Dagblad voor Schiedam en
TWEEDE BLAD.
Alomert op je
Na misdaad vergelding,
bve ScMeitacta Courant
set iratis BellasM MapJM
piüsli) c. p. ïest, f 0.15 p. md, fl.35 p. 3 li
33ste Jaargang.
Zaterdag 3 December 1910.
No. 9883.
Oud-Schiedam
FEUILLETON.
Staten-Generaal.
Gemengd Nieuws.
ABONNEMENTSPRIJS:
Dit blad verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, en
kost voor Schiedam per 3 maanden f 1.35, per maand 45 cent en per
week 10 cent. Franco per post door geheel Nederland f 2 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: Boter-
straat 60 en hg alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders.
Bureau BOTERSTRAAT 50.
PRIJS DER ADVERTENTIëNj
Van 1 6 regels f 0.92 met inbegrip van bewijsnummer.
Elke regel daarboven 15 cent.
Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend,
ingezonden mededeelingen 25 cent per regel]
Voor herhaaldelijk adverteeren worden uiterst bih
ijjke overeenkomsten aangegaan.
Telefoonnummer 85. Postbus no. 39.
door N. J. M. [D.
XIV.
De geschiedenis van het Weeshuis
aan den Langen Achterweg.
(Naar authentieke bescheiden
III. De zorg voor armen en weezen.
De oprichting van het Weeshuis.
Zooals uit het eerste hoofdstuk is gebleken, be
rustte de armenzorg oudtijds voornamelijk bij den
Heiligen Geest. Natuurlijk warer. er, evenals in
onze dagen, tal van corporaties en particuliere^
die voor onderstand van de noodruftige stadge-
nooten zorgdroegen, terwijl mede de kloosters zeer
veel goeds voor de armen deden.
Na de Reformatie werd te Schiedam door de
stedelijke overheid de Magistraats-armenkamer
opgericht (omstreeks 1597). Dit college moet in
hoofdzaak met een deel der openbare armenzorg
zijn belast geweest.
Men vindt betreffende de Magistraats-armenka
mer een ordonnantie van 1597, waarin het be
delen en het geven van aalmoezen aan bedelaars
verboden wordt. Diegenen, die inderdaad arm
waren, behoorden zich eerst ter verkrijging van
onderstand bij de godshuizen te vervoegen. Voorts
konden zij zich dan wenden tot de diakenen en
aalmoezeniers, die op advies van het ^college van
de opzieners der gemeene armen" bijstand zouden
verleenen.
Genoemd college bestond uit 2 leden der ma
gistraat, 1 lid uit den kerkeraad, 1 uit godshuis-
meesteren en 1 uit de burgerij, alzoo totaal uit 5
leden.
Bij het college konden klachten tegen diakenen
en aalmoezeniers worden ingebracht en moesten
de rekeningen der godshuizen ter goedkeuring
worden ingezonden, in gevallen van geschil tus-
schen de besturen der godshuizen werden deze
door genoemd vijftal heeren beslecht er stond
echter hooger beroep open bij het gerecht.
Aangezien het archief van de Magistraats-armen
kamer van vóór 1793 nagenoeg geheel verdwenen is,
tast men ten aanzien van vele harer daden vanaf
de oprichting tot genoemd jaar in het duister.
Het staat echter vast, dat de Magistraats-armen
kamer zich in de 17e eeuw ook heeft ingelaten
met het lot van zekere categorieën weezen. Uit
hetgeen hierna volgt, zal zulks blijken.
De zorg voor de weezen berustte nog vele
jaren na de Hervorming bij de
Heilige Geest meesters.
Er bestond vóór de Reformatie in Schiedam
geen weeshuis en na de Kerkhervorming tot in
het begin der 16e eeuw evenmin.
De weezen dezer stad werden of door de fa
milie onderhouden, ofwel door de Heilige Geest-
meesters bij particulieren uitbesteed.
248)
Hij dacht plotseling aan het schavot en bracht,
zonder het zelfs te weten, de handen aan den
hals. Het scheen hem toe, alsof hij het, drie
hoekig mes der guillotine over zijne huid had
voelen schaven.
Ovide bemerkte de ontsteltenis van zijn zoo-
genaamden neef.
Wat gedaan is, is gedaan... zeide hij. Laten
wij daaraan niet meer denken en over iets an
ders spreken.
Waarover? vroeg de millionnair.
Maar, mijn beste, waarover zouden wij
anders spreken als over zaken
XXXVIII.
Zaken? herhaalde de millionnair.
Natuurlijk... antwoordde Ovide.
Welke zaken
Ik wil Parijs verlaten.
Zijt gij bang?
Dat juist niet. Maar, men weet nooit, wat
gebeuren kan...
Paul Harmant beefde hoe langer hoe meer.
Aan het stelsel van uitbesteden schijnen vele
bezwaren te hebben gekleefd. De weeskinderen
werden slecht opgevoed en de Heilige Geestmees-
tees hadden taliooze klachten over die opvoeding
in ontvangst te nemen.
Het een en ander gaf in het jaar 1598 aanlei
ding tot het voornemen om te Schiedam een
Weeshuis op te richten, waarin men voortaan
alle weezen zou kunnen opnemen, in plaats van
hen uit te besteden.
Door de Heilige Geestmeesters werd aan de
Vroedschap verzocht, om het klooster van Over-
dam (bedoeld is het St. Ursulaklooster, hetwelk
na in 1428 toen het in de onmiddellijke nabij
heid der St. Janskerk (Groote Kerk) stond ver
brand te zijn, naar de omgeving der tegenwoor
dige Kethelstraat is overgeplaatst) voor weeshuis
te mogen gebruiken.
De stad was na de Hervorming in het bezit
gekomen der kloosters en kloostergoederen.
Hoewel Schiedam, gelijk met andere steden, den
eigendom der kloosters enz. verkreeg, was de
toestand hier toch een andere dan elders. De
godshuizen en de kloosters hadden n.l geld aan
de stad ten behoeve van het Land geleend, onder
garantie van het Stadsbestuur, dat het zou worden
terugbetaald. Later bleek de stad niet bij mach
te de gelden terug te betalen en werden
aan de toen nog in stand gebleven instellingen
de in beslag genomen kloostergoederen daarvoor
teruggegeven. Die overdracht van kloostergoederen
had plaats in 1611 aan het Fabri-Gasthuis (Oude
Mannenhuis), het Weeshuis**) en het St. Jacobs-
Gasthuis.
De stad beschouwde zich dus in 1598 eige
nares der kloosters.
In de Resoluties van de Vroedschap nu, vinden
wij met betrekking tot het verzoek, om het
klooster van Overdam tot Weeshuis te mogen
inrichten, het volgende
Vergadering van 21, Maart 1598. »Is mede
goedgevonden, dat de Heilige Geest-
meesters zullen inspectie neemen ende doen
afroyen eene plaetze in het convent van Over
dam ende letten, hoe men bequamelycxt aldaer
een Weeshuis zoude mogen timmeren, en zul
len daerna hunlyeder versouck bij request
mogen overleveren."
Om redenen, welke onbekend zijn gebleven,
kwam er van de bestemming van het St. Ursu
laklooster (Overdam) tot Weeshuis niets.
In 1602 blijken de plannen tot oprichting van
een Weeshuis meer vaster vorm te hebben aan
genomen, hetgeen blijkt uit het volgende uit de
Resoluties der Vroedschap
Vergadering van 2 December 1602. sis
in deliberatie geleyt zeeckere Requeste van de
Heilige Geest meester en, daer bij de
Heilige Geestmeesteren verzogten plaatze, om
daar op te mogen timmeren een Weeshuis,
daar inne de schamele Weeskinderen binnen
dese stede in goede tucht ende discipline op-
gevoet soude mogen worden. Ende dat men
van des Steedes wege soude versoucken aan
de Heeren Staaten van Hollant octrooy, omme
binnen .deze stede te mogen opregten een
Loterie, om daarmede te vervullen de timme-
rage van het zelve Weeshuys."
»Is gesolveerd, dat men de voorscreven
Heilige Geestmeesteren in haarlieder versoek
accomodeefen ende het voorscreven octrooy
versoucken salmitsgaders ook dispicieeren
waar er op wat plaatze hetzelve bequaemelijkst
getimmert sal mogen werden."
De Vroedschap besloot dus, aan het verzoek
van H. Geestmeesters gevolg te geven en zich
tot de Staten van Holland te wenden met een
aanvrage om octrooi voor het houden eener
Loterij te Schiedam, ten voordeele van de op
richting van een Weeshuis.
(Wordt vervolgd).
Maar wat vreest gij dan
Wat zal ik u zeggen, ik word oud... Ik heb
behoefte aan een rustig leven.en ik zal niet
kalm op mijn hoofdkussen kunnen slapen dan
in een land, dat mijn vaderland niet is.
waarheen gaat gij
Ik keer naar Amerika terug; dat is een
landje, hetwelk mij buitengewoon goed bevalt...
Naar New-York
Neen. Daar ben ik te veel bekend... Ik
denk naar Buenos-Aires te gaan.
Welnu! Ik zal voortgaan met u daarginds
de enten uit te betalen, die ik u hier maan
delijks heb toegezegd.
Ovide trok een leelijk gezicht.
Op die voorwaarde zijn wij niet getrouwd
antwoordde hij Vooreerst bedraagt die rente
zeer weinigIk heb verlangen naar meer... En
dan, men weet niet, wie zal leven, of wie zal
stervenWie zou mij, indien gij dood zijt, die
rente toezenden
Welke som eischt. gij van mij
Ik zal u dadelijk mijn eerste en mijn
laatste woord zeggen. Het is volstrekt nutteloos
af te dingen. Ik wil vijfmaal honderdduizend
francs..-
Gij zult ze hebben...
Welnu 1 Ik zal mij Zaterdag over acht
dagen inschepen te Havre. Wij zullen aanstaan
den Donderdag samen eten, om elkander voor
de laatste maal de hand te drukken en een
traan te storten bij de gedachte, dat w(j schei'-
TWEEDE KAMER.
Zitting van Vrijdag 2 December.
(Sloth
De heer van Nispen tot Sevenaer
(Rheden) wil toelating van onze melk in Duitsch-
land en, als dat mislukt, retorsiemaatregelen in
ons tarief.
De heer de Kanter vraagt maatregelen
tegen onjuiste berichten in de buitenlandsche
pers.
De heer Duymaer van Twist wil weten,
of het verbod van hooi- en stroo-invoer in Enge
land zal worden opgeheven.
De heer van Kar nebeek spreekt over de
samentrekking der diplomatieke posten van Ma
drid en Lissabon, over de stichting van een in
ternationale rechtsschool voor volkenrecht en over
het bouwen van een fort aan de Schelde.
De heer an Nispen tot Sevenaer
(Nijmegen) bestrijdt de meening, als zoude de
Min. niet langer onze strikte neutraliteit bewaren
en verdedigt den Min. in de van Heeckeren-zaak.
Spr. vraagt de belangstelling van den Min. voor
enkele regelingen met België, door de Belgisch-
Nederlandsche commissie aanbevolen. Dan ont
vouwt spr. zijn inzichten inzake arbitragever
dragen.
De heer de Beaufort spreekt over de nood
zakelijkheid van handhaving onzer onzijdigheid
en wat de Reg. daarvoor te doen heeft. Spr.
wenscht wijziging van de oude vreemdelingenwet
om enkele vreemdelingen zoo noodig te kunnen
weren. De Schelde-kwestie in verband met de
den moeten... Gij wilt mij dan zeker ook wel
het bedrag geven.
Dus tot Donderdag. Waar zullen wij elkan
der ontmoeten
Ik zal u hier komen halen.
Het gelaat van Paul Harmant werd hoe langer
hoe meer somber.
Soliveau merkte dit op.
Hij haastte zich te vragen
Maar wat scheelt u toch
Uw vertrek jaagt mij schrik aan... Een
voorgevoel zegt mij, dat dit ons beiden ongeluk
zal aanbrengen.
Naar den duivel met uwe voorgevoelens
Het is hoog tijd naar Parijs te keeren Wij
zullen onderweg praten...
De millionnair sloot de lade van zijne schrijf
tafel en vertrok in gezelschap van Ovide.
Duchemin tikte zachtjes tegen het vensteren
de koetsier zette zijn paard in beweging.
Ovide, die een dertig passen vooruit was,
keerde zich, toen hij het leven door het rijtuig
veroorzaakt, hoorde, om, maar hij kon geen
enkele veronderstelling maken en bleef dan ook
niet staan.
Het rijtuig ging stapvoets.
De twee mannen waren bij het begin van de
brug van Courbevoie aangekomen.
Een half dozijn rijtuigen stonden daar te
wachten. Zij stapten in een daarvan.
Paul Harmant beval
Breng ons naar Parijs...
bestaande tractaten nopens de garantie van Bel-
gië's onzijdigheid beveelt spr. aan in de aandacht
van den Min. In het bouwen van een fort aan
de Schelde zijn wij vrij, meent spr., acht hij dien
bouw onnoodig.
De heer van I d s i n g a sluit zich in zake
wijziging der vreemdelingenwet aan bij den vo-
rigen spreker. Dan bespreekt hij de Schelde-
kwestie in verband met onze onafhankelijkheid
en vraagt voorts naar 's ministers plannen ten
opzichte der landverhuizing. Spr. keurt het op
rakelen der zaak-van Heeckeren af na 's ministers
besliste verklaring in de Eerste Kamer.
De heer Jansen (Den Haag) weerspreekt een
opmerking van den heer van Karnebeek,
dat het Haagsche gemeentebestuur niet zou wil
len meewerken bij de voltooiing van het Vredes
paleis.
De heer Kuyper verklaart, dat hij in de van
Heeckeren-zaak niet mocht spreken. Het zou
plichtverzaking zijn. Maar hij heeft geen enkel
woord geschreven of gesproken in deze zaak, dat
in strijd met de waarheid is. Voorts bepleit hij
ter bestrijding van lasterlijke buitenlandsche pers
berichten steun aan het instituut voor Interna
tional Control of News te Londen.
De minister van buitenlandsche
zaken (de heer de Marees van Swinderen) her
haalt zijn vroegere verklaringen. Het is den
Minister bekend en hij kan hier
spreken met het gr ootste gezag, dat
er geen feiten zijn die wijzenop
eenige inmenging van een vreemde
mogendheid in onze binnenland-
sche aangelegenheden. Nadat de mi
nister met een herinnering aan het bezoek van
het Belgisch Koningspaar had geconstateerd, dat
onze verhouding met België van den meest vriend-
schappelijken aard is, verzoekt hij zijn rede Dins
dag 10 uur te mogen voortzetten.
Daarop wordt de vergadering tot Dinsdag half
elf verdaagd.
Een gevaarl ij k heer. De politie te
's Gravenhage waarschuwt tegen een individu,
zich veelal noemende Bergman, wonende in de
Newtonstraat, die er zich op toelegt zich in te
dringen bij dienstmeisjes, die van buiten hier zijn
komen dienen, haar tracht geld af te zetten en
op den verkeerden weg te brengen.
Hij is tamelijk groot, heeft een breed hoofd,
stompen neus en donker krullend haar, gaat
fatsoenlijk gekleed, loopt veel met een grooten
hond en is in den laatsten tijd veel in gezelschap
van een oudachtig persoon met grijs haar.
Nadere bijzonderheden zijn te vernemen aan
het hoofdbureau van politie afdeeling recherche
kamer 14, waar ook zijn portret aanwezig is.
Gedwongen winkelnering. Het »Dlb.
v. N. Br." verneemt uit Kaatsheuvel
Het hoofdbestuur van den Nederlandschen
Lederbewerkersbond heeft Donderdag van twee
schoenfabrikanten alhier, de toezegging ontvangen,
dat zij met 1 Januari hun winkel aan kant zullen
doen. De fabrikanten waren de eenige, die het
oude stelsel nog bleven handhaven. Thans behoort
Ovide voegde erbij
Naar het Palais-Royal...
Het rijtuig zette zich in beweging.
Toen Ovide in het rijtuig stapte, had hij
onwillekeurig een blik geslagen op het voertuig,
dat hem van de fabriek gevolgd was.
Hij zag, dat liet een oogenblik stil stond,
terwijl hij met zijn koetsier sprak.
Hij fronste de wenkbrauwen.
Eensklaps was een verdenking in hem opge
komen.
Hij zeide evenwel niets aan Harmant, maar
toen zijn rijtuig ongeveer een afstand van vijftig
meters had afgelegd, keerde hij zich om en keek
hij door het kleine venstertje, achter in het rijtuig.
Hij zag nog steeds het rijtuig, welks roode
lantaarns, die hij had opgemerkt, hem niet
konden bedriegen.
Zij waren op dat oogenblik in de Neuillylaan.
Soliveau dacht bij zichzelf:
Ik zal dadelijk weten, of ik mij bedrogen heb.
Hij liet het raampje tussshen hem en den
koetsier zakken, stond op en zeide tegen den
voerman
Verlaat de laan. Sla links af en neem de
Ternes.
De groote industrieel, die hoegenaamd niets
van die handelwijze begreep, vroeg
Waarom verandert gij van richting?
Het eenige antwoord was
Dat zal ik u straks wel uitleggen.
i (W_ordt vervolgd
Volgens ile destijds bestaande begrippen waren
de convent,uale goederen, pastorie- en vicariegoederen
(behalve die, welke juris patronatus laïcalis waren)
eigendom van het Land geworden.
Er werd onderscheid gemaakt tusschen 10. de kloos
ters, welke ten plattelande waren gelegen, 20. die
welke binnen het stadsterritoir lagen en 30. de adellijke
conventen.
Over de tweede categorie kregen, volgens de resolutie
van de Staten van 23 Mei 1577, de steden de be
schikking.
Deze restitutie betrof natuurlijk de door den
Heiligen Geest geleende gelden.