Stads- en Gewestelijk Nieuws.
Gemeenteraad.
verzekering van de voortzetting Harer dynastie
door de geboorte van H. K. H. Prinses Ju
liana, NeeHands hope, de zonzijde des levens
heeft gezien, maar dat de schaduwzijde ook
Haar niet gespaard werd.
Woordelijk bësluit liet adres:
„Wij hidden Uwer Majesteit van ganscher
harte toe, dat het den Almachtige moge beha
gen U te sparen in lengte van dagen, tot vreug
de van Uwe Koninklijke Familie, tot geluk en
welzijn van het sympathieke Nederiandsdhe volk,
en dat, zoo het Uwer Majesteit vergund zal wor
den Haar zilveren regeeringsjubileum te vieren,
aan het roemruchtig Huis van Oranje niéuwe
glorie toegevoegd zal zijn en dat een zegenrijke,
succesvolle regeering de banden van liefde en
trouw, die van oudsher tusschen Vorst en volk
gelegd zijn, dat volk steeds hechter en hechter
aan Uwe Majesteit en Haar Huis zal verbin
den."
Bovendien werd in opdracht van het hoofd
bestuur, zoowel in het ten paleize van H. M.
de Koningin-Moeder ter teekening gelegd feli-
citatieregister, als in die aan het Kon. Paleis
in het Noordeinde, door den heer Koens zijn
handteekening gezet.
Bevoegdheid tot algeheel verbod van ongedekt
vervoer van gedistilleerd.
De minister van financiën heeft een wetsont-
ontwerp ingediend houdende nadere bepalingen
omtrent het vervoer, den uitvoer en den inslag
van gedistilleerd.
Ter toelichting merkt de minister o.a. op, dat
in den laatsten tijd, waarschijnlijk tengevolge van
de jongste verhooging van den gedistilleerd-accijns
bij de wet van 4 Dec. 1909 in de provincie
Overijssel de frauduleuze invoer van gedistilleerd
in bedenkelijke mate is toegenomen, en wel op
eene wijze, waaraan zonder wetswijziging be
zwaarlijk paal en perk kan worden gesteld.
Zij die zich met deze fraude bezighouden plegen
als volgt te werk te gaan. Na zich behoorlijk
vergewist te hebben dat er geene ambtenaren in
de nabijheid zijn, voeren zij eene zekere hoeveel
heid gedistilleerd in, die vervolgens ondergebracht
wordt in eenige, onmiddellijk bij de grens gelegen
woningen, over welke woningen men het inge
voerde zoodanig verdeelt, dat in geene daarvan
een strafbare ongedekte nederlaag ontstaat. Later
wordt het gedistilleerd bij hoeveelheden van een
liter of minder aan zijne bestemming afgeleverd;
dit laatste vervoer behoeft naar de bepalingen
der gedistilleerd-wetgeving niet door document
gedekt te zyn.
Hieruit vloeit, zegt de minister, voort, dat, is
eenmaal de invoer volbracht, van achterhaling dei-
fraude in den regel geen sprake meer kan zijn.
En dat deze fraude geenszings gering is te achten,
blijkt, merkt de minister voorts op, uit aan de ad
ministratie verstrekte inlichtingen, volgens welke
men op deze wijze, voort gaande, jaarlijks een
bedrag van vijftien a zestien duizend gulden zou
fundeeren.
Daarom acht de minister het een noodzakelijk
heid, dat iaan de Kroon de bevoegdheid worde
toegekend om op die gedeelten der linie, waar
zulks noodig wordt geoordeeld, het ongedekt ver
voer van gedistilleerd geheel te verbieden. Hier
toe strekt de onderwerpelijke wetsvoordracht.
Het zal nauwelijks gezegd behoeven te worden,
merkt de minister echter op, dat, wordt de ver
langde bevoegdheid aan de Kroon gegeven, daar
van op dusdanige wijze gebruik zal worden ge
maakt, dat aan eerlijke handelaars en consumen
ten zoo min mogelijk moeilijkheden in den weg
worden gelegd. De ontworpen redactie lokt ver
der toe om voor die gedeelten van het terrein
van toezicht, waarvoor een algeheel verbod van
ongedekt vervoer van gedistilleerd onnoodig is,
eeu besluit van minder verre strekking uit te
vaardigen. Zoo zal bev. voorhands waarschijnlijk
ten opzichte van het terrein van toezicht in de
provincie Groningen, geen scherpere regeling be
hoeven te worden getroffen dan die welke vervat
is in het K. B. van 29 Juli 1870, waarbij bedoeld
terrein gebracht is onder de werking van art. 9
der wet van 4 April 1870, dat aan de Koningin
de bevoegdheid geeft om bepaalde gedeelten van
het terrein van toezicht aan te wijzen, waarop
niet meer dan een halve liter gedistilleerd ad 50
percent sterkte ongedekt mag worden vervoerd-
De minister heeft tevens bij deze gelegenheid
voorgesteld, een door hem wenschelijk geoordeelde
verduidelijking van de bepalingen omtrent vervoer>
uit- en inslag van gedistilleerd op de linie.
Tentoonstelling hotelindustrie enz.
De jury voor de Hoteltentoonstelling enz. heeft
o.a. de volgende hoogste bekroningen toegekend
Wijnen: Maison Antonio Aquillar, diploma voor
een gouden medaille Likeuren H. Bootz, eere
diploma (hoogste onderscheiding); Syinon Rijn
bende, le pr. diploma voor gouden medaille, firma
Meuring en v. d. Hout le pr. dipl. voor gouden
medaillefirma Levert Co. (»de Wildeman")
le prijs, dipl. voor gouden medaille Bieren F
Fisslthaler, eerediploma MineraalwaterN. V,
Victoria Bron, eerediploma; Zilver: Orfèvrerie
Wishemann, eérediplomaGlasen porcelein
Société Commerciale Hollando Beige, diploma voor
gouden medaille; Groep 15: A. C. v. Rijn, Gebr.
Roeder en A. Bertuch, ieder diploma voor gouden
medaille.
eeniging van sigaren winkeliers, gisterente Utrecht
in spoed vergadering bijeengekomen, heeft besloten,
een algemeene actie op touw te zetten tegen het
weisontwerp-debietbelasting op tabak.
De Landverhuizerskwestie.
Uit Oldenzaal werd gisteren aan de »Zw. Ct."
gemeld
De grensautoriteiten te Bentheim hebben heden
morgen naar hier teruggezonden 15 landverhuizers,
8 Piussen en 7 Oostenrijkers. Het reizen door
Duitschland was hun geweigerd, omdat zij niet
in het bezit waren óf van voldoende geld óf
van plaatsbewijzen tot de Russische grens. Zij
zullen heden-morgen naar Amsterdam worden
teruggebracht.
Het fort b\j Vlissingen.
Reuter seint uit Brussel
In den Senaat verklaart de heer Wiener, dat
bij om opportunistische redenen op het oogenblik
niet verlangt een interpellatie te houden over de
vrijheid van scheepvaart op de Schelde.
Weerbericht.
Telegrafisch bericht naar waarnemingen, verricht
jn den morgen van 8 Maart 1911, medegedeeld
door het Kon. Ned. Met. Instituut te de Bildt.
Hoogste barometerstand 773.7 te Horta.
Laagste barometerstand 746.7 te Seydisfjord.
Verwachting tot den volgenden dagzwakke
tot matigen, zuidwestelijken tot westelijken wind,
zwaarbewolkt tot betrokken, waarschijnlijk regen
buien, zelfde temperatuur.
Volksbadhuis.
In de week van 27 Febr.—5 Maart 1911 werden
genomen 288 baden.
lste kl. 2de kl.
kuipbaden 28 kuipbaden 45
regen s> 18 regen 183
school
kinder a 5 ct. 14
Bevolking te Schiedam.
Maand Februari 1911.
Bevolking op 31 Januari 1911 32427 zielen
Geboorte 73
Vestiging 132
205
Overlijden 46
Vertrek 197
243
Minder 38 zielen
Bevolking op 28 Februari 1911 32389 zielen
Gesloten werden 15 huwelijken.
Bakkersrust.
De R. K. Bakkersgezellenvereeniging „St. Cle
mens", ondorafd. van den Ned. R. K. Volksbond
afd. Schiedam, Heeft besloten voor het niet bak
ken en niet brood bezorgen op Tweeden Paasch-
dag dezelfde actie te voeren als dit reeds bij
vorige feestdagen geschied is.
Moge zij zich daarbij in blijvend succes ver
heugen 1
DIT ROTTERDAM.
De Landverhuizerskwestie.
De laatste Russche landverhuizers van de »Cam-
panello" vertrokken hedenmorgen met den trein
van 9 uur 29 min. van het Maasstation alhier in
de richting van Duitschland.
De vereischte diplomatieke paspoorten zijn hun
gisternamiddag aan boord uitgereikt vanwege het
Russische consulaat alhier.
Gisterochtend werd in de badinrichting aan
de Passage te Rotterdam in een der badkamers
het lijk gevonden van een heer van middelbaren
leeftijd. Op hem werden bevonden papierên ten
name van C. Bergman, terwijl hij tevens in het
bezit was van f 1200.
Het lijk is naar Crooswijk overgebracht, daar
niet bekend is, waar de overledene thuis behoort.
Dehietrecht op tabak,
tiet hoofdbestuur van de Nederlandsche Ver-
Vergadering van den Raad der gemeente
Schiedam op Dinsdag 7 Maart l9il,
des namiddags 2 uur.
(Slot).
Jacht en Vise h recht.
Behandeling van het voorstel van B. en W om
te bepalen, dat het jacht en vischrecht door de
gemeente niet weder zal worden verpacht, doch
ter beschikking zal worden gelaten van de huur
ders van gemeentegronden, met dien verstande
evenwel dat de uitoefening van het recht door
hen niet zonder toestemming van B. en W. aan
derden kan worden overgedragen, met advies van
de commissie voor het grondbedrijf ter zake van
het daaromtrent ingekomen adres van de heeren
P. Poopuyt c.a.
In het nader advies, ook der commissie voor
het grondbedrijf, op het ingekomen adres van de
heeren P. Loopuyt e.a„ blijven B. en W. en ook
de commissie bij hun eenmaal ingenomen stand
punt en handhaven hun voorstel om dit recht
bij volgende verhuringen ten voordeele van de
huurders te laten.
De heer Smit zegt, dat hy ten opzichte van
dit onderwerp na de laatste Raadszitting niet
veel wijzer is geworden, zijn wetenschap niet is
vermeerderd. Hij vraagt zich af, hoe komt men
tot die nieuwe regeling welke reden is er die
verandering aan te brengen. Hij geeft toe dat
die voor een groot complex grond zin kan hebben,
maar niet voor de kleine stukjes grond hier
bedoeld. Spr. betwijfelt ook of het verbinden
van het jachtrecht aan die stukjes leiden zal tot
hoogere verpachting. Spreekt men over klachten
ter zake van de beschadiging van het gewas, dan
meent hij dat die niet zijn ingekomen, er geen
enkele klacht is vernomen. Op die gronden, wijl
hij daarvoor geen verklaring vindt, kan hij met
de voorgestelde verandering niet- meegaan.
De heer R i s stelt zich dezelde vraag als de
vorige spreker. Ook hij kan zich niet verklaren,
op welken grond deze verandering in de beschik
king over het jachtrecht wordt voorgesteld en is
vooral nieuwsgierig te vernemen, hoe de beoogde
verandering zich aan de nieuwe jachtwet moet
aansluiten. Ook is 't hem niet duidelijk op welke
wijze hier schade aan het gewas zou worden toe
gebracht daarvan is heelernaal geen sprake de
jager zal zich wel wachten voor een lang niet
gemakkelijken gang over de bieten, maar zal steeds
het paadje houden. Onder de bestaande jacht
wet behoeft de jager toch ook, behalve zijn jacht
akte, een permissie van den rechthebbende, den
eigenaar, om aldaar te jagen. Dan rijst nog de
vraag, wie bij den veranderden toestand toezicht
zal houdenvan controle van gemeentowege zal
toch geen sprake zijn.
De heer Wittkampf betoogt ook, dat hij
met het voorstel zou kunnen meegaan voor een
groot complex grond, niet voor deze lilliputtische
stukjes. Hij wijst er op dat de huurders daarvan,
het jachtrecht verkrijgend, toch bij de gemeente
zullen moeten komen om het aan derden over te
dragen, en dus niet vrij zijn. De waarde van een
aldus uit te oefenen recht is dan ook moeilijk in
cijfers om te zetten. Spr. wil dan óf absoluut
jachtreeht óf den toestand laten, zooals die is.
Den huurders zou hij in geen geval dat recht
willen cadeau geven.
De heer Van der Drift zou eveneens wel
jachtrecht willen verzekeren aan den huurder van
een groot complex grond, maar niet aan de huur
ders van deze kleine stukjes. Over de aange
voerde bezwaren kan hij wel oordeelen. Zijn vak
brengt hem dien tijd van het jaar daar wel in
het land, maar hij kan verzekeren de vruchten
dan weg zijn. De suikerfabrikanten sluiten reeds
op 42 en 13 Sept. contracten voor de bieten af
en voor 1 October zijn zij van het land. Ook de
voerbieten zijn voor dien tijd binnengehaald, zoo
dat er heelernaal geen bezwaar bestaat.
De heer Evers zal niet veel meer uitwei
den, na hetgeen hierover reeds gezegd is, maar
er is ook gesproken over het belang dat de boeren
zouden hebben bij het jachtrecht. Spr meent, dat
dit nihil is. Er zijn daar, meent hij, 90 hectaren
grond, en daarvan zijn slechts 40 hectaren bouw
land. Neemt men nu aan, dat in het Sterre-
bosch de meeste hazen zijn, dan geeft het jacht
recht van f 15, nog geen 20 cent per hectare.
Welk belang ligt er dan voor de boeren in dat
te missen Let men echter alleen op die 40 hec
taren bouwland, dan is het bedrag van het jacht
recht, f8, per hectare nihil. Waar hier dus geen
of een uiterst gering belang voor de betrokken
huurders mee gemoeid is, kan hij met het
voorstel onmogelijk meegaan.
De heer mr. von Uriel Sasse zal zich
niet op al die zijpaden begeven, maar, zijn stand
punt in dezen uiteenzettend, den hoofdweg volgen,
en dan stelt hij zich de vraag moet het jacht
recht al of niet aan de huurders worden toege
kend Spr., opmerkend dat de heeren Ris en
Wittkampf wel met het principe zouden kunnen
meegaan, meent dat den huurders evengoed het
jachtrecht als het ander gebruik van het land
toekomt.
Er wordt opgemerkt, dat er door de huurders
niet geklaagd is over toegebrachte schade, maar
spr. vraagt of men dan altijd moet wachten met
maatregelen tot er geklaagd is, en of niet een
wijze wetgever tijdig voorziening brengt, de vraag
geldt hier toch alleen of den huurders de uit
oefening van liet jachtrecht geoorloofd of onge
oorloofd is. Spr. meent, dat Schiedam hier heel
goed het voorbeeld kan geven en het toegegeven
principe in daad omzetten, door den huurders van
gemeentegronden het jacht- en vischrecht te ver
zekeren en hun niet dat recht feitelijk te ont
nemen. Den huurders moet het recht, dat hun
van nature toekomt, niet onthouden worden, 't Is
onbillijk hun dat recht af te nemen en 't aan
zich te houden.
Spr. meent, dat Schiedam hierin maar eens het
voorbeeld moet volgen van een zeer naburige
gemeente, het groote Rotterdam, waar men ook
de beoogde maatregel heeft genomen. Dat daar
door de strooperij zou toenemen, is ook in Rotter
dam niet gebleken rijks- en gemeente-politie wa
ken daartegen. Waar de Raad zoo dikwijls Rotter
dam ten voorbeeld neemt, moest die 't ook hierin
maar eens navolgen en daartoe eens cordaat het
besluit nemen. Spr's overtuiging is door zijn dage
lijks bewegen in de betrokken kringen beslist ver
sterkt in de richting om dit recht aan de huur
ders te latenhij acht 't gevaarlijk iets van het
recht dat den huurders toekomt, hun te onthou
den en meent 't gewenscht is met den bestaanden
toestand te breken.
De heer Smit zegt, dat de heer mr. von
Briel Sasse 't had over het beginselmaar 't gaat
hiei niet om het beginsel, doch om de toepassing
van het beginsel. Dat er niet geklaagd is over
beschadiging, omdat men dit maar na zou laten,
kan hij niet toegeven. Wij weten wel beter, dat
er hier gauw geklaagd wordt. Spr. zegt, over 't
geheel door de rede van mr. von Briel Sasse niet
overtuigd te zijn.
De heer Van der Drift merkt op, dat
mr. von Briel Sasse spreekt over het rechtmaar
spr. verzekert, dat hij 't alleen billijk zou vinden
«n teen groot afnemer van grond, een die 70 a
80 hectaren grond zou huren, ook het jacht- en
vischrecht zou verzekerd worden. Overigens voegt
hy zijn geestverwant en nabuur toe, dat hier
geen principe mee gemoeid is.
De heer Ris handhaaft ook zijne meening;
hy herhaalt, dat de toestand door dit voorstel
weinig veranderdt wordt, daar de jager toch ook
nu noodig heeft een jachtakte en de permissie
van den rechthebbende op den grond. Ook om
trent het gevaar voor strooperij verwacht spr. een
duidelijke uiteenzetting. Hij vraagt wat ten
deze opzichte veiliger is dat de gemeente het
jachtrecht verpacht of particulieren.
Pe he®r kranen zegt, dat hij, zoo oud als
nyis,slechtseenmaalinde gemeente een haasis tegen
gekomen Hij meent, dat men hier elk princi
pieel debat ter zijde moet laten en eenvoudig
ooigaan te doen als altijd, het recht der gemeente
om haar hazen weg te laten schieten, te verpach
ten, Laten wij 't maar houden, zooals onze vade
ren t in hun wijsheid hebben vastgesteld.
De wethouder, de heer Van Westendorp,
meent, dat wij, wannneer wij van dat standpunt
moeten uitgaan, de zaak wel als afgedaan kunnen
beschouwen maar dat standpunt is wel een
beetje al te conservatief Wet li. zegt, dat er wel
degelijk van beschadiging sprake is en'de pachter
van bet land de zekerheid moet hebben, dat wat
er geplant is, niet beschadigd wordt. VVeth. vraagt
verder wat voordeel er voor de gemeente gelegen
kan zijn in de geringe som die de verpachting
van het jachtrecht opbrengt, stelt in 't licht dat
door de latere toevoeging het bezwaar voor de
jagers is weggenomen en meent dat net bezwaar
van den beer Wittkampt omtrent den verschil
lenden huurtijd dier stukjes grond, gemakkelijk
te ondervangen is en het bouoeide kleine voor
deel der jachtvei pachting maar voor een enkel
jaar geldt. Bij het behoorlijk toezicht vun den
veldwachter is spr. ook voor snoopers met bang.
Over 't geheel meent wetn, dat de bezwaren
der jagers breed zijn uitgemeten en liet streven
om aan het gebruiksrecht ook het jachtrecht te
verbinden, meer en meer toeneemt. Rotterdam,
waar men toch niet zoo snel voorwaarts gaat, is
hierin reeds voorgegaan. Waar men opmerkt,dat
de overdracht van dit recht met uoor de nuurders
is gevraagd, verzekert hy, dat er wei klachten
van tijd tot tijd zijn ingokornen. VVeth. biytt op
aanneming aandringen.
De heer 8 m 11 herhaalt, dat 't hier zou gaan
als men hier met een huurder van een groot
complex grond te doen had; maar de respectieve
eigenaren zullen nu het recht moeten verpachten
en dus met elkaar in conflict komen; Daarom is
spr. er voor het recht aan de gemeente te laten,
den bestaanden toestand te handhaven.
De wethouder, de heer V a 11 Westendo r p,
meent dat de jager toch met een groot complex
eventueel zal te doen hebben en betoogt met na
druk, dat door de latere toevoeging het gevaar
voor strooperij is bezworen.
De heer Van der Drift verweert zich
tegen de aantijging van den wethouder als zou
hij in den gemeenteraad onwaarheid gesproken
hebbenhij heeft niet gezegd, dat in den jacht
tijd alles van het land is.
De heer Van Westendorp verzekert,
dat hij alleen heeft willen weerleggen, er van
geen beschadiging sprake is.
De heer Evers kan stellig verzekeren, dat
beschadiging niet plaats heeft eu niet plaats kan
hebben. Na October is geen beschadiging te vree
zen. Spr. is daaromtrent eenigzins op de hoogte.
In Limburg, waar veel landbouw is, meer dan m de
beide Hollanden, waar de veeteelt overheerscht,
is na 1 Sept. de toestand op het land zóo, dat
voor beschadiging door jagers niet is te vreezen,
en hier, waar er niet zooveel hazen zijn, is dut
gevaar voor beschadiging zeker nog minder te
duchtenspr. meent, dat de jagers onmogelijk
schade kunnen aanrichten.
De heer Ris is daarvoor evenmin bevreesd.
Hij betoogt, dat het nader voorstel hinkt op twee
gedachten en ziet er geen belang voor de oetrok-
ken huurders in, aan liet gebruiksrecht ook het
jachtrecht te verbinden.
De heer mr. von Briel Sasse, vreest
onder aeze omstandigheden voor een valsche
stemming en spreekt van het dekken van een
aftocht.
De heer Ris herhaalt, dat het nieuwe voor
stel op twee gedachten hinkt en zegt, dat mr.
von Briel Sasse diens woorden niet inoet ver
draaien.
De heer mr. von Briel Sasse zegt dat
tiet woord verdraaien" wellicht te pas komt
ui den kring van den heer Ris, in de zijne niet.
Laat men ïnformeereu of te Rotterdam het stroo
pen is toegenomenliet antwoord zal negatief
zijn.
De wethouder, de heer Van Westendorp,
houdt tegenover den heer Evers vol, dat er wel
degelijk bezwaren zijn. De opzichter zag ook die
bezwaren; er wordt schade berokkend. VVeth.
bespreekt nog even het verband met de nieuwe
jachtwet, maar acht 't beter, er maar uit te
scheiden en te stemmen.
De heer Evers verzekert, dat de opzichter,
de heer Dotninjcus, aan de heeren van grondbe
drijf mededeelde, er geen klacht was ingekomen,
geen schade was aangericht.
De wethouder, de heer G o s 1 i n g a, zegt, dat
de opzichter wel heeft opgemerkt, er schade k a n
gedaan worden, nl. aan de voerbietenmaar de
nuurders hebben niet te klagenzij hebben
daartoe niet het recht.
De Voorzitter meent nu, deze discussie
te moeten sluiten: 't wordt warm; er zijn daarbij
woorden gehoord, die hier niet moesten gehoord
worden; het woord vet draaien" moest hier niet
worden gebruikt. Er behoort thans gestemd te
worden over het principieele van de zaakzullen
de^iuurders het jachtrecht hebben of niet V Daarbij
merkt de voorzitter op dat het opgeworpen strui
kelblok door de laatste toegevoegde zinsnede is
weggenomen.
Nadat ook de wethouder, de heer Goslinga,
zijne opvatting over de wijze van stemmen heeft
uiteengezet, vervolgt de Voorzitter, dat
eerst gestemd zal worden over de latere bijvoe
ging, dat het jachtrecht door de huurders niet
aan derden kan worden overgedragen zonder de
toestemming van B. en W.
De wethouder, de heer Van Westendorp
merkt nog op, dat die toevoeging in den geest der
jagers is.
Zij wordt verworpen met 98 stemmen.
Tegen stemmen de heeren Kranen, Smit, Van
der Drift, Wittkampf, Beukers, Evers, Nolet, Klein
en Ris.
Aan de orde is nu de stemming over het een
voudig voorstel dat het jacht- en vischrecht bij
io gende verhuringen ter beschikking zal worden
gelaten van de huurders van gemeentegronden.
De heer Beukers vraagt wat de vermelding
be teekent van het vischrechtdat bestaat niet
m de begrooting heeft hij nergens van een visch
recht zien gewagen. Heeft de gemeente visch-
water
De wethouder, de heer Van Westendorp,
zegt, dat dit nog een overblijfsel is van een
vroegere regeling. Hij weet ook niet wat dat betee
en meent, dat 't er wel uit kan.
In antwoord aan den heer Wittkampf
zegt de heer Van Westendorp nog, dat de
pacht der bedoelde stukjes grond met 31 Juli
afloopt en alles dan weer opnieuw verpacht wordt.
De heer Wittkampf vraagt of 't dan de
bedoeling is, bedoelde stukjes grond te verpach
ten, inbegrepen het jachtrecht.
De wethouder, de lieer Van Westendorp
bevestigt dat.
De Voorzitter meent, dat de stemming de
gestelde vraag principieel moet oplossen,.