouw zij hoestte en kon in 't eerste oogenblik geen woorden vinden. «Ik heb u myn fmancieelen toestand zoo open hartig mogelyk geschilderd," ging Von Maltitz voort. «Alleen moet ik u nog bekennen, dat ik met mjjne familierente dit jaar eenigszias lucht hartig heb omgesprongen, kortom, voor diep in den zomer kom ik niet in 'tgelyk. Zou 'tu niet mogeiyk zyn, mij een onbeduidende som, bijvoor beeld een drieduizend mark, voor te schieten Ik zou ze u met grooten dank terug kunnen geven, zoodra ik weer rente ontvang." Mevrouw Heinsdorf had door voortdurend te doen te hebben met schuldeischers, deurwaarders en dergelijk «roofgespuis" een groote mate van tegenwoordigheid van geest gekregen en ze geloof de daarom tegen de meest onvoorziene en moei lijkste toestanden opgewassen maar de vraag van haar toekomstigen schoonzoon deed haar toch verstomd staan. De mogelijkheid van eenmaal in haar eigen domein een concurrent te krijgen, lag even ver buiten haar voorstellingsvermozen, als de vervulling van zijn wensch, om den buidel voor hem open te doen. Terwijl zij zich inspande, om zich zelve weer meester te worden, sprak Von Maltitz steeds door, en hij vermoedde niet, ho° de zwijgende dame in zijne zinswendingen louter lieve bekenden had te begroeten, welke zy door voort durende aanwending meesterlijk wist te han- teeren. In den regel was mevrouw Heinsdorf niet zoo heel spoedig uit het veld geslagenook nu had zij hare gewone koelbloedigueid spoedig temgge- kregen, »Natuurljjk zou ik u met bet grooiste genoegen ter wille zijn, liefste Arnold." znde ny zoo In-f- tallig, als haar op dit oogenblik mogeiyk was «wanneer ik zelve niet momenteel in ongelegen heid zatnet "gisteren heb ik eeuige groote reke ningen betaaldik had ju>st een paar duizend mark liggen, en het strijd tegen mijue principes, de leverancier te laten wachten; stipiheid boven alles, vooral geen drukkende verplichtingen ja, op dat punt ben ik zoo streng mogeiyk. 't was zelfs zóó, dat ik een der leveranciers het geld gewoonweg moest opdringenny beweerde, dat ik er nog maanden den tyd mee had gehad ik heb er mij vandaag nog verwyten over gemaakt, want ik zou dat bedrag nu jui*t zoo goed voor iets anders hebben kunnen gebruiken, en nu heb ik het niet." (Wordt vervolgd

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1907 | | pagina 1