Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
Üiiutrt D on is
misdaad Virgaiding.
33ste Jaargang.
Zaterdag 26 Maart 1910.
No. 9675.
EEKSTK BLAD.
Paschen.
ïi
Nieuwe Man Coaran
nffl gratis Geïllustreerd Zondagsblad
Pfiu ld t. B.wfiet. 0.45 b. ml f 1.35 b. 3ii.
...ax®»* IT Tf" 7der
f" C'«st«s IT""- Ul6,is
scLtós." ™'k:
ILL ET O N.
Dit hi a abONNEMENTSPRIJS:
k»«.voor ScwSnlrdTmS;dent8^ïerd Feestda«ea>
Wesfc 10 cent Ptoti niaanden f 1.35, per maand 45 cent en ner
to»»<ierlSfe "SXif? S"1"*1 "«iertod 2.- pe> kwanL.
straat ^e^bflafle^khaÏM1^ ^^omen aan ons Bureau: Boter-
q le Boekbandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders.
nummer bestaat uit DRIE
ADEN en een Geïllustreerd
ndagsblad.
PRIJS DER ADVERTENTIëN:
Van 16 regels ƒ0.92 met inbegrip van bewijsnummer,
Elke regel daarboven 15 cent.
Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend.
Ingezonden mededeelingen 25 cent per regel.
Voor herhaaldelijk adverteeren worden uiterst bil
Ijjke overeenkomsten aangegaan.
Telefoonnummer 85. Postbus no. 39.
pasclu'n het alsof tusschen Palmzondag
in deze - gr<X,te afstand ligt WiJ dwr"
f3*1 eon weet 60116 W°tk zooveeL dat daar meer
0t d«* rnai!!(VMr n°°dig SchlJrit OTn te komen
Ikheid eaa) ..f'11 °venaardsch,e aantrekke-
j ons verJh01 onzen geest. Christus, zooals
e°ne ezelin t 0p Palmzondag: gezeten op
gezegend Hii °,ege^UIcht.door het volk. „Hosanna,
WÜ wanen in den 113,1111 des Heeren".
ptroond Wr, at Christus straks tot koning zal
j^hrig v en' tot koning der koningen tot
trekt bov 6niel ctl Maar plotseling
ons de hemel
Wij hebben deze week wéér véél doiorlèefd met
onzo christelijke herinnering, alsof het een lij
densperiode ware van jarenlang.
En de avond van Goeden Vrijdag is gedaald.
En de schemering kwam, het eerste morgenlicht
van den Zaterdag en het was het eerste morgén-
gloren van het „Lumen Christi", van het licht van
Christus, dat straks als een volle zon plotseling
de droeve en duistre wereld met gouden gloed
zou kleuren. „Lumen Christi" het licht van Chris
tus werd weergezet op den kandelaar, de Paasch-
kaars gewijd, en er kwam weer licht op het
altaar, altijd meer en rijker, er kwam weer klank
in de kerkelijke liturgie, totdat zij haar volheid
zou hebben bereikt, en het driewerf alleluja immer
hooger en krachtiger herhaald. „Ja, Christus is
waarlijk verrezen, alleluja".
gaat
- - Schuj] n cli ue zonne
Va°rspen e w°lken, die zich samenpakken,
?n Wlin JTëe Uren- En Christus gaat met
Y81 te VL 'Ular Jemzalem om het Paasch-
dl6t in de vlet!" VVat hooge mYstièk Jigt daar
godld^lijk df„, C vasi3chlng zijner leerlingen! Wat
Uachtiff(, eeu naderkomen van groote
^2itteu aJ^efUfniSSOn' als H)J daar gaat
V|JO- Ja, hit i«1 n11 het brood noemt ea den
K^enigvuldio^ Clmstus> die eens het brood
61 is de Chr I m p6 WOestÜn voor duizenden;
!Prakkom US' Lazarus in bet graf
^spriüc. te voorschijn"; het is de Christus,
1 is de c'h °i>standing en het Leven'?,
ben het die van zich-zelven getuigde;
Seven Za] 'r°°d des Ievens, het brood dat ik
en lS 'P1 )deescb"- En Christus zegt:
m miin ,<Jlt 1S ln ij 11 Lichaam, dit
f 101 vereiff V°°r Velen zal verë°ten wor-
r at is da d<3r zonden-
rhristus, de u met geschied in die oogenblikken
Leven. Heer d« levens, gaf ons het hoogste
Ador0 t
Judas kom i U naar Eethsemane.
,.6t nen tUs T Veiraadt den Zoon des menschen
i'J Verklaren an QaS' CaiPhas> Pilatus, Herodes,
Ij? v gebeud '1 'i'-'" nacht van
SjJ1 °«afzien] nJ ag; VVat 1S dut geen tijd geweest
ia ChH Jden- In Wat zee ^n
J*1' us niet ondergegaan en gestor
en de zonne
6i)
eeL°?derzofh dag werd be3teed aan
u0l8end°men' dat Paul RUlge"' Er werd over
Le|ullden dag ee,f h Hai'mant hem tegen den
°Üyeite wijzi»in,J-eneSte Vatl de alle™00dza-
yanzfau nam aam!pv7'0U VOürleggen. O vide
'b hlh gewaanden na /11 n!0n under hot geleide
h°tel besnaeffen »>U hunne terugkomst
J eU- 0spiaken zij de uit te voeren
«leCheel8en?otetvei1 dit Wek snel doordrijven, zeide
*UIW8 den hon»!t Mortinier. Ik wil hier
doorw' Zo° noodt! dlgen t'-id besteden. Wij
Werken g' een deel van den nacht
Mtp,., Delhu
eten ea' Maar1Jw^Vllt' vraaS maar om te
d' aar w« zullen toch zeker moeten
ete!ef °P 0Dn aVondrnaal hierop deze
i^onenw^"6'1- Terwijl WIJ baastig door-
Pen zonderlitur! 6 ovei' 0113 werk-
St w °Vide' speelde om de lip-
'eb> zeid^ hij,0i St"e^b' meeade tk ook voor te
De strijd is gestreden, voorbij de dag van vreeze
en angst, de dag van duizend smarten, de dag
van Godswrake over de gevallen wereld. Alleluja.
Verdwenen is de duisternis, het licht zegeviert,
en Vol glorie en vol vreugde straalt nu de zon
in gouden gloed over de verjeugdigde, verloste
wereld.
Vat is het rustig, alsof er geen zware strijd
gestreden is I Wat ligt er vrede over de aarde,
alsof leven en dood geen duel hadden gekend
en toch nooit zag de wereld zulk een kamp
zulke tegenstanders, zulke contrasten, scherp en
schril. Het licht tegenover de duisternis, de waar
heid tegenover de dwaling, God tegenover dén
duivel. Vertreden is de kop van het hélsoh sér
pent! En die overwinning weid behaald door
Christus aan het kruis.
En de overwinning zou heerlijker worden eii
glorievoller als de wereld het woord zou ver
nemen: „Christus is verrezen Alleluja, als daar
de wachters om Christus' graf zouden worden
neergebliksemd door het licht der ééuwigheid,
als de soldaten met al hun macht machteloos
zouden nederliggen om de wereld te getuigen,
dat Christus w a a r 1 ij k is verrezen.
Want men moge verschillende theorieën der
ongelovigen volgen of niet, het feit van Chris
tus verrijzenis valt niet te loochenen. Wij staan
hier niet voor een wijsgeerig stelsel mét afgetrok
ken denkbeelden, wij staan hier voor een feit.
De ongeloovige zegt wel eens, als wjj het héb
ben over een eeuwigheid,: „nog nooit is iemand
teruggekeerd van den dood, van het andere le
ven". Ziet: Christus is teruggekeerd. Christus
is verrezen. Wat zullen de ongeloovigen hierop
zeggen? Alles en nog wat, allerlei dwaze theoriën
en veronderstellingen heeft men gemaakt, die niets
anders veronderstellen dan de oudé menschelijke
waanwijsheid ein den weerbarstigen hoogmoed
„ik dien u niet".
Men moge zeggen: Christus is schijndood ge
weest, of de leerlingen hebben het lijk gestolen,
opgediendaiaUd b6lde 6n h6t avondmaal werd
Onder een nietig voorwendsel verliet O vide
de kamer van Joris en spoedde zich naar de
zyne Snel opende hij zijnen reiszak, nam er
het fleschie uit, dat hij op het oogenblik van
ïun vertrek uit New York er in gestoken had
p!nlhRC H1 Z1Jnt Zak gliJden en begaf zich naar'
Paul Harmant terug.
,iNfu' da.cJlt h|J komt het er maar op aan,
de gelegenheid te vinden om te handelenen
het zou spijtig zijn, indien zij zich niet voordoet.
De twee mannen zette zich tegenover elkan
dei. Joris (xaraud, al at hij ook met irooten
d!ch!n scheen 111 gedachten verzonken. Hij
uacht na over een vraagstuk van werktuigkunde
waai van hij de oplossing zocht.
onbreSlnZUha0n? ^eel ea zeer veelsterke koffie
meeste? w mecanicien aan den hof-
Ovide daTht :m0eten d6Zen nacht werken'
P~?errk°®e; daal' ia de gelegenheid,
breken met S 6g0n zich weer bet hoofd te
te voorschiin hiTmagfuk' Cei-wijl Ovide tabak
"ej5rt3PoS|n 7?»ta°opt,S?ej.e" M"
houdend en in'de anir??e„ 'lan<1 llotlood
trok, meetkundige figuren en aatUeekeuboekje,
te ra onder elkaar! °®n ea sclireef «d
Hier is de koffie, neef, zeide Ovide, toen
of in zenuwachtige overspanning zich Christus'
verrijzenis verbeeld. De évangeliën staan daar
in al hun eenvoud om die dwaze theoriën en
veronderstellingen te niet té dóén.
Vriend en vijand van Christus zijn ten volle
overtuigd, dat Christus w a a r 1 ij k gestorven is
en geen wonder I Wat een lijden die geeseling,
die kruisiging en die lanssteek! Men zou een
wonder moeten aannemen, als Christus bij al
dat lijden niet gestorven ware. Hoe stérk was
het graf niet bewaakt en verzegeldEn hoe
vreesachtig waren de leerlingen niet elke poging
om Christus' tijk weg to nemen, was buitengeslo
ten.
De leerlingen van Chrislus, zij waren natuur-
menschen, vrij van elke verbeeldingsziekte. Men
wilde eerst niet gelooven, dat Chrislus verrézen
was: denkt aan de Emmaüsgangers, denkt vooral
aan Thomas, den Apostel, die uitriep: ik zal niet
gelooven, of ik moet eerst Christus zien en mijn
vingeren leggen in Zijrr wonden".
Christus is waarlijk verrezen. Meermalen is
Hij verschenen, 's avonds, op den hellen dag, op
reis, 's morgens, onder den arbeid. Christus ver
schijnt en toont Zijn wonden, Hij eet met de
zijnen, zij erkennen Hem aan het breken dés
broods; en die verschijning gebeurde aan velen,
eens zelfs aan vijfhonderd menschen tegelijk. Voor
ons is Christus' opstanding een absoluut bewezen
feit, een feit, zoo klaar als de zon aan den
hemel.
Christus is waarlijk verrezen, en dat is de
grond van geheel ons geloof, van ons geloof aan
Christus' Godheid. Daarom zegt Paulus: „Zoo
Christus niet verrezen ware, zou ons geloof ijdèl
zijn" i
Voor ons is de verrijzenis van Christus de
kroon zijner wonderen, de verwezenlijking van
dat woord„Ik hen de Opstanding en het Leven."
W ij schamen ons niet voor ons geloof, al staan
wij tegenover een wereld, die alles, wat goddelijk
is, loochent en onwetenschappelijk noemt.
Een Paaschfeest is voor ons weer een herleving
voor ons geloof, waaraan wij zoozeer behoefte
hebben in onzen geloofsarmen tijd.
Christus' verrijzenis is een bewezen feit, al
is zij in zich nog zulk een verheven wonder.
En dat feit voert ons noodzakelijk tot deze
conclusie: Christus is waarlijk God. Zijn woord
heeft dus goddelijke waarde. Zijn werk goddelijk
gezag. Wij hebben hier niets anders te doen dan
ons hoofd te buigen voor Zijn woord: „Credo".
Wie zal ons dit besluit ten kwade duiden? Wie
zal ons beschuldigen dat wij onredelijk handelen?
Christus is waarlylc verrezen. „Christus, eens
gestorven, sterft niet meer".
Hemel en aarde verouderen als een kléèd,
Christus blijft in eeuwigheid.
Spottend trekt de wereld haar schouders voor
ons op zij lacht met alles, wat wonder heet,
de hofmeester de kamer verlaten had.
- Goed welantwoordde Joris zonder
zijne betrekkingen te staken. Vul mijn kopje,
doe er een weinig suiker in, en wees zoo goed
ze hier naast mij te plaatsen.
Het gelaat van Soliveau toekende groote
vreugde. Paul Harmant, in zijne cijfers ver
zonken keerde hem den rug toe. Zonder hem
een oogenblik uit het oog ce verliezen schonk
Ovide koffie in vervolgens nam hij hij het
fleschje met den Canadeeschen drank uit den
zak, en liet er eenige druppelen van in de
kolfie vullen. Dan roerde hij er meteen lepeltje
in om het smelten van den suiker te bespoe
digen en plaatste de tas op de werktafel.
Met verstrooide hand nam Joris de tas,
bracht ze aan de lippen en nam een dronk.
Gy hebt er brandewijn bijgevoegd zeide hij.
Slechts eenige druppelen. Wilt gij er
meer bij
Neen, het is voldoende. De sterke drank is
de vijand van het werk.
Geraud ledigde zijn tas, plaatste ze weer op
de tafel en ging voort
Scheuk nog eens in, dan zullen wij ons
aan t werk zetten.
Ovide, wiens gelaat van vreugde s raaide nam
den koffiepot en vulde de tas van Garaud voor
de tweede maal. Deze nam werktuigelijk een
stuk suiker, liet het in den koffiepot vallen en
begon zijne berekeningen weer
Het had elf uur geslagen Een diepe stilte
heerschte m het paviljoen; de deuren waren
maar zij weet niet, dat zij dit wonder dan
onbewust verkondigt en huldigt: dat het chris
tendom groot is geworden door Het hloed der
vervolgingen, dat het christendom ondanks „zijn
dwaas geloof aan Christus' verrijzenis" een wel
daad is geweest voor de wereld, dat het chris
tendom de oude heidensche wereld heeft over
wonnen met het kruis, dat dat Christendom
zou leven en blijven leven van én door dwaas
heden en bedrog. Neen, neen, men kan wel
bedriegen een dag, eén jaar maar niet allé
eeuwen door, niet alle volkeren.
Ik herinner me een versje uit mijn schooljaren,
dat zegt: „ai is de leugen nog zoo snel, de
waarheid achterhaalt haar wel", maar de zooge
naamde „leugen" van Christus' verrijzenis is nooit
achterhaald en is eenvoudig nooit te achterhalen,
omdat geheel de geschiedenis der wereld, de ge
schiedenis der volkeren, van grooten en kleinen
op ieder barer bladzijden schrijft: „Christus
is de waarheid".
Christus is waarlijk verrezen, en dit feit ver-
sterkt ons geloof in Christus en zijn goddelijk leer
gezag, zoodat de spot der wereld ons niet deèrt,
en de ongeloovige en socialistische stroomingen
ons niet medeslepen.
Christus is waarlijk verrezen, en moge Hij leven
ook voor ons. Het leven is vol moeielijkheden
en zorgen, vol teleurstellingen en ijdele hope
en wij worden zoo spoedig droef te moede, om
dat het schijnt, alsof Hij, de Christus, van ons is
weggenomen. Gelukkig de mensch, die in zulke
oogenblikken de hope bewaart in zijn hart op- en
zjjn geloof aan Christus' woord, hij zal Christus
ontmoeten op zijn levensweg, temidden van al
zijn twijfels en wisselende meeningen. Hij zal
Christus herkennen in het breken des broods, in
zijn Sacramenten en in zijn waarheid.
Bbjf bij ons Heer, als wij worden geslagen
door de hooge zeeën van menschelijke ellende,
en heen en weer geworpen door maatschappelijke
stormen. „Blyf bij ons, want het wordt avond",
waar Gij niet zijt, het Licht der wereld, daar
wordt het duister, en de koude nacht komt,
waarin de wilde passies van den mensch, als
hongerig gedierte, uitgaan op roof. Waar gij niet
zijt, Christus, daar daalt het geloof, verkoelt de
liefde, het wordt avond, het wordt nacht in 's men
schen geest en hart, in de samenleving en maat
schappij; daar komt de ure der duisternis, de
ure der revolutie.
Blijf bij ons, Heer, met uw genade-licht, met
de zonnewarmte uwer liefde, opdat geheel de we
reld moge opstaan uit den nacht des ongeloofs,
en wandelen en jubelen in den eeuwigen morgen
Uwer verrijzenis.
B. G. VERHEY,
O. P.
Schiedam, 26 Maart 1910.
gesloten, de lichten waren uitgedoofd, behalve
in de kamer waar de twee mannen zich be
vonden Garaud sprak geen enkel woord Hy
zat voor een groot blad papier neergebogen.
Ovide veinsde een bestek op te maken. Al
zijne gedachten waren op Paul Harmant ge
richt.
Hoe meer het uur vorderde, des te meer ver
wonderde hij zich, en werd ongerust dat het
verwachte uitwerksel zich niet zou voordoen.
Eensklaps zag hij Paul Harmant tot tweemaal
toe met de hand over het voorhoofd strijken
Tezelfdertijd begon hij herhaaldelijk de oo^en
te sluiten en weer te openen.
Zou het gaan beginnen vroeg Soliveau
zien 3it*
Ovide bedroog zich niet. Joris stond haastig
op en liet het potlood vallen.
Wat hebt gij neef? vroeg Soliveau hem,
Hebt gij pijn
Ik heb dorst, antwoordde de schoonzoon
van Mortinier.
En met een teug ledigde hij de tweede tas
koffie die naast hem stond. Vervolgens begon
hij, met haastigen, koortsigen stap de kamer
op en neer te gaan. Zjn licuaam huiverde;
zijne handen beefden; zijn gelaat werd donker
rood. Zijne oogen glinsterden van een zonderling
vuur
Wordt vervolgd
d"