Dagblad voor Schiedam en Omstreken
Gratis Ongevallenverzekering li f]f]n levenslange
toUzcJIö
TWEEDE BLAD.
37ste Jaargang.
Zaterdag 5 September 1914
No. 11020
bö veriies jm1
Uit de Pers.
€fome&$d Nieuw*.
■aim mi
Bureau: Boterstraat 50. Telef. 85. Postbus SO.
Abonnementen per 3 maanden ƒ1.50, per week 12 cent, per maand
50 ct., franco p. post 2.p. kwartaal. Afzonderlijke nummers 2 cent.
Advertentiën: Familieberichten 20 ct. per regel; Handelsadvertentiëu
1 6 regels 92 ct.elke regel daarboven 15 ct. 3 maal plaatsen wordt 2 maal
berekend. Ingezonden mededeelingen 35 ct. p. regel. Speciale conditiën voor
herhaaldelijk adverteeren.
oyereeniomsiis op de polis yerielde Toorwaarien. j UUli inSSelt
De verzekering wordt gewaarborgd door
de
verlies van
een hand,
voet of oog;
Moilandsche Algemeene
by
dood
V erzekeringsbank
by verlies
van
een duim
gevestigd te Schiedam.
bij
verlies vtui
eiken ande»
ren vinger.
Socialistische „wetenschap".
De «Residentiebode" schryft
't Is reeds herhaaldelijk gebleken, dat tegelijk
met den vrede de socialistische leer op de flesch
is. Thans schrijft de heer Wibaut in een artikel in
het Marxistische «Weekblad deze zinsnede neer:
«Ja, waarde partijgenoot, gij hebt gelijk de tijd
dien het ons is opgelegd te doorleven, stelt ons
wel opnieuw voor vraagstukken waarvan velen
van ons dachten dat ze reeds opgelost, of althans
ver op weg naar hun oplossing waren. Het is in
dezen tijd van weedom, voor velen van ons niet
het kleinste leed, dat ons weten zoo is verschrom
peld. In de laatste vier weken, de kalender wijst
uit dat het tóch werkelijk weken en geen jaar
tientallen zijn, heeft geen dag den schat van ons
weten ongedeerd gelaten. We hielden het voor een
schat, omdat we het met zooveel inspanning, lang
voortgezette inspanning hadden vergaard. En nu
we overzien wat er ons nu nog er kan nog
meer verloren gaan van is gebleven vragen
we ons af, of het wel ooit een schat is geweest
Want het na vier weken overgeblevene is al zoo
weinig.
Ja gij hebt gelijk. Want de tegenstelling die gij
maakt tusschen hen onder ons die weten, en hen
die niet weten, is nemen wij aan,' slechts een
vorm dien gij kiest om uwe gedachten sterker te
uiten.
Althans onze overtuiging is het, dat de sociaal
democraten die overblijven n& den oorlog over
blijven in den zin van de geestelijke en moreele
kracht te hebben behoudên om te kunnen werken
voor de sociaal-democratie onze overtuiging is
het, dat deze sociaal democraten, zeer veel van
hetgeen ze voor «weten" hebben gehouden, op
nieuw zullen hebben te toetsen aan de ervaring
en welk een ervaring. En dat veel van dit «weten"
dien toets niet zal kunnen doorstaan".
De schrijver noemt dan enkele viagen. waarop
de sociaal-democratie een ernstig en nader-over-
wogen antwoord moet trachten te vinden. Is een
«volksleger" wenschelijk Moet de sociaal-demo
cratie zich niet gaan verzetten tegen alle nationale
wapening Wat te zeggen van het begrip «natio
naliteit" Zal na den oorlog de tegenwoordige
«Internationale" nog leven of moet weer een
nieuwe worden gesticht, omdat in de massa der
Duitsche en Fransche sociaal-democraten deDuit-
scher en de Franschman voortleeft en den sociaal
democraat beheerscbt Is dit het geval, dan moet
met de voorbereiding eener nieuwe Internationale
worden begonnen. Dan bleek de oude immers
meer «internationaal" in schijn dan in wezen.
En als dan de nieuwe «wetenschap" er is, kan
ook deze weer bij gelegenheid op de flesch gaan.
Zoolang het socialisme alleen met economische
dingen rekent, waaruit alles moet verklaard wor
den, zal hun «wetenschap" falen.
Uit den oorlog van 1870—71.
De maand Augustus was dikwerf een oorlogs
maand. Zoo vielen in de Fransch-Duitsche wor
steling van 1870—71 in die maand de zwaarste
en bloedigste slagen. Met name had op 18 Augus
tus dus nu vier en veertig jaren geleden
de bekende slag van Gravelotte plaats, welke voor
het verder verloop van den oorlog van groote
beteekenis was.
De «Prov. Geld. en Nijm. Ct." gaf verleden week
op den herinneringsdag van dat moorddadig ge
vecht de volgende beschrijving, die thans weer
een bijzondere actualiteit verkrygt, helaas
Op 18 Augustus 1870 werd de beroemde slag
bij Gravelotte of St. Privat (de Duitschers onder
Persoonlijke leiding van den koning van Pruisen
Wilhelm I) geleverd, welke een groote zege voor
de Duitschers was en waardoor zij het Fransche
leger onder Bazaine voorgoed in Metz opsloten.
Het leger van Bazaine, 110.000 man infanterie
en 10.000 man cavalerie, met 540 kanonnen, had
een zeer sterke stelling ingenomen. Ten westen
van Metz, op den linkeroever van de Moezel, ver-
beft zich over een lengte van drie uren gaans een
bergkam van St. Jussy tot St. Privat en Roncourt,
waarop de hofsteden Moscou, Leipzig, St. Hubert
®n La Folie, het dorp Amanvillers enz., vanwaar
het terrein over een lengte van 2000 schreden
daalt; achter en boven die hoogte strekt zich een
reeks dichte, gedeeltelijk tegen steile hellingen
gelegen bosschen uit, en daardoor stroomt een
beek, die den toegang van beneden af bemoei
lijkt. Op dezen heuvelrug stond het Fransche
leger in slagorde, beschermd door borstweringen,
verhakkingen, tirailleurputten en door de genoemde
hofsteden en gehuchten zorgvuldig in staat van
verdediging gebracht. Voor de hoofdstelling waren
de dorpen St. Marie aux Chènes, St. Ail, Habon-
ville Verneville e.a. als eerste linie door een steike
voorhoede bezet. De afzonderlijke legerkorpsen
werden aangevoerd door Canrobet Ladmirault',
Leboeuf, Frossard e.a. Tegen deze stellingen der
Franscheu zette de Duitsche krijgsmacht (180.000
man infanterie en 25.000 man cavalerie met 720
kanonnen) zich 18 Augustus des morgens te 5
uur in beweging en zoo ontspon zich de slag bij
Gravelotte of St. Privat. Het doel van den aanval
der Duitschers was, zoo zegt onze historieschrij
ver, het Fransche Rijnleger binnen Metz terug te
werpen en het daar in te sluiten, zoodat zijne
vereeniging met het leger van Mac Mahon onmo
gelijk werd gemaakt, om later dezen veldheer
afzonderlijk te verslaan en zoo aan de Duitsche
troepen den weg naar Parijs te ontsluiten. Zoo
rukten dan van Duitsche zijde het 7de, 8ste en
9de legerkorps met de garde tegen even zoovele
Fransche legerkorpsen op, die ten westen van
Metz het terrein van de Moezel tot den weg naar
Briey bezet hielden. De Franschen hadden daarbij
één korps (dé garde) in reserve; de Duitschers
drie korpsen (het 2de, 3de en lüde). Ofschoon het
Saksische korps in eerste linie stond, nam het in
het begin geen deel aan den strijd, omdat het den
versten afstand had te doorloopen (van Mars-la-
lour tot Roncourt) om den rechtervleugel der
Franschen waar het korps van Canrobert. was,
aan te vallen. Al deze Duitsche legerkorpsen gin
gen successievelijk tot den aanval op de Fransche
stellingen over en trachtten de slaglinie van den
vijand te doorbreken. Ondanks hun overmacht
slaagde zij daarin nergens. Reeds liep de dag ten
einde, zonder dat een hunner frontaanvallen met
succes was bekroond en reeds dachten de Fran
schen overwonnen te hebben, toen de Saksische
troepen onder bevel van hun kroonprins Albert
verschenen op de flank en in den rug van het
6de korps onder Canrobert. Zij veroverden St.
Privat, het steunpunt der Fransche stellingen. De
rechtervleugel moest wijken, ook het centrum
werd tot den aftocht gedwongen en gedurende
den nacht trok het geheele Fransche leger achter
de forten en op de vesting zelve terug. Een Prui
sisch generaal geeft nog de verschillende beschrij
ving van dezen reuzenslagVier uur achtereen
worstelden de legerkorpsen met elkaar, de Duit
schers stormden voorwaarts en stierven, de Fran
schen hielden stand en stierven, beiden bij hon
derden ja bij duizenden tegelijk. Na vijf uur had
het Saksische legerkorps den omtrek van Ron
court bereikt en kon het zijn artillerie op St.
Privat richten. Maar eerst des avonds 8 uur werd
dit steunpunt van den rechtervleugel der Fran
schen door een vereenigden aanval van het gar
dekorps en van de Saksers veroverd. De infanterie
der garde had hier urenlang met groote doods
verachting gevochten tegen een vijand, die, in de
voordeeligste stelling, de aanvallers bovendien in
getalsterkte en in geschut ver overtrof. Een ont
zettend moorddadig vuur uit veldstukken, mitrail
leuses en chassepots werd op de 3 regimenten
infanterie der garde bij hun voortrukken gericht
en bracht hun kolossale verliezen toe. Maar de
garderegimenten drongen steeds voorwaarts. Alle
generaals, stafofficieren en adjudanten waren te
paard gebleven om het gevecht beter te kunnen
leiden, maar in korten tijd waren hun bijna alle
paarden onder 't lijf doodgeschoten en velen hun
ner stierven hier den heldendood. Over het met
bloed gedrenkte veld over lijken en gewonden
heen stormden' de gardes steeds voorwaarts onder
den dichten kogelregen. In het in brand geschoten
St. Privat moest huis aan huis stormenderhand
genomen worden. De aanval der Saksers in den
laten avond bracht eindelijk de zege voor de
Duitschers. De verliezen in dezen slag waren zeer
grootde Duitschers verloren aan dooden en
gekwetsten 19058 man en 904 officieren, de
Franschen 11705 man en 609 officieren.
Het standpunt der Duitsche pacifisten.
Men schrijft ons
De «Deutsche Friedesgezellschaft" heeft het
volgende manifest verspreid
«Europa staat in brand I Een oorlog is uitge
broken, zooals de wereld er geen gezien heeft
sinds een eeuw, sinds den tijd van de oorlogen
van Napoleon, een oorlog die nog verschrikkelijker
en verderfelijker is dan die vroegere, zoowel door
door den reusachtigen groei der techniek en der
vernietigingsmiddelen als door de ontzetend toe
genomen gevoeligheid van het geestelijke en eco
nomische leven.
Nog slechts eenige weken geleden zouden de
leidende staatslieden van Europa het waanzin
genoemd hebben, hun volkeren tot zulk een oorlog
op te roepenzij zouden die gedachte vol ver
ontwaardiging van zich geworpen hebben. Nu is
die waanzinnige gedachte werkelijkheid geworden.
Dat dit mogelijk geweest is, dat vindt zijn oor
zaak tenslotte in het wederzijdsche wantrouwem
dat alle volkeren beneerscht en alle internationale
verhoudingen vergiftigd, een wantrouwen, dat
weliswaar dikwijls gerechtvaardigd wordt door
valschheid en dubbelzinnigheid, maar dat zich
helaas ook uitstrekt tot verzekeringen, die eerlijk
en zonder bijbedoelingen worden gegeven en ver
trouwen moesten verdienen. En er bestaat een
wisselwerking tusschen dit wantrouwen en den
toestand van internationale anarchie, waartegen
de beschuldigingen van ons, pacifisten, zich steeds
hebben gericht.
Een afgrijselijke bevestiging van onze critlek
en onze Jeer is deze catastrophe, welke zoo on
verwacht over Europa is losgebroken.
Wel is van verschillende zijden geprobeerd het
dreigende conflict op te lossen door een bemidde
ling, zooals door de Haagsche Conventie's was
bedoeld. Van het Hof van Arbitrage echter, dat
de mogendheden zelf in den Haag hebben doen
ontstaan, van de mogelijkheid, daaraan de oor
spronkelijke twistvragen te onderwerpen, is ter
nauwernood ernstig sprake geweest. Wij betreu
ren dat, maar wij erkennen tegelijkertijd, dat de
tegenstellingen, die bijna tegen den wil der macht
hebbenden, en zeker tegen de gevoelens der vol
keren in, zoo noodlottig scherp waren geworden,
onder de tegenwoordige omstandigheden, nu de
bemiddeling onmogelijk was gebleken, wel niet
geschikt waren voor een op rechtsregelen berus
tende scheidsrechterlijke beslissing. Wij, Duitsche
pacifisten, hebben in de laatste jaren duidelijk den
nadruk er op gevestigd, dat de beteekenis van de
Haagsche instellingen, hoe merkwaardig deze voor
de geschiedenis ook zijn, niet mocht worden over
schat en dat van alles, wat de diplomaten daar
hadden tot stand gebracht, op het critiek oogen-
blik slechts papieren artikelen zouden overblijven,
wanneer er niet een verandering kwam in de
gezindheid van regeeringen en volkeren en wan
neer er niet boven de individueele staten een
internationale rechts- en statenorganisatie zou tot
stand komen, die haar grondslag had in het
algemeen rechtsbewustzijn. Deze gedachten zijn
door velen van ons volk niet begrepen. Zij zagen
de verzekering van den vrede in de toenemende
bewapeningen. Nu voert het wantrouwen van
den bewapeningswedstrijd tot de catastrophe.
Een van de ergste feiten in de noodlottige ont
wikkeling van de laatste weken is dat het hoop
volle begin tot een Duitsch-Engelsche en een
Duitsch Fransche toenadering dat reeds gemaakt
was daardoor met één slag vernietigd wordt. Het
resultaat van een gelukkigec strijd in het Oosten
kan ondanks alle oorlogsgruwelen er toe leiden
dat een tot nu toe onderdrukte beschaving wordt
vrijgemaakt in het Westen zal in ieder geval,
hoe ook de oorlog moge afloopen, prachtige
beschaving jammerlijk worden vernietigd.
Wij weten, dat milioenen Engelschen en Fran
schen met ons dezen oorlog ten zeerste betreuren
en dat onze vrienden want wij wagen het
°ndanks den oorlog toch nog te spreken van
°nze Engelsche en Fransche vrienden met
ons alles gedaan hebben om dien oorlog te ver
hinderen. Wij weten beter dan velen van onze
landgenooten, hoe krachtig en eerlijk gemeend
in breede lagen van het Engelsche en Fransche
volk het streven was, om met Duitschland tot een
duurzame goede verstandhouding te komen. Wij
zijn er ook van overtuigd, dat binnen enkele
jaren deze ontwikkeling sterk genoeg zou zijn
geweest om te verhinderen, dat een oorlogscon
flict in het Oosten naar het Westen van Europa
zou zijn overgeslagen. Dat is nu voorloopig alles
voorbij.
Wat ons in de eerstvolgende weken en maan
den te wachten staat, zal een gruwzaam aan
schouwelijk onderricht zijn in de leer van tie1
pacifisme, een vreeselijke wederlegging van hen,
die zoo losweg van den frisschen, opwekkenden
oorlog en zijn zegeningen hebben gesproken. Wij
beseffen wel met onze landgenooten, welke ethische
waarden de oorlog tot uiting heeft doen komen.
Maar naast de reusachtige en verheffende onder
vinding van algemeene offervaardigheid zal spoedig
komen de ontzetting over al de ellende, ontaar
ding en barbaarschheid van den oorlog, het laide
jammeren over onbeschrijflijk lijden en het stille
weenen over verwoest levensgeluk.
Wij mogen de hoop koesteren, dat wanneer de
vrede weer hersteld zal zijn millioenen zullen
instemmen met de kreet, die men nu reeds ook
buiten onze kringen kan hooren «Dit moet de
laatste Europeesche oorlog geweest zijn". Zoo zal
onze zaak uit dezen oorlog nieuwe kracht winnen.
Maar deze winst is üfet den dood, het lijden en
de ellende van millioenen onschuldige slachtoffers
te duur gekocht.
Er kan geen twijfel bestaan omtrent de plichten,
die nu tijdens den oorlog op ons pacifisten rusten.
Wij, Duitsche pacifisten, hebben steeds het recht
en de plicht ons vaderland te verdedigen erkend.
Wij hebben getracht, gemeenschappelijk met onze
bunenlandsche vrienden te doen, wat onze zwakke
krachten vermochten, om het uitbreken van den
oorlog te verhinderen. Nu, nu de beslissing over
oorlog of vrede aan onze macht is onttrokken,
en ons volk van het Oosten, Noorden en Westen
bedreigd zich in een voor ons beslissenden strijd
bevindt, heeft iedere Duitsche pacifist op precies
dezelfde wijze als iedere andere Duitscher zijn
plichten tegenover zijn vaderland te vervullen.
In offervaardigheid voor het vaderland zal hij zich
niet laten overtreffen door degenen, die voor de
vredesgedachte, toen het nog tijd was, niets an
ders als hoon en spot hadden. Zoo deelen, wij de
algemeene plichten met alle landgenooten.
Bijzondere plichten echter bezitten wij, paci
fisten, ook tijdens den oorlog, overal waar blinde
nationale hartstocht de plaats inneemt van opoffe
ring en bezieling voor het vaderland. Ook temid
den van den harden strijd moeten wij in den
tegenstander den medemensch hoogachten, moeten
wij den enkeling niet laten boeten voor wat an
deren uit zijn volk aan ons* misdreven hebben.
Die plichten kunnen vervuld worden zonder dat
aan de nationale waardigheid iets tekort wordt
gedaan. Wij zijn overtuigd, dat de overweldigende
meerderheid van het Duitsche volk dit gevoelen
deeltmaar in den loop van den oorlog zullen wij
gelegenheid genoeg hebben, in concrete gevallen
er toe aan te manen, dat dit gevoelen in praktijk
wordt gebracht.
Nog een andere plicht rust op ons tijdens den
oorlog van onze betrekkingen met het buitenland
gebruik te maken, om tegenover een systeem van
leugenachtige berichten, dat wij nu al kunnen
opmerken, de waarheid' tot haar recht te laten
komen in het belang van de menschheid en van
ons zelf in het bijzonder.
Zoodra echter de mogelijkheid van het sluiten
van vrede in de verte opdaagt, willen wij, ge
meenschappelijk met gelijkdenkenden in andere
landen, daarvoor strijden, dat er een vrede tot
stand komt, die niet den kiem van nieuwe oor
logen in zich draagt, maar die den weg opent
voor een duurzame gemeenschap van de Euro
peesche kultuurvolken in vrede en recht".
I e oppasser. De „Zw. Crtvertelt';
Een kapitein der infanterie uit een onzer Over-
ijssi'Ische garnizoenen is sedert oen aanvang der
mobilisatie geplaatst bij den staf in een provin
ciale hqofdstad, militair centrum, en vergezelt
van daaruit den brigade-chef geregeld op diens
touznée langs de garnizoenen en posteniinie.
Beide hec-ren maken daarbij gebruik van een te
hunner beschikking gestelde auto, terwijl dan de
plaats naast den bestuurder wordt ingenomen
lictor ten soldaat, die de functie van palfceniep