Stads- en Gewestelijk Nieuws.
J,^nJe.niDfi §SMf$ ®T,
van Onderwijs voet bij stuk zal houden en niet
toegeven aan den drang op hem uitgeoefend,
't Heeft hier toch sterken schijn dat men niet
wil, mogelijk niet kan, en daarom is spr. wel
bereid uitstel te geven, maar dan moet 't niet
dezen weg op. Als het bewaarschool-onderwijs
gesubsidieerd wordt, moet 't' ook goed zijn.
De heer De Jong houdt zich aan de wel
sprekende rede van den heer De Bruin, vooral aan
diens laatste woord. In dien zin stelt hij ook
voor het oude art. 9 te behouden, waarbij klas
sen van meer dan 50 leerlingen moeten gesplitst
worden. Spr. merkt op, dat in bedoeld Kon.
besluit de eischen zwaarder zijn dan zij in de
betrokken verordening van het bewaarschool-
onderwijs worden gesteld. Terugkomend op het
verschil tusschen den heer Goslinga en hem zegt
hij, dat hij, dat er hier blijkbaar een misverstand
bestaat. Hij wilde' groote lokalen zoo splitsen,
dat zij gescheiden worden in twee lokalen ten
volle opgetrokken tot den zolder zoodat het
onderwijs daardoor onmogelijk schade kan lijden.
De wethouder, de heer Goslinga, merkt op,
dat waar de heer De Jong meende, de wethouder
de voorwaarden waaronder subsidie gegeven wordt
verzwakte, hij (weth.) moet verklaren, dat de zaak
in 1905 niet goed geregeld is, toen had men een
regeling voor alle scholen moeten maken op
den basis der wetMackay, waaraan alle scholen
zouden voldoen maar 't bleek nu, dat alle scholen
aan de gestelde voorwaarden niet konden vol
doen voor de katholieke scholen eischt dat groote
opofïering, zoo groot dat haar dat de subsidie niet
waard is. En nu zou toch een groot gedeelte der
ingezetenen verongelijkt worden als er slechts aan
twee scholen subsidie werd gegeven daarom zijn
er pogingen aangewend om dat ongelijk weg te
nemen en tot een goede rechtvaardigen toestand
te komen, waarbij allen kunnen profiteeren van
hetgeen door allen wordt opgebracht, hoewel
sommigen schoolbesturen dat met leede oogen
aanzien. B. en W. deden een stap tot mildere
voorwaarden door toe te staan dat groote lokalen,
waarin meer dan 50 leerlingen zijn, door een
schut kunnen verdeeld worden in twee vertrekken,
dat was een concessie en met het tegenoverge
steld amendement is weth. 't dan ook niet eens. Hij
blijft aan het voorstel van B. en W. vasthouden
en hoopt dit zal worden aangenomen want anders
kunnen wij hier wel uit den treure blijven
debatteeren.
De heer Wittkampt meent, dat de heele
kwestie op de eenvoudigste wijze kan opgelost
worden door te bepalenbij meer dan 50 leer
lingen kan er gesplitst, bij meer dan 60 leer
lingen moet er gesplitst worden. De juiste
redactie van dat denkbeeld laat hij aan deskun
digen voor de tweede lezing over.
Den Voorzitter moet hier toch iets van
t hart ten opzichte van de opmerking van den
wethouder van Onderwijs, dat de verordening
niet goed geweest is. Wel is toch gebleken, dat
de wethouder van Onderwijs nu den kant uit wil
dien zich toen reeds liet voorzien en die noopte
de condities zoo te stellen dat zij door iedere rich
ting kunnen worden aanvaard. De discussies zou
den nu heel wat prettiger verloopen zijn als men
toen den principieolen kant meer in 't oog had
gehouden. De toenmalige wethouder van Onder
wijs heeft toen dien principieelen kant niet uit
t oog verloren en 't doet hem genoegen dien
aldus zeven jaren vooruit te hebben voorzien.
't een heele opluchting zal zijn als deze zaak ffit
de wereld is en vraagt daarom: zou 'tniet mo
gelijk zijn enkele overgangsbepalingen in 't leven
te roepen, opdat zekere stichting, die nu blijkbaar
moeilijk aan de voorwaarden kan voldoen, er zich
te beter op zou kunnen inrichten. Spr. meent dit
voor de tweede lezing van het voorstel in over
weging te moeten geven.
De heer VVittkampf gevoelt daar veel voor.
De Voorzitter meent, dat 't de bedoeling
is eerst de artikelen door te werken, opdat met
meerdere kennis alsdan de noodige wijzigingen
kunnen worden aangebracht.
De heer Wittkampf meent ook, dat men
m tweede lezing daarover kan beslissen.
De Voorzitter stelt in 't licht, dat van B.
en W. hier geen verandering is te wachten en
men die door overgangsbepalingen zal moeten
aanbrengen.
De heer Evers geeft nog eese nadere toelich
ting van zijn amendementhet onderwijs kan
daardoor onmogelijk lijden alleen wordt aldus
voorkomen, dat zelfs by een getal van 51 leer-
üngen reeds moet worden gesplitst.
De heer Wittkampf is 't volkomen met
B. en W. eens, dat er een cijfer dient genoemd
te worden, waarbij moet gesplitst wordenlaat
dat bijv. zijn 60.
De wethouder, de heer Van Westendorp,
meent, dat aan de nu gestelde voorwaarden moet
worden vastgehouden een schutting in bedoelde
groote lokalen kan met een heel klein beetje geld
worden aangebracht. Van openbaar en bijzonder
onderwijs is hier geen kwestie.
In stemming komt nu het amendement-Evers,
dat bepaalt elke school van niet meer dan 100
leerlingen zoo moet zijn ingericht, dat bij een
getal van meer dan 50 leerlingen het lokaal in
twee afdeelingen kan gesplitst worden.
Dat amendement wordt verworpen met 12
stemmen.
Voor stemmen de heeren mr. Kavelaars, La^er-
wey, Beukers, Wittkampf,-Nolet, Smit en Evers.
De Voorzitter zegt, dat nu in behandeling
komt het amendement-De Jong om het oude ar
tikel te handhaven.
De heer mr. Kavelaars wil echter een
ander amendement voorstellen hij stelt voor, dat
het lokaal zal moeten gesplitst worden, wanneer
daarin meer dan 60 leerlingen zijn.
De Voorzitter meent dat dit amendement
den voorrang heeft.
Het amendement wordt aangenomen met 12 —7
stemmen.
Tegen stemmen de heeren De Jong, Van Wes
tendorp, Goslinga, Gerlach, Koopmans, De Bruin
en Houtman.
De Voorzitter meent, dat nu in stemming
kan komen een amendement-De Jong, maar vraagt
of hij 'tsoms wil intrekken.
De heer De J o n g is tot die intrekking niet
bereid. Hij handhaaft zijn amendement en meent,
zich aansluitend bij den toenmaligen wethouder
van Ouderwijs, die het oude artikel redigeerde,
in goed gezelschap te zijn.
De Voorzitter merkt op, dat hij geen lid
meer is van den Raad en dus geen stem kan uit
brengen. In het amendement is echter sprake van
50 leerlingen, dat moet in ieder geval nu in 60
worden veranderd.
Den heer De J o n g is de bepaling niet duidelijk.
De Voorzitter zegt, dat de heer De Jong
zijn amendement óf moet intrekken óf 50 veranderen
in 60.
De heer De Jong wijzigt dan zoo, dat gelezen
wordt, wanneer in groote lokalen meer dan 60
leerlingen zijn.
Dat amendement wordt aangenomen met 10—9
stemmen.
Tegen stemmen de heeren Beukers, Evers, Nolet,
Smit Van der Velden, mr. von Briel Sasse, La-
gerwey. Goslinga en Kavelaars.
De heer De Bruin meent, dat er een wette
lijk bezwaar tegen is, te spreken van bewaar
school of lager onderwijs.
De wethouder, de heer Goslinga, stelt in
t licht, dat bedoelde bepaling aldus geredigeerd
is, om in het midden te laten of in bedoelde lo
kalen voor 1 Juli bewaarschool of lager onderwijs
gegeven is en aldus de betrokken besturen in
staat te stellen van de mildere bepalingen te pro
fiteeren.
Aan de orde komt nu art. 11, waarin bepaald
wordt, dat B. en W. ontheffing van een enkele
bepaling kunnen verleenen.
Daarop is voorgesteld een amendement van de
heeren De Jong c.s. bedoelend om die ontheffing
te schrappen.
De heer De Jong stelt in 't licht, dat dit
artikel bedoelt, B. en W. te machtigen ontheffing
to verleenen, wanneer het lokaal op een kleinig
heid na aan de gestelde eischen voldoet, wijl deze
zaak moeilijk bij den Raad is te brengen. Spr.
acht dit met het juiste inzicht in de te volbren
gen taak. Als in andere zaken door de uitvoe
rende macht dispensatie wordt gegeven, wordt
dit door de wet bepaald, Spr. meent, dat de be
trokken bepaling óf heelemaal moet worden ge
schrapt óf dat een overgangsbepaling moet wor
den gemaakt. Zooals het dispenseeren nu geregeld
is, kan spr. er zich niet mede vereenigen.
De heer De Bruin verklaart zich voor het
amendement, maar is 't met de toelichting niet
eens de macht hier aan B en W. gegeven, komt
in zoo tal van verordeningen voor, dat 't niets
buitengewoons is, ze wordt verleend. Desondanks
acht spr. 't toch wenschelijk de bepalingen, om
trent de ruimte te handhaven.
De wethouder, de heer Goslinga, bestrijdt
het amendementÜe Jong. De ontheffing wordt
daarom voorgesteld, omdat, wanneer het lokaal
op een kleinigheid na voldoetwanneer de leer
lingen alleen aan de achterzijde te dicht bij den
muur zouden zitten, de subsidie daarom niet ge
mist zou behoeven te worden.
De heer Van der Velden wil den wethou
der van Onderwijs vragen of ook voor het lager
onderwijs bedoelde bepaling niet is gemaakt.
De wei houder, de heer Goslinga. zegt, dat
als regel wordt aangenomen 0,4, maar dat in
enkele gevalllen ontheffing kan worden verleend
dat is geen ernstig bezwaar.
Na verdere toelichting en gedachtenwisseling
tusschen de heeren De Jong en Goslinga,
brengt de voorzitter het amendement—De Jong
om de derde alinea van art. 11 te doen vervallen,
in stemming.
Dat amendement wordt verworpen met 11—5
stemmen.
Van der Velden, Lagerwey, Van Westendorp,
Beukers en Smit.
Art. 13 komt nu aan de orde.
Daarop is door den heer De Jong een amen
dement voorgesteld om na de woorden B. en W.
te lezen de Gezondheidscommissie, voor een be
roep op den gemeenteraad werd geen voldoende
reden geacht. De Voorzitter voegt aan deze
mededeeling toe, dat B. en W. het amendement
niet overnemen.
De heer De Jong licht zijn amendement toe
hij weet niet waaraan zich te houden. Uit het
artikel ajtikel leest hij slechts, dat B. en W.
handelen, zooals hun goeddunkt.
De wethouder, de heer Van Westendorp,
vraagt, of er zoo weinig vertrouwen in B. en w'
is, dat hier de Gezondheidscommissie ingelascht
moet worden.
De heer D e J o n g meent, dat als men zich op
het vertrouwen van B. en W. moet verlaten,
eenvoudig maar een zeer kleine verordening
moet maken en alles aan B. en W. overlaten.
Dan kon men eenvoudig bepalen, voor zooveel
kinderen wordt zooveel subsidie gegeven.
De wethouder, de heer Lagerwey zegt
Dat had ik graag, {gelach.)
De Voorzitter merkt op, dat waar gespro
ken wordt van het toekennen van groote macht
aan B. en W., zij die kunnen delegeeren aan de
plaatselijke schoolcommissie.
Het amendement De Jong wordt verworpen
met 14—5 stemmen.
Voor stemmen de heeren De Jong, Gerlach,
Koopmans, De Bruin en Houtman.
Arit. 1314 worden aangenomen.
Bij art. 15 heeft de heer De Jong een amen
dement om voor het inrichten van speelplaatsen
vrijstelling te verleenen niet tot 1917, maar tot
1915.
Dat amendement wordt verworpen met 145
stemmen.
Voor stemmen de heeren De Bruin, Houtman,
De Jong, Gerlach en Koopmans.
De heer De Bruin acht 't vreemd dat er
van gesproken wordt de subsidie verleend wordt
»tot
De Voorziter acht 'tdan beter te lezen
Dten bedrage van"
Art. 15 wordt goedgekeurd.
Bij art. 16 is voorgesteld een amendement
Evers dat van elke afwijking van den rooster van
werkzaamheden terstond aan B. en W. wordt
kennis gegeven.
Het artikel, aldus gewijzigd, wordt daarna
aangenomen.
Op art. 18 - is voorgesteld een amendement-
De Jong om den Raadsleden toegang tot de
scholen te geven.
De heer D e J o n g zegt, dat dit amendement
is geredigeerd, zooals 't vroeger door den toen
maligen wethouder van Onderwijs was ontworpen.
De V o o r z i 11 e r zegt, dat hij toen een beetje
welwillend is geweest: de leden van den Raad
hebben heelemaal geen toegang tot de scholen.
De heer e Jong vindt 't ergerlijk dat hij-als
Raadslid geen toegang tot de scholen heeft. Hijj
hoopt, dat de wethouder van Onderwijs omtrent
zijn amendement eene tegemoetkomende houding
zal aannemen.
De -wethouder, de heer Goslinga, meent,
dat, wanneer werkelyk de Raadsleden zich voor
een bezoek aan de school aanmelden, niemand
hun dat zal beletten maar de hoofden der scholen
achtten 'tniet oirbaar, dat de Raadsleden vrijen
toegang tot de scholen hadden daarom achtte
men t maar beter, 't niet in de verordening te
zetten.
De heer Koopmans acht 't begrijpelijk dat
de Raadsleden in de openbare lagere scholen
geen toegang hebben, omdat wij aan bedoelde
scholen geen subsidie geven.
De wethouder, de heer G o s 1 i n g wij betalen
ze heelemaal I Weth. merkt op, dat de Staat
het bezoek aan die scholen toestaat aan diegenen
die er noodig zijn.
De heer Koopmans vraagt waarom er
misbruik van bedoelde toelating zou worden
gemaakt; gesubsidieerd, moeten de scholen ook
bezocht kunnen worden.
De Voorzitter zegt dat B. en W. geen
bezwaar tegen de toelating hebben, maar voor de
besturen der onderwijsinrichtingen is zij wellicht
minder aangenaam.
De wethouder, de heer Van Westendorp,
zegt, dat bezoek aan de scholen altijd storend
op het onderwijs werkt, hoe minder bezoek hoe
liever, de bedoelde bepaling zou hij er bepaald
willen uitlaten.
De heer Evers meent, dat voor de meeste
instellingen een dergelijke bepaling niet in de
verordening is opgenomen, zooals bijv. voor de
Ambachtsschool, enz.
De Voorzitter merkt op, dat de gemeente
daar een gedelegeerd lid heeft.
Het amendement-De Jong, toelating Raadsleden,
wordt verworpen met 14—5 stemmen.
Voor stemmen de heeren Gerlach, Koopmans,
De Bruin, Houtman en De Jong.
Ter zake van de overgangsbepalingen is bij art.
20 een amendement ingediend door den heer
Evers, bedoelend om in plaats van 1 Jan. '15,
te lezen 1 Jan. '17.
De heer Evers, dit amendement toelichtend,
zegt, dat 't is ingediend omdat het bestuur der
St. Willibrordus-Stichtiug wel in 3 jaar trjds met
de inrichting der scholen denkt klaar te komen,
maar 't zou kunnen zijn bijv. er twee scholen,
wat het personeel betreft, geheel ingericht waren,
maar de derde nog niet in orde was. Men moet
toch niét vergeten, dat de katholieke bewaar
scholen beheerd worden door religieuzen en de
generale overste omtrent de verplaatsing der
religieuzen ook een woordje heeft mede te spre
ken. Ook bij het geven van de Rijkssubsidie wordt
een overgang van 5 jaren toegestaan. Konden de
scholen der Stichting in 3 jaren geheel worden
ingericht dan zal zij dit zeker met nalaten, maar
de verplichting daartoe in dien tijd kan ze niet
aanvaarden, na 5 jaar wel.
De wethouder, de heer Goslinga zegt, dat
van de hier gestelde amendementen het eene
bedoelt den termijn van uitstel te verlengen, het
andere dien te verkorten. Het voorstel van B
en W. houdt tusschen beiden het midden.
Het amendement Evers wordt aangenomen met
109 stemmen.
Tegen stemmen de heeren Houtman, De Jong,
Van Westendorp, Goslinga, Gerlach, Schreuder,
Koopmans, De Graaf en De Bruin.
Het voorstel De Jong is daardoor vervallen
ru u--- IV— r V J
opgesteld was, 't te handhaven.
De Voorzitter merkt op, dat men nu door
de behandeling der verordening is de eindstem
ming wordt uitgesteld tot de volgende vergade
ring.
De heer Koopmans merkt op, dat de adres
sen, waarin om verhooging van de subsidie wordt
gevraagd, van zeer ouden datum zijn en meent
dat 't in de bedoeling van den Raad moet liggen
aan de subsidieregeling terugwerkende kracht té
gevendaarom stelt hij voor, haar met ingang
van 1 Januari 1911 van kracht te doen zijn.
De heer mr. Kavelaars acht dat bepaald
ouuitvoerbaar hoe de toestand op 1 Mei 1911
was, is moeilijk uit te maken.
De heer De Bruin vraagt, of er in de adres
sen zelf geen termijn is gesteld. Hij meent, dat
de Nutsbewaarscholen voor 1911 al gebruik heb
ben gemaakt van de subsidie en acht 't dus niet
noodig dubbel te betalen.
De Voorzitter tracht nog nader de bedoe
ling van den heer Koopmans te verduidelijken.
De wethouder, tie heer Goslinga, meent,
dat de heer Koopmans al bijzonder royaal is Hij
toch wil teruggaan tot nog voor adressanten ge-
vraagd hebben. Weth. merkt op, dat er lang over
gedacht is, de kwestie van de subsidie van de
bewaarscholen op te lossen en na veel tijd en
moeite is deze verordening gekomen die, naar
weth. hoopt, rust en kalmte zal brengen als zij
alle partijen ten zegen is, zal hem dat eene vol
doening zijn. Om nu de nieuwe subsidie met 1
Januari 1911 te doen ingaan, daar is weth. wer-
«én i._0p te8en' k°ewel hij wel weet, dat een
schoolbestuur (Nutsbewaarschool) daar er her-
imn $k °,P heeft aangedrongenweth. meent
in tusschen, dat het bestuur blij kan zijn met het
geen nu verkregen is.
Ce wethouder, de heer Van Westendorp,
zegt, dat de schoolbesturen lang gewacht hebben
door de langdurige behandeling dezer kwestie, die
nu eindelijk opgelost is. De heer Lager
wey onderbreekt, dat de kwestie nog niet uit
is. De heer Van Westendorp vervolgt,
waar de schoolbesturen reeds voor meer dan
een jaar requestreerden, hij in overweging geeft,
de subsidie 1 Juli 1911 te doen beginnen
hsP6 .^00 rz'tter zegt, dat hij reeds bij de
t ng der be£rooUng voor 1911 heeft op
gemerkt, dat er een sommetje moest bewaard
nV00IBde bewaarscholen. Met den wethouder
p.,'' erwys is hij 't eens, dat, waar de adressen
Machtiging.
B. en W. vragen machtiging voor het rooien
van 4 boomen aan de Westvest.
De machtiging wordt zonder hoofdelijke stem
ming verleend.
Interpellatie.
De heer De Bruin zegt, dat hij werkelijk
door de opmerking van den heer Van Westen
dorp in het begin der vergadering gekomen is tot
een ander idee. Hij weet niet tot wien hij zijn
vraag richten moet, tot Burg. en Weth. of tot
den Burgemeester, 't Komt hier op neer De afd.
Schiedam van den Ned. Nieuw Malthusiaanschen
Bond, eene vereeniging die rechtspersoonlijkheid
heeft, wilde biljetten doen aanplakken, waarin
eene lezing werd aangekondigd in het Volkshuis
aan de Lange Haven over het onderwerpKin
dersterfte en Nieuw Malthusiaansche Bond.Die
biljetten werden terugegeven en mochten niet
worden aangeplakt. Nu trof 't spr. dat de wet
houder van Onderwijs bij de behandeling der
subsidieregeling bewaarscholen, waar de vriend
schap toch vele banden heelt die niet zichtbaar
zijn, in het vuur van zijn rede sprak van het
behartigen der belangen van alle richtingen en
om er geen enkele achter te laten. Ook hier is
een ricnting, een maatschappelijke richting, die
haar belang voorop zet, of zij gelijk heeft kan
spr. met schelen, maar zij baseert zich op het
recht van vereeniging en vergadering bij de
Grondwet gewaarborgd. Waar nu de publiciteit
voor die vergadering is tegengewerkt en dat, ter
wijl er toch niets kwetsends werd aangekondigd,
zou spr. gaarne de motieven kennen die tot deze
daad leidden, waar hij toch ten zeerste betreurt
wat er is gedaan. Dan weet iedereen in de
toekomst hoever hij kan gaan, wat hij kan doen
en niet doen.
De Voorzitter zegt, waar men hem vraagt
de motieven te noemen, dat hier de macht is bij
den burgemeester die kan doen of weigeren, maar
hij wil wel iets verder gaan in zijne verklaring
en zeggen dat dergelijke publicaties ontzettend
veel menschen kwetsen, die alleen aan den naam
genoeg hebben, die 't als een ontzettend kwaad
beschouwen het aankondigen van dergelijke
zaken, die heelemaal niet op de aanplakborden
hooren en daarom kan hij dergelijk aanplakken,
dergelijk verspreiden niet toestaan, waar alleen
reeds door het noemen van de zaak zooveel
menschen worden gekwetst, (applaus). 't
Spijt hem wel dat er aldus onnutte kosten
zijn gemaakt; maar t gaat toch niet aan maar
alles voor den neus te leggen en dat men dan
maar te zeggen heeft ja of neen. Was men
voor de vergadering eerst eens met den burge
meester komen spreken, dan zou dat wel ratio-
neeler zijn geweest. Burg. getuigt ten slotte de
macht te hebben en als 't weer is, zal hij 't weer
zoo doen.
De heer De Bruin is dankbaar dat de burge
meester niet het stijle standpunt heeft ingenomen,
dat alle inlichtingen overbodig doet achten, 't
spijt hem, dat 't aldus geloopen is, al heeft hij
ook niet zooveel sympathie voor het streven van
de vereeniging; 't spijt hem ook, waar nog zoo
straks het standpunt was ingenomen, dat geen
enkele richting moest achterstaan. Zoo door
gaande kan men ook sprekers partij en hem per
soonlijk wel door het weigeren van publicaties
l^ei)werken. - De voorzitter schudt van neen-
tiy vindt dat dergelijke dingen altijdt negatief
werken als de betrokken zaak geen levensvat
baarheid heeft komt ze toch niet verder, maar
het stelsematig tegenwerken, het ergeren al aan
den naam, werkt verkeerd. Nogmaals meent hij
te moeten aanbevelen ook de belangen van der
gelijke kleine onderdeelen der burgerij niet achter
te stellen.
De Voorzitter zegt, dat hij sprekers rede
onder geen enkel opzicht kan aanvaarden. Hij
heeft de publicatie geweigerd en hij zal dat b 1 ij-
ve n doen. Overigens kent hij genoeg de waar
heid dat hy met iedere groep rekening moet
houden: juist om een neutraal standpunt in te
nemen om boven de partijen te staan, heeft hij
met langer Raadslid willen zijn. Hier geldt 't
echter een zuivere zedelijkheidskwestie.
De heer De Bruin tracht dat nog te be
twisten.
Niets meer aan de orde zijnde, sluit de voor
zitter de vergadering.
1 Januari '11 terug te gaan.
De heer mr. von Briel Sasse hoopt dat
e. en w. hun standpunt niet zullen veranderen
Zijne partij heeft met hare Hoogere Burgerschool
wH?h°,tlerdam °°k lanS l?enoeg °P subsidie moeten
h a '?n> maar zij heeft zich aan de bepalingen
der Wet moeten houden.
De wethouder, de heef Van Westendorp,
zou onder ander opzicht met deze opmerkingen
vo omen eens zijn; maar deze épineuze kwestie
ïee veel te lang geduurd Het eerste adres da-
861 van 1910 en eerst bij de begrooting
van 1011 is besloten, iedere vereeniging die zich
met bewaarschool onderwys bezighoudt, ook de
Katholieke, van de subsidie te laten profiteeren.
Weer bericht.
Telegrafisch bericht naar waarnemingen, verricht
in den morgen van 22 Febr. 1912, medegeaeeld
door het Kon. Ned. Met. Instituut te de Bildt.
Hoogste barometerstand 770.4teMnnchen en Riga.
Laagste barometerstand 747.9 te Horta.
Verwachting tot den volgenden dagtoene
mende tijdelijke krachtige zuidelijke tot zuidwes
telijken wind, zwaarbewolkt tot betrokken, waar
schijnlijk regenbuien, zelfde temperatuur.
»De Hemelsche Altaarwacht".
Nu alle rekeningen zijn ingekomen, kon men
ons mededeelen, dat de Kunstavond ten bate
van het R. K. Parochiaal Armbestuur netto heeft
opgebracht de som van circa f 466.
Een aanvankelijk resultaat van het vereenigd
pogen om genoemd armbestuur in zijn veelom
vattende zorg voor de armen te steunen, is al
dadelijk te zien, daar er nu reeds eene bedeeling
met steenkolen volgt.
Gloeikousjes.
De omstandigheid dat de bekende gloeikousjes
over 't geheel zoo'n broos bestaan toonen, heeft
doen zoeken naar middelen om ze meer bruik
baar en duurzaam te maken. Zoo werd ons dan
dezer dagen door een Haagsch ingezetene verze
kerd, dat hy het middel daartoe gevonden had.
Naar hij verklaart, kan eindelijk geen gloei
kousje meer zoo spoedig onbruikbaar worden,
afvallen of aan den kant der kousjes inscheuren'
zooals nu door het oxideeren der branders ver
oorzaakt wordt. Door zijn langs chemischen weg
uitgevonden middel, met geharden rand en de
daaraan gebrachte draagveeren, is aan zijn gloei
kousje een onbreekbaar bestaan verzekerd, ïtrot-
seerend elke siddering of dreuning nog zoo hevig,"