Staten-Generaal.
Stads- en Gewestelijk Nieuws.
Gemeenteraad.
het aantal- abonné's op ,;Het Volk" met 2Ó0Q
toegenomen en 6 nieuwe afdeelingien zijn apge-
richt.
De geinterneerden.
Wij vernemen dat de beer Douwes Dekker
gisterenavond aan het departement van Koloniën
een langdurig onderhoud heeft gehad met den
Minister van Koloniën. Weldra zal ook een on
derhoud plaats hebben tusschen Z. Exc. den Mi
nister van Koloniën en de drie geinterneerden.
Ziekenfondsen.
Aan den minister van Landbouw, Handel en Nij
verheid is door de Ziekenfondsen te Rotterdam
het volgende adres gezonden
„Onderget.eekenden, Besturen en Direetiën van
Ziekenfondsen te Rotterdam, geven met verschul-
digden eerbied te kennen
Dat zij kennis genomen hebben van Uw voor
nemen tot uitbreiding der Ziektewet met ver
plichte geneeskundige behandeling van arbeiders
in loondienst, naar aanleiding waarvan zij de
eer hebben het volgende onder Uw aandacht te
brengen
dat bij de Rotterdamsche Ziekenfondsen op he
den zijn ingeschreven p.m. 146600 leden met
115600 kinderen beneden 16 jaar, totaal 262200
personen
dat genoemd aantal personen, die den geheeien
werkenden stand omvatten (met uitzondering van
diegenen, welke aangewezen zijn op vrije genees
kundige behandeling van het Armbestuur), voor
goede genees- heel- en verloskundige en specia
listen-behandeling, benevens medicijnen, verband-
stoffen, breukbanden, etc. verzekerd zijn
dat hiervoor aan elk Ziekenfonds een groot
aantal doktoren en apothekers verbonden zijn,
waaruit de leden vrije keuze hebben
dat de behandeling dan ook, mede naar het
oordeel van doktoren en apothekers, geheel vol
doende genoemd mag worden
dat, waar de Ziekewet alleen personen in loon
dienst omvat, de vele zelfstandig werkenden als
schoenmakers, kleine kooplieden e.d., voor wie
het in verschillende opzichten zeer gewenscht is
dat zij zich door het voldoen eener vaste weke-
lijksche bijdrage, goede geneeskundige hulp en
medicijnen verzekeren, niet meer van de parti
culiere Ziekenfondsen zouden kunnen profiteeren,
wanneer deze niet kunnen voortbestaan
dat vele personen, die voor eigen rekening be
handeling genieten, en vooral de minder gegoe
den onder hen, niet bij het minste ziektever
schijnsel een dokter ofën een specialiteit raad
plegen, terwijl een ziekenfondslid, daar dit voor
hem geen extra kosten medebrengt, direct van
zijn recht gebruik maakt, hetgeen menigmaal
zeer wenschehjk is. Bovendien worden voor de
ziekenfondsleden de nieuwste en duurste genees
middelen voorgeschreven. Om deze redenen ge
nieten de leden menigmaal een vollediger behan
deling dan genoemde particulieren;
dat de behandeling voor ziekenfondsleden zich
in 't vervolg uitstrekt tot consult met een twee
den geneesheer, ingeval de huisarts zulks noodig
oordeelt
dat bij deze fondsen ongeveer 250 personen
werkzaam zijn voor administratie en incasso
dat ongeveer 90 doktoren te Rotterdam bijna
hun geheele inkomen uit de ziekenfondspraktijk
genieten, welk inkomen varieert tusschen 'de
f 3000.en f 10.000.en een 50 apothekers
eveneens bijna geheel bestaan van de zieken
fondsen, in aanmerking genomen dat jaarlijks
p.m. 1.446.000 recepten worden gereed gemaakt
voor ziekenfondsleden te Rotterdam
dat bovengenoemde cijfers, behoudens mets
beteekenende afwijkingen, procentsgewijze zijn te
vermeerderen met die van Amsterdam, Den Haag,
Utrecht, Haarlem en vele andere groote steden-
waardoor hun waarde ten zeerste wordt vergroot
dat voor een wettelijke verzekering van arbei
ders in loondienst tegen geneeskundige behande
ling etc., een zeer groot aantal ambtenaren
noodig zal zijn.
dat personen in binnen- en buitendienst der
fondsen werkzaam, hierdoor ten zeerste zouden
worden geschaad, wijl zij hierdoor hun inkomen
geheel of gedeeltelijk zouden verliezen. Ook al
zouden eènige dezer personen in Rijksdienst kun
nen worden geplaatst, dan toch zullen de meesten
hunner schade lijden, aangezien zij met het oog
op hun leeftijd en andere factoren hiervoor niet
in aanmerking kunnen komen
dat bij regeling van deze omvangrijke dagelijk-
sche volksbehoefte^ de kosten door verschillende
factoren aanmerkelijk zullen stijgen en de op
brengst hetzij door werkgever, hetzij door werk
nemer, belangrijk hooger zal worden
dat naar hun oordeel te Rotterdam door het
particulier initatief in de geneeskundige behan
deling van arbeiders in loondienst op uitstekende
en geheel voldoende wijze is voorzien
dat, indien de thans bestaande ziekenfondsen
in hun voortbestaan bemoeilijkt zouden worden,
alle personen, lijdende aan chronische ziekten,
die reeds 2(1 jaren en langer lid zijn van een be
staand ziekenfonds, zouden moeten trachten op
andere wijze behandeling te krijgen.
Redenen waarom ondergeteekende Uwe Excel
lentie beleefd verzoeken, met dezen toestand
rekening te houden, opdat zoowel in het belang
van de' leden der bestaande ziekenfondsen als in
dat vaü het groot aantal personen in dienst van
Ziekenfonden te Rotterdam en elders, en niet het
minst in het belang van het algemeen, deze zie
kenfondsen kunnen voortbestaan.
Ondergeteekenden verklaren zich gaarne bereid
tot het geven van verder gewenschtë inlich
tingen.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Donderdag 4 December.
Algemeene beschouwingen over de s t a a t s b e-
g r o o t i n g.
De heer De Meester zette zijn gistereren
afgebroken rede voort en verdedigde de verkie
zingsactie der vrijzinnigen en de verhouding tot
de sociaal-democraten. Spr. geloofde niet, dat het
doel der rechterzijde niet was vernietiging van de
openbare school. Hij wees er op, dat de liberalen
niet gestreden hebben tegen het paedagogisch in
zicht van de voorstanders der bijzondere school,
doch dat zij alleen beter toezicht hebben geëischt,
nu de staat subsidieert. Den strijd tegen het
tarief vond spr. volkomen gerechtvaardigd. Hij
kwam dan tot het zgn. antipapisme, de benoemin
gen en de beweging voor de Hervormde Kerk.
Spr. besprak de houding van de sociaal-democra
ten tegenover de vrijzinnigen en de wijze, waar
op de crisis is opgelost. Hij deelde o.a. mede, dat
de weigering van de socialisten om deel uit te
maken van het ministerie de liberale zeer heeft
teleurgesteld. Waarom, zoo vroeg hij, heeft de
heer Troelstra aan de koningin de vorming van
een gemengd Kabinet aanbevolen, indien hij steeds
een vrijzinnig extra-parlementair kabinet
heeft gewenscht, van welks komst hij bovendien
zoo zeker was. Dat het zoo zeker was, dat alge
meen kiesrecht en staatspensioen op een ministe
riêel program zouden komen, kon spr. dan ook
niet toegeven. Hij gaf aan, hoe de vrijzinni
gen hun verantwoordelijkheid hebben gevoeld.
Spr. besprak dan den aard van het kabinet en
zijn program-eischen. Hij .gaf het onderscheid
aan tusschen de vrijzinnige en de socialistische
pelitiek.
Inzake de evenredige vertegenwoordiging uitte
spr. het vertrouwen, dat de regeering niet op
het rapport der staatscommissie zal wachten met
haar grondwetsherziening, indien dat rapport
niet binnen eenige maanden verschijnt. Ook het
vrouwenkiesrecht roerde hij daarbij aan. Spr.
vond evenmin als het algemeen kiesrecht het
staatspensioen een socialistische eisch. Hij vroeg,
of de regeering met de staatscommissie voor het
onderwijs beoogt een onderzoek van het geheele
onderwijs vraagstuk, en of de regeering ev. voor
stellen van de commissie in wetten zal belichamen.
Jhr. De Geer wilde niet dadelijk spreken,
aangezien de tijdelijke voorzitter van den minis
terraad niet aanwezig was. Het kwam daarover
tusschen hem en den voorzitter tot een woorden
wisseling, als gevolg waarvan de vergadering
geschorst werd.
Na hervatting van de vergadering uitte de heer
De Geer de meening, dat het ministerie de
kenmerken draagt van een gewoon parlementair
kabinet. Spr. is echter tegen de opvatting, dat
een regeering de mandataris zou zijn van partijen
of van kiezerszij moet geen partijregeering zijn
en haar voorstellen moeten op zichzelf beoordeeld
worden.
Spr. waarschuwde tegen een al te sterke ver
hooging van het successierecht in de rechte lijn
en zegt, dat de beoordeeling van de Grondwets-;
herziening ten aanzien van het kiesrecht niet
afhankelijk moet zijn van een wijziging van art. 192.
Toch meende spr., dat het onder bekwame lei
ding mogelijk zal zijn een formule voor het onder
wijs in de Grondwet op te nemen. Tot een op
lossing kan een staatscommissie z. i. veel bijdragen.
De heer Dumaer van Twist kritiseerde
de wijze, waarop de klerken aan departementen
worden aangesteld en besprak dan de homoge
niteit van de concentratie-partijen. Spr. kriti
seerde fel de verkiezingspraktijknn der vrijzinnigen
in Zwolle, Riddeikerk en Steen wijk, om te con-
cludeeren dat van een liberale triumph geen
sprake is geweest.
De heer T y d e m a n besprak de positie van het
huidige kabinet in verband met den afloop der
verkiezingen.
Ten aanzien van de oplossing der crisis en het
aandeel, dat de concentratie daarin heeft gehad,
verdedigt hij deze tegen den aanval van den heer
Troelstra.
Heden voorzetting.
Weerbericht.
Telegrafisch bericht naar waarnemingen, verricht
in den morgen van 1 Dec. medegedeeld door
het Kon. Ned. Met. Instituut te De Bildt.
Hoogste barometerstand 775.1 te Coruna.
Laagste barometerstand 722.0 te Haparanda.
Verwachting tot den volgenden dag: meest
matige tot krachtigen zuidwestelijken wind,
zwaarbewolkt met tijdelijke opklaring, buiig weer,
zelfde temperatuur.
H e d e n-m orgen isdoortweejongens,
werkzaam op een glasblazerij aan den Buiten
havenweg, bij de politie aangifte gedaan, dat ten
hunnen nadeele zijn ontvreemd van ieder een
jas en een vest, vermoedelijk uit de blazerij weg
genomen door jongens uit Rotterdam, welke daar
om werk kwamen vragen.
In d e m o u t e r ij AchterdeTeerstoof,
waar eenigen tijd geleden een begin van brand
ontstond, werd heden-middag omstreeks 12 uur
wederom brand ontdekt. Ook thans woedde de
brand op de eest. Het vuur werd met twee op
de waterleiding geplaatste slangen in korten tijd
gebluscht De stoombrandspuit was nog uitgerukt,
doch behoefde geen dienst te doen. Assurantie
dekt de schade, die slechts gering is.
Hoogwater te Schiedam: Zaterdag
6 Dec. 10.03 v.ra., 10.29 n.m.
UIT ROTTERDAM.
In strijd met het bericht van de »Msb", dat
men te Rotterdam tracht, den heer Roest van
Limburg als hoofdcommissaris te behouden, ver
neemt de «Avondpost", dat de heer C. T. Jas,
burgemeester van Nieuweschans, die benoemd is tot
hoofdambtenaar der gemeente Rotterdam, te Hoek
van Holland, tot hoofdcommissaris van politie te
Rotterdam zal worden benoemd.
Vergadering van den Raad der gemeente
Schiedam op Donderdag 4 December
1913, des namiddags 2 ure.
(Vervolg.)
Pensioen Gemeenteambtenaren.
De heer m r. Kavelaars, daarna de alge
meene beschouwingen inleidende, zegt, dat hij
't niet in alle opzichten met het voorstel van B.
en W. eens kan zijn. Met de regeling voor de
toekomstige ambtenaren en de regeling voor het
weduwen- en weezenpensioen der tegenwoordige
ambtenaren kan hij 't tot zijn spijt niet eens zijn.
Hij meent ook, dat B. en W., wat betreft het
eigen pensioen van de tegenwoordige ambtenaren
te royaal, veel te royaal zijn geweest, zoodat er
voor die ambtenaren een belangrijk voordeel in
ligt. Spr. merkt op, dat het Rijk hiervoor het
weduwen- en weezenpensioen over de afgeloopen
dienstjaren 'd*/0,di. totaal f65.900, te betalen zal
hebben. Hij doet verder uitkomen, dat hij het
voordeel, 't welk B. en W. aan de ambtenaren
willen toestaan, hun niet wil misgunuen, maar
hij huldigt hier het Latijnsche spreekwoord
»P)ato is mijn vriend, maar de waarheid is 't nog
meer." Spr. meent, dat door dit voorstel de
belastingschuldigen te zwaar worden getroffen.
Wij kunnen aannemen, dat de gemeente allereerst
aan dit fonds jaarlijks f24000 zal ten koste heb
ben te leggen, maar met dit bedrag zijn de be
lastingschuldigen er nog lang niet van af. De
gemeente zal toch bovendien te betalen hebben
een bedrag van 16663.57 voor het weduwen- en
weezenpensioen. Dat maakt bij elkaar ruim
f 30 000. Maarr ook daarmee zijn de belasting
schuldigen niet klaar. De f 65.900 die het Rijk
over de afgeloopen dienstjaren aan het fonds zal
hebben toe te voegen, zullen toch weer op de
belastingschuldigen moeten verhaald worden en
dus zullen zij daarvan allen last ondervinden.
Wat is er tegen, zegt spr. verder, dat de ambte
naren, die nu slechts een bedrag van f709.50
voor eigen pensioen bijdragen, plus een gedeelte
in het weduwen- en weezenfonds, hetgeen zeker
te weinig is, iets meer gaan bijdragen 1
In het vervolg zijner rede, zegt de heer m r.
Kavelaars, dat niet alleen de belastingschul
digen, maar ook de rijksambtenaren den ongelij-
ken druk van deze verordening zullen ondervinden
immers, terwijl rijks- en gemeenteambtenaren de
zelfde pensioenen zullen genieten, zullen de rijks
ambtenaren voor hun pensioen meer te betalen
hebben, dan de gemeenteambtenaren voor het
hunne, 't Zal een voordeeltje van circa f40 zijn,
dat aldus de gemeenteambtenaren boven de rijks
ambtenaren hebben. De rijksambtenaren zullen
dus als belastingbetalers het voordeel dat de ge
meenteambtenaren genieten, mede moeten helpen
betalen.
Verder bespreekt inl. de ongelijke verhouding
van de bijdragen der tegenwoordige en toekom
stige gemeenteambtenaren. Terwijl de tegenwoor
dige ambtenaren f709 hebben bij te dragen,
zullen de toekomstige ambtenaren f2800 bij te
dragen hebben. Zij die voor 1 Mei 1913 in dienst
zijn getreden, zullen niets bij te dragen hebben,
zij die na 1 Mei in dienst traden, zullen 30
d.i. dus f15 te betalen hebben. Voor een ambte
naar met een inkomen van f3000 bedraagt dit
t 45 voor 1 Mei en na 1 Mei in dienst getreden
f 75 per jaar, wat dus een verschil van f 30 per
jaar uitmaakt.
Wat verder de toepassing van art. 68 betreft,
meent spr., dat dit een pracht van een artikel zou
zijn, als er aan de hand van dit artikel iets op
de ambtenaren zou zijn te verhalen, maar hij acht
dit juist door dat artikel uitgesloten. Waar dit
artikel dus geen voordeel voor de gemeente geeft,
meent spr., dat B. en W. zich met dit artikel
wel op een breed standpunt hebben geplaatst.
Het advies van de vereeniging van Ned. Gemeen
ten was toch, dat de toepassing van art. 68 na-
deelig voor de gemeenten zou zijn. Men moet
hier toch ook rekening houden met den groei
van den gemiddelden levensduur, de statistisch
bewezen stijging van de levensdagen van den
mensch. Om een besliste uitspraak over het
voor- of nadeel van het al of niet toepassen van
art. 68 te geven, dat schijnt moeilijk. In ieder
geval is het verschil tusschen beide stelsels gering
te achten.
Hier aanvankelijk resumeerend, zegt spr., dat
met een bedrag van f 24000 voor het eigen pensioen
de gemeente er nog lang niet afkomt, omdat van
een bedrag der loopende pensioeuverordening,
f12000, gedurende 8 jaren de rente moet betaald
worden. De eenige compensatie zou hier zijn de
f 60.000 die wij uit het bedrag van de rente der
oude gronden kunnen halen.
Wat nu het voorstel van het door spr." inge
diende amendement betreft, zegt hij, dat dit
hierin gelegen is, de tegenwoordige en toekom
stige ambtenaren der gemeente daardoor op één lijn
worden gesteld, met dien verstande dat verkregen
rechten geëerbiedigd worden. Voor de tegenwoor
dige ambtenaren, die bijv. 30 dienstjaren tellen,
is de verordening en de wet het zelfdezij
zullen voor die jaren niet meer te betalen hebben
dan hun volgens de verordening is opgelegd maar
voor de verdere dienstjaren, niet krachtens de ver
ordening maar volgens de wet, zullen zij 3% te
betalen hebben. Voor de hooge ambtenaren,
zij die f 1800 of meer inkomen hebben, en dus
een pensioen van minstens f 1200 zullen genieten,
is er niets tegen dat zij iets meer betalen. Spr.
besluit dus, dat hij vooral de hoogere ambtenaren
iets meer wil doen bijbetalen, waartoe zij niet
volgens de verordening maar wel volgens de wet
verplicht zijn.
De heer Houtman zegt, dat er in het schit
terend betoog van mr. Kavelaars tal van dingen
zijn, die ook nij ten volle onderschrijft. Ook hij
ziet in dit voorstel een kolossale bevoorrechting
van de hoogere ambtenaren. Deze pensioenwet
zal veel verdere lasten te dragen geven dan is
voorgesteld. Spr. is er ook niet voor alles maar
op het nageslacht té leggen. De levensomstandig
heden worden moeilijker on de middenstand raakt
in het gedrang. Men moet aantoonen waar de
schoen wringt, en dat is, de ambtenaren veel zwaar
der lasten moeten dragen. De kwestie is maar,
hoe moeten wjj 't verhalen? .'t Ligt dan wel
eenigszins op de weg van het College tot een
kolossale verhooging der tractementen over te gaan.
In verband ook met de ingekomen adressen der
ambtenaren, zegt spr. Kunnen wij dat betalen
Men heeft het denkbeeld geopperd 't maar
van Grondbedrijf te nemen, maar spr. wou 't dan
maar liever in de begrootiDg vinden en de voor-
deelen van Grondbedrijf besteden tot een speciaal
doel, bijv. in leening, om daarmee de leening voor
het Ziekenhuis aan te gaan te ontlasten. Hij
geeft de voorkeur aan een zuiver inzicht in de
begrooting. Verder wijst spr. er nog op, dat de
bijdrage die te Rotterdam van de ambtenaren ge
vorderd wordt, grooter is dan die B. en W. hier
van de ambtenaren vragen. Spr. meent echter,
dat men niet al te royaal moet zijn het stand
punt door Rotterdam ingenomen, kunnen wij ook
zeer goed handhaven. Spr. besluit, dat wij van
art. 68 hier geen gebruik moeten maken.
De heer mr. Ka velaars repliceert, dat de
lagere ambtenaren, die van 30 tot 40 dienstjaren
hebben, jaarlijks 3% zoudeu moeten bijdragen,
de hoogere kunnen wel iets meer betalen
Ook moet men wel in aanmerking nemen,
dat wij bij niet toepassing van art. 68 de eerste
twee jaren de bedoelde f 8000 voor inkoop van
dienstjaren nog niet zullen hebben te betalen, maar
dit pas op 31 Dec. 1915 zullen hebben te doen
en dus nog wel eens nader kunnen overwegen,
waar zij van daan moeten komen.
De heer De Bruin zegt, dat hij van het ont
werp niet zoo op de hoogte is als de heer Kave
laars, die 't (als lid der Fin. Comm) langer dan
de Raadsleden in studie heeft gehad. Het ver
wijt, dat B. en W. royaal zijn geweest, is hier
wel als een slecht compliment op te vatten.
Spr. meent daarentegen, dat de Raad B. en W.,
waar zij een stap voorwaarts wilden doen, moest
steunen en is hier niet zoo kritisch aangelegd als
de heer Houtman. Dat de toestand der gemeente-
finsiöéiën noodlijdend is, is een deuntje dat wij al
voor een paar jaar terug hebben gehoord, maar
spr. meent, dat dit nu niet meer zoo actueel is.
Overigens meent hij, dat wij juist hierin aan
Rotterdam geen voorbeeld behoeven te nemen.
Spr. vindt 't vreemd, dat ook hier weer het spook
der belastingschuldigen voor den dag is gehaald.
In de rede van den heer Kavelaars is er
overigens veel dat onjuist is. Spr. verzekert in
tegendeel, dat de draaglast der bevolking hier
per hoofd minder is dan overal elders in Neder
land het geval is. Schiedam heeft niet den vollen
last te dragen. Op bedrijfs- vermogens- en suc
cessiebelasting kan nog al iets gelegd worden
De heer G o s 1 i n g a onderbreekt dat het rijk
de bedoelde f65.900 niet uit deze middelen be
hoeft te halen zij komen uit het pensioenfonds zelf.
De heer De Bruin, vervolgend kan niet toege
ven, dat de tegenwoordige ambtenaren te veel cadeau
krijgen. Met die bewering moet men heel voor
zichtig zijn. Voor het overgroot gedeelte der
ambtenaren gaat dit, let men op hun prestatie en
kennis, heelemaal niet op. Als men aan de pre-
miën gaat tornen, zal men hun salaris moeten
verhoogen, daar er van salarissen van f 15, 16, 20
zeker geen fl af kan. Spr. meent, dat men op
de salarissen niet moet beknibbelen en met ver
kregen rechten rekening moet houden. Daarna komt
spr. nog op de bewering van rar. Kavelaars dat
de rijksambtenaren zooveel meer aan het pensioen
fonds hebben te betalen als de gemeenteambte
naren. Als er dan een onbillijke toestand bij het
rijk bestaat, dan moet het rijk dat veranderen,
maar de gemeente met.
De wethouder, de heer G o s 1 i n g a, weer
spreekt nog, dat het rijk de f65.900 die het over
de afgeloopen dienstjaren moet innen uit hooge
belastingen zou moeten halen. Dit bedrag komt
uit het pensioenfonds zelf, uit het saldo dat 't
oplevert, want de ervaring heeft geleerd, dat
dergelijke fondsen niet tegenvallen 't wordt dus
uit het fonds zelf terug betaald.
De heer Koopmans herhaalt ook na
korte discussie met den Voorzitter en den
heer mr Kavelaars dat 't beslist onjuist is,
het verschil dat de rijksambtenaren, en de
gemeenteambtenaren hebben te betalen 17i/a is.
üok is onjuist, dat de rijksambtenaren protes
teerden tegen de opname der onderwijzers in het
algemeen rijksambtenarenfonds. Alleen waren zij
er tegen, dat het kapitaal door hen bijeengebracht,
ten bate der onderwijzers zou aangewend worden.
De wethouder van Financiën, de heer Lager-
w e y, zich in de besprekingen mengend, herinnert
er aan, dat de raad is gegeven, geen gebruik te
maken van de bevoegdheid bij art. 68 der*wet
gegeveD. Art. 68 is nu in de wet gekomen naar
aanleiding van eene aanmerking door den afge
vaardigde van ons district, jhr. mr. de Geer,
gemaakt die, onder algemeene sympatoie, bedoelde,
de gemeenten te ontheffen van de lasten haar bij
de Pensioenwet opgelegd. Zeer zonderling is 't dat
men daar uit afleidt, de gemeenten nu de be
voegdheid zouden missen om zekere bijdrage van
de ambtenaren te heffen. In de «Gemeentestem" is
reeds betoogt, dat dit niet juist is. Ook de ge
meente Nijmegen, die zich te dezer zake tot den
Minister heeft gewend, heeft vernomen daarvan
geen kwestie is en er, bij gebruikmaking van art.
68, toch verhaal op de ambtenaren is. Nu door
deze regeling de toestand der ambtenaren oneindig
beter wordt dan ze op 't oogenbltk is, wil men
een nieuwe regeling invoeren, waarbij een reserve
fonds gevormd wordt, door middel ook van vrij
gekomen kapitalen \an Grondbedrijf. Die bijdrage
der ambtenaren, totnutoe f709.50, zal in de toe
komst f2800 worden. Weth. meent, dat de
beweerde royaliteit van B. en W. ten opzichte
der ambtenaren, tot goede resultaten zal leiden.
Beslist moet hij weerspreken dat door be
schikking van inkomsten van Grondbedrijf, het
bezit der gemeente naar de ambtenaren zou ver
huizen. Hij had zulk een uitdrukking hier niet
verwacht. Waar de betrokken wet in het Staats
blad is verschenen, is 'tniet meer dan billijk dat
wij hier een goede regeling treffen; maar evenmin
als de salarissen in het geheele land uniform
zijn, kunnen wij eene uniforme pensioenregeling
voor het geheele land maken. Ieder gemeente
moet op zich zelf zijne zaken regelen.
Wat het amendement-Kavelaars betreft, dat
vooral uitgaat van het standpunt dat de gemeente
tegenover de ambtenaren te royaal is geweest,
zegt weth., dat het College niet bereid is van het
ingenomen standpunt ook maar eenigszins terug
te komen. Weth. meent, dat er redelijkerwijs
tegen het voorstel van B. en W. geen bezwaar
is. Intusschen laten zij de beslissing volkomen
aan den Raad. Deze voorstellen zijn, na moeiza-
men arbeid, door moeilijk overleg, als het slot der
besprekingen in het College bij den Raad inge*