xtads- en Ciewestelijk Nieuws.
den der straat (waardoor het achterwiel verbrij
zeld en de veeren ontzet werden) maar in 't
midden hebben gegrepen, juist ter plaatse waar
de Koningin en de Prins waren gezeten, en voor
zich uit omver (hebben geworpen.
De „N. Ct." meent niet te behoeven te zeggen,
welk< gevolgen dit voor de inzittenden had kun
nen hebben.
Waarschijnlijk hebben de Koningin en de Prins
zeil terstond na het gebeurde niet eens gewèten,
hoe Hun leven aan een zijden draad heeft ge
hangen.
Waar dus ook het flinke en besliste optreden
van den wagenbestuurder zóó ernstig onheil heeft
voorkomen, daar verdient dit, dat de v o 11 e a a n-
dacht er op valle.
Met genoegen vernam de „N. Ct." dan ook,
dat de directeur van de H. T. M. terstond dezen
wagenbestuurder een gratificatie heeft geschen
ken.
Nederland's internationale positie.
De Duitsche gezant te Washington, Spech von
Sternberg, publiceert in het Maartnummer van
de „North American Review" een artikel, waar
aan, aan de hand van een mededeeling van Reu-
ter's Ageny, het volgende résumé is ontleend:
De titel van het stuk is„De waaifheid omtrent
de Duitsche expansieplannen." De schrijver weer
legt daarin de van tijd tot tijd in de dagbladen op
duikende berichten, volgens welke Duitschland
plan zou hebben de politieke integriteit van Neder
land en België aan te tasten, en zet de werkelijke
politieke plannen van Duitschland uiteen. Inde
inleiding tot zijn artikel zegt de gezant: „Vooral
in de beide laatste jaren namen vele bladen
in West-Europa berichten op, volgens welke de
onafhankelijkheid van België en Nederland be
dreigd zou zijn.
Bedoelde berichten zoeken ook bij het Ameri-
kaansche volk ingang te vinden, doordat ze de
veroveringsplannen van Duitschland toeschrijven
aan het verlangen, grondgebied te bezitten in het
westelijk halfrond. Men stelt het dan voor, alsof
Duitschland het vooral op het eiland Curasao
in dc Karaïbische Zee gemunt heeft, en beweert,
dal, als Nederland geannexeerd werd, de kolo
niën hetzelfde lot zouden ondergaan. Zelfs staats
lieden, gaat de gezant voort, die het feit niet
kunnen loochenen, dat de Duitsche keizer een
ijverig voorstander is der vredesbeweging en de
DuitSche regeering 37 jaar lang naar vrede '.heeft
gestreefd en haar grondgebied minder heeft trach
ten uit te breiden dan eenig ander land, terwijl
het Duitsche volk niets anders verlangt dan zich
vreedzaam aan zijn werk te kunnen wijden, zelfs
zulke staatslieden gelooven, of houden zich alsof
ze gelooven, dat Duitschland, ondanks zijn vre
delievendheid, ten slotte door de omstandigheden
gedwongen zal worden, Nederland en het Vlaam-
schc- deel van België te annexeeren.
De gezant verklaart verder, dat het niet waar
is, aat een koloniale uitbreiding van Duitschland
een noodwendig gevolg is van den vooruitgang
zijner industrie. Duitschland heeft geen koloniën
meer noodig, het verlangt alleen vrij verkeer op
alle zeeën, de „open deur" en het recht om met
allo industrieele en handeldrijvende volken als
gelijke aan de opening van nieuwe wereldmarkten
mee te werken. Dientengevolge is het principé
der open deur de voornaamste beweegreden dér
buitenlandsche politiek van Duitschland. Het is
de roode draad, die door de Oost-Aziatische, de
Oriëntalische en de Marokkaansche politiek van
het Duitsche rijk loopt. Daarna wijst de gezant
erop, dat er redenen van staathuishoudkundigen,
strategischen en politieken aard tegen een an
nexatie van Nederland zijn. Een vereeniging met
dat land zou tengevolge hebben, dat het Neder-
landsche vee in West-Duitsdbland dat uit Oost-
Duitschland zou verdringen, terwijl Nederland
geen onbewerkte stoffen oplevert, die Duitsch
land zou kunnen gebruiken. Bij een annexatie
van België zou eveneens de machtige Belgi
sche ijzerindustrie de Duitsdhe markt, die door
invoerrechten wordt beschermd, trachten te ver
overen. Dat de Rijn in Nederland uitmondt, is
van geen belang voor Duitschland, daar het
verkeer op die rivier vrij is en tengevolge van
verdragen tusschen de betrokken staten vrij zal
blijven i
Ook strategische gronden pleiten er tegen. De
oorlogen van Engeland en Duitschland tegen Bo
dewijk XIV en Napoleon werden wel op Neder-
landschen bodem gevoerd, maar wanneer er nu
tegen alle verwachting in eens een oorlog op
het vasteland mocht uitbreken, zou Nederland
verre liggen van het waarschijnlijk oorlogstoo-
neel. Dat Nederland ooit deel zou nemen aan
een vijandige actie tegen Duitschland, kan slechts
worden aangenomen door hen, die niets .afweten
van de stamverwantschap, het gevoel van bij
elkaar te behooren en de gemeenschappelijike bè-
langer, van beide volken.
Afgezien nog van het feit, dat de annexatie
van een land voor de verschillende Duitsche
bondsstaten aanleiding kon zijn, een nieuwe or
ganisatie van den bondsraad te eischen, maken
de door de beschaving en de geestverwantschap
ontstane nauwe betrekkingen de Duitsche annexa
tieplannen tot een sprookje, dat noch in Neder
land, noch in België werd bedacht. Vooral Duitsch
land en Nederland hebben te wijizen op een zelfde
geestesontwikkeling en ieder blad der Nederland
sehc geschiedenis wijst denzelfden onleschbaren
dorst naar vrijheid, aan, die het Duitsche volk
bezielt. Het artikel schildert daarna de voor Ne
derland zoo voordeelige houding van Duitschland
in 1814 en 1830 en in de jaren tusschen 1860
en 1870, toen Napoleon III herhaaldelijk aan vorst
Bismarck voorstelde, zich niet met de binnenland-
sehe aangelegenheden van Duitschland te bemoei
en, als hem in België vrij spel werd gegeven.
Zonder Sedan was het met België's onafhanke
lijkheid gedaan geweest.
De ongegronde vrees voor de annexatie is mis
schien nog een gevolg van de jaren 1870 en
1871, toen Duitschland, vroeger eene quantité
négligeable, plotseling een machtig, vereenigd rijk
was geworden en velen bezorgd waren voor een
misbruiken van die nieuw verkregen macht. Te
genwoordig bestaat die vrees echter noch in Bel
gië, noch in Nederland en de beste wederlegging
van de annexatieplannen is wel het feit, dat de
Duitsche boeman niet „made in Holland of Bel-
gia", maar een invoer-artikel is.
Prof. Blok's Landshistorie.
Wij lezen in de „Standard.":
Kort geleden heeft de Leidsche hoogleeraar Blok
het achtste en laatste deel van zijn landshistorie
voltooid. Een monumentaal werk, dat ook door
ons ten zeerste wordt gewaardeerd.
ermoedelijk zal dit breed opgezette werk in
breeder kring voor langen tijd de legger wor
den, voor wie iets uit onze vaderlandsche ge
schiedenis wil nazien.
Juist daarom echter is het niet overbodig erop
te wijzen, dat het ook dezen hoogleeraar niet
gelukt is aan alle onnauwkeurigheid te ontko
men.
Slechts op een drietal onnauwkeurigheden van
dien aard zij hier, ter voorlichting van het jongere
geslacht, gewezen, dat anders zoo licht, op de
autoriteit van den Leidschen hoogleeraar af
gaande, zich een onjuiste voorstelling van de
zaken zou vormen, en dat te eer, waar het juist
drie feilen geldt, waarbij men onzerzijds van na
bij betrokken was.
Op blz. 236 zegt prof. Blok, dat in 1878 van
Roomsch-Katholieke en anti-revolutionaire zijde
een volkspetitionnement tegen de Schoolwet van
Kappeijne op touw is gezet, en dat het verzoek
schrift voor dit petitionnement door meer dan
20,000 personen onderteekend werd.
Gelijk men weet, moet voor deze 20.000 ge
lezen worden 469.869 handteekeningen. Een ver
schil van 449.869. Het anti-revolutionaire verzoek
schrift toch was geteekend door 305.869 perso
nen, dat der Roomsch-Katholieken door 164.000
hoofden van gezinnen. Blijkbaar verhaalde de
hoogleeraar uit het geheugen, en verzuimde hij één
der vele bronnen na te zien.
Een tweede voorbeeld vindt men op blz. 259.
Daar leest men omtrent het gebeurde in 1886;
„Eene poging der geschorsten om zich met ge
weld in het bezit der Nieuwe Kerk en hare
archieven en eigendommen te stellen, mislukte."
De wijze van voorstelling zij nu daargelaten, maar
ieder kenner van de zaak weet, dat de „geschor
sten in het bezit der Nieuwe Kerk geweest en
gebleven zijn, tot na afloop van het rechtsgeding.
Een derde voorbeeld geve blz. 287. Hier wordt
de afloop van de worsteling der Boeren tegen
Engeland besproken, en vermeld, dat deze door
den vrede te Vereeniging op 31 Mei 1902 tot stand
kwam. Dat is juist, maar ongelukkigerwijs voegt de
hoogleeraar er bij, dat „herhaaldelijk van de in
menging van Nederland in den wanhopigen strijd
gewaagd werd." Er zou dus geen inmenging van
Nederland hebben plaats gegrepen, terwijl toch
ieder weet, en zelfs een Oranjeboek er de be
wijzen voor leverde, dat de Nederlandsche regee
ring wel ter dege tsschen beide trad, en dat
de vrede te Vereeniging het gevolg van deze in
menging was.
Van opzettelijke misduiding kan hier geen spra
ke zijn, want de hoogleeraar doet op velerlei
wijze ook aan politieke en kerkelijke tegenvoe
ters recht wedervaren, zegt de „Standaard." Het
Had vertrouwt .echter, dat het bij een tweede
uitgave raadzaam -zal zijn, deze onnauwkeurighe
den te verbeteren.
Tweede Kamer.
Dc Tweede Kamer zal, naar men verneemt,
vclgens besluit door de Centrale afdeeling geno
men, onmiddellijk na haar openbare zitting op
10 Maart a. s., een reeks van wetsontwerpen
in de afdeelingen onderzoeken, waaronder dat
tot wijziging van de wetboeken van strafrecht
en strafvordering, tot vereenvoudiging van de pro
cedure voor het Kantongerecht, het ontwerp Sche
penwet, dat omtrent de dekking van het tekort
kort Rijksverzekeringsbank, dat omtrent de toe
passing van de algemeene akte van Algeciras, en
nopens het gebruik van phosphorus, het wets
ontwerp-Van Kol op de mijnontginning, enz.
De Voorzitter moet voornemens zijn vóór te
stellen na dit afdeelingsonderzoek te behande
len de interpellatie-Drucker omtrent den achter
stand bij sommige rechterlijke colleges; net han
delsverdrag met Amerika; het invoerrecht op
vleesch; goedkeuring van het tractaat van Geneve
(1906) omtrent verbetering van het lot van gewon
den en zieken op het oorlogsveldsuppletodre Wa-
terstaatsbegrootingvoorkolming van bedrog in den
boterhandel; instelling eener Consignatiekas; re
geling van de positie van een deel van het per
soneel der voormalige Rhijnspoomveg-Maatschap-
pij; renteloos voorschot voor de spoorweglijnen
GorredijkAssen, SteenwijkOosterwolde en
Meppol Smilde; Visscherijwet; goedkeuring van
het verdrag met Brazilië nopens de grens tusschen
Suriname en Brazilië en de vaststelling van het
slot der rekening van ontvangsten en uitgaven
van Curasao over 1904. I
Sliedrecht.
Het Haagscbe correspondentiebureau meldt
De grosljjst van anti revolutionnaire candidaten
voor de Tweede Kamer in het kiesditrict Sliedrecht
de Centrale kies vereeniging aldaar een keuze heeft
te doen, is samengesteld uit Dh van Löben Seis,
oud-lid der Tweede Kamer, mr. de Marez Oyens>
oud-minister van Wa erstaat Joh. Krap, oud-lid
der Tweede Kamer, lid van Ged, Staten van
Zuid Holland, H. Cb. Vegtel, lid van de Staten en
van den Gemeenteraad te 's-Gravenhage, H. de
Wilde, iid der Staten en wethouder van 's-Gra
venhage, J. van der Molen, vroeger candidaat in
verschillende Friesche districten.
Het bericht in het vorige blad dat, dr. Kuyper
reeds eergisteren per draad voor de candidatuur
had bedankt wordt bevestigddoch niet aan den
heer De Wilde, maar aan den heer J. van der
Molen Tzn., schoolopziener in het arrondissement
Dokkum, te Leeuwarden, is thans de candidatuur
aangeboden.
Tietjerksteradeel.
Men seinde gister uit Bergum aan de Leeuw. Ct".
dat chr--bistoriscben met de anti revolutionairen
samenwerken in het stellen van een gemeenschap,
peljjken candidaat in het district Tietjerksteradeel
voor een lid van de Tweede Kamer.
Naar de »L. Crt." verneemt, zjjn de sociaal
democraten in het district Tietjerksteradeel van
plan een krachtige actie te voeren voor de verkie.
zing van een lid der Tweede Kamer. De candidaat,
de heer Vliegen, zal vanaf 1 Maart alle avonden
tot aan den stemmingsdag in het district optreden.
Ook zullen verschillende anderen sprekers in open
bare vergaderingen de candidatuur-Vliegen verde
digen. Niet minder dan 25 vergaderingen zjjn
reeds voorbereid. Ook zjjn verschillende sprekers
om te debatteeren met de anti-revolutionaire en
liberale sprekers, waarin die in het district moch
ten optreden.
Prov. Staten van Zuid-Holland.
Door de Centrale Christeljjk Historische kies
vereeniging te Gouda, is voor het lidmaatschap
van de Provinciale Staten (vacature C. Brunt)
candidaat gesteld de heer P. J. Brunt Dzn. te
Woerden.
Oud-Hollandsche feesten te Leiden.
De Vereeniging tot bevordering van het Vreem
delingenverkeer te Leiden en omstreken wil, ge
durende het in Augustus aldaar te houden taai
en letterkundig congres, oud-Hofiandscbe feesten
organiseeren en heeft voor dat doel het gebruik
vad het daarvoor gunstig gelegen Pieterskerkhof
plein aangevraagd.
B. en W. geven den raad, in verband hiermede,
in overweging dit plein van 15 Juli tot 15 Sep
tember aan den openbaren dienst te onttrekken
en gedurende dien tijd aan genoemde vereeniging
af te staan.
Ned. R. K. Volksbond.
Wjj herinneren de leden aan de buitengewone
algemeene vergadering, welke morgen (Zondag)
(middag) half een in de Bondsgehoorzaal zal ge
houden worden.
Gevonden voorwerpen.
Aanwezig aan het Commissariaat van politie:
mand met waschgoed, ceintuur van een mantel,
houtvlot. j
Te bevragen aan de volgende adressen: por-
temonnaie met f0.25, Deijl, Broersveld 68; hee-
renhced, paar klompen en paar kousen, Rooze-
boom, Vijfsluizen en onder Vlaardinger.Ambacht;
rozenkrans, Schep, Boterstraat 39; rozenkrans,
Bos, Houtstraat 21dameshorloge, Zuidgeest, Dool
hofje 19; portemonnaie, v, Meurs, Louronstraat
12; beleen briefje, Oosthof, L. Achterweg 482; ring
met sleuteltje en knoopenhaak, de Goederén, L.
Kerkstraat 80; rozenkrans, v. d. Hoeven, Villa
sraat 2portemonnaie met f 0.575, Bronsgeest,
Zijlstraat 12; zeeuwsch oorknopje, Wed. v. d.
Krogt Broersveld 149.
De Inkomstenbelasting.
Van wege de S. D. A. P. werd gister-avond in
de zaal der S. O. V. eene openbare vergadering
gehouden, waarin de heeren F. M. Wibaut, lid van
den raad der gemeente Amsterdam, en P. de Bruin,
lid van den Scbiedamschen gemeenteraad, als
sprekers over de Inkomstenbelasting, optraden. De
vergadering Was slecht bezochtnog niet de helft
der groote zaal was door het publiek bezet.
De voorzitter der atd. Schiedam van de S.D.A,P.,
dr. J. van Leeuwen, de vergadering openend,
stelde het verloop der belastingkwestie in het licht
en betoogde dat deze vergadering, die men ge
dacht had tusschen het uitbrengen van het prae-
advies en het houden der raadsvergadering te
houden, nu hjj de dadeljjke behandeling der be
lastingvoorstellen, na die vergadering moest
gehouden worden. Verder deelde hjj mede, dat
van de genoodigde leden van het College en den
Raad de meesten zich voor het bjjwonen dezer
vergadering verontschuldigd hadden en heette hjj
allen welkom.
Daarna gaf voorz. het woord aan den heer
Wibauf, die zjjne rede aanvangend, betoogde, dat
hjj bjj de belastingpolitiek die hij thans zou be
spreken, niet de beginselen der S. D. A. P. hoofd
zakelijk zou voorop zetten. Toch zou bjj aan de
hand van haar gemeenteprogram uiteenzetten wat
de eiscben der S. D. A. P. op belastinggebied zijn.
In het kort komen zjj hierop neer: van deonver-
mogenden niets, van de minvermogenden weinig,
van de meer vermogenden veel, van de zeer ver
mogenden zeer veel; in dit'stelsel is dus het be
ginsel van progressie gelegen. Verder beoogt
zjjne parjj eene belasting van uitwonenden, eene
bjjzondere belasting van eigendommen die door
werken der gemeente in waarde vermeerderen,
sterk opklimmende vermogens- en erfenisbelas
ting.
Waar echter deze soc.-dem. belastingpolitiek
vooreerst nog niet te voeren is, moest men zich
stellen op het standpunt van de Gemeentewet en
zien wat aan de hand van die wet te hereiken is.
Art. 240 der Gemeentewet staat toe dat belasting
kan geheven worden in den vorm van opcenten
op de hoofdsom der grondbelasting, op die der
personeele belasting, in den vorm van inkomstenbe
lasting, hondenbelasting en belasting op de too-
neelvoorstellingen en andere vermakeljjkheden,
zooals reeds enkele gemeenten doen.
Staat 't nu echter vast, dat eene progressieve
grondbelasting of een belasting op de vermeerder
de waarde, door gemeentewerken, van grondbezit
nog met kan geheven worden, dan bljjft voorloo-
pig de groote bron van inkomst, de Inkomsten
belasting, die men zeker, op zich zelf genomen,
een goede belasting mag noemen, maar waarbij
eene progressieve stjjging moet worden toege
past.
In hoever 't den gemeenten mogeljjk is die
progressieve stjjging in te voeren, stelde spr. in
het licht, door uiteen te zetten dat haar na 1849
een sterke stjjging verboden was, en in 1897 de
wet die stjjging deed ophouden Daardoor bleken
echter de financiën zoo in de war te loopen,
dat later weer een zekere stjjging werd toegestaan^
echter zoo, dat zjj, bjj vier beginnend, niet meer
dan het dubbelde daarvan mocht bereiken. Er
bljjft dus voorshands der gemeenten niets'over
dan te gaan tot de uiterste grens, die de rjjkswet
haar aanwjjsten de progressie toe te passen, voor
zoover baar die is toegelaten, en zooveel mogeljjk
ook alle uitwonenden te treffen.
In afwachting van eene algemeene rjjksinkom-
stenbelasting moet men de gemeenteljjke inkom
stenbelasting zoo goed mogeljjk zien te makem
daarbjj progressieve heffing invoeren en zich niet
laten afschrikken door de overweging, door eene
meer stjjgende inkomstenbelasting de gegoeden
de gemeente zuilen verlatenzjj die zich om die
reden buiten de gemeente begeven, zullen er toch
spoedig weer in terug keeren. De overweging
dat enkele welgestelden de gemeente zullen ver
laten, moet er niet van terughouden het stelsel
toe te passen, dar zjj die 't best betalen kunnen
ook 't meest moeten betalen.
Inl. resumeerend, acht dan ook de invoering van
progessie bjj de Inkomstenbelasting noodzakeijjk
en meent men er op uit moet zjjn, die toe te
passen, voor zoover de wet dat toelaat. Daardoor
zal de Inkomstenbelasting meer op bilijjke en
rechtvaardige wjjze geregeld zjjn.
De reden van het Raadslid De Bruin, die na
den heer Wibaut sprak, was veel minder'zakelük
dan die van den vorigen spreker en mocht ten
slotte een zuiver propagandistisch betoog voor de
beginselen der S. D. A. P. heeten. Het verloop
der betrokken kwestie nagaande, wraakte spr. het
kapitalistisch cachet van de oude verordening en
betoogde hjj, dat deze veel tegenstand vond, zoo
dat ten slotte de Bestuurdersbond »Patrimonium"
en het Alg. Ned. Werkliedenverbond, beide laatste
afd. Schiedam, tot o vereens tem mirg kwamen om
een adres aan den Raad te richten, de meest drin
gende verbeteringen vragend. De afd. Schiedam
van den Ned. R K. Volksbond, die hierbjj niet
meedeed, kwam later als het hinkende paard ach
teraan en vroeg mede de belastbaarheid te doen
aanvangen met f500, den aftrek voor noodzakeijjk
levensonderhoud van f400 tot ff00 te verboogen
en de aftrek voor ieder kind op f50 te bepalen.
Maar alleen in het adres der drie eerstbedoelde
corporatiën »Patrimonium" inbegrepen werd
invoering van progressieve heffing gevraagd.
Na gewezen te hebben op het bekende resul
taat: verhooging der belastbaarheid van f400 tot
f500, progressieve kinderaftrek en gewjjzigde klas-
senverdeeling merkte spr. op, dat men aanvanke
lijk zou meenen, dat er reeds heel wat was toe
gegeven, maar er bjj nader inzien aan dit toegeven
een verdacht luchtje was. Immers, de aftrek"voor
noodzakeijjk levensonderhoud was niet verhoogd
en het voorstel—Koopmans om progressieve hef
fing alsnog in te voeren - een voorstel dat spr..
zoo samengesteld, geenszins het zjjne wilde noemen
- was verworpen zonder dat de Raad 't beboorljjk
had bezien. De eenige verbetering die het gewjj-
zigd ontwerp bevat, is gelegen in de betere klas
senverdeling en in den gewjjzigden kinderaftrek.
Spr. meende te mogen constateeeren, dat de recht-
sche meerderheid van den Raad in dezen niet
gestaan had aan de zjjde van het recht, niet de
eischen der billjjkheid betracht, maar de belangen
van de brandkast behartigd had.
De billijkheid, meende hjj, zou een progressieve
heffing gevorderd hebben. Om dit te staven, beriep
hjj zich op dezelfde cjjfers door hem reeds inden
Raad gepubliceerd en betoogde hjj, dat het min
dere getal der hoogere klassen 292 toch nog
li economisch krachtiger was dan de 3639 be
lastbaren der mindere klassen te zamen. Voor een