Dagblad voor Schiedam en Omstreken. 31ste Jaargang. Donderdag 25 Juni 1908. No. 9143 o h i ee r t D op io feuilleton. Het Atjeh-rapport. Kiem ScUedamsche Courant net Rati: GeilMreerl MatsMal ps 10 c. p.mi, 0.45 p. Md, f 1.35 d, 3 ld. Qfficieele berichten. Kennisgeving. Kennisgeving. h® verdwenen erfgename. ABONNEMENTSPRIJS: Dit blad verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, en kost voor Schiedam per 3 maanden f 1.35, por maand 45 cent en per week 10 cent. Franco per post door geheel Nederland f 2,-i— per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons BureauBoter- straat 50 en bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders. PRIJS DER ADVERTENTIëN: Van 1—6 regels 0.92 met inbegrip van bewijsnummer Elke regel daarboven 15 cent. Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend. Ingezonden mededeelingen 25 cent per regel. Voorherhaaldelflk adverteeren worden uiterst bil- lijke overeenkomsten aangegaan. Bureau BOTERSTRAAT 50, Telefoonnummer 85. Postbus no. 39, Schietoefeningen. Pe Burgemeester van Schiedam, ^rengt op verzoek van den heer Staatsraad i.b d. otnmissaris der Koningin in de provincie Zuid- olland, het navolgend bericht ter kennis van be- Dgnebbenden h(j de Scheepvaart. Schietoefeningen van het- fort IJmuiden 3de District. zal^°'®ens mededeelii>g van den Minister van Oorlog op 3 en zoonoodig op 4 Juli eene schietoefening orden gehouden van het fort IJmuiden. Er zal r»ajUfd worden met kanonnen van zwaar en voV aar kaliber (24 en 15 c M.), waarbij on- Van'l Wordt gemaakt een sector tot op 9030 M. lij "et fort en begrensd aan de N. zjjde door eene de 7Va°a^ ket I°rt 'n de richting N. N. W. en aan de 5de door ^et Noorderhoofd en eene l(jn in richting Z. W. aan het uiteinde daarvan, het f da8eni waarop gevuurd wordt, zal van Uur -rt eene roode riag waaien, van minstens éen h«t Voor den aanvang der Schietoefening tot aan ne» einde daarvan. l«ie »Ned. krt." Nos. 222, 226.) Schiedam, 25 Juni 1908. De Burgemeester van Schiedam, M. A. BRANTS. Inrichtingen welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken. Burgemeester en Wethouders van Schiedam, «ÏÏSJP verzoek van de Directie van de kchie" om een definitieve ver- fa ni,ng i;ot. Ultbreiding dier fabriek, staande tie t Uuitcnhavenweg no. 146, kadaster sec- u' door hijplaatsing eener nieuwe fles- een adrjek 5 ter vervanging van de haar voor vcrgunn°ingyd t0t 1 JUÜ 1908 verleende Gelet op de bepalingen der Hinderwet, Doen te weten Se at v,00rmeld verzoek met de bijlagen op de darari6 der gemeente 's ter visie gelegd da„s Donderdag den 9den Juli a.s., des mid- Worde Ure' ten raadhuize gelegenheid zal Van T ge<?even ?m bezwaren tegen het toestaan of verzoek in te brengen en die mondeling dat 106 te lichten; hierb gedurende drie dagen voor het tijdstip van dVCn gei?oemc'> °P de secretarie der gemeente, in»eu 6 schrifiuren, die ter zake mochten zjjn dat°-en, kennis kan worden genomen en b®roen 8enS de bestaande jurisprudentie niet tot gerecu, 0P| eene beslissing ingevolge de Hinderwet dier "w z'-'n ZÜ> d'e n'et overeenkomstig art. 7 "teer voor ^et Gemeentebestuur of een of bun b Z^ner 'eden zijn verschenen, ten einde ezwaren mondeling toe te lichten. beh 18 hiervan afkondiging geschied, waar het 0ort, den 25sten Juni 1908. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. A. BRANTS. De Secretaris, V. SICKENGA. In on- nummer van 22 Juni deelden wij mede, dat door den Minister van Koloniën aan de Twee de Kamer was toegezonden het door den Gou verneur-Generaal van Nederlandsch-Ihdië uitge bracht verslag, omtrent een door hem zelf inge steld onderzoek naar den toestahd in het Gewest Atjeh en Ondar hoorigheden Nu wij dit verslag voor ons hebben, wenschen wij onze lezers een en ahde-r omtrent dit zeer interessante rapport mede' te deieten. i Bij de beraadslaging in de Tweede Kamer over de vaststelling der begrooting van Nederlahdsch- Indië over het dienstjaar 1908, werd op 6 No vember 1907, zonder hoofdelijke stemming, de volgende motie van den heer van Kol aange nomen. „De Kamer, vertrouwend© dat de Gouverneur- Generaal omtrent het optreden van onze troepen in Atjeh een onpartijdig onderzoek zal doen in stellen, en dat de resultaten van dat onderzoek zoo spoedig mogelijk aan de Kamer zullen worden overgelegd, gaat over tot de orde van den dag". oerdat deze motie bij de Tweede Kamer was ingediend, hal de vorige Minister van Koloniën, reeds medegedeeld, dat de Gouverneur-Generaal bereid was zich naar Atjeh te hegeven om den toestand aldaar persoonlijk op te nemen. Evenwel deze réis van den Gouverneur-Generaal sproot met voort uit wantrouwen in den Civielen en Militairen Gouverneur van Atjeh, den Generaal- Majoor G. G. E. van Daalen, maar die reis zou werden ondernomen, heet het in het verslag, „op dat ook het publiek de overtuiging van den Land voogd zou doelen, dat wij in Atjeh op den goeden weg zijn." Het onderzoek naar het optreden on zer troepen in Atjeh werd door den Gouverneur- Generaal opgedragen aan den Commandant van het Leger en Chef van het Departement van Oorlog in Nederland sch-Indië, den Luitenant-Generaal M. B. Rost van Tonningen, wiens verslag ter perse is en spoedig volgen, zal. He t onderzoek omtrent de door den Gouverneur van Daalen gevolgde gedragslijn op civiel bestuurs gebied weid door Z. Exc. zelf ter plaatse geleid. Omtrent den uitslag van dit onderzoek, zegt de heer van Heutsz in zijn verslag„Die nasporingen hebben mij tot uitkomsten geleid, die ik niet verwacht had, niet verwachten kón". ,Utt jarenlange samenwerking met den Gene- ïaa, van Daalen waren mij diens goede, inderdaad zeer hoog te schatten gaven zoowel als diens minder goede eigenschappen ten volle bekend: vrees ik de eerste, voor de laatste had ik nimmer de oogen gesloten." Uit de briefwisseling in 1906 en 1907 met Gou verneur van Daalen, waarbij de heer van Heutsz zich meermalen genoodzaakt zag, hem opmer kingen te maken naar aanleiding van genomen bestuursmaatregelten, was den Gouverneur.Gene- Naar het Engelsch). 26) afstaniCjm?n weS daarheen zag ik op kleinen b°°(r r-j groote huis in het maanlicht om- cpen ra en Plotseling hoorde ik uit een der geten bteh *i 0611 kTe,e't> welke mij alles deèd vér- waard0() 'i ons algemeen erfdeel van leéd, WoX(Jeii - °°g en laag op gelijke wijze bezocht het V ê,almde de stem uit, in een ellende "o?"™»„KarkSSr' te gtetoePer,ai?„Van PÜnheer Ocumpaugh luid uit- bi een ,Z1J'n llJcIende vrouw. Verkeerd© Z°o- W„, aanval van ijlhoofdigheid? Het scheen CrMar Phil°' altÜd pbii°! en niet Met (rWendolen bart klenn!?^ staPpen, suizende ooren en een gevOelem Vfrl n|cuwe cn onbeschrijfelijk© Ik S glIig lk voort naar de stallen baa,- hLS^?11 ründl,ü0Pea ch een dienstbode paar nierm„u iJif1 achterramen steken, ïk den s IT ll Mte °P mp en juist bereikte bet ter ™Lt0en lemajld u,tkwam, om voor - njste gaan nog eens naai- het weer te kijken. Het was de man, dien ik zocht, Thomas den koetsier. Ik had mij niet vergist in 'smans ka rakter. Binnen tien minuten zateh wij samen onder een veranda, rookende en deh tijd kortende onder een onschuldig gepraat. Na een algemeen gesprek over de groote gebeurtenis, natuurlijk vergezeld van een strenge kritiek over de po litie', kwamen wij onder mijn leiding tot de bijzonderheden, waarvoor ik op dit kostbare uur den tocht ondernomen had. Hij bracht, mevrouw Ocumpaugh ter sprake ik mevrouw Carew. „Een mooie vrouw," zei ik. Ik dacht dat hij verbaasd keek. „Z ij mooi was het twijrelachtig antwoord. „Wat denkt u van mevrouw Ocumpaugh?" „Zij is ook mooi, maar op een andere wijze. „Ent zou ik denken. Ik heb rijke menschen en ik heb arme menschen gereden. Ik heb zelfs op een bok gezeten met een Engelsche her togin in het rijtuig, maar nooit heb ik zulk een gezicht gezien als van mevrouw Ocumpaugh. Bat is het waarom ik mij 'tevreden stel koetsier te zijn van de vrouw van een Amerikaanscheh millionnair, terwijl ik den Engelschen adel zou kunnen rijden." „Een standbeeld!" zei ik; „koud!" „Goed, maar één waar men nooit genoeg van krijgt, om naar te zien. Daarenboven er kan een wondervolle gloed op haar gezicht verschij nen, Ik heb ha,ar gezien d,at zij1 een, en al leven raai bekend, dat Generaal van Daalen niet altijd met de noodige bezadigheid en overleg was te werk gegaan. i En dan vervolgt de Landvoogd: „lk was er dus op voorbereid, dat ik in Atjeh niet alles zou vinden, zooals ik dat zou wen sehen; dat ook aldaar voor mij aanleiding zou worden gevonden tot bemerkingen, mogelijk zelfs tot terechtwijzingen; maar ik was er niet, kón er niet op voorbereid zijn een toestand te zullen aantreffen, zoo weinig beantwoordende aan de verwachtingen, die ik mij gerechtigd mocht achten te koesteren, dat ik tot mijn oprecht leedwezen tot g(ene andere slotsom ben kunnen komen dan dat ik van den Generaal van Daalen meer ver wacht en mitsdien verlangd heb, dan hij bij machte v as te geven." Alsdan zet de Gouverneur-Generaal zeer uit voerig uiteen, waarom hij in April 1904 den Gou- vfeineurdjeneraal Rooseboom, adviseerde, den toenmaligen luit.-kolonel van Daalen, als zijh event, opvolger als gouverneur van Atjeh, bij H. M. de Koningin ter behoeming voor te dra gen. Hij prees den teer van Daalen als een zeer bekwaam krijgsman, als een man met groote ener gie en wilskracht, met onvermoeibare werkzaam heid, als zeer goed bekend met zeden en ge woonten van het Atjehsche volk, maar Gouver neur Van Heutz vergat ook niet de gebreken van Overste Van Daalen aah Gouverneur-Gene raal Rooseboom op te sommen. Daarin heette het o. m. „Hij is wat stug in den omgang, is ook soms wat ruw en hard, arbitrair en streng iii- zij» optreden geweest, heeft nu en dan door st rod herd of onvoldoende tact ambtenaren, offi cieren en particulieren van zich afgestooten K het is ook wel voorgekomen, dat hij met onvoldoen de tact regelingen ten opzichte van de bevolking trof en in den eersten tijd van zijn optreden als waarnemend bestuurder in Pidië heeft on. getwijfeld zijin leiding van de inheemsche recht- spiaak in die 'landstreek te wenscheü overgela ten; zoodat ik (Van Heutsz) moest ingrijpen en hieraan paal en perk stelten." Evenwel al had dan 0.verste van Diaaleh ge breken, de heer Van Heutsz kon onder alle hoofd officieren tot en met den rang van luitenant- kolonel van het Nederl.-Ind. leger geen bekwamer en beleidvoller man vinden, dan juist overste Van Daalen. Al moesten ook gedurende zijn Gouverneurs schap, Generaal van Daalen meer dan eens weh. ken gegeven worden, toch vertrok Gouverneur- Generaal van Heutsz op 21 November 1907 naar Atjeh, met het volste vertrouwen in van Daalen, die de hem gedane aanwijzingeh ter harte had genomen, in weerwil van al hetgeiën meereindeels geheel ten onrechte, in openbare schrifturen te zijnen nadeefe was eh werd aangevoerd. In den beginne tijdehs de onderzoekingen' op al' de ondearafdeelingshoofdplaatsen van Groot was, en er uitzag liever dan de liefste. En wanneer denkt u, dat dat was?" '„Toon zij haar kind in haar armen had." Ik sprak op zachte ren toon, gelijk paste bij; de onderstelling en de omstandighedeh. „Neen," zei hij langzaam, peinzend dikke rook wolken uitblazend, „toen mijnheer Ocumpaugh op de bank' naast haar zat. Het was toen ik de victoria reed. Ik heb verscheiden keeren excuus gevraagd, dat ik mijn hoofd omdraaide om iets te kunnen opvangen van haar glimlach bij een mooi uitzicht en van de wijize waarop zij hem aankeek, om te zien of hij er evenveel van genoot als zij. Ik mag gaarne vrouwen, die vee] van hun man houden." „En hij?" „O, zij heeft zich over hem niet te beklagen. Hij aanbidt den grond, waarop zij loopt; en het kind doet hij nog meer dan aanbidden." Hier daalde zijd stem. Ik bracht het gesprek zoo spoedig ik km terug op mevrouw Carew. t „U houdt van bteeke vrouwen," zei ik. „Nu houd ik van vrouwen, die er het eene oogenhlik leelijk uitzien, en het volgende oogenblik aller bekoorlijkst." „Dal is wat de menschen van mevrouw Carew zeggen. Ik ken er hoopen, die dat soort bewon deren. De kleine Gwendolen bij voorbeeld." „Gwendolen 1 voelde zij zich tot mevrouw Ca rew aangetrokken?" „Aangetrokken Ik heb haar van haar moe- Atjeh, behield de Gouverneur-Generaal zijn gunstig oordeel over Gouverneur van Daalen. „De voortzetting echter van mijn onderzoek ih de Onderhoorigheden aldus het verslag bracht een principieete wijziging in dat oordeel; daar m o e s t ik tot andere inzichten komen, moest ik hoeveel leed mij dit voor den heer van Daaten deed tot de erkennihg geraken, dat ik mij met illusiën gevleid had die hij niet vermocht te verwezenlijken, als mogelijlk had ondersteld wat zijne te zeer geprononceerde persoonlijke eigen schappen tot een onmogelijkheid moesten maken." Op alle hoofdplaatsen der onderafdeelingen met de Civiele Gezaghebbers en alle landschapshoof- den, werden uitgebreide besprekingen gehouden «vei alle onderwerpen, welke met het herstel of de verdere bevestiging van rust on orde recht streeks of zijdelings verband hielden, waarbij aan die hoofden de meest volledige vrijheid van spre ken werd gelaten, om alles te berde te brengén, wat zij in het algemeen in hun eigen belang, meenden te moeten aanvoereh. Bovendien werden nog velschillende andere personen voor een goed deel uit den Atjehschen handelsstand gehoord. „Uit al die besprekingen zegt de Landvoogd en al hetgeen ik overigens door eigen aan schouwing zag en uit de civiele journalen over het geboete tijdvak van van DaaJen's bestuur en andere geschriften, ohtwaarde, rijpte hoe loh- ger hoe meer bij mlji de overtuiging, dat hij', op welke groote verdiensten ontegenzeggelijk als militair kunnende bogen, als civiel bestuurder had gefaald, door, met misduiding van het fun damenteel beginsel van elk streven naar bevre diging van een onrustigeh toestand in eerst kort te voren aan onze heerschappij onderworpen land streken, eene richting in te slaan, welke dat doel naar mijn oordeel noodwendig moest doen mis sen." Te Koeta-Radja teruggekeerd heeft de Land voogd dan ook niet geaarzeld dien opperofficier in kennis te stellen met zijn (v*. Heutsz) gewijzigd inzicht te zijnen aanzien en hem het verlaten van die richting voor te schrijven. Vervolgens deelt de Gouverneur-Generaal medé den inhoud van zijn schrijven aan Generaal van Daaten, waarin dezen wordt bevolen, „in de eerste plaats een zoodanige politiek (als door van Daalen gevoerd) onverwijld prijs te geven en drong er met den meesten klem op aan, dat aanstonds rekening gehouden werd met verschillende in voor melden biief geformuleerde wenken, welke in den "e ivo] ge bij zijn bestuursuitoefening met betrek king tot voorschreven hoofdpunt door den Gou verneur tot richtsnoer zouden zijn te hemen. (Wordt vervolgd.) Die journalen worden, evenmin als de mili taire, ter kennis gebracht van de Indische Re- geering. dors schoot naar haar toe zien vliegen als een vogel naar zijn nest. Menigmaal heb ik het rijtuig gereden als mevrouw Ocumpaugh er in zat, rechtop, terwijl haar kind lag in de armen van deze andere vrouw, met geen woord of blik voor haar moeder." „Hce scheen mevrouw Ocumpaugh dat te vin den vroeg ik tusschen een paar trekken aan mijn sigaar. „O; zij behoort tot de koude vrouwenTen minste dat zegt umaar ik ben er zeker van dat gedurende de laatste drie jaar dat is sedert deze vrouw in de buurt kwam haar hart langzaam breekt. Deze laatste slag zal haar docd zijn." Ik dacht aan den gillenden kreet van „Philo l Phil'Owelke ik bij tusschenpoozen nog uit dat bovenraam van het groote huis meende te hcoren. en ik voelde, dat er waarheid kon zijn in zijn laatste woorden. Maar het was olver mevrouw Carew, dat ik was komen spreken, niet over mevrouw Ocum paugh „De voorliefde Van kinderen is dikwijls onbe grijpelijk/; merkte ik ernstig op; „maar misschien is er in dit geval een verklaring voor te vinden Mevrouw Carew bezit wat men noemt magne tisme, en ik verbeeld mij dat zoo iemand voor een kind zeer aantrekkelijk moet zijn. (Wordt vervolgd). -jj.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1908 | | pagina 1