Dagblad voor Schiedam en EERSTE BLADT Om den Christus. 34ste Jaargang. Zaterdag 8 April 19IJ Ao. 9988 Buitenlandsch Nieuws. ABONNEMENTSPRIJS: Dit blad verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, en kost voor Schiedam per 3 maanden f 1.35, per maand 45 cent en per week 10 cent. Franco per post door geheel Nederland f 2 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons BureauBoter- straat 50 en bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders. Bureau BOTERSTRAAT 50 PRIJS DER ADVERTENTISN: Van 16 regels f 0.92 met inbegrip van bewijsnummer, Elke regel daarboven 15 cent. Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend. Ingezonden mededeelingen 25 cent per regel. Voor herhaaldel ijk adverteeren worden ui terst bi 1- 1 (j k e overeenkomsten aangegaan. Telefoonnummer 85. Postbus no. 89 I)it nummer bestaat uit DRIE bladen en een Geïllustreerd Zondagsblad. Meer dan anders scharen wij ons om den Christuswant meer dan anders komt ons voor den geest het lijden van onzen Goddelijken Meester. Dat lijden, dat kruis van Christus is een on uitputtelijke bron van hooggaande meditatie- Daarom scharen wij ons om den kansel, die geen andere wijsfiêid predikt dan Christus en Dien gekruist. Dagelijks wordt ons het Evangelie voorgele gen, en dagelijks aanschouwen wij hierin den Christus als den lang Verwachte der volkeren, den Christus, die de goddelijkheid van zijn leer toont in zijn wonderdaden den Christus als Heer over leven en dood den Zoon Gods- Ja, de Vasten-Evangeliën, zij verdienen iri klare bewoordingen te worden uiteengezet en den volke verklaard, omdat de meesten hunner ver loren gaan voor den wereldschen mensch Wat gaat het Evangelie ver, ver boven al datlegen- dair en bijgeloovig geknutsel van een of ander ouden godsdienststichter, ver boven Boeddha, die zoo hoog geroemd wordt door onzen onge- loovig tijd (niet omdat Boeddha hem zoo interresseert, maar om geheel het bovennatuur lijk karakter aan Christus en het Christendom te ontrukken.) Het Evangelie geeft ons zulke verhevene ta- fereelen, zulke verhevene waarheden, wijst ons zoo duidelijk en eenvoudig op het klaar godde lijk element in Christus, dat alleen haat tegen het christendom kan beweren dat Christus en zijn leer iets gemeen hebben met Boeddha en zijn leer. Hebben die z.g. geleerden zelve ooit het Evan gelie gelezen ooit den zin daarvan trachtten te begrijpen bestudeerd de historische waarde der Evangeliën? Hebben zij ooit nagedacht dat de evangelisten hun evangelie schreven in een tijd, waarin alle bedrog omtrent Christus on mogelijk was Weten zij dan niet dat de ongeloovige ge leerden het in 't geheel niet ééns zijn in hun bestrijding van het Christendom en het Evan gelie en dat zij niets anders hebben gebracht dan groote verwarring in het vijandelijke kamp 1 Maar al die wetenschappelijke vragen zijn bij zaak, men gelooft eenvoudig niet aan een God en nog minder aan een God-mensch. En gelijk de godloochenaar alles loochent wat wonder is zoo ontkent de mensch, die in Christus, Gods Zoon, niet gelooft, alle won deren door Christus gedaan. En nu staan de- Evangeliën daar, als naïve kinderlijke getuigen voor Christus' Godheid voor Christus' won deren, als getuigen, die om hun hoogsten een voud, om hun duidelijke aanwijzing van plaatsen en personen, die volkomen met de geschiedenis en plaatselijke ligging overeenstemmen om hun nauwe betrekking tot Christus, of tot zijn leer lingen alle geloof verdiend hebben en nog ver dienen. Leest de Evangeliën in waarheid, Christus is een van den hemel gezondene. Hij moge over deze stoffige aarde gegaan zijn, het stof dezer wereld heeft Hem niet besmet. Zijn leer is van den hemelgeen materialisme liet Hij ons. geen overmoedig en hemeltergend pantheïsme, geen scharmerische gevoelsgodsdienst, geen abstracte waarheid, geen onpersoonlijken God maar zijn leer is zekerheid, geen zoeken. Daar is één God in den Hemel, en Hij, Gods Woord in eeuwigheid, is op de aarde gekomen om ons dien God te leeren kennen in zijn aanbiddelijke, geheimvolle Drievuldigheid. Dat in-goddelijke leven kon ons alleen worden geopenbaard door het Yleesch geworden Woord door Gods Zoon; voor ons mensch geworden. En heeft Christus niet duidelijk bewezen dooi en wonderen, zonder tal, dat zijn leer van God was dat Hij door zijn Vader in den Hemel gezonden was? Bestudeert die wonderenWat goddelijke majesteit straalt hier ons tegen wat goddelijke majesteit, die wij tevergeefs zoeken bij men- schen, hoe zij heeten mogen. Het is geen kwestie van suggestie, hypnose, waar Christus de storm en de zee kalmte gebiedt, waar Chris tus brood vermenigvuldigt, waar Christus een blindgeboren geneest en dooden ten leven wekt. Bestudeert zijn leer 1 Christus' leer verlicht niet alleen ons aardsch bestaan, maar zelfs de verre, onafzienbare eeuwigheid. „Ik ben de opstan ding en het leven", zegt Hij. Christus is het licht, het leven der wereld. In alle lijden, in alle zorgen des levens blijft Christus het licht der wereld: en roept Hij ons toe: Vertrouwt, Ik heb de wereld overwonnen. Daartegenover droomt Boeddha van 's men- schen ellende, en hij verlangt naar het einde dat is het niet. Boeddha's verlossing is het niet Boeddha's verlossing op haar hoogst de dwaze zielsverhuizing. Christus in de werelddat toonen ons op verhevene wijze de Evangeliën van dezen tijd Christus tegenover de wereld - de wereld tegenover Christus. Daarom zijn deze Evangeliën ons zoo inte ressant, omdat wij daarin een treffend beeld vinden van geheel de wereldgeschiedenis. Geloof me, de tijden mogen veel veranderd zijn, de wereld tegenover Christus is niet ver anderd men vindt in de Evangeliën dezelfde sympathiön, maar ook de dezelfde antipathiën als heden tén dage. Men volgt Christus, of men zoekt Hem te dooden. Als Christus maar geen God ware maar denkt eens dat Christus in waarheid God is, dan is zijn woord waarheid, dan moeten wij Hem volgen, dan moeten wij Hem gelooven En men komt tot ons en zoekt ons wijs te maken dat wij zoo aufgeklart zijn, dus, geen menschen meer zijn als in de oude eeu wen wij zijn verlicht, wij moeten niet meer spreken van wonderen, dat is bijgeloof; in den ouden goeden tijd was men zoo lichtzinnig, maar nu behoort dat niet meer tot de bescha ving. Maar, laten wij ons niet misleiden, neem de Evangeliën ter hand, en gij zult zien, hoe de vijanden van Christus op dezelfde wijze Chris tus'wonderen bestrijden als heden gij zult lezen hoe zelfs onder Christus' leerlingen er waren die huiverden voor wonderen, zoodat ze den naam verdienden van „kleingeloovigen". Men kome ons niet aan met stellingen van Strausz of Renan, dat Christus een groot figuur is geworden door de legende en veneratie des volks. Geheel het Evangelie getuigt ons juist hoe kleingeloovig het volk was men begreep den Christus nietmen wilde Hem niet begrijpen De stijl der evangelisten, is zoo hoogst eenvou dig, dat dit alleen reeds getuigt tegen legen darische opgesmuktheid, en verregaand enthou siasme. Hoe meer genezingen Christus doet, hoe meel de haat van de hoogmoedige wereld het hoofd op steekt. Christus geneest den knecht van den hoofd man, geneest lammen en kreupelen, geneest een blindgeborene, wekt ten levenhet dochtertje van Jairus, den jongeling van Naïm, Lazarus, En wat zien wij Daar gaat een satanisch gemompel uit de wereld der grooten opWie is deze, die zulke wonderen doet waar is Hij alles trekt Hij tot zich. Wie verlost ons van dezen mensch? Het is beter dat Hij sterve. En dat gemompel blijft geen gemompel meer, maar wordt duidelijker en krachtiger van dag tot dag hier en daar, nu en dan komen de vijanden brutaal voor den dag men neemt stee- nen op om die op hem te werpen, en de ge dachten worden woorden en die woorden moe ten daden worden Christus moet sterven, dat lezen wij in de Evangeliën van dezen tijd, na elk wonder dat Christus werkt, als Hij daar staat als het licht der wereld, schijnt het alsof de Satan met zijn helsch vergif Christus wil be zwadderen en dooden,een serpent gelij k die met zijn veriijnig-scherpen zwart-modderigen angel alles doodt wat leven heeft, alles Vergiftigt wat rein is De farizeën en schriftgeleerden,, de grooten des volks, werden ontmaskerd door Christus Christus' licht zou schijnen in de wit-gepleisterde graven vol bederf. Vol huichelarij vragen zij „Meester, wij willen eenteeken van u zien?" En Christus antwoordt: „Het booze en overspelige geslacht vraagt een teeken maar het zal geen ander teeken gegeven worden dan het teeken van Jonas, den profeet, want gelijk Jonas drie dagen en drie nachten in den buik van het zeemonster geweest is, zoo zal ook de Zoon des menschen drie dagen en drie nachten in het hart der aarde zijn. De mannen van Ninivé zullen op den oordeelsdag met dit geslacht sa menkomen en het veroordeelen, want zij hebben boete gedaan op Jona's prediking, en zie, meer dan Jonas is hier". „De koningin van het Zuiden zal op den oor deelsdag met dit geslacht verschijnen en het veroordeelen, want zij kwam van het einde dei- aarde om Salomons wijsheid te hooren en zie meer dan Sa'omon is hier, Ik ga heen en gij zult mij zoeken maar in uwe zonden sterven waarheen ik ga, kunt gij niet komen." Daar spraken de Joden„Wil Hij zich-zelven dooden, omdat Hij zegtwaarheen Ik ga, kunt gij niet komen? En Christus zeideGij zijtvan beneden Ik van boven. Gij zijt van deze wereld Ik ben niet van deze wereld. Daarom zeg ik: Gij zult sterven in uwe zonden. Met welk een gezag treedt Christus op tegen zijn vijanden. „Op den stoel van Mozes zetelen del schriftgeleerden en farizeën. Daarom onder houdt en doetalles watzij u zeggen, maar doet niet naar hun werken want zij zeggen wel maar doeji niet alles doen zij om gezien te worden zij maken hun gedenkcedels breed en de zöomkwasten hunner kleederen groot. Zij heb ben gaarne de eereplaatsen aan de gastmalen en de eerste zetels in de synagoge en de begroe tingen op de markt. „Wee u, gij schriftgeleer den en farizeën, gij huichelaars, die het rijk dei- hemelen sluit voor de menschen want gij zelf gaat er niet in, en, wie er in willen, laat gij niet binnengaan - wee u, schriftgeleerden en farizeën, gij huichelaars, die de huizen der we duwen verslindt onder het vertoon van lange gebeden - daarom zult gij te strenger geoor deeld' worden wee u, schriftgeleerden en farizeëiigij huichelaars die land en zee door kruist om een enkelen bekeerling te maken, maar als hij het geworden is, hem een kind der hel maakte, tweemaal erger dan gij zijt". „Blinde leidslieden, die de mug uitzijgt, maai den kameel inzwelgt." Christus ontmaskert het farizeïsme geheel - „die menschen die bekers en schotels van buiten reinigen, maar inwèndig vol bederf zijn" - het farizeïsme door Christus genoemd: slangen, adderengebroedsel. Leest en herleest zeiven wat Christus zeide tot zijn vijanden hoe Hij zijn vijanden geheel en al doorschouwde en gij, zult moeten bekennen dat Christus hier optrad met een gezag van een door God gezondene. De farizeën luisterden niet naar zijn liefdevolle leer, naar zijn godde lijke teekenen, Hij zal ze treffen met zijn god delijke bedreiging - „Het rijks Gods zal u ontnomen worden." Christus kwam in den tempel, vond daar ver- koopers van runderen en schapen en duiven en geldwisselaars, Hij maakte een zweep van koorden en dreef ze allen den tempel uiten zeide: maakt het huis mijns vaders niet tot een verkoophuis. Geen wonder dat de haat tegen Christus ster ker werd, en dat men bij alle wonderteekenen van Christus geen ander woord had dan Gij hebt den duivel in. En nu die haat om Christus meer en meer opvlamt, nu geheel de wereld dichter aandringt op Hem en vraagt „Wie zijt Gij welke teekenen doet Gij - met welke macht treedt Gij op", durft Christus vra gen aan die zondige wereld: „Wie van u zal Mij van zonden overtuigen Indien Ik u de waarheid zeg, gelooft gij Mij niet. Die uit God is, hoort Gods woord." Daarom hoort gij niet, omdat gij niet uit God zijt En wat antwoorden de joden? „Gij zijt een Samaritaan, gij zijt een duivel." Eu Christus beroept zich op zijn he- melschen Vader, op zijn levendmakend en le vengevend woord, maar men wil niets meer hooren van Hem. Als Christus zegt, die al wie zijn woordt onderhoudt, den dood niet zal zien in eeuwigheid, dan roepen zij uit: „Zijtgij grooter dan onze vader Abraham en onze profeten". Zij zijn gestorven". En daar klinkt dat goddelijk woord vol goddelijke kracht„voorwaar, voor waar Ik zeg u, eer Abraham werd, ben Ik". Hoort gij hier niet de echo van „Ik ben. Die ben" Dat woordje „eer" is verleden tijd - het woord „ben" tegenwoordige. En omdat God geen verleden noch toekomst kent, maar alleen een eeuwig zijn, daarom zegt Christus niet: „Ik was voor Abraham", maar: „Ik ben voor Abra ham" Zoo sprak ook God tot MozesIk ben, Die ben", en „Gij zult tot Israels zonen zegg n Die daar is, Hij heeft mij tot u gezonden". 1 ij is dus voor Abraham door zijn eeuwige God heid na Abraham door zijn menschheid. En nu, nemen zijn vijanden steenen op om Christus te treffen, maar zijn tijd was nog niet gekomen. Het licht der wereld, Christus, verlichtte te zeer de zonden en de boosheid der vijanden daarom haat de wereld het licht. „Het licht is in de wereld gekomen, het licht „schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft „het niet begrep-m. Hij was in de wereld en de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld heeft Hem niet gekend. Hij kwam in zijn eigen dom en zij namen Hem niet aan". FRANKRIJK. In den Franschen Senaat waren gister aan de orde do interpellaties over de buitenlandsche po litiek. Cruppi, de minister van buitenlandsche zaken, zeide, dat, niettegenstaande de wisseling der mi nisters, in de buitenlandsche politiek een conti nuïteit wordt betracht, die der grootheid van het land een groote mate van veiligheid waarborgt. Toen ik, aldus Cruppi, aan het bewind kwam, was de toestand van Frankrijk in buitenlandsch opzicht niet van moeilijkheden ontbloot, maar het is overdreven van angst en onrust te spreken. De minister stelde zich voor, een positieve besliste politiek te voeren, vooruit te zien en het ideaal na te streven, Frankrijk krachtig in de wereld te maken. De toestand in Marokko rechtvaardigt deze for mule. Wij hebben de noodige maatregelen getrof fen, om het maghzen in staat te stellen zijn troepen te betalen, die belast zijn met het hand haven van de veiligheid der verbindingen met de Sjawija. Wanneer de toestand te Fez moei lijk mocht worden, zouden wij, binnen de grenzen van de acte van Algeciras blijvende, alle maat regelen nemen, die noodig zijn, om de veiligheid van de Europeanen te verzekeren. Het Fransch-Russische bondgenootschap is nog immer ongeschonden en beheerscht steeds de ver houding tot den bondgenoot. Keizer Nicolaas koes tert voor Frankrijk steeds de gevoelens van een verheven vader. De minister is van plan, het Fransch-Russische bondgenootschap toe te passen in den vorm van samenwerking van iederen dag. De entente cordiale is bij voortduring een der fund anten teel e bases van de Franscho buitenland sche politiek. Wij hebben met Spanje steeds een vriendschappelijke en hartelijke verhouding en werken met dat land samen in een zeer verzoe- ningsgezinden geest. Wij zullen er ons op toe leggen de oeconomische betrekkingen met Duitsch- land te verbeteren. Wij zullen een politiek van samenwerking voeren, overal waar wij gemeen schappelijke belangen hebben. Wanneer wij eigen belangen te verdedigen hebben, zullen wij dat gematigd, maar krachtig doen. Wij blijven in Turkije het invoeren der liberale instellingen van het nieuwe régime met sympa thie beschouwen. Wij hebben er niets tegen, dat het geld der Fran.,che spaarders in de Levant wordt belegd, op een wijze, die in overeenstem ming is met onze belangen in die streken en in overeenstemming met de zedelijke verplichtingen, die ons door den toestand van Europa zijn opge legd. President Fallières zal bij zijn bezoek aan Tu nis begroet worden door een Engelsch en een Italiaansch eskader. Wij nemen deel aan de jubileumfeesten van

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1911 | | pagina 1