Gemeenteraad. Stads- en Gewestelijk Nieuws. Tweede Kamer een lans gebroken had, dat hij met mr. Asser had samengewerkt in de Grond wetscommissie van 1883 en later als minister van buitenlandsche zake® en dat hij met mrs. Cort van der Linden en Oppenheim thans nog zitting heeft in de Grondwetscommissie van 1909. Hi; beveelt zicih in aller steun en medewerking aan en roept daarbij ook de medewerking van den secretaris en de ambtenaren in. Het oudste lid, jhr. Den Beer Poortugael, be tuigde vervolgens, namens al zijn ambtenaren, hun ingenomenheid met de benoeming van jhr. Röell, door wien de diep betreurde jhr. Van Swinderen op zoo waardige wijze vervangen wordt. Toen de Raad van State het ongeluk had, zijn vorigen vice-president te verliezen, werd van alle zijden jhr. mr. Röell ajs de aangewezen opvolger beschouwd. Dit was inderdaad de vox populi. De nieuwe vice-president, wiens groot vader reeds vóór meer dan een eeuw de gewich tigste staatsambten heeft, bekleed, en die zelf in velerlei betrekkingen, als volksvertegenwoordiger en voorzitter van de Tweede Kamer, als minister van buitenlandsche zaken, enz. het land1 met de grootste toewijding en op de meest eervolle wijze heeft gediend, die door zijne geschrifteu getoond heeft een zeer begaafd beoefenaar van liet admi nistratieve recht te zijn en die daarenboven door zijn karakter zich de algemeen© achting heeft ver worven, verdient zeker ten volle het hooge ambt te bekleeden, waartoe hij thans geroepen is. Deed hij een beroep op de heusche medewerking van de leden, spr. durft genist in aller naam ver klaren, dat den vice-president die medewerking1 niet zal ontbreken. Tweede Kamer. De Kamer verwierp gisternamiddag, Rechts te gen Links, een voorstel-Troelstra om diens pen sioen-motie op de agenda der vóór Pasdien te behandelen onderwerpen te plaatsen. Met 48 tegen 47 stemmen werd een voorstel- B rum melk amp verworpen om de Bakkerswet niet achteraan, maar vóóraan pp die agenda te plaat sen. De Kamer ging uiteten tot a.s. Dinsdag des voorin, te 11 uur, wanneer de regeling van liet Armbestuur aan de ordei is. Aan het eind van de Voorhaven na bij de rivier de Maas is thans ook een redding boei geplaatst, zooals er ook bij de verschillende bruggen in den laatsten tijd boeien geplaatst zijn. Zondag 1.1. behaalde de heer J. M. Voorhuijzen den derden prijs in het dramatisch resiteeren bij den nationalen wedstrijd uitge schreven dcor de Jonge Rederijkers te Rotterdam. Gister-middag zijn door de politie uit den Haag bij die alhier aangebracht twee minderjarige jongens, resp. uit Vlaardingen en Rockanje, die aldaar zwervende waren aange troffen. De jongens zijn naar Vlaardingen overgebracht, de een om aan de ouders te worden overgegeven en de andere ter verder transport. Giste r-a vond is van een schip in de Buitenhaven 17 meter Mmillatouw ontvreemd. Een onderzoek wordt ingesteld. Door de p o li t i e i s g i s t e r-a v o n d a 1- hier aangehouden een persoon in het Alg. Politie blad gesignaleerd voor f 3 boete, subs. 3 dagen hechtenis. De man betaalde de boete. Gemeente-Financiën. Het totaal der ontvangsten van alle gemeenten van het Rijk bedraagt f 181553370,tegen een totaal der uitgaven van f175609350; alle gemeen telijke schulden bedroegen op het einde van 1909 te zamen f409313219, tegen f401625064. - op het einde, van 1908. Wel een Schouwburg, geen Ziekenhuis. De Haagsche correspondent van de „3laiid.^ schrijft In breedein kring is er in de Residentie ont stemming door gewekt, dat door het Gemeente bestuur aan eein buitenlandsche firma is opge dragen, plannen voor een niéuwen schouwburg te maken, en wel tegen een honorarium van meer dan 40 duizend gulden. Dat de belasting moet stijgen als zóó met het geld wordt ge smeten, ligt voor dei band. Men vraagt zich trouwens af, wat de schouwburg zelf nu wel zal kosten! De geldverspilling van het Gemeente bestuur treedt in een nog eigenaardiger licht, als men in aanmerking neemt, dat het Gemeente ziekenhuis en de particuliere ziekenhuizen plaats te koi t komen, maar er geen geld is voor een nieuw ziekenhuis, schoon er reeds lang geleden door den Raad een motie is aangenomen voor eentweede ziekenhuis 1 Geen geld voor een zie kenhuis, maar wel voor een schouwburg, zelfs 40 mille voor een plan! 't Is droevig:II 1913. Men meldt ons uit Leiden: Het voornemen bestaat, om alhier ter gelagen- beid van de herdenking van het feit, dat het in 1913 een eeuw geleden zal zijn, dat ons lnad het Fransc'he juk afschudde, in verband met de fees telijke viering van de opening van het Vredes paleis speciale, tentoonstellingen te organiseeren in de Academie; het Stedelijk Museum, de Laken hal en het stadhuis, betrekking hebbende op we tenschap', kunst en nationale herinneringeu aan 1813. De \ereeniging tot bevordering' van het vreemdelingenverkeer heeft met betrekking tot de feestviering advies uitgebracht aan B. en W., die de zaak in overweging hebben genomen Bin nenkort zal een commissie voor dat doel worden geconstitueerd. Wöerbencü* Telegrafisch bericht naar waarnemingen, verricht in den morgen van 20 Febr. 1912. medegedeeld door het Kon. Ned. Met. Instituut te de Bildt. Hoogste barometerstand 767.9 te Hernosand. Laagste barometerstand 741.8 te Horta. Verwachting tot den avond van den volgenden dag; zwakke tot matigen zuidwestelijken, later toenemende en krimpende wind, zwaarbewolkt tot betrokken, waarschijnlijk regenbuien, iets zachter. Volksbadhuis. In de week van 11—17 Febr. 1912 werden genomen 457 baden. lste kl. 2de kl. kuipbaden 19 kuipbaden 61 regen d 25 regen s 314 school d kinder a 5 ct. 38 Vergadering van den Raad der gemeente Schiedam op Dinsdags 20 Febr. 1912, des namiddags 2 uur. (Vervolg.) Ruiling Perceel en. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hun College te machtigen tot het sluiten van een overeenkomst met de N.V. Stoomkorenmolen »Ue West'" tot ruiling van de perceelen aan de Westvest. (Een verklaring van de andere partij wordt nog afgewacht) Bedoeld wordt dat de N. V. aan de gemeente afstaat het huis en erf en kantoor, staande aan de Westvest en de naastgelegen stal op den hoek van de Westvest en Westmolenstraat in ruil van het terrein aan de Westvest tusschen de panden Delft" en »De West" zonder brandspuithuisje en ladderhok, hetwelk door de gemeente zal worden weggebroken. De heer Wittkampf vraagt wat de toevoe ging beteekentsEene verklaring van de andere partij wordt nog afgewacht." De Voorzitter antwoordt, dat tijdens de afzending van de agenda de verklaring er nog was, maar de geteekende verklaring is er nu gekomen. Het slop tusschen de beide panden die nu het eigendom zijn van bedoelde naamlooze vennoot schap, komt nu aan die vennootschap, terwijl de panden aan de overzijde der straat het eigendom der gemeente worden. De heer Wittkampf vraagt of er geen be zwaren tegen het afstaan van bedoeld slop bestaan, bijv. het verkrijgen van water bij brand. Van Westendorp, zegt, dat er geen be zwaren bestaan. De Voorzitter zegt, dat bedoelde grond hoogstwaarschijnlijk niet bebouwd zal worden. De wethouder, de heer Lagerwey, vraagt, hoe lang de machtiging voor het aanvaarden van den grond duurt. Er moet toch een zeke ren tijd voor den afstand van bedoelden grond worden gesteld, waarna het betrokken besluit wordt ingetrokken. De Voorzitter zegt, dat dit van B en W. afhangt. In de akte van ruiling is een termijn van 2 weken bepaald. De voorgenomen ruiling wordt met algemeene stemmen goedgekeurd: Subsidieregeling Bewaarscholen. 11. Beslissing over het amendement-De Bruin op art. 7 van het ontwerp tot wijziging van de subsidie regeling der bewaarscholen, waarover de stemmen in de vorige vergadering hebben gestaakten voortzet ting der behandeling van dat ontwerp en de ver zoeken van de Directeuren van de Departemen tale Bewaarscholen en van de Vereeniging tot bevordering van Christelijk Onderwijs alhier tot verhooging van de Gemeentelijke subsidie. De Voorzitter leest nog even het amen dement—De Bruin voor: voor het hoofd f150 voor iedere andere onderwijzeres f 75 en voor de' helpsters, voor zoover verplicht te subsidieeren, f30. De wethouder van onderwijs, de heer G o s- linga, formuleert nog nader de bepaling van het amendement omtrent de helpsters. Her amendement wordt verworpen met 12—7 stemmen. Voor stemmen de de heeren De Bruin, Houtman, Koopmans, Gerlach, De Jong, Van der Meer en Schreuder. De Voorzitter zegt, dat nu in behande ling komt het amendement—De Jong. Voor elke onderwijzeres boven het verplichte getal wordt 1100 subsidie gegeven, in dier voege dat een be drag van f200 niet wordt ovarschreden. Hij vraag of de heer De Jong zijn amendement handhaaft. De heer De Jong antwoord bevestigend. De heer Koopmans herinnert aan zijn amendement dat van den heer De Jong heeft echter eene verdere strekking; eerst na°de be slissing daarover, komt het zijne aan de orde. De heer Evers zegt zich met de strekking van het amendement -De Jong zeer goed te kun nen vereenigenalleen met de cijfers is hij 't niet eenshij geeft den heer De Jong in over weging f 100 en f 200 te veranderen in f 75 en f 150. De heer De Jong handhaaft zijn amendement ten veile, ook wat de cijfers betreft. Zijne be doeling is, als er een of twee onderwijzeressen meer worden aangesteld meer te geven dan het mini mum. Hij komt met zijn amendement in het gevlei van B. en W., die hetzelfde standpunt in nemen. De wethouder van onderwijs wilde im mers ook kleine klassen, maar daarvoor zijn noo- dig meer onderwijzeressen. Om dat in de hand te werken, stelde hij voor, voor de meerdere onder wijzeressen de subsidie te verhoogen. De Voorzitter is 't eens met de opmerkin<* van den heer Evers omtrent de cijfers. De heer Evers zegt, dat als die niet veran derd worden, hij tegen het amendement-De Jong moet stemmen. Dat amendement wordt verworpen met 14—5 stemmen. Voor stemmen de heeren De Bruin, Houtman, De Jong, Gerlach en Koopmans. De heer Koopmans zegt, dat nu zijn amen dement in behandeling komt, dat men beter bij art. 7 dan bij art. 2 geplaatst achtte, waarvan spr. nog niet overtuigd is. Dat amendement spreekt van een onderwijzeres boven het verplichte getal en eene helpster boven het verplichte getal in een school van 200 leerlingen. De heer Houtman gelooft, dat in dat geval het amendement Evers beter is, waarbij f100 wordt veranderd in f75. De Voorzitter is't met die opmerking eens. De heer Evers stelt dan weer het amende ment-De Jong met dien verstande dat f 100 wordt veranderd in f75 en f200 in f150. Dat amendement wordt ondersteund door de heeren Houtman en mr. Kavelaars. De wethouder, de heer G o s 1 i n g a, meent, dat het amendement-Koopmans eene verdere strekking heeft. Hij acht dat een subamendement op het amendement-De Jong, c s. Daarin was alleen sprake van één onderwijzeres en één helpster. De Voorzitter acht dat amendement meer be paald dan dat van den heer Evers, maar vindt t beter eerst het amendement-Evers in stemming te brengen. Dat amendement wordt aangenomen met alge meene stemmen. De wethouder, de heer G o s 1 i n g a, merkt op, dat nu het eerste gedeelte van het amendement-Koop- mans vervalt. De heer Koopmans ziet het nut niet in, nog maals een amendement te stellen. De heer Evers vindt het amendement-De Jong rationeeler dan het voorstel van B. en W. wat de onderwijzeressen betreft, niet wat de helpsters aangaat. De Voorzitter zegt dat, met de wijzigingen nu aangebracht, de artt. 2 en 7 zijn afgeloopen. De heer Evers zegt, dat hij in de vorige ver gadering niet aanwezig was en hij nu, waar er nog geen officieel verslag was, alles uit de cou ranten moest hebben. Volgens de »Schied. Ct." luidt de redactie van het amendement-Nolet aldus, dat de helpster op 1 April 12 maanden aan dat jaar vooraf gaande als helpster moet werk zaam zijn geweestde »N. S. Ct" laat 1 April van het subsidiejaar voorafgaande weg. Is de re dactie van de »Schied. Ct." juist, dan meent hij, dat dit toch niet de bedoeling van het voorstel- Nolet kan geweest zijn; want een helpster zou dan 23£ maand in dienst moeten geweest zijn, voor dat voor haar subsidie zou worden gegeven. Uit de discussie blijkt integendeel, dat 't bedoeling is, subsidie te geven als de helpster 1 jaar is werkzaam geweest. Spr. stelt dus voor de bepa ling »1 April van het subsidiejaar voorafgaande" te schrappen. De wethouder, de heer G o s 1 i n g a zegt, dat werkelijk 1 April van het subsidiejaar als uit gangspunt is gesteld, om na te gaan hoe dan de toestand op de scholen is. Men kan toch niet tel kens in den loop van het jaar de subsidie veran deren, als een helpster den tijd van 12 maanden in functie is geweest. Daarom hebben B. en W. een datum gesteld, om na te gaan hoe dan de toestand is. Dat men soms om een paar leerlingen minder dan kritisch gesteld de subsidie bij het lager onderwijs mist, gebeurt ook herhaaldelijkdaar is niets aan te veranderen. Is er echter op 1 April een vacature die na dien datum wordt ver vuld, dan wordt er toch voor die onderwijzeres subsidie gegeven. De heer Evers is 't tot zekere hoogte met den heer Goslinga eens, maar meent, dat de toestand precies hetzelfde blijft of de bepaling van den datum 1 April al of niet in jle verordening voor komt. - Nadat hij op zijn vraag of na benoeming na 1 April de betrokken onderwijzeres voor 6 maanden gesubsidieerd wordt, van den voor zitter een ontkennend antwoord heeft verkre gen, vervolgt de heer Evers, dat in dit geval de Paaschvacantie de zaak moeilijk maakt. Voor de katholieke scholen der meergegoeden eindigt het schooljaar in den zomermaar voor de scholen der minvermogenden eindigt het schooljaar met Paschen, zoodat voor 1 April geen helpsters benoemd wordt, tenzij Paschen erg vroeg invalt. Is dus de helpster op dien tijd met aangesteld, dan zal 't 23 maanden verloopen eer er voor haar subsidie gegeven wordt. Daarom stelt spr. voor, den datum 1 April te veranderen in 1 Mei, juist omdat de bewaarscholen voor be- doelde kinderen omstreeks half April aanvangen. De wethouder, de heer Lagerwey, meent dat de bepaling 12 maanden in de school werk zaam te zijn geweest zonder verdere datumbepa ling voldoende is. Niet anders kan toch bedoeld zijn dan dat de helpster 12 maanden in de school is werkzaam geweest, evenals voor de akte van bewaarschoolhouders wordt vereischt. Niet verder wenscht weth. te gaan dan de tijdsbepaling van jaar in de school werkzaam te zijn geweest r-erst later kan men de noodige redactieverande ringen aanbrengen, die bij elke dergelijke behan deling noodig blijken. Maar spr. acht 't een zeer ernstig bezwaar het beboelde imperatief voor- te geven, waar de helpster veelal 15 April of l Mei m dienst treedt. Zij zou dan 23maan- w bebt)en om de subsidie te verwerven. Weth. blijft er dus op aandringen de datum be paling 1 April te schrappen. ^e Voorzitter vraagt, of de heer Nolet er de bedoelde woorden later bijgevoegd heeft. Be heer Nolet zegtja, ter elfder ure op een wenk van den wethouder van Onderwijs; maar hij gevoelde op dat oogenblik de beteekenis van die bijvoeging niet; nu is hem echter de zaak duidelijker en begrijpt hij, dat de Paaschvacantie hierbij zoo vreemd invalt, dat hij meent op ver andering te moeten aandringen. De wethouder, de heer Goslinga, verzekert stellig, dat de bedoelde weglating ontoelaatbaar, niet goed is. Hij meent, dat, als het artikel maar aa"83notnen is, men zich op eene wijziging die bedoeld euvel wegneemt, nog eens kan bezinnen en daarover den volgenden keer beslissen. De wethouder, de heer Lagerwey, vraagt, of na deze beslissing de helpster niet langer dan 12 maanden in dienst zal behoeven geweest te zijn. k6 Woq 1'ouder> de heer Goslinga, zegL dat t best i.3 maanden kan zijn, maar men dan toch met, ieder °ogenbik de verordening kan herzien. De heer Evers zegt, dat het doel alleen is, na 1- maanden subsidie te kunnen verleenen. Daarom stelt hij voor, 1 April te veranderen in 1 Mei; dan kunnen wij na 12 maanden sub sidie verleenen. De Voorzitter zegt, ook in antwoord op de opmerking van den wethouder, den heer Lager- w e y, dat bij aanneming van laatstbedoeld voor stel die veranderingen zullen worden aangebracht, welke dientengevolge noodig zijn. De heer De Bruin meent, dat wij beter de zaak kunnen uitstellen. Hij vreest toch voor nieu we ontdekkingen en dan blijven wij aan het her zien. Vreemd vindt hij 't dat de wethouder nu anders spreekt dan blijkbaar in het College ge sproken is. Hij vreest, dat wij aldus de hand steken in een wespennest en vindt 't daarom maar beter de zaak aan te houden. De wethouder, de heer Lagerwey, zegt, dat hy als wethouder spreekt als raadslid en deel neemt aan de beraadslaging, 't Zal wel geble ken zijn, dat de heer Lagerwey niet eenstemmig was met de overige leden van het College men kan ook met verwachten, dat bij ieder omstandig voorstel het College eenstemmig is. De Voorzitter wil, als de verordening is afgehandeld, deze nog met definitief vaststellen, maar als alle amendementen zijn bekeken tot een nieuwe lezing overgaan. Hij vraagt of de heer Lagerwey zijn voorstel handhaaft. De wethouder, de heer L a g e r w e y, zegt, dat hij wel verplicht is, zijn voorstel te handhaven, waar het College niet eenstemmig overtuigd is van het nut der bepaling. Hij acht één tijdsbepa ling, die van 12 maanden in dienst te zijn geweest voldoende. De heer Evers zegt, dat hij 't niet met den heer Lagerwey eens is. De heer Wittkampf verklaart niet te weten hoe nu te moeten stemmen. De Voorzitter wil de verordening afhan delen en dan eene tweede lezing geven. De heer m r. Kavelaars zegt, zich dan te baseeren op de nieuwe redactie. De wethouder, de heer Lagerwey, zegt dat hij dan weer alleen staat in het College dan komt 't weer niet in orde. De heer Evers stelt beslist voor, 1 April te veranderen in 1 Mei, wijl de helpster voor 1 Mei wordt aangesteld. De Voorzitter meent, dat 'ter dus op neerkomt alle datums 1 maand te verlaten. Het amendementEvers, aldus geformuleerd, wordt bij acclamatie aangenomen het amende ment—Lagerwey vervalt dus. Artt. 7 en 8 worden goedgekeurd. Art. 9 komt nu in behandeling dat spreekt over schoollokalen van niet meer dan 1UO leer lingen. De Voorzitter wijst er op, dat op dit artikel verschillende amendementen zijn voor gesteld. Dat van de heeren Evers c.s. wil dat de schoollokalen kunnen gescheiden worden, terwijl dat van de heeren De Jong c.s. de oude bepaling beter acht. De wethouder, van Onderwijs, de heer G o s- linga, wijst er op, dat in enkele openbare scholen de groote lokalen door doelmatige split sing in twee kleinere lokalen worden verdeeld. Ook bij het bewaarschoolonderwijs kan dat ge tolereerd worden. Weth. meent dat bij de ver schillende zienswijzen van de heeren Evers c.s. en De Jong c.s- behouden moet worden het artikel, dat met de maat der lichamen rekening houdt. Volgens het amendementEvers kunnen er 70 a 80 leerlingen in een lokaal zijn en dat is met goed, t werkt hinderlijk, storend op het leeren van oudere en jongere leerlingen. Weth. merkt ook op, dat als men bepaalt, de lokalen moeten kunnen gescheiden zijn, de beoordee ling is aan B. en W. en aldus heel wat in hun handen wordt gelegd. Ook tegen het amende ment-De Jong, dat den vroegeren toestand wil bestendigen, is bezwaar, daar aldus lokalen zonder noodzakelijkheid moeten gescheiden worden. Weth. hoopt dus, dat de Raad zoowel het eene als het andere amendement zal verwerpen en zich aan het voorstel van B. en W. zal houden. De heer De Jong zegt, dat de vraag die den wethouder en hem bezig houdt, is, hoe de lokalen door afscheiding in twee doelmatige vertrekken te verdeelen. En nu kom 't hem voor, dat een groot lokaal door doel matige afscheiding in twee lokalen kan verdeeld worden. Indien de wethouder 't daarmee eens gaan zij beider^ accoord. Spr. meent, dat zeer wel de oude bepaling kan gehandhaafd blijven. De lieer Wittkam pf wil nog een enkele vraag stellen. Waar de heeren Evers c.s. zich bei oepen op de wet op het L. O. bevinden zij zich zeker in goed gezelschap en kan men toch niet spreken van een zwevende bepaling, maar dan vraagt spr. wie beoordeelt den toestand bij de wet op het Lager Onderwijs. De Voorzitter antwoordde districts schoolopziener zijn advies wordt ingewonnen of de lokalen doelmatig zijn ingericht, maar hier zal men 't moeten opdragen aan B. en W„ die zeker op de bijzondere lagere scholen geen baas zijn. De heer Evers merkt op, dat volgens de Wet op het Lager Onderwijs best 60 leerlingen inéén lokaal kunnen zjjnmaar bij meer dan 60 leerlingen moet gesplitst worden. Maar die be paling is volstrekt overbodig; ook de districts schoolopziener dr. Jenner acht haar overbodig. Nu behoeft men niet bang te zijn, dat het bestuurder ot. Willibrordus-Stichting vau de bedoelde vrij gevigheid misbruik zal maken slechts in enkele lokalen zijn 50 leerlingen, maar volgens het voor- stel—-De Jong zal bjj 51 leerlingen reeds moeten gesplitst worden, terwijl toch aan het bewaar schoolonderwijs niet zoo hooge eischen als aan het lager onderwijs behoeven gesteld te worden. Spr. meent dat zijn voorstel beter in het systeem van B. en W. past dan dat van den heer De Jong, wijl volgens laatstbedoeld voorstel, bij 2 onderwijzeres sen en 1 helpster, noodzakelijk voor drie lokalen een lokaal uitsluitend aan een helpster zou moeten worden toevertrouwd. Volgens spr. voorstel zou echter bij 120 leerlingen, wanneer die verdeeld worden jn 2 lokalen van 60 leerlingen, altijd een onderwijzeres voor elk lokaal zijn. Nadrukkelijk wijst spr. het verwijt af, dat de Katholieken jacht op subsidie zouden maken op merkend, dat den voorstanders van het openbaar onderwijs de subsidie slechts in den schoot valt. Ook de opmerking dat de bedoelde bepaling uiterst zwevend zou zijn, kap hij niet toegeven, waar zij de zelfde is als van het lager onderwijs Spr. meent dan ook dat het artikel zoo als hij bedoelt, geredigeerd, volstrekt niet achterlijk is en meent zijn voorstel te moeten handhaven. De wethouder, de heer Goslinga, moet toch even den heer Evers uit den droom helpen. Be doeld voorschrift voor het lager onderwijs is niet gegeven door de wet, ook niet door dr. Kuyper Do wathoudop va» gomoonta.vorkon, Uo hoer T~1 Q tl W CCö Ui

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1912 | | pagina 2