Gemeenteraad.
Stads- en Gewestelijk Nieuws.
Tweede Kamer een lans gebroken had, dat hij
met mr. Asser had samengewerkt in de Grond
wetscommissie van 1883 en later als minister
van buitenlandsche zake® en dat hij met mrs.
Cort van der Linden en Oppenheim thans nog
zitting heeft in de Grondwetscommissie van 1909.
Hi; beveelt zicih in aller steun en medewerking
aan en roept daarbij ook de medewerking van
den secretaris en de ambtenaren in.
Het oudste lid, jhr. Den Beer Poortugael, be
tuigde vervolgens, namens al zijn ambtenaren,
hun ingenomenheid met de benoeming van jhr.
Röell, door wien de diep betreurde jhr. Van
Swinderen op zoo waardige wijze vervangen
wordt. Toen de Raad van State het ongeluk had,
zijn vorigen vice-president te verliezen, werd van
alle zijden jhr. mr. Röell ajs de aangewezen
opvolger beschouwd. Dit was inderdaad de vox
populi. De nieuwe vice-president, wiens groot
vader reeds vóór meer dan een eeuw de gewich
tigste staatsambten heeft, bekleed, en die zelf in
velerlei betrekkingen, als volksvertegenwoordiger
en voorzitter van de Tweede Kamer, als minister
van buitenlandsche zaken, enz. het land1 met de
grootste toewijding en op de meest eervolle wijze
heeft gediend, die door zijne geschrifteu getoond
heeft een zeer begaafd beoefenaar van liet admi
nistratieve recht te zijn en die daarenboven door
zijn karakter zich de algemeen© achting heeft ver
worven, verdient zeker ten volle het hooge ambt
te bekleeden, waartoe hij thans geroepen is. Deed
hij een beroep op de heusche medewerking van
de leden, spr. durft genist in aller naam ver
klaren, dat den vice-president die medewerking1
niet zal ontbreken.
Tweede Kamer.
De Kamer verwierp gisternamiddag, Rechts te
gen Links, een voorstel-Troelstra om diens pen
sioen-motie op de agenda der vóór Pasdien te
behandelen onderwerpen te plaatsen.
Met 48 tegen 47 stemmen werd een voorstel-
B rum melk amp verworpen om de Bakkerswet niet
achteraan, maar vóóraan pp die agenda te plaat
sen.
De Kamer ging uiteten tot a.s. Dinsdag des
voorin, te 11 uur, wanneer de regeling van liet
Armbestuur aan de ordei is.
Aan het eind van de Voorhaven na
bij de rivier de Maas is thans ook een redding
boei geplaatst, zooals er ook bij de verschillende
bruggen in den laatsten tijd boeien geplaatst zijn.
Zondag 1.1. behaalde de heer J. M.
Voorhuijzen den derden prijs in het dramatisch
resiteeren bij den nationalen wedstrijd uitge
schreven dcor de Jonge Rederijkers te Rotterdam.
Gister-middag zijn door de politie
uit den Haag bij die alhier aangebracht twee
minderjarige jongens, resp. uit Vlaardingen en
Rockanje, die aldaar zwervende waren aange
troffen.
De jongens zijn naar Vlaardingen overgebracht,
de een om aan de ouders te worden overgegeven
en de andere ter verder transport.
Giste r-a vond is van een schip in
de Buitenhaven 17 meter Mmillatouw ontvreemd.
Een onderzoek wordt ingesteld.
Door de p o li t i e i s g i s t e r-a v o n d a 1-
hier aangehouden een persoon in het Alg. Politie
blad gesignaleerd voor f 3 boete, subs. 3 dagen
hechtenis.
De man betaalde de boete.
Gemeente-Financiën.
Het totaal der ontvangsten van alle gemeenten
van het Rijk bedraagt f 181553370,tegen een
totaal der uitgaven van f175609350; alle gemeen
telijke schulden bedroegen op het einde van 1909
te zamen f409313219, tegen f401625064. - op
het einde, van 1908.
Wel een Schouwburg, geen Ziekenhuis.
De Haagsche correspondent van de „3laiid.^
schrijft
In breedein kring is er in de Residentie ont
stemming door gewekt, dat door het Gemeente
bestuur aan eein buitenlandsche firma is opge
dragen, plannen voor een niéuwen schouwburg
te maken, en wel tegen een honorarium van
meer dan 40 duizend gulden. Dat de belasting
moet stijgen als zóó met het geld wordt ge
smeten, ligt voor dei band. Men vraagt zich
trouwens af, wat de schouwburg zelf nu wel zal
kosten! De geldverspilling van het Gemeente
bestuur treedt in een nog eigenaardiger licht, als
men in aanmerking neemt, dat het Gemeente
ziekenhuis en de particuliere ziekenhuizen plaats
te koi t komen, maar er geen geld is voor een
nieuw ziekenhuis, schoon er reeds lang geleden
door den Raad een motie is aangenomen voor
eentweede ziekenhuis 1 Geen geld voor een zie
kenhuis, maar wel voor een schouwburg, zelfs
40 mille voor een plan! 't Is droevig:II
1913.
Men meldt ons uit Leiden:
Het voornemen bestaat, om alhier ter gelagen-
beid van de herdenking van het feit, dat het in
1913 een eeuw geleden zal zijn, dat ons lnad het
Fransc'he juk afschudde, in verband met de fees
telijke viering van de opening van het Vredes
paleis speciale, tentoonstellingen te organiseeren
in de Academie; het Stedelijk Museum, de Laken
hal en het stadhuis, betrekking hebbende op we
tenschap', kunst en nationale herinneringeu aan
1813. De \ereeniging tot bevordering' van het
vreemdelingenverkeer heeft met betrekking tot
de feestviering advies uitgebracht aan B. en W.,
die de zaak in overweging hebben genomen Bin
nenkort zal een commissie voor dat doel worden
geconstitueerd.
Wöerbencü*
Telegrafisch bericht naar waarnemingen, verricht
in den morgen van 20 Febr. 1912. medegedeeld
door het Kon. Ned. Met. Instituut te de Bildt.
Hoogste barometerstand 767.9 te Hernosand.
Laagste barometerstand 741.8 te Horta.
Verwachting tot den avond van den volgenden
dag; zwakke tot matigen zuidwestelijken, later
toenemende en krimpende wind, zwaarbewolkt
tot betrokken, waarschijnlijk regenbuien, iets
zachter.
Volksbadhuis.
In de week van 11—17 Febr. 1912 werden
genomen 457 baden.
lste kl. 2de kl.
kuipbaden 19 kuipbaden 61
regen d 25 regen s 314
school d
kinder a 5 ct. 38
Vergadering van den Raad der gemeente
Schiedam op Dinsdags 20 Febr. 1912,
des namiddags 2 uur.
(Vervolg.)
Ruiling Perceel en.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
om hun College te machtigen tot het sluiten van
een overeenkomst met de N.V. Stoomkorenmolen
»Ue West'" tot ruiling van de perceelen aan de
Westvest. (Een verklaring van de andere partij
wordt nog afgewacht)
Bedoeld wordt dat de N. V. aan de gemeente
afstaat het huis en erf en kantoor, staande aan
de Westvest en de naastgelegen stal op den hoek
van de Westvest en Westmolenstraat in ruil van
het terrein aan de Westvest tusschen de panden
Delft" en »De West" zonder brandspuithuisje en
ladderhok, hetwelk door de gemeente zal worden
weggebroken.
De heer Wittkampf vraagt wat de toevoe
ging beteekentsEene verklaring van de andere
partij wordt nog afgewacht."
De Voorzitter antwoordt, dat tijdens de
afzending van de agenda de verklaring er nog was,
maar de geteekende verklaring is er nu gekomen.
Het slop tusschen de beide panden die nu het
eigendom zijn van bedoelde naamlooze vennoot
schap, komt nu aan die vennootschap, terwijl de
panden aan de overzijde der straat het eigendom
der gemeente worden.
De heer Wittkampf vraagt of er geen be
zwaren tegen het afstaan van bedoeld slop bestaan,
bijv. het verkrijgen van water bij brand.
Van Westendorp, zegt, dat er geen be
zwaren bestaan.
De Voorzitter zegt, dat bedoelde grond
hoogstwaarschijnlijk niet bebouwd zal worden.
De wethouder, de heer Lagerwey, vraagt,
hoe lang de machtiging voor het aanvaarden van
den grond duurt. Er moet toch een zeke
ren tijd voor den afstand van bedoelden grond
worden gesteld, waarna het betrokken besluit
wordt ingetrokken.
De Voorzitter zegt, dat dit van B en W.
afhangt. In de akte van ruiling is een termijn
van 2 weken bepaald.
De voorgenomen ruiling wordt met algemeene
stemmen goedgekeurd:
Subsidieregeling Bewaarscholen.
11. Beslissing over het amendement-De Bruin op
art. 7 van het ontwerp tot wijziging van de subsidie
regeling der bewaarscholen, waarover de stemmen
in de vorige vergadering hebben gestaakten voortzet
ting der behandeling van dat ontwerp en de ver
zoeken van de Directeuren van de Departemen
tale Bewaarscholen en van de Vereeniging tot
bevordering van Christelijk Onderwijs alhier tot
verhooging van de Gemeentelijke subsidie.
De Voorzitter leest nog even het amen
dement—De Bruin voor: voor het hoofd f150
voor iedere andere onderwijzeres f 75 en voor de'
helpsters, voor zoover verplicht te subsidieeren, f30.
De wethouder van onderwijs, de heer G o s-
linga, formuleert nog nader de bepaling van
het amendement omtrent de helpsters.
Her amendement wordt verworpen met 12—7
stemmen.
Voor stemmen de de heeren De Bruin, Houtman,
Koopmans, Gerlach, De Jong, Van der Meer en
Schreuder.
De Voorzitter zegt, dat nu in behande
ling komt het amendement—De Jong. Voor elke
onderwijzeres boven het verplichte getal wordt
1100 subsidie gegeven, in dier voege dat een be
drag van f200 niet wordt ovarschreden. Hij
vraag of de heer De Jong zijn amendement
handhaaft.
De heer De Jong antwoord bevestigend.
De heer Koopmans herinnert aan zijn
amendement dat van den heer De Jong heeft
echter eene verdere strekking; eerst na°de be
slissing daarover, komt het zijne aan de orde.
De heer Evers zegt zich met de strekking
van het amendement -De Jong zeer goed te kun
nen vereenigenalleen met de cijfers is hij 't
niet eenshij geeft den heer De Jong in over
weging f 100 en f 200 te veranderen in f 75 en f 150.
De heer De Jong handhaaft zijn amendement
ten veile, ook wat de cijfers betreft. Zijne be
doeling is, als er een of twee onderwijzeressen meer
worden aangesteld meer te geven dan het mini
mum. Hij komt met zijn amendement in het
gevlei van B. en W., die hetzelfde standpunt in
nemen. De wethouder van onderwijs wilde im
mers ook kleine klassen, maar daarvoor zijn noo-
dig meer onderwijzeressen. Om dat in de hand
te werken, stelde hij voor, voor de meerdere onder
wijzeressen de subsidie te verhoogen.
De Voorzitter is 't eens met de opmerkin<*
van den heer Evers omtrent de cijfers.
De heer Evers zegt, dat als die niet veran
derd worden, hij tegen het amendement-De Jong
moet stemmen.
Dat amendement wordt verworpen met 14—5
stemmen.
Voor stemmen de heeren De Bruin, Houtman,
De Jong, Gerlach en Koopmans.
De heer Koopmans zegt, dat nu zijn amen
dement in behandeling komt, dat men beter bij
art. 7 dan bij art. 2 geplaatst achtte, waarvan
spr. nog niet overtuigd is. Dat amendement spreekt
van een onderwijzeres boven het verplichte getal
en eene helpster boven het verplichte getal in een
school van 200 leerlingen.
De heer Houtman gelooft, dat in dat geval
het amendement Evers beter is, waarbij f100
wordt veranderd in f75.
De Voorzitter is't met die opmerking eens.
De heer Evers stelt dan weer het amende
ment-De Jong met dien verstande dat f 100 wordt
veranderd in f75 en f200 in f150.
Dat amendement wordt ondersteund door de
heeren Houtman en mr. Kavelaars.
De wethouder, de heer G o s 1 i n g a, meent, dat
het amendement-Koopmans eene verdere strekking
heeft. Hij acht dat een subamendement op het
amendement-De Jong, c s. Daarin was alleen
sprake van één onderwijzeres en één helpster.
De Voorzitter acht dat amendement meer be
paald dan dat van den heer Evers, maar vindt
t beter eerst het amendement-Evers in stemming
te brengen.
Dat amendement wordt aangenomen met alge
meene stemmen.
De wethouder, de heer G o s 1 i n g a, merkt op, dat
nu het eerste gedeelte van het amendement-Koop-
mans vervalt.
De heer Koopmans ziet het nut niet in, nog
maals een amendement te stellen.
De heer Evers vindt het amendement-De Jong
rationeeler dan het voorstel van B. en W. wat
de onderwijzeressen betreft, niet wat de helpsters
aangaat.
De Voorzitter zegt dat, met de wijzigingen
nu aangebracht, de artt. 2 en 7 zijn afgeloopen.
De heer Evers zegt, dat hij in de vorige ver
gadering niet aanwezig was en hij nu, waar er
nog geen officieel verslag was, alles uit de cou
ranten moest hebben. Volgens de »Schied. Ct."
luidt de redactie van het amendement-Nolet aldus,
dat de helpster op 1 April 12 maanden aan
dat jaar vooraf gaande als helpster moet werk
zaam zijn geweestde »N. S. Ct" laat 1 April van
het subsidiejaar voorafgaande weg. Is de re
dactie van de »Schied. Ct." juist, dan meent hij,
dat dit toch niet de bedoeling van het voorstel-
Nolet kan geweest zijn; want een helpster zou
dan 23£ maand in dienst moeten geweest zijn,
voor dat voor haar subsidie zou worden gegeven.
Uit de discussie blijkt integendeel, dat 't bedoeling
is, subsidie te geven als de helpster 1 jaar is
werkzaam geweest. Spr. stelt dus voor de bepa
ling »1 April van het subsidiejaar voorafgaande"
te schrappen.
De wethouder, de heer G o s 1 i n g a zegt, dat
werkelijk 1 April van het subsidiejaar als uit
gangspunt is gesteld, om na te gaan hoe dan de
toestand op de scholen is. Men kan toch niet tel
kens in den loop van het jaar de subsidie veran
deren, als een helpster den tijd van 12 maanden
in functie is geweest. Daarom hebben B. en W.
een datum gesteld, om na te gaan hoe dan de
toestand is. Dat men soms om een paar leerlingen
minder dan kritisch gesteld de subsidie bij het lager
onderwijs mist, gebeurt ook herhaaldelijkdaar is
niets aan te veranderen. Is er echter op 1
April een vacature die na dien datum wordt ver
vuld, dan wordt er toch voor die onderwijzeres
subsidie gegeven.
De heer Evers is 't tot zekere hoogte met den
heer Goslinga eens, maar meent, dat de toestand
precies hetzelfde blijft of de bepaling van den
datum 1 April al of niet in jle verordening voor
komt. - Nadat hij op zijn vraag of na benoeming
na 1 April de betrokken onderwijzeres voor 6
maanden gesubsidieerd wordt, van den voor
zitter een ontkennend antwoord heeft verkre
gen, vervolgt de heer Evers, dat in dit geval
de Paaschvacantie de zaak moeilijk maakt.
Voor de katholieke scholen der meergegoeden
eindigt het schooljaar in den zomermaar voor
de scholen der minvermogenden eindigt het
schooljaar met Paschen, zoodat voor 1 April
geen helpsters benoemd wordt, tenzij Paschen
erg vroeg invalt. Is dus de helpster op dien tijd
met aangesteld, dan zal 't 23 maanden verloopen
eer er voor haar subsidie gegeven wordt. Daarom
stelt spr. voor, den datum 1 April te veranderen
in 1 Mei, juist omdat de bewaarscholen voor be-
doelde kinderen omstreeks half April aanvangen.
De wethouder, de heer Lagerwey, meent
dat de bepaling 12 maanden in de school werk
zaam te zijn geweest zonder verdere datumbepa
ling voldoende is. Niet anders kan toch bedoeld
zijn dan dat de helpster 12 maanden in de school
is werkzaam geweest, evenals voor de akte van
bewaarschoolhouders wordt vereischt. Niet verder
wenscht weth. te gaan dan de tijdsbepaling van
jaar in de school werkzaam te zijn geweest
r-erst later kan men de noodige redactieverande
ringen aanbrengen, die bij elke dergelijke behan
deling noodig blijken. Maar spr. acht 't een zeer
ernstig bezwaar het beboelde imperatief voor-
te geven, waar de helpster veelal 15 April
of l Mei m dienst treedt. Zij zou dan 23maan-
w bebt)en om de subsidie te verwerven.
Weth. blijft er dus op aandringen de datum be
paling 1 April te schrappen.
^e Voorzitter vraagt, of de heer Nolet er
de bedoelde woorden later bijgevoegd heeft.
Be heer Nolet zegtja, ter elfder ure op een
wenk van den wethouder van Onderwijs; maar
hij gevoelde op dat oogenblik de beteekenis van
die bijvoeging niet; nu is hem echter de zaak
duidelijker en begrijpt hij, dat de Paaschvacantie
hierbij zoo vreemd invalt, dat hij meent op ver
andering te moeten aandringen.
De wethouder, de heer Goslinga, verzekert
stellig, dat de bedoelde weglating ontoelaatbaar,
niet goed is. Hij meent, dat, als het artikel maar
aa"83notnen is, men zich op eene wijziging die
bedoeld euvel wegneemt, nog eens kan bezinnen
en daarover den volgenden keer beslissen.
De wethouder, de heer Lagerwey, vraagt,
of na deze beslissing de helpster niet langer dan
12 maanden in dienst zal behoeven geweest te
zijn.
k6 Woq 1'ouder> de heer Goslinga, zegL dat
t best i.3 maanden kan zijn, maar men dan toch
met, ieder °ogenbik de verordening kan herzien.
De heer Evers zegt, dat het doel alleen is,
na 1- maanden subsidie te kunnen verleenen.
Daarom stelt hij voor, 1 April te veranderen in
1 Mei; dan kunnen wij na 12 maanden sub
sidie verleenen.
De Voorzitter zegt, ook in antwoord op de
opmerking van den wethouder, den heer Lager-
w e y, dat bij aanneming van laatstbedoeld voor
stel die veranderingen zullen worden aangebracht,
welke dientengevolge noodig zijn.
De heer De Bruin meent, dat wij beter de
zaak kunnen uitstellen. Hij vreest toch voor nieu
we ontdekkingen en dan blijven wij aan het her
zien. Vreemd vindt hij 't dat de wethouder nu
anders spreekt dan blijkbaar in het College ge
sproken is. Hij vreest, dat wij aldus de hand
steken in een wespennest en vindt 't daarom maar
beter de zaak aan te houden.
De wethouder, de heer Lagerwey, zegt, dat
hy als wethouder spreekt als raadslid en deel
neemt aan de beraadslaging, 't Zal wel geble
ken zijn, dat de heer Lagerwey niet eenstemmig
was met de overige leden van het College men
kan ook met verwachten, dat bij ieder omstandig
voorstel het College eenstemmig is.
De Voorzitter wil, als de verordening is
afgehandeld, deze nog met definitief vaststellen,
maar als alle amendementen zijn bekeken tot een
nieuwe lezing overgaan. Hij vraagt of de heer
Lagerwey zijn voorstel handhaaft.
De wethouder, de heer L a g e r w e y, zegt, dat
hij wel verplicht is, zijn voorstel te handhaven,
waar het College niet eenstemmig overtuigd is
van het nut der bepaling. Hij acht één tijdsbepa
ling, die van 12 maanden in dienst te zijn geweest
voldoende.
De heer Evers zegt, dat hij 't niet met den
heer Lagerwey eens is.
De heer Wittkampf verklaart niet te weten
hoe nu te moeten stemmen.
De Voorzitter wil de verordening afhan
delen en dan eene tweede lezing geven.
De heer m r. Kavelaars zegt, zich dan te
baseeren op de nieuwe redactie.
De wethouder, de heer Lagerwey, zegt dat
hij dan weer alleen staat in het College dan
komt 't weer niet in orde.
De heer Evers stelt beslist voor, 1 April te
veranderen in 1 Mei, wijl de helpster voor 1 Mei
wordt aangesteld.
De Voorzitter meent, dat 'ter dus op
neerkomt alle datums 1 maand te verlaten.
Het amendementEvers, aldus geformuleerd,
wordt bij acclamatie aangenomen het amende
ment—Lagerwey vervalt dus.
Artt. 7 en 8 worden goedgekeurd.
Art. 9 komt nu in behandeling dat spreekt
over schoollokalen van niet meer dan 1UO leer
lingen.
De Voorzitter wijst er op, dat op dit
artikel verschillende amendementen zijn voor
gesteld. Dat van de heeren Evers c.s. wil dat de
schoollokalen kunnen gescheiden worden, terwijl
dat van de heeren De Jong c.s. de oude bepaling
beter acht.
De wethouder, van Onderwijs, de heer G o s-
linga, wijst er op, dat in enkele openbare
scholen de groote lokalen door doelmatige split
sing in twee kleinere lokalen worden verdeeld.
Ook bij het bewaarschoolonderwijs kan dat ge
tolereerd worden. Weth. meent dat bij de ver
schillende zienswijzen van de heeren Evers c.s.
en De Jong c.s- behouden moet worden het
artikel, dat met de maat der lichamen rekening
houdt. Volgens het amendementEvers kunnen
er 70 a 80 leerlingen in een lokaal zijn en dat
is met goed, t werkt hinderlijk, storend op het
leeren van oudere en jongere leerlingen. Weth.
merkt ook op, dat als men bepaalt, de lokalen
moeten kunnen gescheiden zijn, de beoordee
ling is aan B. en W. en aldus heel wat in hun
handen wordt gelegd. Ook tegen het amende
ment-De Jong, dat den vroegeren toestand wil
bestendigen, is bezwaar, daar aldus lokalen zonder
noodzakelijkheid moeten gescheiden worden. Weth.
hoopt dus, dat de Raad zoowel het eene als het
andere amendement zal verwerpen en zich aan
het voorstel van B. en W. zal houden.
De heer De Jong zegt, dat de vraag
die den wethouder en hem bezig houdt, is,
hoe de lokalen door afscheiding in twee
doelmatige vertrekken te verdeelen. En nu
kom 't hem voor, dat een groot lokaal door doel
matige afscheiding in twee lokalen kan verdeeld
worden. Indien de wethouder 't daarmee eens
gaan zij beider^ accoord. Spr. meent, dat zeer
wel de oude bepaling kan gehandhaafd blijven.
De lieer Wittkam pf wil nog een enkele
vraag stellen. Waar de heeren Evers c.s. zich
bei oepen op de wet op het L. O. bevinden zij
zich zeker in goed gezelschap en kan men toch
niet spreken van een zwevende bepaling, maar
dan vraagt spr. wie beoordeelt den toestand bij
de wet op het Lager Onderwijs.
De Voorzitter antwoordde districts
schoolopziener zijn advies wordt ingewonnen of
de lokalen doelmatig zijn ingericht, maar hier
zal men 't moeten opdragen aan B. en W„ die zeker
op de bijzondere lagere scholen geen baas zijn.
De heer Evers merkt op, dat volgens de
Wet op het Lager Onderwijs best 60 leerlingen
inéén lokaal kunnen zjjnmaar bij meer dan 60
leerlingen moet gesplitst worden. Maar die be
paling is volstrekt overbodig; ook de districts
schoolopziener dr. Jenner acht haar overbodig. Nu
behoeft men niet bang te zijn, dat het bestuurder
ot. Willibrordus-Stichting vau de bedoelde vrij
gevigheid misbruik zal maken slechts in enkele
lokalen zijn 50 leerlingen, maar volgens het voor-
stel—-De Jong zal bjj 51 leerlingen reeds moeten
gesplitst worden, terwijl toch aan het bewaar
schoolonderwijs niet zoo hooge eischen als aan het
lager onderwijs behoeven gesteld te worden. Spr.
meent dat zijn voorstel beter in het systeem van
B. en W. past dan dat van den heer De Jong, wijl
volgens laatstbedoeld voorstel, bij 2 onderwijzeres
sen en 1 helpster, noodzakelijk voor drie lokalen een
lokaal uitsluitend aan een helpster zou moeten
worden toevertrouwd. Volgens spr. voorstel zou
echter bij 120 leerlingen, wanneer die verdeeld
worden jn 2 lokalen van 60 leerlingen, altijd een
onderwijzeres voor elk lokaal zijn.
Nadrukkelijk wijst spr. het verwijt af, dat de
Katholieken jacht op subsidie zouden maken op
merkend, dat den voorstanders van het openbaar
onderwijs de subsidie slechts in den schoot valt.
Ook de opmerking dat de bedoelde bepaling
uiterst zwevend zou zijn, kap hij niet toegeven,
waar zij de zelfde is als van het lager onderwijs
Spr. meent dan ook dat het artikel zoo als hij
bedoelt, geredigeerd, volstrekt niet achterlijk is en
meent zijn voorstel te moeten handhaven.
De wethouder, de heer Goslinga, moet toch
even den heer Evers uit den droom helpen. Be
doeld voorschrift voor het lager onderwijs is niet
gegeven door de wet, ook niet door dr. Kuyper
Do wathoudop va» gomoonta.vorkon, Uo hoer
T~1 Q tl W CCö Ui