NATIONALE MILITIE.
Zaterdag 24 Dec. 1910
Telefoon no. 85.
TWEEDE BLAD.
Officieele berichten.
Kennisgeving.
Oud-Schiedam
No. 9901.
Inschrijving voor de
Burgemeester en Wethouders van Schiedam,
herinneren bij deze belanghebbenden inzon
derheid de in het jaar 1892 geboren mannelijke
personen, hun vader, moeder, voogd of curator
aan hunne verplichting tot het doen van
aangifte ter inschrijving voor de nationale mili
tie, in de maand Januari 1911.
De bepalingen der Militiewet 1901, die be
trekking hebben op de inschrijving, luiden als
volgt
Art. 13.
Voor de militie wordt ingeschreven
lo. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander,
die binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in
het Koninkrijk België verblijf houdt
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander
wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk,
in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Bel
gië woonplaats heeft
3o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander,
die binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in
het Koninkrijk België woonplaats heeft
4o. ieder mannelijk ingezetene niet-Nederlan-
der, zoo hij op den lsten Januari van het jaar
het 19de levensjaar was ingetreden en niet
verkeert in een der bij art. 15 omschreven ge
vallen.
Ingezetene is, voor de toepassing van het
bepaalde hierboven onder 4o.
A. de binnen het Rijk verblijf houdende min
derjarige niet-Ned erlander
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het
Rijk wooplaats heeft en haar gedurende de
voorafgaande achttien maanden in het Rijk of
de koloniën of bezittingen des Rijks in andere
werelddeelen gehad heeft;
b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn
of haar overlijden in het hierboven onder a
omschreven geval verkeerde, al verkeert zijn
voogd niet in dat geval of al is deze buiten
's lands gevestigd
c. die door zijn vader, moeder of voogd ver
laten is, of die ouderloos is of in wettelijken
zin geen vader of moeder heeft en van wien
niet bekend is dat hij een voogd heeft, indien
hij gedurende de voorafgaande achttien maan
den in het Rijk verblijf gehouden heeft
B. de meerderjarige niet Nederlander, die bin
nen het Rijk woonplaats heeft en haar gedu
rende de voorafgaande achttien maanden in het
Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks in
andere werelddeelen gehad heeft.
Voor minderjarig wordt voor de toepassing
van het bepaalde hierboven onder A gehouden
hij, die minderjarig is in den zin der Nederland-
sche wet. Voor meerderjarig wordt voor de
toepassing van het bepaalde hierboven onder
B gehouden hij, die meerderjarig is in den zin
van voormelde wet.
Art. 14.
De inschrijving geschiedt
lo. van hem bedoeld in art. 13, eerste zin
snede lo.
Zoo hij binnen het rijk verblijf houdt en zijn
vader, moeder ot voogd aldaar woonplaats heeft,
in de gemeente der woonplaats van vader, moe
der of voogd;
Zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn
vader, moeder of voogd elders dan binnen het
Rijk woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij
verblijf houdt
Zoo hij door zijn vader, moeder of voogd
verlaten is, ouderloos is of in wetteiijken zin
geen vader of moeder heeft en het niet bekend
is dat hij een voogd heeft in de gemeente, waar
hij verblijf houdt
Zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt,
in de gemeente Amsterdam
Zoo hij in het Koninkrijk België verblijf houdt,
in de gemeente Rotterdam
2o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zin
snede 2o.
Zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats
heeft biuuen het Rijk, in de gemeente der
woonplaats van vader, moeder of voogd
is de woonplaats van vader, moeder of voogd
in het Duitsche Rijk, in de gemeente Amster
dam
is zij in het Koninkrijk België, in de gemeente
Rotterdam
3o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zin
snede 3o.
Zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in
de gemeente zijner woonplaats
Zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk
in de gemeente Amsterdam
Zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk
België, in de gemeente Rotterdam
4o. A. van hem, bedoeld in art. 18, eerste
zinsnede 4o., indien hij minderjarig is
Zoo hij verkeert in het geval, in de tweede
zinsnede van dat art. onder Aa omschreven,
in de gemeente waar zijn vader, moeder of
voogd woonplaats heeft
Zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede
onder Ab omschreven, in de gemeente, waar
zijn voogd woonplaats heeftis de woonplaats
Van dezen buiten 's lands, dan geschiedt de
inschrijving in de gemeente waar de minder
jarige verblijf houdt;
Zoo hij verkeert in een der gevallen, in even-
bedoelde zinsnede onder Ac omschreven, in de
gemeente, waar hij verblijf houdt
B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede
4o., indien hij meerderjarig is
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft.
De in de vorige zinsnede als plaats van
inschrijving aangewezen gemeente is die, waar
het verblijf of de woonplaats gevestigd is of
Was op den lsten Januari van het jaar, volgende
op dat, waarin de in te schrijven persoon het
18de levensjaar volbracht, tenzij het iemand
geldt, wiens inschrijving te Amsterdam of te
Rotterdam moet geschieden wegens verblijf of
woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche
Rijk of in het Koninkrijk België.
Art. 15.
Voor de militie wordt niet ingeschreven
lo. de ingezetene niet-Nederlander, die be
wijst te behooren tot een Staat, waar de Ne
derlanders niet aan den verplichten krijgsdienst
zijn onderwoipen of waar ten aanzien van den
dienstplicht het beginsel van wederkeerigheid
is aangenomen
2o. hij, die bewijst in de koloniën of bezit
tingen des Rijks in andere werelddeelen verblijf
te honden of woonplaats te hebben, al heeft
zijn vader, moeder, voogd of curator woonplaats
binnen het Rijk.
Art. 16.
Hij, die volgens art. 13 behoort te worden
ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij Bur
gemeester en Wethouders der gemeente, waar
volgens art. 14 de inschrijving moet geschieden,
aan te geven tusschen den lsten en den 31sten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht.
Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem,
die zich ter inschrijving moet aangeven alsmede
in een der gevalien, hierna in de vierde zin
snede omschreven, rust de verplichting tot het
doen der aangifte
indien het een minderjarige betreft, op zijn
vader, moeder of voogd
Indien het een meerderjarige betreft, die
onder curateele gesteld is, op zijn curator. De
verplichting van vader, moeder of voogd geldt
evenwel slechts zoo hij of zij binnen het Rijk,
in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Bel
gië woonplaats heeft.
Behoudens de uitzonderingen bij de volgende
zinsnede gemaakt, rust de zorg voor het doen
der aangifte uitsluitend op den in te schrijven
minderjarige
indien zijn vader, moeder of voogd niet bin
nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het
Koninkrijk Belgie woonplaats heeft;
indien zijn vader of moeder beiden de ouder
lijke macht missen
indien hij door zijn vader, moeder of voogd
verlaten isof
indien hij ouderloos is of in wettelijken zin
geen vader of moeder heeft en het niet bekend
is dat hij een voogd heeft.
Hij, die door de bestuurders, in art. 22 ver
meld ter inschrijving moet worden opgegeven
of die in dienst is bij de zeemacht, de marine
reserve en het korps mariniers hieronder begre
pen, bij het leger hier te lande óf bij de kolo
niale troepen, is tot het doen van aangifte niet
verplicht.
Voor hem of haar, die tot het doen der aan
gifte verplicht is, kan de aangifte geschieden
door een ander daartoe schriftelijk gemachtigd.
De volmacht blijft onder Burgemeester en Wet
houders berusten.
De wijze waarop van de gedane aangifte
moet blijken, wordi door Ons bepaald.
Art. 18.
Voor de militie wordt ook ingeschreven of
wordt opnieuw ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander,
die na den len Januari van het jaar, volgende
op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht,
en vóór het intreden van het 21ste levensjaar
zijn verblijf binnen het Rijk, in het Duitsche
Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander,
wiens vader, moeder of voogd na den lsten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
de minderjarige het 18 levensjaar volbracht, en
vóór het intreden van diens 21 levensjaar zijne
of hare woonplaats binnen het Rijk, in het
Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Beige ge
vestigd heeft
3o. ieder mannelijk minderjarige, die na den
lsten Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en
vóór het intreden van het 21ste levensjaar Neder
lander of op nieuw Nederlander is geworden,
zoo hij in een der hierboven onder lo. omschre
ven gevallen verkeert, of wiens vader, moeder
of voogd verkeert in een der gevallen, hierboven
onder 2o omschreven
4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander,
die raden lsten Januari van het jaar, volgende
op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht,
en vóór het intreden van het 21ste levensjaar
zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duit
sche Rijk, of in het Koninkrijk België gevestigd
of er woonplaats verkregen heeft;
6o ieder mannelijk meerderjarige, die naden
lsten Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en
vóór het intreden van het 21ste levensjaar
Nederlander of op nieuw Nederlander is gewor
den, zoo hij in een der hierboven onder 4o.
omschreven gevallen verkeert
6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na
den lsten Januari van het jaar, volgende op
dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht,
en vóór het intreden van het 21ste levensjaar
ingezetene of op nieuw ingezetene is geworden
in den zin der tweede zinsnede van art. 13.
Hierbij gelden de laatste jzinsnede van dat
artikel en art. 15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de
inschrijving of de inschrijving op nieuw moet
geschieden en van de verplichting tot het doen
van aangifte ter inschrijving of ter inschrijving
opnieuw gelden de eerste zinsnede van art.
14 en de laatste vijf zinsneden van art. 16.
De aangifte ter inschrijving of ter inschrij
ving op nieuw van hem, die volgens de eerste
zinsnede van dit artikel moet worden inge
schreven, geschiedt binnen dertig dagen na het
verkrijgen of, werd hij reeds vroeger ingeschre
ven doch van het register afgevoerd, na het
terug erlangen van het Nederlanderschap of van
het ingezetenschap, of na de vestiging van
verblijf of de vestiging of het verkrijgen van
woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche
Rijk of in het Koninkrijk België.
De inschrijving geschiedt in het register be
treffende de lichting van het jaar, waartoe de
in de eerste zinsnede van dit artikel bedoelde
persoon volgens zijnen leeftijd behoort.
Art. 166.
Met boete van ten minste vijftig cents en ten
hoogste f100.wordt gestraft de overtreding
van de art. i6, 18 en 22.
Zij, die geboren zijn in het jaar 1892 en in
gevolge bovenstaande wetsbepalingen, in deze
gemeente voor de militie moeten worden inge
schreven, moeten mitsdien hiertoe hij hen,
Burgemeester en Wethouders, ter Gemeente-
Secretarie (afdeeling Militie) tusschen den
lsten en den 31sten Januari 1911 worden aan
gegeven.
Voor het doen van de aangifte ter inschrij
ving zal meer bepaald gelegenheid worden ge
geven in het gebouw de ST. JORIS DOELE,
aan het Doeleplein alhier, op
VRIJDAG 6 Januari 1911
en
ZATERDAG 7 Januari 1911,
telkens van des voormiddags 9 tot des middags
12 uur en van des namiddags 1 uur tot 4 uur.
Voorts wordt nog medegedeeld dat voor hen
die verzuimd hebben of verhinderd waren, zich
op een der laatstgenoemde twee dagen ter in
schrijving aan te geven, daartoe aan de afdee
ling Militie (Schoolstraat 12) alsnog gelegenheid
zal bestaan op iederen werkdag der maand
Januari a.s., op uren hierboven vermeld.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het
behoort, den 24sten December 1910.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
M. L. HONNERLAGE GRETE.
De Secretaris,
V. SICKENGA.
door N. J. M. D.
XVII.
De geschiedenis van het Weeshuis
aan den Langen Achterweg.
Naar au then tielie bescheiden
IV. De'financiën.-va in lie t Weeshuis.
Toen de Heilige Gees traces teren het bestuur
over het Weeshuis in het begin der 17e eeuw
otp1 zich namen, hadden zij op tie eerste plaats
te beschikken over de inkomsten van den „Hei
ligen Geest" en voorts, na den bouw, over de
res toerende gelden van 'de ten voordeele van
het Weeshuis gehouden loterij.
De inkomsten van den „Heiligen Geest" wa
ren niet onbelangrijk. Het is echter moeilijk uit
te maken 'wat er precies van de inkomsten van
den „Heiligen Geest" gebruikt werd voor het
onderhoud der weezen, waar de H. Geestmeesters
ook voor de algemeen© armen hadden te zor
gen. Vast staat evenwel, dat. dezelfde personen,
die het bestuur van het Weeshuis vormden, ook
de goederen van den Heiligen Geest beheerden.
Tusschen Weeshuis en den „Heiligen Geest" heeft
nimmer een scheiding van goederen en even
min een splitsing in het. bestuur ervan plaats
gehad.
De tegenwoordige regenten van liet Weeshuis
be bee ren, hoe zonderling het voor menigeen dan
moge klinken, nog altijld datgene w.a,t rechtens
toebehoort aan den „Heiligen Geest".
Het archief van den „Heiligen Geest" te Schie
dam is, zooals wij reeds zeiden, verdwenen, zoo
dat men ten Opzichte van vele belangrijke za
ken, o.a. met betrekking tot zijn bezittingen, in
het duister tast.
In liet archief van het Weeshuis berusten ech
ter nog verschillende oude stukken, waaruit wij
de bezittingen dezer instelling en hetgeen nu
van den „Heiligen Geest" nog beheerd wordt,
te weten komen.
Het oudste stuk met betrekking tot den „II.
Geest" is het testament van Elisabeth Jacobsdr.,
weduwe wijlen Jacob Pietersz. Veenlant.
Dit testament is gepasseerd den 20en Juli 1562
ten overstaan van notaris Dirk Jansz. v. d. Burgh
to 's-Gravenhage.
■Het protocol van dezen notaris is niet be
waard gebleven, zoodat de grosse in deze als het
rechtskrachtig stuk kan worden aangemerkt.
Aan een afschrift van bedoelde grosse (81/2
blz. in folio), ons van bevriende zijde ter in
zage verstrekt, ontleenen wij het volgende:
Elisabeth Jacobsd, herroept alle voorgaande
testamenten, inzonderheid die, welke gepasseerd
zijin voor Cortielis Van Ca.ppellen en Allert Wil-
lemsz., notaris te Schiedam.
De comparante verklaart, na haar dood be
graven te willen worden in het graf van haar
eersten man, Symon Woutersz., in de kerk te
Schiedam.
Haar land, liggende in do jurisdictie van Over-
schie, genaamd „Toornland", moest -geadmini
streerd worden door Jacotb Poelenburgh en Sy-
bastiaen Antonisse, onder zekere bepalingen na
der in het testament omschreven.
Onder een reeks van giften wordt vermeld,
dat Sybastioen Antonisse of zijn erven zullen
uitkoeren het convent van Leliëndael te Schie
dam ten leteuwigen dage de helft, dér p'achtop-
brengst van die helft van „vierdalf" morgen land
in Nieuw Mathenesse, te zamen aldaar liggende
met - land van genoemd klooster. De eigendom
met den aanwas daarvan mocht nimmer worden
verkocht of belast.
Sybastiaen Antonisse en Adriana Co/rnelis'se
kregen hun* leven lang de pachten van „neigen-
dalf' morgen land, gelegen in Overschie; hun
ne kinderen kwamen in de rechten der ouders.
Na den dood van ouders èn kinderen verviel
het land aan den „Heiligen Geest" te Schiedam.
De „Heilige Geest" te Schiedam bekwam nog,
na liet overlijden van Simon Woutersz. een ren
tebrief op de stad Leiden.
De kinderen van Gerrit de Backer kregen uit
een kustingbrief de som van 18 caroli-gulden*)
's jaars.
De kerk te Schiedam ontving voor onderhoud
en reparatie 60 gulden ééns en dan 9 Rijnsche
guldens 's jaars.
Het St. Jacobsgasthuis verkreeg het. beste kleed
van de comparante, eens GO gulden en dan 9
gulden, 's jaarlijks.
Tot omderhoud van „don Achteromme binnen
Schiedam" besprak zij den Heiligen Geest 16
morgen land, genaamd „Toornland", liggende te
Overschie; nog: „zevendalf" morgen land, ge
legen ïn den Kethel, genaamd „de Polen"„vier
dalf" morgen land, mitsgaders de helft vail een
boomgaardje, liggende 'tegenover het land, in den
Ouden Mathenes; vier morgen land, liggende te
Vijfsluizen in doft Westbabberspiolderdrie mor.
gen, mitsgaders het buitenland buiten dijks)
op (den |h|oek van den dijk bij Vlaardingen; 3
morgen laad met ongeveer 3 morgen buitendijks
(tóen in gebruik bij Aargen Klaessen Gillen, tap
per buiten Vlaardingen); een rentebrief van 29
gulden en vijf stuivers op de stad Schiedam;
een rentebrief van 3 gulden 's jaars op de Kruis
broeders.
Met last len conditie geschiedde die schenking
aan Öën II. Geest, om daaruit 'ten eeuwigen dage
3 huisjes te onderhouden en bijaldien deze kwa
men te verbranden of werden vernield, deze we
der iop te bouwen of andere ervoor in de plaats
te koopen. Diegenen, welke de huisjes zouden
bewonen, moesten ieder 12 gulden jaarlijksche
toelage van de H. Geestmeesters ontvangen.
Indien een der huisjes „vacant of ledig" kwam,
en iemand vroeg daar in te mogen wonen, gingen
zij die „van do afkomst van haar comparante"
waren, voor.
Tot begevers (collators) der huisjes na den
dood van Jacob Cornelisz. en Sebastiaen An
tonisse werden door haar benoemd de H. Geest-
meesters.
Blijkens het testament stonden de huisjes in
de Nieuwstraat en Boterstraat.
De Heilige Geest moest vervolgens aan een
aairital met name genoemde personen jaarlijks
geldelijke uitkeei'ingen doen. Deze uitkeeringen
behoefden slechts te geschieden tot, aan den dood
der begiftigden.
Verder word door de testatrice bepaald, dat
wanneer aan alles wat in he) testament werd
voorgeschreven was voldaan, ten slotte alles kwam
aan den Heiligen Geest tot alimentatie]
van de oprechte armen binnen
Schiedam en hare vrienden (familie.)
De Heilige Geestmeesters zouden ieder jaarlijks
voor hun bemoeiingen een „gouden engel" of
drie gulden krijgen. Zij moesten jaarlijks reke
ning en verantwoording doen aan Sebastiaun An-
thonisse en Jacob Cornelisz. Laatstgenoemden kre
gen ook jaarlijks ieder „een gouden engel". Moch
ten zij komen te overlijden,- dan ging zulks over
op de Weesmeesters.
Tot universeel erfgenaam der goederen, welke
zij naliet, behalve die hierboven omschreven zijn,
werd Sebasliaan Antonisse benoemd.
Het portie van hen, die niet tevreden waren met
hetgeen de testatrice hun had geschonken, verviel
aan den H. Geest.
Behalve dit testament bestaat er nog een codi
cil, dd. 11 September 1566. Dit codicil is gepas
seerd voor Schepenen te Schiedam: Arent Dan-
ckerss., Arent Doesien en Cornelis Jaeobss. Fabri.
In dit stuk maakt zij eenige nieuwe bepalingen
ten aanzien van de in haar testament genoemde
huisjes. Aan bewoners der huisjes moest nog
6 gulden jaarlijks, hoven de reeds vastgestelde
som, worden uitgekeerd.
De bevoorrechte personen, die de huisjes het
eerst mochten bewonen, waren haar nichten. Ma-
ritgo Jansdr., Jannitge Dircksdr. en Haesken
Dircksdr.
Voorts moest er uitgekeerd worden: aan haar
nicht Lijsbet Gerritsdr. van Delfshaven 6 gul
dien pier jaar, Lour is Dirckss. een lijfrente van
18 gulden, Jannitje Pie ters' 120 gulden, de kinde
ren van Gerïit de Bakker te Delfshaven 60 gul
den en oen keer uit de inkomsten van haar lan
derijen en losrenten 120 gulden.
Vervolgens worden nog in het codicil bedacht:
Cornelis Huycfienss, de „dienaar" en de dienst
meid van lieer Jacpb van Poelenburch, de dienst
meid van bet huis, waarin de testatrice zou ko
men te overigden en de executeurs van haar tes
tament, Jacob Poelenburch en Sebastiaen An-
toiniss.
Mr. Symon Jaeobss. te Dordrecht, Bastiaen Ja
eobss, Mr. Allaert Jaeobss v. d. Wyleiri, Moetgen
Uuytelecn, Willem FLoriss, alsmede Cornelis, Leen-
dert |en Pieter Geritss kregen elk een „gouden
croon" van 41 stuivers.
H
Met gulden is hier en in het overige deel van het
testament vermoedelijk earoli-gulden bedoeld.
Weesmeesters moet men niet verwarren met regen
ten van een Weeshuis. Genoemde personen hadden een
geheel anderen werkkring en] bevoegdheden.