Dagblad voor Schiedam en Omstreken. TWEEDE BLAD. By liet tweejarig bestaan. 34ste Jaargang. Zaterdag 9 December 1911. l\o. 10191. (F, de Sales.) Gemengd Nieuws. ABONNEMENTSPRIJS: Dit blad verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, en kost voor Schiedam per 3 maanden 1.35, per maand 45 cent en per week 10 cent. Franco per post door geheel Nederland ƒ2.per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: Boter- straat 50 en bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders. Bureau: BOTERSTRAAT 50. PRIJS DER ADVERTENTIëN: Familieberichten 20 cent per regel Handelsadvertentiën van 1-6 regels f 0.92elke regel daarboven 15 cent Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend Ingezonden mededeelingen 35 cent per regel. Voor herhaaldelijk adverteeren worden uiterst bil lgke overeenkomsten aangegaan. 1 Telefoonnummer 85. Postbus no. 39. (Ingezonden.) x>Cion per amo, Nenion per forto." Gewoonlijk trekt de oprichting eener vereeniging een oogenblik de aandacht van het publiek de oprichters zijn gedurende den eersten tijd geheel ijverde vereeniging bloeit spoedig. Na eenigen tijd van schijnbaren bloei volgt een reactie: de vereeniging gaat kwijnen. 't Is een vele malen door ons opgemerkt ver schijnsel. Daar zijn er onder de Schiedamsche vereeni- gingen, welke op bloei kunnen wijzen, maar ook, die haar kwijnend bestaan voortsleepen van het eene lustrum naar het andere. Onze vereeniging heet »Nilaboru kaj esperu. Zij bestaat al twee jaar. Hoe lang zij nog be staan zal, weten we niet. Doch het is een ken snerkend feit, dat deze vereeniging niet één of twee maanden na hare oprichting bloeide, doch langzaam en gestadig voort wies tot de grootte die ze nu bereikt heeftruim zeventig leden. De oorzaak ligt vrijwel voor de haod. Eerstens is het doel dier vereeniging hoogst nuttig, tweedens is het bestuur genoodzaakt, aanhoudend te werken, ten einde het hoofddoel te kunnen bereiken ver breiding der wereldhulptaal Esperauto. Thans bestaat die vereeniging twee jaar en we tnogen constateeren, dat de vruchten van twee jaar arbeid voor een ieder zichtbaar zijn. Was de naam Esperanto voor twee jaar hier vrijwel onbekend, thans weet het denkend en lezend pu bliek niet alleen, wat Esperanto is, maar heeft heeds oogenbhkkelijk een oordeel er over gereed Gat is ons een reden tot blijdschap. Bet is wel te betreuren, dat zoovelen, zonder kennis van zaken hun oordeel uitspreken. Maai dat is niet tot Schiedam beperktt is een alge meen verschijnsel. Men acht het absoluut onnoodig, bet esperanto te bestudeeren, alvorens er oordeel over uit te spreken. Omdat we den laatsten tijd herhaaldelijk èn in kranten èn in tijdschriften de onzinnigste bewe ringen moesten vernemen omtrent Esperato en hog wel van personen, die intellectueel zeei hoog 8taan, willen we de gastvrijheid, ons door dit blad geschonken, aanwenden, om de meest algemeen verspreide denkbeelden omtrent Esperanto kortte bespreken en zoo noodig te weerleggen. Bjj de invoering van iedere nieuwigheid heeft men een berg vooroordeelen bij de hand, die ge- ^oonljjk dan dienst moeten doen om te bewijzen dat men een goede kijk op de zaak heeft. Eerst wanneer de practijk het nut van zulk een nieuwigheid bewezen heeft, stapt, neen, klimt men schoorvoetend over den berg vooroordeelen been, om dan nog vaak met wantrouwende blik ken den loop der zaken gade te slaan. Over de mogelijkheid der invoering van eene ^ereldhulptaal heeft een ieder oogenbhkkelijk een °°rdeel gereed. Een dat oordeel is meestal ongunstig. Bat men zich zonder nader onderzoek een oor- deel aanmatigt over een wereldtaal, in casu Es Peranto, is wel verklaarbaar voor den minder °htwikkelde, die alles oppervlakkig beschouwt en 'ever ziet dan denkt, maar voor de ontwikkelde ls bet niet te vergeven. Toch komen tal van wetenschappelijke mannen "n oordeel over Esperanto ten beste geven. Dat °ols z'j dan menigen bok schieten, is te begrijpen. Trouwens de bokken zijn er om geschoten te borden. Zonder een diepgaande studie van Esperanto te ebben gemaakt, schreef dan ook Mr. J. N. van redacteur van »De Gids": *Het ongeluk is maar, dat eene dergelijke Wereldtaal juist het minst gemakkelijk is aan te eeren door wie haar het meest noodig zouden bebben. door hen n.l. die geen andere taal kennen a" hun eigene." j En die mindere gemakkelijkheid zit hem dan bet aanleeren der woorden. Alsof men by het leeren eener andere vreemde taal geen woorden had op te nemen. Dat de grammatika van het esperanto zoo eenvoudig is, zegt de schrijver niet. Te prijzen is het, dat Mr. van Hall in een par ticuliere correspondentie erkend heeft, geen diepe studie van Esperanto te hebben gemaakt. Niettemin hebben de Gidslezers het een en ander van »een bevoegd beoordeelaar" al geslikt Geheel anders deed Professor Gautherot uit Parijs. Hij begon aan de studie van Esperanto om het te kunnen bestrijden en werd de ijverigste voorstander, toen zijn studie geëindigd was, De volgende tegenwerpingen is men gewoon te maken 4. Het is onmogelijk, in een kunsttaal zijne fijnste gedachten en gevoelens juist uit te drukken. We antwoorden hierophet kan nog beter, juister en fijnder dan in ons eigen Hollandsch. Daarover valt met een niet-kenner van Esperanto niet te discussieeren, omdat zoo iemand geen ver gelijkingen kan maken. 2. God wil niet één taal. (Adres Babelsche spraakverwarring.) Bij eenig nadenken valt de onhoudbaarheid daarvan in 't oog. De spraakverwarring diende als middel ter verspreiding, zooals de spraakver warring op de internationale congressen de be zoekers uiteendrijft Gesteld, dat allen Esperanto konden spreken, zouden allen weer naar het Oosten verhuizen Trouwens Esperanto heeft niet de pretentie, de andere talen te willen verdringen. Het wil slechts zijn de bescheiden noodhulp, wanneer we in ge sprek komen met iemand, die onze moedertaal niet verstaat. Daar leeft thans geen mensch op aarde, die met alle menschen der geheele wereld kan con verseeren. Zelfs met kennis van Fransch, Engelsch en Dnitsch kan men niet overal terecht, zelfs op een internationaal congres niet. Dr. Corret (Parijs) woonde een internationaal medisch congres aldaar bij en verdedigt voor de medische faculteit te Parijs zijn proefschrift, waarin hij naar aanlei ding van dat congres een definitie geeft van in ternationale congressen »Een plechtigheid, waar zich individuen van verschillende nationaliteiten vereenigen, die elkan der heelemaal niet verstaan, om door hun tegen woordigheid het recht te koopen, hun mededee lingen in de congres-verslagen te zien pronken en bij diezelfde gelegenheid deel te nemen aan eenige feesten tegen verminderde prijzen." Dezelfde Dr. Corret zegt in zijn officieel proef schrift, dat Esperanto een oneindigen rijkdom van taal bezit, niet rijker slechts dan het Fransch, doch zelfs dan het Duitsch, Engelsch, Oud-Grieksch; dat Esperanto zich met volmaakt gemak leent voor de uitdrukking van de meest teere en sub tiele idee's. En wat zeggen de Parijsche profes soren daarop Zij protesteeren niet, doch onder teekenen »Vu et permis d'imprimer." Hoe schoon zou het zijn, wanneer individuen van alle nationaliteiten met één taal zich tegen over iedereen verstaanbaar konden maken. Zou zulks mogelijk zijn Neen beslist neenantwoordt bijna iedereen. En toch heeft de practijk het tegendeel bewe zen. Daar hebben reeds verschillende internatio nale congressen plaats gehad, waarop uitsluitende taal (nura lingvo) washet Esperanto. Dezen zomer hadden we het geluk, zulk een internationaal congres bij te wonen in Den Haag. Niet alleen konden de bezoekers der verschillende landen elkaar met volkomen gemak verstaan, maar spraken het Esperanto zoo vlot als hunne eigen moedertaal. En redevoeringen èn debatten bewezen, dat de toekomst van Esperanto niet twijfelachtig is. We gelooven gaarne, dat velen nog niet overtuigd zyn. 3. Anderen weer zeggen wanneer de behoefte aan één wereldtaal zoo groot is, laat men dan het Engelsch of Fransch als zoodanig invoeren. Noch Engelsch, noch Fransch zal het ooit kun nen zijn, want de Franschman zal geen Engelsch, de Engelschman geen Fransch dulden. Daartegen verzet zich hun nationale trots. Ook Latijn is onbruikbaar, want eerstens is het zeer moeilijk aan te leeren, tweedens is het een doode taal, die zich niet aan de tegenwoordige taal behoeften kan aanpassen Esperanto slechts kan in de behoefte voorzien, want lo. het is door iederen mond te spreken, 2o. het is een levende taal, 3o. het is zeer ge makkelijk aan te leeren, ook voor den werkman, want de grammatika is zeer eenvoudig en uitzon deringen op regels bestaan niet. Het moge ietwat paradoxaal klinken, dat Espe ranto een levende taal is, een feit is het, want die taal is evenals iedere andere, aan groei onder hevig. Met deze enkele regels hebben we de voor naamste bezwaren tegen Esperanto besproken. Van een grondige weerlegging kan natuurlijk'niet gesproken wordendaarvoor zouden we een ge heele sNieuwe Schiedamsche Courant" noodig hebben. We koesteren slechts de hoop, dat dit artikel stof geve tot denken. Breedere uiteenzetting geven we gaarne mon deling aan ieder, die het wenscht. Ten slotte zouden we nog gaarna een beknopt Overzicht willen geven van de verbreiding der wereldhulptaal, doch dat eischt kolommen. Slechts een teekenend feit: Pater Jubinbille, pastoor te St. Felix (Mani toba) schreef voor eenige maanden tOfschoon ik 44 talen ken, verkeerde ik in de onmogelijkheid mij verstaanbaar te maken voor een groot gedeel te der geloovigen, die mijn parochie bewonen. Ik leerde Esperanto, onderwees net, en thans kunnen wij met het grootste gemak elkander begrijpen en ons over alle mogelijke onderwerpen onder houden." Met een klein stukje Esperanto willen we ons artikel eindigen en zullen met nieuwen moed het derde jaar onzer vereeniging ingaan. We spreken de volgende regelen tot U, lezers en lezeressen dezer courant: Tre estimataj Gelegantoj Sendube kelkaj el vi jam iam aüdis paroli pri Esperanto. Ankau multaj de vi memorigros la tre interesan paroladon de sinjoro C. Colas, la granda laboristo por nia helplingvo. Se vi ne estis aüdinto de li, mi tre forte kon- silas, ke vi acetu brosuron pri Esperanto, car mi estas certe, ke vi farigos nia kunlaboristo. Se vi jes estis aüdinto de la nomita parolinto, kio estas la kauzo, ke vi ankorau ne kunlaboras kun ni Instruisto. Be geschiedenis van enkele groen ten. In „Prometheus" geeft dr. L. Rein hardt enkele merkwaardige bijzonderheden omtrent de schiedenis van sommige groenten. Een der oudste groenten is de ui geweest, die eenmaal in hooge eer stond. Ze is van uit Ce-ntraa]-Azië over Voor Azië naar den Nijl ge komen. In Egypte gold ze als heilig, en pries ters raakten ze dan ook zelfs niet aan. Later werd ze een algemeen volksvoedsel, waarvan gewelidge kwantiteiten gebruikt werden. Zoo vermeldt Herodotus, dat bij den bouw der py- ramide van Cheops en hieroglyphen beves tigen de mededeeling alleen het werkvolk aan uien al een bedrag van f 4.5 mil- lioen heeft verorberd. Aan 't Perzische hof was de ui ook buitengewoon geliefd, evenals la ter in Griekenland en Italië. Met de stijging der beschaving verdween evenwel de voorlief- do voor deze groente en alleen het volk bleef tot de trouwe verbruikers behooren. Oudstijds schreef men haar ook bovenna tuurlijke kracht toe. Zoo wordt in de Odyssea van Homerus de plant „moly" vermeld, die een zwarten wortel en sneeuwwitten bloesem be zit, en welke door Hermes aan Odysseus ge geven werd om de betoovering van Circe er mee te verbreken; welnu, de moly was onge twijfeld een uiensoort: allium nigrum. Een tweede soort is de allium cepa, welke de Romeinen verbouwden, en door hen ;n 't begin onzer jaartelling noordelijk van de Al pen gebracht is. Toch werd deze soort pas in- heemsch tegen de middeleeuwen. In laat-Latijn was de naam toen cepulla, of in 't Itaiiaansch cipolla. Ons woord „bol" is hiervan nog af komstig. Het sjalotje, of allium escalonicum is door de kruisridders naar Europa gebracht. De be naming draagt ze naar haar oorspronkelijke vindplaats, het uit den Bijbel zeer bekende Ascalon. De prei is eveneens eeuwenoud. Bij de Ro meinen stond ze in zeer hoog aanzien volgens Plinius, en wel hierom, omdat keizer Nero op bepaalde dagen van de maand prei met olie at, zonder iets anders, zelfs geen brood er bij te nuttigen, en zulks, omdat zulks zoo bevor derlijk was voor de stem. Overigens schijnt men toen de prei ook iets vergiftig geacht te hebben. Zoo bericht Plinius, dat de Romeinsche ridder Mela, die wegens slecht beheer zyn er provincie voor keizer Fi- berius gedaagd werd, zóó veel van 't sap der prei dronk, als drie denariën zilver wogen, en dat hij dientengevolge dadelijk, doch zonder pijn, is gestorven. De knoflook was den Ouden Babyloniërs en Egyptenaren reeds bekend. Volgens Plinius was ze een uitstekend genees middel. Even oud als de ui is de asperge; die de Grieken en Romeinen reeds als groenten ge bruikten en vooral in 't wild voorkwam. On der de offergaven in 't graf der pyramide van bakkara uit de 3e eeuw voor Christus behoor de pok reeds deze plant. In zijn geschrift over den landbouw geeft Cato de oudere (234149 voor Chr.) uitvoerige mededeelingen over de kweek van asperge. Volgens hem moest men ze met schapenmest bemesten; andere mest zou te veel onkruid geven. Plinius bericht, dat ze als geneesmiddel gebezigd werd. Reeds tij dens dezen evenwel was men niet meer met. de wilde asperge den asparagus der Romeinen tevreden, maar had men ze veredeld. Vooral de dikke asperge's waren zeer in trek. In Ra venna groeiden ze zóó dik, dat er slechts drie in een pond gingen; het gemiddelde gewicht was derhalve 115 gram. Ook deze veredelde as perge was als geneesmiddel bekend; met wijn gekookt was 't b.v. een verrukkelijk middel tegen buikpijn. Trouwens, in onzen tjjd nog staat 't bekend als een goed diureticum; haar gebruik bewerkstelligt een rijkelijke afscheiding van naar viooltjes riekende urine. Evenals de asperge is ook de artisjok een groente der rijken gebleken. Deze stamt uit Noord-Afrika, Volgens den grammaticus Athe- naios, kwam ze in Libye in 't wild voor, en in zulke hoeveelheid, dat de soldaten van'den Lgyptischen koning Pto'.emaeus Euergeles (247 y221 voor Chr.) er hun maal mee konden doen. Tijdens Plinius werd de artisjok verbouwd bij Carthago, maar ook reeds in Europa, en wel bij Corduba, het tegenwoordige Cordova, De teelt was buitengewoon loonend; een kleiin lapje grond bracht aan artisjokken b.v. 6000 sesteriën op, dus een groote f 500. In den ouden tijd werd ze geconserveerd in een meng sel van water, honig, silphium en karwij. De beroemde arts Galenus, wiens invloed in de geneeskunde tot aan 't eind der Middel eeuwen reikte, beval de kelkbladen aan als ge neesmiddel, en als lekkernij. Men moest deze dan gebruiken met coriander, wijn, oljjifolie en de be roemde vischsaus garum. Een verwant van de artisjok - deze naam is afgeleid van het Italiaansche articiocco is de cardone, die in Marokko en aan de kus ten van 't oostelijk bekken der Middelland- scho zee inheemsch is. De culuur van deze plant kwam later1 dan van de artisjok naar Europa, dus pas na de 16e eeuw. In Spanje wordt de cardone ook wel Spaansche ar tisjok genoemd veelvuldig geteelt; de cul tuur geschiedt met veel zorg; zoo wordt b.v. drie weken voor den oogst de plant met stroo omwikkeld, teneinde een echt malsch product to gewinnen, en dit is dan ook de reden, dat het alleen een groente ia voor de rijkelui's tafel. De nieuwe New-Yorksche waterlei. ding. Omtrent de nieuwe New-Yorksche water leiding, een reuzenwonderwerk der techniek, be vat „Die Welt der Technik, No. 22, p. 433 w. een zeer lezenswaardig opstel, waaraan we slechts enkele hoofdzaken ontleenen. Het water moet aangevoerd worden uit de Cats killbergen, over een afstand van ruim 115 Ene myl. Per dag moet New-York 600 milRoen gal-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1911 | | pagina 5