Staten-Generaal.
H. M. de Koningin-Moeder,
H. M. de Koningin-Moeder en gevolg bracht
gistervoormiddag een langdurig bezoek aan de
tentoonstelling van schilderijen en etsen van Ph.
Zilcken, in de kunstzalen van Pulchri Studio H.M.
werd door den heer Ph. Zilcken rondgeleid en
betuigde herhaaldelijk Haar ingenomenheid aan
den kunstenaar met zijn werken.
H. M. deed eenige aankoopen en wel de vol
gende etsen «Bij de Kippen bruggetjes," Herin
nering aan het Kagermeer" (winter van 1890 '91)
«De Prefettura" (Venetië), sPeort van het Pa
lazzo" (Maronini), «Vervallen grootheid" (Venetië)
en »Langs het huis ten Bosch."
Hare Majesteit de Koningin-Moeder zal den
3den Mei a.s. op de heenreis naar Heidelberg een
kort bezoek brengen aan de Koningin en aan de
koninklijke familie te Ober Ursel. Van uit Frank
fort zal H. M. zich daarheen begeven.
H. M. de Koningin-Moeder zal heden-namiddag
een bezoek brengen aan de «Ziekenverpleging" te
Seheveningen.
Prins Hendrik.
Prins Hendrik der Nederlanden heeft gister
middag om één uur per auto een bezoek gebracht
aan het groothertogelijk hof te Darmstadt. De
koningin, wier bezoek eveneens aangekondigd was,
had kort te voren laten afzeggen. De prins vertrok
na de lunch weer naar Hohemark.
Kustverdediging.
De behandeling van het wetsontwerp op de
kustverdediging in de Tweede Kamer is gisteren
in de diplomatenloge bijgewoond door den Belgi
schen gezant in Den Haag den heer Fallon den
Franschen gezant, den heer Pellet, en den eersten
secretaris van de Russische legatie, den heer Onou.
Voorontwerp - Bouw werken wet.
Naar wordt medegedeeld, is het voorontwerp-
Bouwwerkenwet vanwege den minister van land
bouw. nijverheid en handel nog slechts vertrou
welijk ter kennis gebracht van Gedeputeerde
Staten der verschillende provinciën, van enkele
gemeentebesturen en van de Kamers van Arbeid,
waarin de bouwbedrijven vertegenwoordigd zijn,
ten einde hun oordeel daarover uit te spreken.
Het voornemen bestaat om, nadat van de inge
komen adviezen zal zijn kennis genomen, en,
voorzoover daartoe aanleiding is, gebruik zal zijn
gemaakt tot wijziging van het voorontwerp, over
dit oBtwerp het oordeel van belanghebbenden in
hun kring in te winnen.
Van het oorlogsterrein.
Blijkens een bij het hoofdcomité van het Ne-
derlandsche Roode Kruis van den chef der am
bulance in Bulgarije ontvangen telegram, zijn op
27 April jl. de navolgende leden dier ambulance
van Tsjorloe vertrokkendr. E. W. Sikemeier,
dr. P. A. Voerman, F. H. Meihuizen, arts, mevr.
M. A. Sikemeier-Koorders, de zusters J. C. Fiegen,
M. C. J. Beerstecker en Bahlmann, benevens de
verplegers J. W. Hinten en S. van den Berg.
De datum van aankomst in Nederland zal nog
nader worden bekend gemaakt.
Nederland en Marokko.
Op uitnoodiging van de Fransche regeering is
haar op 21 April jl. medegedeeld, dat Nederland
den nieuwen toestand heett erkend, die een ge
volg is van het op 30 Maart 1912 te Fez door
de regeeringen van Frankrijk en Marokko geslo
ten verdrag tot regeling van de verhouding tus-
schen de Fransche Republiek en het Cherifijnsche
rÜk- (Stsct.)
Groote Sociale Cursus.
Het volgende bericht wordt ons ter plaatsing
gezonden
Op dezelfde eenvoudige wijze, als waarop hij
voor veertien dagen was gehouden, werd de groote
Sociale Cursus, gegeven in het Centraal Bureau
voor de K. S. A. Zaterdagmiddag gesloten. Namens
de deelnemers sprak een hunner een hartelijk
woord van dank tot de cursusgevers, en bood aan
het Centraal Bureau een groote photo van de
deelnemers uit de vakbeweging aan.
In antwoord hierop bracht de directeur van
het Centraal Bureau hulde aan de deelnemers
voor hun uithoudingsvermogen. Met genoegen
constateerde hij, dat er van den eersten tot den
laats ten dag een prettige, sjoviale toon had ge-
heerscht. Zeker, het aantal deelnemers was niet
groot geweest, maar juist dit was oorzaak, dat
het gegeven onderwijs zoo vruchtbaar was ge
bleken.
Op aandringen van de deelnemers zal het
tweede gedeelte van den .cursus niet het volgende
jaar gegeven worden, doch vroeger vermoedelyk
reeds in den tweeden helft van October.
Alles by elkaar genomen, mag gezegd worden,
dat deze eerste groote Socialen Cursus voor voor
mannen in de R. K. vakbeweging uitstekend is
geslaagd; dit was zoowel de meening van de
deelnemers als van de cursusgevers.
Centraal Bureau van de Katholieke
Sociale Actie.
Het aantal adviesaanvragen, dat bij het Cen
traal Bureau van de K. S. A. binnenkomt, stijgt
voortdurend en wel met buitengewone snelheid.
In 1911 bedroeg het aantal verstrekte adviezen
b.v. 515, in 1912 steeg het opeens tot, 656, ter
wijl in de eerste drie maanden van 1913 het geta]
van 250 is bereikt.
Daaronder waren b.v. het ontwerpen van sta
tuten of beoordeeling en in orde maken voor
koninklijke goedkeuring van statuten voor: wo
ningbouw vereenigingen 14, werklieden-vereenigin
gen G, statutenwijziging 3, ziekenfondsen 7, algem.
bonden 3, Ivath. Kring 2, Plaats. Com. K. S. A.
7, Mariavereeniging 1, Coöper. vereen. 2, deba
tingclub 1, Hanze 2, Onderofficieren vereen. 3,
totaal 51
Terwijl hierbij nog niet zijn opgenoemd de
talrijke bibliografische adviezen.
Wanneer men deze cijfers vergelijkt met die,
welke wij dezer dagen publiceerden van het Centr.
Bureau voor sociale adviezen, ziet men onmiddel
lijk, hoeveel meer omvattend de werking is van
ons Centraal Bureau, dat door geen subsidies van
Staat of gemeente wordt gesteund. Met des te
meer aandrang wekken wij daarom de Katholie
ken op, het Bureau krachtig te steunen, ten einde
het in staat te stellen, met zijn zegenrijken ar
beid voort te gaan.
Conclusies voor den Katholiekendag
te Vlissingen.
4 JUNI 1913.
„Het Hoofdbestuur- der Katholiekendagen jn het
„Bisdom Haarlem verzoekt ons bekend te maken,
„dat de volgende conclusion zijn vastgesteld van
„de redevoeringen, te houden in de afdeeiings-
„vergaderingen van den Diocesanen Katholieken
dag, welke ,op 4 Juni a.s. te Vlissingen zal
„worden gehouden":
Onderwerp: R. K. FAMILIELEVEN.
(Sectie I. Godsdienst, Eenvoud, Zede
lijkheid.
Inleider Pater Ign, Smeets O. F. M., te Woer
den.
Ia. De godsdienstige overtuiging behoort in
het huisgezin zich uitwendig, te tonnen door
hel kruisbeeld en religieuze voorstellingen in
de kamer, door katholieke bladen ,en boeken
op de tafel, door het bevorderen van den om
gang met Katholieke vrienden, het zooveel mo
gelijk in dienst nemen van Katholieke dienst
boden, door daadwerkelijke belangstelling voor
katholieke vereenigingen en instellingen.
b. V o or al op het kind moet de godsdienstige
omgeving inwerken. Dooit het dagelijksoh ge
meenschappelijk gebed, het overhooren van den
Catechismus, het verhalen uit de gewijde geschie
denis en de levens der Heiligen, de trouwe onder
houding der kerkelijke geboden, het meeleven in
het huisgezin met hetgeen in de kerk gevierd
wordt, moet in het kind het godsdienstig bewust
zijn worden opgewekt en onderhouden.
II. De eenvoud, welke liet midden -houdt tus-
schen overtollige weelde en gierigheid, moet in
het familieleven bevorderd worden.
a. Wanneer de huisvesting, meubileering, klee
ding, voeding en uitspanning redelijkerwijze ge-
evenredigd zijin aan iemands stand, waardigheid
en inkomen, zijn ze niet in strijd met den chns-
teüjken eenvoud.
b. Voor meergegoeden is het een eereschuld,
uitgaven voor overtollige weelde te veranderen in
een post voor goede werken.
c. Ren zeer werkzaam middel tot bevordering
van den christelijfcen eenvoud is de Derde Orde
van den H. Franciseus.
III. Het behoud van het christelijk huisgezin
ligt in de reinheid van zeden.
a. 'Het katholiek huisgezin moet voor het kind
zijn de school der reinheid.
Het misbruik van alcohol, het lezen van slechte
lectuur en liet bezoek van ongepaste tooneel- en
bioscoop-voorstellingen moeten ten strengste ver
meden worden.
Ta. De plicht der ouders om voor het zedelijk
gedrag hunner kinderen te waken, geldt ook voor
den tijd dei: verkeering.
c. Het Nieuw-Malthusianisrrie strijdt rechtstreeks
tegen het doel en de heiligheid van het huwelijk,
doet den ouderlingen eerbied tussehen de echtge-
nooten verloren gaan, brengt de huwelijkstrouw
in gevaar en wreekt zieh veelal in de kinderen.
d. Een krachtig uitwendig middel om het
N. M. te bestrijden en de reinheid van zeden
hoog te houden is de yereeniging „Voor Eer
en Deugd".
Sectie II. De opvoeding der kinderen
in het huisgezin.
Inleider: C. A. L. Rademaker, arts te Am
sterdam.
'I. Op iedere moeder rust de plicht, wanneer
ze hiertoe in staat is, haar kind gedurende het
eerste levensjaar zelve te voeden.
II. De opvoeding, van het kind is de plicht
van vader en moeder; in de eerste levensjaren
zal evenwel de moeder het grootste gedeelte der
opvoeding ,op -zich nemen, voornamelijk omdat
zij voortdurend met het kind omgaat en zij de
meeste geschiktheid daarvoor bezit.
Hl- opvoeding omvat niet alleen de
lichamelijke, maar ook de zedelijke en weten-
schappelijke vorming' van het kind. Ook voor
deze beide zijn de ouders verantwoordelijk en
dus is het hun. voornaamste plicht te zorgen,
dat die vorming godsdienstig zij, Zij zullen der
halve het -onderwijs in den Catechismus zeiven
beginnen, daardoor hunne kinderen tot het vroeg
tijdig ontvangen van de Eerste H. Communie voor
bereiden en daarna dit onderricht steeds beharti
gen en bevorderen.
IV. Bij de wetenschappelijke vorming van het
kind is de hulp van onderwijzers of onderwijze-
rossen wel steeds onontbeerlijk. De ouders zijn
echter verplicht hij de keuze dezer hulp zorg te
dragen, dat de opvoeding op school zich aansluit©
aar. die, welke het kind in het huisgezin ontvangt.
Derhalve moet een Katholiek kind als regel een
katholieke school bezoeken.
V. De opvoeding in het huisgezin verdient
de voorkeur hoven die op een kostschool; toch
kan de opvoeding' op een kostschool niet slechts
nuttig en aanbevelenswaardig, maar ook noodza
kelijk zijn.
YI. Het zenden naai- een kostschool ontheft
echter de ouders niet van hunne zedelijke ver
antwoordelijkheid voor de opvoeding1 van hunne
kindeien. Naast de wetenschappelijke vorming be
hoort ook de noodige aandacht geschonken te wor
den aan de lichamelijke opvoeding. Hiervoor komt
behalve gymnastiek, ook sport in aanmerking:.
Sectie III, Het dienstbodenvraagstuk.
Inleider: Mr. A. Tepe.
1 i - - I
I. Hoewel een dienstbodenvraagstuk, reeds
sinds eeuwen bestaan heett, zijn de kenmerkende
verschijnselen van dit vraagstuk in de onder
scheiden ontwikkelingstijdperken der maatschappij
verschillend.
II. Het dienstbodenvraagstuk van onze dagen
kenmerkt zich in hoofdzaak door
a. een tekort aan aanbod van, tegenover de
vraag naar- dienstboden;
b. gebrek aan juist inzicht in den aard van
de dienstverhouding, zoowel van de zijde der
huisvrouwen als van de zijde der dienstboden.
IJL Als oorzaken van deze kenmerkende ver
schijnselen zijn te noemen:
a. wat de dienstboden betreft:
de gelegenheid tot zelfstandige broodwinning
voor meisjes.
de gelijktijdig zich in alle standen meer en
meer verbreidende drang naar vrijheid en onaf
hankelijkheid
de invloed van het socialisme en zijn prediking
van den klassestrijd;
de met het streven naar- vrijheid, onafhanke
lijkheid en gelijkheid toenemende genotzucht;
het te uitsluitend isjtreven naar stoifelijke wel
vaart en verbetering en de daarmede gepaard
gaande verzwakking van de godsdienstige over
tuiging en het zedelijk bewustzijn.
b. ten aanzien van de huisvrouwen;
verminderde belangstelling voor en kennis vair
de eigen huishouding;
gebrek aan inzicht in de vragen van het maat
schappelijk leven en het ontbreken van sociaal
gevoel
het toenemen van materialisme en genotzucht
eir daaruit voortvloeiende verslapping van de
godsdienstige overtuiging en het zedelijk bewust
zijn.
IV. Terzake van de oplossing van het heden-
daagsche dienstbodenvraagstuk is een belangrijke
taak te vervullen door:
a. 'de ouders van meisjes uit ue arbeiders
kringen
hun plicht is het hunne dochters er op te
wijzen, dat een© opleiding tot haar latere taak
van huisvrouw en moeder, genoten in ©en goe
den dienst, meer bevorderlijk is aan haar waar
geluk dan het geldelijk voordeel en de meerdere
onafhankelijkheid, die andere arbeid haar biedt
of schijnt te bieden; een echt godsdienstig© op
leiding is hiertoe onvoorwaardelijk vereischte.
h- )de huisvrouwen
deze kunnen, wanneer zij! beseffen, dat zij voor
hare dienstmeisjes meer beboeren te zijn dan
enkel werkgeefsters, voor de opleiding der meis
jes tot haar eigenlijke levenstaak als huisvrouw
en moeder van onschatbare waarde zijn, en oaar-
door tevens de liefde tot 't dienstbodenberoep
aankweeken; het voorbeeld van een christelijken
levenswandel en een onberispelijk gezinsleven,
nauwgezette zorg, voor de godsdienstige en zede
lijke en stoffelijke belangen der dienstboden, mo
gen den meisjes in haren dienst niet onthouden
worden.
CV ereenigingen
lo, dienstbodenvereenigingen, zich ten doel
stellend: bevordering der godsdienstige, zedelijke
en stoffelijke belangen derdienstboden, voorbe
reiding der dienstmeisjes voor haar toekomstige
levenstaak als' huisvrouw en moeder, het aan
kweeken van ©en juist begrip omtrent de plich
ten van haren staat, zorg voor nuttige en aan
gename ontspanning en gezellig verkeer;
'2o. vereenigd© samenwerking van huisvrouwen,
ter verkrijging van een juist inzicht in liet maat
schappelijk leven, in het bijzonder in het dienst
bod en vraagstuk. Het is de taak van uen 11. K.
Vrouwenbond om te onderzoeken en vast te stel
len op welke wijze de samenwerking te orga-
niseeren, en, eenmaal georganiseerd, te bevorde
ren is, alsmede deze organisatie en bevordering
ter hand te nemen.
„Iedere katholiek, woonachtig in het Bisdom,
„is bevoegd, onder opgaaf van naam en woon
plaats, vóór den 14en Mei a.s. wijzigingen
„op deze conclusie in t© dienen bij den Voor-
„zitter der betrokken afdeeling, zijnde voor afdee-
„ling I den heer A. J. A. Gilissen, Mauritsweg 51
„te Rotterdam, voor afdeeling II den heer P.
„Bredius, Mathenesserlaan 333 te Rotterdam en
„voor afde.eling III den ZeerEmv. Heer L. H. .T.
„Beijsens, Stadhouderskade 55, Amsterdam".
TWEEDE KAMER.
Zitting van Maandag 28 April.
De behandeling van het wetsontwerp op de
kustverdediging
werd voortgezet.
De minister van Oorlog, a. i. van m a-
r i n e, besprak allereerst de vertraging van de
behandeling en vervolgens het terugbrengen van
de uitgaven van 40 op 12 millioen, waarbij de
minister er o.a. op wees, dat hij bij zijn optreden
verschillende behoeften van het veldleger vond,
waarin onmiddellijk voorzien moest worden. Het
plan van vroeger kan nu echter nog in 8 jaar
uitgevoerd worden. Spr. kwam dan tot de be-
teekenis van de kustversterking voor de landsde-
fensie. Hij was ook van oordeel, dat het begrip
van de geconcentreerde verdediging voor goed
moet worden uitgeroeid. Spr. zette uiteen, hoe
men aan de zeezijde strategische, versterk bare
punten heeft, die ons land aan de landzijde niet
bezit. Hij ging de verschillende mogelijkheden in
geval van een conflict in West-Europa na en kwam
tot de conclusie, dat de voorziening tegen een
onvoorzienen aanval versterking eischt van onze
havens, die voor diepgaande schepen bereikbaar
zijn. De minister liet zich nu nader over de ver
schillende havens uit en zeide, dat, aangezien de
open kust nooit een basis voor een voortgezette
iandingsoperatie kan zijn, men door de verster
king van onze haveus de landing tot een volkomen
hopelooze onderneming maakt, terwijl men het
veldleger voor elders beschikbaar houdt, De mi
nister zette dan nog uiteen, waarom men voor de
landgrenzen geen torten noodig heeft en waarom
hij zich juist tot het nu gevraagde beperkt heeft.
Met klein marine-materiaal achtte spr. Vlissingen
niet te verdedigen, als dit materiaal in de havens
geen versterkt steunpunt heeft om er op terug te
trekken. Hy was voor klein materiaal ter ver
dediging van onze kust, mits gesteund door ver
sterkte aanvalspoorten. Daarvoor komen in de
eerste plaats Vlissingen en Den Helder in aan
merking. Het fort Vlissingen is in het belang
van onze eigen landsverdediging, niet in de eerste
plaats om de Schelde te versperren. Dit laatste is
het doel van den fortbouw te Vlissingen niet.
Spr. trad daarna in een technische verdediging
van de koepelforten tegenover de vrije batterijen
en het kaliber van het geschut.
Sprekende over de amendementen merkte de
minister op, dat de heer Eland hem slechts de
helft wil toestand van wat de voorsteller zelf,
minister zijnde, in 1890 noodig oordeelde. Hel
amendement van den heer Thomson is een beau
geste, maar de minister kan het niet aanvaarden
omdat het Vlissingen niet wil. De minister vroeg
hoe de heer Hugenholtz, die verklaarde, dat in
den socialistischen Staat slechts een leger zal zijn
tot verweer, bezwaar kan hebben tegen een fort,
dat toch wel het verdedigingswapen is bij uitne
mendheid Gaarna zag de minister ontwapening,
maar de groote mogendheden doen daaraan niet
en in elk geval is ons gansche leger tot verweer,
uitsluitend tot verweer ingericht. Voor ons is er
dus zeker geen reden, dat het leger in het belang
van den vrede niet te versterken. Aan den heer
Roedhuijzen zeide de minister, dat het hem spijt,
niet den steun te hebben van alle partijen in de
Kamer, doch de groep als wier woordvoerder de
heer Roodhuijzen optrad, de unie liberalen, hebben
zich herhaaldelijk afkeerig betoond van de ver
zorging zoowel van doode als van levende weer
middelen, die in 's lands belang noodig lijken.
Gelukkig heeft de rechterzijde spreker steeds ge
steund. Daarvoor is hij dankbaar.
D M i n. van B u i t e n 1. Zaken, de heer
De Marees van Swinderen, zeide dat het
ontwerp zijn handteekening niet behoefde omdat
het van geen enkele internationale beteekenis.
Zonderlinger wijze zijn het juist de heeren Van
den Berch van Heemstede en Troelstra, welke
vooral die internationale beteekenis erin legden.
Zij spraken van sphinx, vau puzzle enz,, voorbij
ziende, dat vooral de redeneering van den heer
Troelstra vooronderstelt, dat de minister geheel
en al onbewimpeld zou hebben gesproken vroeger.
Uitdrukkelijk toch heeft spreker bij de verdedi
ging van de begrooting verklaard, dat geen enkele
wet door deze regeering voorgesteld, te wijten
is aan pressie van het buitenland. De afsluiting
van de de Schelde om daarmede België's defen
siestelsel in de war te sturen, is een absurde ge
dachte. Nooit heeft "Nederland er een oogenblik
aan gedacht, die afsluiting te doen geschieden
tegen de belangen van België. Buitendien doet
het fort van Vlissingen niets in dien toestand
veranderen, daar eenvoudig de taak welke het
fort te dien aanzien zal hebben te vervullen tot
dusverre door Ter Neuzen en Ellewoutsdijk werd
vervuld. Hulde brengt hij aan het beleid van den
emineDten Belgischen minister van buitenlandsche
zaken, die heeft weten te verhinderen, dat aan de
litteraire excessen en enormiteiten van een door
geen verantwoordelijkheid teruggehouden dilettant
niet al te veel waarde werd gehecht. Nooit
heeft iemand ons gedwongen en niemand dwingt
ons, al gaat de heer De Beaufort te ver, wanneer
hij uit de omstandigheid, dat de Noordzee-conven-
tie ons geen andere plichten oplegt, dan die welke
wij toch reeds hebben en hadden, afleidt, dat wij
ons onthouden mogen. Wij worden door niets
anders gedwongen dan door de omstandigheden
en door het belang van het land. De idee van
gewapende onzydigheid is waarlyk niet nieuw.
De heer Den Beer Poortugael meende zelfs, dat
de neutrale staat, welke zich niet wapent, niet
de verplichtingen nakomt, welke een royale neutra
liteit gebiedt. Spreker behoort tot hen, die de
verdediging van het land tot een der eerste plich
ten van den burger beschouwen. Vrede wil
iederéen, leger en vloot beschouwt spr. zelfs als
middelen om dien te bewaren. De heer Troelstra
zegt dat het socialisme daartoe strekken zal, maar
als de middelen falen en de oorlog uitbreekt, dan
heeft spreker nog zijn vloot en leger om zich te
verdedigen en de heer Troelstra niets anders dan
zijn ineengestorte luchtkasteeleD.
Na repliek van den heer v. d. Bergh van
Heemstede werd de vergadering verdaagd
tot heden (Dinsdag.)
I
I