Staten-Generaal. Stads- en Gewestelijk Nieuws. Gemeenteraad. het aantal- abonné's op ,;Het Volk" met 2Ó0Q toegenomen en 6 nieuwe afdeelingien zijn apge- richt. De geinterneerden. Wij vernemen dat de beer Douwes Dekker gisterenavond aan het departement van Koloniën een langdurig onderhoud heeft gehad met den Minister van Koloniën. Weldra zal ook een on derhoud plaats hebben tusschen Z. Exc. den Mi nister van Koloniën en de drie geinterneerden. Ziekenfondsen. Aan den minister van Landbouw, Handel en Nij verheid is door de Ziekenfondsen te Rotterdam het volgende adres gezonden „Onderget.eekenden, Besturen en Direetiën van Ziekenfondsen te Rotterdam, geven met verschul- digden eerbied te kennen Dat zij kennis genomen hebben van Uw voor nemen tot uitbreiding der Ziektewet met ver plichte geneeskundige behandeling van arbeiders in loondienst, naar aanleiding waarvan zij de eer hebben het volgende onder Uw aandacht te brengen dat bij de Rotterdamsche Ziekenfondsen op he den zijn ingeschreven p.m. 146600 leden met 115600 kinderen beneden 16 jaar, totaal 262200 personen dat genoemd aantal personen, die den geheeien werkenden stand omvatten (met uitzondering van diegenen, welke aangewezen zijn op vrije genees kundige behandeling van het Armbestuur), voor goede genees- heel- en verloskundige en specia listen-behandeling, benevens medicijnen, verband- stoffen, breukbanden, etc. verzekerd zijn dat hiervoor aan elk Ziekenfonds een groot aantal doktoren en apothekers verbonden zijn, waaruit de leden vrije keuze hebben dat de behandeling dan ook, mede naar het oordeel van doktoren en apothekers, geheel vol doende genoemd mag worden dat, waar de Ziekewet alleen personen in loon dienst omvat, de vele zelfstandig werkenden als schoenmakers, kleine kooplieden e.d., voor wie het in verschillende opzichten zeer gewenscht is dat zij zich door het voldoen eener vaste weke- lijksche bijdrage, goede geneeskundige hulp en medicijnen verzekeren, niet meer van de parti culiere Ziekenfondsen zouden kunnen profiteeren, wanneer deze niet kunnen voortbestaan dat vele personen, die voor eigen rekening be handeling genieten, en vooral de minder gegoe den onder hen, niet bij het minste ziektever schijnsel een dokter ofën een specialiteit raad plegen, terwijl een ziekenfondslid, daar dit voor hem geen extra kosten medebrengt, direct van zijn recht gebruik maakt, hetgeen menigmaal zeer wenschehjk is. Bovendien worden voor de ziekenfondsleden de nieuwste en duurste genees middelen voorgeschreven. Om deze redenen ge nieten de leden menigmaal een vollediger behan deling dan genoemde particulieren; dat de behandeling voor ziekenfondsleden zich in 't vervolg uitstrekt tot consult met een twee den geneesheer, ingeval de huisarts zulks noodig oordeelt dat bij deze fondsen ongeveer 250 personen werkzaam zijn voor administratie en incasso dat ongeveer 90 doktoren te Rotterdam bijna hun geheele inkomen uit de ziekenfondspraktijk genieten, welk inkomen varieert tusschen 'de f 3000.en f 10.000.en een 50 apothekers eveneens bijna geheel bestaan van de zieken fondsen, in aanmerking genomen dat jaarlijks p.m. 1.446.000 recepten worden gereed gemaakt voor ziekenfondsleden te Rotterdam dat bovengenoemde cijfers, behoudens mets beteekenende afwijkingen, procentsgewijze zijn te vermeerderen met die van Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Haarlem en vele andere groote steden- waardoor hun waarde ten zeerste wordt vergroot dat voor een wettelijke verzekering van arbei ders in loondienst tegen geneeskundige behande ling etc., een zeer groot aantal ambtenaren noodig zal zijn. dat personen in binnen- en buitendienst der fondsen werkzaam, hierdoor ten zeerste zouden worden geschaad, wijl zij hierdoor hun inkomen geheel of gedeeltelijk zouden verliezen. Ook al zouden eènige dezer personen in Rijksdienst kun nen worden geplaatst, dan toch zullen de meesten hunner schade lijden, aangezien zij met het oog op hun leeftijd en andere factoren hiervoor niet in aanmerking kunnen komen dat bij regeling van deze omvangrijke dagelijk- sche volksbehoefte^ de kosten door verschillende factoren aanmerkelijk zullen stijgen en de op brengst hetzij door werkgever, hetzij door werk nemer, belangrijk hooger zal worden dat naar hun oordeel te Rotterdam door het particulier initatief in de geneeskundige behan deling van arbeiders in loondienst op uitstekende en geheel voldoende wijze is voorzien dat, indien de thans bestaande ziekenfondsen in hun voortbestaan bemoeilijkt zouden worden, alle personen, lijdende aan chronische ziekten, die reeds 2(1 jaren en langer lid zijn van een be staand ziekenfonds, zouden moeten trachten op andere wijze behandeling te krijgen. Redenen waarom ondergeteekende Uwe Excel lentie beleefd verzoeken, met dezen toestand rekening te houden, opdat zoowel in het belang van de' leden der bestaande ziekenfondsen als in dat vaü het groot aantal personen in dienst van Ziekenfonden te Rotterdam en elders, en niet het minst in het belang van het algemeen, deze zie kenfondsen kunnen voortbestaan. Ondergeteekenden verklaren zich gaarne bereid tot het geven van verder gewenschtë inlich tingen. TWEEDE KAMER. Zitting van Donderdag 4 December. Algemeene beschouwingen over de s t a a t s b e- g r o o t i n g. De heer De Meester zette zijn gistereren afgebroken rede voort en verdedigde de verkie zingsactie der vrijzinnigen en de verhouding tot de sociaal-democraten. Spr. geloofde niet, dat het doel der rechterzijde niet was vernietiging van de openbare school. Hij wees er op, dat de liberalen niet gestreden hebben tegen het paedagogisch in zicht van de voorstanders der bijzondere school, doch dat zij alleen beter toezicht hebben geëischt, nu de staat subsidieert. Den strijd tegen het tarief vond spr. volkomen gerechtvaardigd. Hij kwam dan tot het zgn. antipapisme, de benoemin gen en de beweging voor de Hervormde Kerk. Spr. besprak de houding van de sociaal-democra ten tegenover de vrijzinnigen en de wijze, waar op de crisis is opgelost. Hij deelde o.a. mede, dat de weigering van de socialisten om deel uit te maken van het ministerie de liberale zeer heeft teleurgesteld. Waarom, zoo vroeg hij, heeft de heer Troelstra aan de koningin de vorming van een gemengd Kabinet aanbevolen, indien hij steeds een vrijzinnig extra-parlementair kabinet heeft gewenscht, van welks komst hij bovendien zoo zeker was. Dat het zoo zeker was, dat alge meen kiesrecht en staatspensioen op een ministe riêel program zouden komen, kon spr. dan ook niet toegeven. Hij gaf aan, hoe de vrijzinni gen hun verantwoordelijkheid hebben gevoeld. Spr. besprak dan den aard van het kabinet en zijn program-eischen. Hij .gaf het onderscheid aan tusschen de vrijzinnige en de socialistische pelitiek. Inzake de evenredige vertegenwoordiging uitte spr. het vertrouwen, dat de regeering niet op het rapport der staatscommissie zal wachten met haar grondwetsherziening, indien dat rapport niet binnen eenige maanden verschijnt. Ook het vrouwenkiesrecht roerde hij daarbij aan. Spr. vond evenmin als het algemeen kiesrecht het staatspensioen een socialistische eisch. Hij vroeg, of de regeering met de staatscommissie voor het onderwijs beoogt een onderzoek van het geheele onderwijs vraagstuk, en of de regeering ev. voor stellen van de commissie in wetten zal belichamen. Jhr. De Geer wilde niet dadelijk spreken, aangezien de tijdelijke voorzitter van den minis terraad niet aanwezig was. Het kwam daarover tusschen hem en den voorzitter tot een woorden wisseling, als gevolg waarvan de vergadering geschorst werd. Na hervatting van de vergadering uitte de heer De Geer de meening, dat het ministerie de kenmerken draagt van een gewoon parlementair kabinet. Spr. is echter tegen de opvatting, dat een regeering de mandataris zou zijn van partijen of van kiezerszij moet geen partijregeering zijn en haar voorstellen moeten op zichzelf beoordeeld worden. Spr. waarschuwde tegen een al te sterke ver hooging van het successierecht in de rechte lijn en zegt, dat de beoordeeling van de Grondwets-; herziening ten aanzien van het kiesrecht niet afhankelijk moet zijn van een wijziging van art. 192. Toch meende spr., dat het onder bekwame lei ding mogelijk zal zijn een formule voor het onder wijs in de Grondwet op te nemen. Tot een op lossing kan een staatscommissie z. i. veel bijdragen. De heer Dumaer van Twist kritiseerde de wijze, waarop de klerken aan departementen worden aangesteld en besprak dan de homoge niteit van de concentratie-partijen. Spr. kriti seerde fel de verkiezingspraktijknn der vrijzinnigen in Zwolle, Riddeikerk en Steen wijk, om te con- cludeeren dat van een liberale triumph geen sprake is geweest. De heer T y d e m a n besprak de positie van het huidige kabinet in verband met den afloop der verkiezingen. Ten aanzien van de oplossing der crisis en het aandeel, dat de concentratie daarin heeft gehad, verdedigt hij deze tegen den aanval van den heer Troelstra. Heden voorzetting. Weerbericht. Telegrafisch bericht naar waarnemingen, verricht in den morgen van 1 Dec. medegedeeld door het Kon. Ned. Met. Instituut te De Bildt. Hoogste barometerstand 775.1 te Coruna. Laagste barometerstand 722.0 te Haparanda. Verwachting tot den volgenden dag: meest matige tot krachtigen zuidwestelijken wind, zwaarbewolkt met tijdelijke opklaring, buiig weer, zelfde temperatuur. H e d e n-m orgen isdoortweejongens, werkzaam op een glasblazerij aan den Buiten havenweg, bij de politie aangifte gedaan, dat ten hunnen nadeele zijn ontvreemd van ieder een jas en een vest, vermoedelijk uit de blazerij weg genomen door jongens uit Rotterdam, welke daar om werk kwamen vragen. In d e m o u t e r ij AchterdeTeerstoof, waar eenigen tijd geleden een begin van brand ontstond, werd heden-middag omstreeks 12 uur wederom brand ontdekt. Ook thans woedde de brand op de eest. Het vuur werd met twee op de waterleiding geplaatste slangen in korten tijd gebluscht De stoombrandspuit was nog uitgerukt, doch behoefde geen dienst te doen. Assurantie dekt de schade, die slechts gering is. Hoogwater te Schiedam: Zaterdag 6 Dec. 10.03 v.ra., 10.29 n.m. UIT ROTTERDAM. In strijd met het bericht van de »Msb", dat men te Rotterdam tracht, den heer Roest van Limburg als hoofdcommissaris te behouden, ver neemt de «Avondpost", dat de heer C. T. Jas, burgemeester van Nieuweschans, die benoemd is tot hoofdambtenaar der gemeente Rotterdam, te Hoek van Holland, tot hoofdcommissaris van politie te Rotterdam zal worden benoemd. Vergadering van den Raad der gemeente Schiedam op Donderdag 4 December 1913, des namiddags 2 ure. (Vervolg.) Pensioen Gemeenteambtenaren. De heer m r. Kavelaars, daarna de alge meene beschouwingen inleidende, zegt, dat hij 't niet in alle opzichten met het voorstel van B. en W. eens kan zijn. Met de regeling voor de toekomstige ambtenaren en de regeling voor het weduwen- en weezenpensioen der tegenwoordige ambtenaren kan hij 't tot zijn spijt niet eens zijn. Hij meent ook, dat B. en W., wat betreft het eigen pensioen van de tegenwoordige ambtenaren te royaal, veel te royaal zijn geweest, zoodat er voor die ambtenaren een belangrijk voordeel in ligt. Spr. merkt op, dat het Rijk hiervoor het weduwen- en weezenpensioen over de afgeloopen dienstjaren 'd*/0,di. totaal f65.900, te betalen zal hebben. Hij doet verder uitkomen, dat hij het voordeel, 't welk B. en W. aan de ambtenaren willen toestaan, hun niet wil misgunuen, maar hij huldigt hier het Latijnsche spreekwoord »P)ato is mijn vriend, maar de waarheid is 't nog meer." Spr. meent, dat door dit voorstel de belastingschuldigen te zwaar worden getroffen. Wij kunnen aannemen, dat de gemeente allereerst aan dit fonds jaarlijks f24000 zal ten koste heb ben te leggen, maar met dit bedrag zijn de be lastingschuldigen er nog lang niet van af. De gemeente zal toch bovendien te betalen hebben een bedrag van 16663.57 voor het weduwen- en weezenpensioen. Dat maakt bij elkaar ruim f 30 000. Maarr ook daarmee zijn de belasting schuldigen niet klaar. De f 65.900 die het Rijk over de afgeloopen dienstjaren aan het fonds zal hebben toe te voegen, zullen toch weer op de belastingschuldigen moeten verhaald worden en dus zullen zij daarvan allen last ondervinden. Wat is er tegen, zegt spr. verder, dat de ambte naren, die nu slechts een bedrag van f709.50 voor eigen pensioen bijdragen, plus een gedeelte in het weduwen- en weezenfonds, hetgeen zeker te weinig is, iets meer gaan bijdragen 1 In het vervolg zijner rede, zegt de heer m r. Kavelaars, dat niet alleen de belastingschul digen, maar ook de rijksambtenaren den ongelij- ken druk van deze verordening zullen ondervinden immers, terwijl rijks- en gemeenteambtenaren de zelfde pensioenen zullen genieten, zullen de rijks ambtenaren voor hun pensioen meer te betalen hebben, dan de gemeenteambtenaren voor het hunne, 't Zal een voordeeltje van circa f40 zijn, dat aldus de gemeenteambtenaren boven de rijks ambtenaren hebben. De rijksambtenaren zullen dus als belastingbetalers het voordeel dat de ge meenteambtenaren genieten, mede moeten helpen betalen. Verder bespreekt inl. de ongelijke verhouding van de bijdragen der tegenwoordige en toekom stige gemeenteambtenaren. Terwijl de tegenwoor dige ambtenaren f709 hebben bij te dragen, zullen de toekomstige ambtenaren f2800 bij te dragen hebben. Zij die voor 1 Mei 1913 in dienst zijn getreden, zullen niets bij te dragen hebben, zij die na 1 Mei in dienst traden, zullen 30 d.i. dus f15 te betalen hebben. Voor een ambte naar met een inkomen van f3000 bedraagt dit t 45 voor 1 Mei en na 1 Mei in dienst getreden f 75 per jaar, wat dus een verschil van f 30 per jaar uitmaakt. Wat verder de toepassing van art. 68 betreft, meent spr., dat dit een pracht van een artikel zou zijn, als er aan de hand van dit artikel iets op de ambtenaren zou zijn te verhalen, maar hij acht dit juist door dat artikel uitgesloten. Waar dit artikel dus geen voordeel voor de gemeente geeft, meent spr., dat B. en W. zich met dit artikel wel op een breed standpunt hebben geplaatst. Het advies van de vereeniging van Ned. Gemeen ten was toch, dat de toepassing van art. 68 na- deelig voor de gemeenten zou zijn. Men moet hier toch ook rekening houden met den groei van den gemiddelden levensduur, de statistisch bewezen stijging van de levensdagen van den mensch. Om een besliste uitspraak over het voor- of nadeel van het al of niet toepassen van art. 68 te geven, dat schijnt moeilijk. In ieder geval is het verschil tusschen beide stelsels gering te achten. Hier aanvankelijk resumeerend, zegt spr., dat met een bedrag van f 24000 voor het eigen pensioen de gemeente er nog lang niet afkomt, omdat van een bedrag der loopende pensioeuverordening, f12000, gedurende 8 jaren de rente moet betaald worden. De eenige compensatie zou hier zijn de f 60.000 die wij uit het bedrag van de rente der oude gronden kunnen halen. Wat nu het voorstel van het door spr." inge diende amendement betreft, zegt hij, dat dit hierin gelegen is, de tegenwoordige en toekom stige ambtenaren der gemeente daardoor op één lijn worden gesteld, met dien verstande dat verkregen rechten geëerbiedigd worden. Voor de tegenwoor dige ambtenaren, die bijv. 30 dienstjaren tellen, is de verordening en de wet het zelfdezij zullen voor die jaren niet meer te betalen hebben dan hun volgens de verordening is opgelegd maar voor de verdere dienstjaren, niet krachtens de ver ordening maar volgens de wet, zullen zij 3% te betalen hebben. Voor de hooge ambtenaren, zij die f 1800 of meer inkomen hebben, en dus een pensioen van minstens f 1200 zullen genieten, is er niets tegen dat zij iets meer betalen. Spr. besluit dus, dat hij vooral de hoogere ambtenaren iets meer wil doen bijbetalen, waartoe zij niet volgens de verordening maar wel volgens de wet verplicht zijn. De heer Houtman zegt, dat er in het schit terend betoog van mr. Kavelaars tal van dingen zijn, die ook nij ten volle onderschrijft. Ook hij ziet in dit voorstel een kolossale bevoorrechting van de hoogere ambtenaren. Deze pensioenwet zal veel verdere lasten te dragen geven dan is voorgesteld. Spr. is er ook niet voor alles maar op het nageslacht té leggen. De levensomstandig heden worden moeilijker on de middenstand raakt in het gedrang. Men moet aantoonen waar de schoen wringt, en dat is, de ambtenaren veel zwaar der lasten moeten dragen. De kwestie is maar, hoe moeten wjj 't verhalen? .'t Ligt dan wel eenigszins op de weg van het College tot een kolossale verhooging der tractementen over te gaan. In verband ook met de ingekomen adressen der ambtenaren, zegt spr. Kunnen wij dat betalen Men heeft het denkbeeld geopperd 't maar van Grondbedrijf te nemen, maar spr. wou 't dan maar liever in de begrootiDg vinden en de voor- deelen van Grondbedrijf besteden tot een speciaal doel, bijv. in leening, om daarmee de leening voor het Ziekenhuis aan te gaan te ontlasten. Hij geeft de voorkeur aan een zuiver inzicht in de begrooting. Verder wijst spr. er nog op, dat de bijdrage die te Rotterdam van de ambtenaren ge vorderd wordt, grooter is dan die B. en W. hier van de ambtenaren vragen. Spr. meent echter, dat men niet al te royaal moet zijn het stand punt door Rotterdam ingenomen, kunnen wij ook zeer goed handhaven. Spr. besluit, dat wij van art. 68 hier geen gebruik moeten maken. De heer mr. Ka velaars repliceert, dat de lagere ambtenaren, die van 30 tot 40 dienstjaren hebben, jaarlijks 3% zoudeu moeten bijdragen, de hoogere kunnen wel iets meer betalen Ook moet men wel in aanmerking nemen, dat wij bij niet toepassing van art. 68 de eerste twee jaren de bedoelde f 8000 voor inkoop van dienstjaren nog niet zullen hebben te betalen, maar dit pas op 31 Dec. 1915 zullen hebben te doen en dus nog wel eens nader kunnen overwegen, waar zij van daan moeten komen. De heer De Bruin zegt, dat hij van het ont werp niet zoo op de hoogte is als de heer Kave laars, die 't (als lid der Fin. Comm) langer dan de Raadsleden in studie heeft gehad. Het ver wijt, dat B. en W. royaal zijn geweest, is hier wel als een slecht compliment op te vatten. Spr. meent daarentegen, dat de Raad B. en W., waar zij een stap voorwaarts wilden doen, moest steunen en is hier niet zoo kritisch aangelegd als de heer Houtman. Dat de toestand der gemeente- finsiöéiën noodlijdend is, is een deuntje dat wij al voor een paar jaar terug hebben gehoord, maar spr. meent, dat dit nu niet meer zoo actueel is. Overigens meent hij, dat wij juist hierin aan Rotterdam geen voorbeeld behoeven te nemen. Spr. vindt 't vreemd, dat ook hier weer het spook der belastingschuldigen voor den dag is gehaald. In de rede van den heer Kavelaars is er overigens veel dat onjuist is. Spr. verzekert in tegendeel, dat de draaglast der bevolking hier per hoofd minder is dan overal elders in Neder land het geval is. Schiedam heeft niet den vollen last te dragen. Op bedrijfs- vermogens- en suc cessiebelasting kan nog al iets gelegd worden De heer G o s 1 i n g a onderbreekt dat het rijk de bedoelde f65.900 niet uit deze middelen be hoeft te halen zij komen uit het pensioenfonds zelf. De heer De Bruin, vervolgend kan niet toege ven, dat de tegenwoordige ambtenaren te veel cadeau krijgen. Met die bewering moet men heel voor zichtig zijn. Voor het overgroot gedeelte der ambtenaren gaat dit, let men op hun prestatie en kennis, heelemaal niet op. Als men aan de pre- miën gaat tornen, zal men hun salaris moeten verhoogen, daar er van salarissen van f 15, 16, 20 zeker geen fl af kan. Spr. meent, dat men op de salarissen niet moet beknibbelen en met ver kregen rechten rekening moet houden. Daarna komt spr. nog op de bewering van rar. Kavelaars dat de rijksambtenaren zooveel meer aan het pensioen fonds hebben te betalen als de gemeenteambte naren. Als er dan een onbillijke toestand bij het rijk bestaat, dan moet het rijk dat veranderen, maar de gemeente met. De wethouder, de heer G o s 1 i n g a, weer spreekt nog, dat het rijk de f65.900 die het over de afgeloopen dienstjaren moet innen uit hooge belastingen zou moeten halen. Dit bedrag komt uit het pensioenfonds zelf, uit het saldo dat 't oplevert, want de ervaring heeft geleerd, dat dergelijke fondsen niet tegenvallen 't wordt dus uit het fonds zelf terug betaald. De heer Koopmans herhaalt ook na korte discussie met den Voorzitter en den heer mr Kavelaars dat 't beslist onjuist is, het verschil dat de rijksambtenaren, en de gemeenteambtenaren hebben te betalen 17i/a is. üok is onjuist, dat de rijksambtenaren protes teerden tegen de opname der onderwijzers in het algemeen rijksambtenarenfonds. Alleen waren zij er tegen, dat het kapitaal door hen bijeengebracht, ten bate der onderwijzers zou aangewend worden. De wethouder van Financiën, de heer Lager- w e y, zich in de besprekingen mengend, herinnert er aan, dat de raad is gegeven, geen gebruik te maken van de bevoegdheid bij art. 68 der*wet gegeveD. Art. 68 is nu in de wet gekomen naar aanleiding van eene aanmerking door den afge vaardigde van ons district, jhr. mr. de Geer, gemaakt die, onder algemeene sympatoie, bedoelde, de gemeenten te ontheffen van de lasten haar bij de Pensioenwet opgelegd. Zeer zonderling is 't dat men daar uit afleidt, de gemeenten nu de be voegdheid zouden missen om zekere bijdrage van de ambtenaren te heffen. In de «Gemeentestem" is reeds betoogt, dat dit niet juist is. Ook de ge meente Nijmegen, die zich te dezer zake tot den Minister heeft gewend, heeft vernomen daarvan geen kwestie is en er, bij gebruikmaking van art. 68, toch verhaal op de ambtenaren is. Nu door deze regeling de toestand der ambtenaren oneindig beter wordt dan ze op 't oogenbltk is, wil men een nieuwe regeling invoeren, waarbij een reserve fonds gevormd wordt, door middel ook van vrij gekomen kapitalen \an Grondbedrijf. Die bijdrage der ambtenaren, totnutoe f709.50, zal in de toe komst f2800 worden. Weth. meent, dat de beweerde royaliteit van B. en W. ten opzichte der ambtenaren, tot goede resultaten zal leiden. Beslist moet hij weerspreken dat door be schikking van inkomsten van Grondbedrijf, het bezit der gemeente naar de ambtenaren zou ver huizen. Hij had zulk een uitdrukking hier niet verwacht. Waar de betrokken wet in het Staats blad is verschenen, is 'tniet meer dan billijk dat wij hier een goede regeling treffen; maar evenmin als de salarissen in het geheele land uniform zijn, kunnen wij eene uniforme pensioenregeling voor het geheele land maken. Ieder gemeente moet op zich zelf zijne zaken regelen. Wat het amendement-Kavelaars betreft, dat vooral uitgaat van het standpunt dat de gemeente tegenover de ambtenaren te royaal is geweest, zegt weth., dat het College niet bereid is van het ingenomen standpunt ook maar eenigszins terug te komen. Weth. meent, dat er redelijkerwijs tegen het voorstel van B. en W. geen bezwaar is. Intusschen laten zij de beslissing volkomen aan den Raad. Deze voorstellen zijn, na moeiza- men arbeid, door moeilijk overleg, als het slot der besprekingen in het College bij den Raad inge*

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1913 | | pagina 2