Gelijkstelling van het Openbaar-
en Bijzonder onderwijs.
Daardoor wordt de moeilijkheid opgeheven, die zich bij de
loonberekening voordoet, wanneer een werkman gedeeltelijk in
gewonen dienst en gedeeltelijk in drieploegendienst werkt, en
zal in den zomer de Zaterdagmiddag van de plaatswerkers voor
een deel kunnen worden vrij gegeven.
Het zal misschien opvallen, dat voor het eene vak de loon
grenzen meer uiteenloopen dan voor het andere. Dit wordt
hieruit verklaard, dat sommige vakken van aard veranderd
zijn en wel de tegenwoordige werklieden niet in loon vermin
derd kunnen worden, maar nieuw aankomenden niet meer op
het oude hooge loon behoeven te worden aangenomen.
Een andere reden voor het grooter loonverschil is, dat de
werkman bij langdurigen dienst, door toenemende bekendheid
met de inrichting, en de bijzonderheden der toestellen en werk
tuigen, in sommige vakken voor het bedrijf meer waarde
Als punt van belang bij de loonregeling voor de Gasfabriek
en de Drinkwaterleiding moeten wij er de aandacht op vesti
gen, dat ons voorstel strekt, om de tantièmes, die voor den
nieuwen Directeur reeds buiten effect werden gesteld, thans
geheel af te schaffen. Het personeel vindt daarvoor echter zijn
vergoeding in verhoogd loon.
De formeele wijziging der betrekkelijke verordening op dit
punt zal weldra aan Uw oordeel worden onderworpen.
Voor het personeel van den Reinigingsdienst worden de
volgende loonen voorgesteld
koolaschschipper, straatveger,
rioolwerker, urinoirschoonmaker.
staalwerker12.50 13.50 p. w.
koetsier, stalknecht en baggerman - 13.50 14.50
los personeel12.50
Voorts is het de bedoeling in dezen dienst ook eenige ver
hooging toe te kennen voor extra diensten, alsvuilverbrander!
en ledigen van beerputten, waarvoor door de betrokken Com
missie een verhooging wordt voorgesteld van 25 cent per nacht
dienst, de nachtstalwacht, die met 10 cent per nacht dienst en
het scheepkruien van vuilnis, dat met 2U> cent per M3. ver
hoogd moet worden.
Voor de baggerlieden, die met eigen vaartuig en materieel
werken, wordt de vergoeding voor eigen vaartuig onveranderd
op f 0.65 per dag dienst voorgesteld.
Art. 12 van het werkliedenreglement schrijft voor, dat de
vaststelling van het loon binnen de grenzen geschiedt naar
geschiktheid, en tevens rekening wordt gehouden met dienst
jaren. Terwijl dus vrijheid bestaat om aan hen, die door ijver
en geschiktheid uitmunten, zoowel bij de aanstelling als gedu
rende hun diensttijd, vroeger een verhoogd loon toe te kennen,
is bet de bedoeling aan hen, die het verdienen, om de drie
jaar een loonsverhooging te verleenen, totdat het maximum is
bereikt, en bij de bepaling van het loon den thans reeds in
den dienst doorgebrachten tijd in aanmerking te nemen.
In ronde sommen zal de verhooging der loonen vor
deren
Voor de Gemeentewerken rond. (6000.
Voor de Gasfabriek, de Drinkwaterlei
ding en het Electriciteitsbedrijf rond. - 2500.
------- - 3800.—
Voor den Reinigingsdienst rond
Te zamen. 12300.
Wij stellen U derhalve voor
le. te besluiten tot' afschaffing der tantièmes bij de Gasfa
briek en de Drinkwaterleiding;
2e. de loongrenzen ter uitvoering van art. 12, 2e lid, van het
Werkliedenreglement, thans bepaald bij Gemeentebladen 1912,
no. 13 en 1913, no. 21, op nieuw vast ie stellen gelijk in
bijgaand ontwerp wordt voorgesteld.
Daardoor zal dan tevens jbeschikt zijn op de tot Uwen Raad
gerichte adressen om herziening der loonen, van de Gemeente
werklieden vereeniging „Ons Belang" en de afdeelingSchiedam
van den Nederlandschen Bond van Werklieden in Openbare
diensten en bedrijven, aan welke vereenigingen daarvan zal
zijn kennis te geven.
Herziening traetementen Sluis- en Brugwachters.
B. en W. schrijven aan den Raad
In aansluiting aan ons voorstel van heden tot herziening
van de loonen der werklieden, bieden wij U hierbij aan een
voorstel^ to? herziening van de traktementen der brug- en
sluiswachters.
In het kort heeft dit de volgende strekking.
De traktementen te verhoogen met 75.met dien ver
stande, dat de 3e sluiswachters worden gelijkgesteld met de
le brugwachters en de 2e sluiswachters, tot heden gelijkgesteld
met de le brugwachters, nu tusschen hen en de le sluis
wachters worden ingeschakeld, terwijl alsdan de 2 verhoo
gingen van de le sluiswachters van 25.op 50.worden
gebracht.
Te breken met het stelsel om bij gemis van ambtswoning
een vaste vergoeding te geven, doch te bepalen, dat de Ge
meente voor hen die geen ambtswoning bewonen, de huur
betaalt (met inbegrip van de waterleiding), tot een maximum
van 2.50 per week met dien verstande dat dit maximum nie,t
geldt, wanneer door de Gemeente een bepaalde woning wordt
aangewezen.
Ter vergelijking van de voorgestelde met de bestaande rege
ling gaat een staatje hierbij.
Tot toelichting diene het volgende
Het komt ons voor, dat de voorgestelde verhoogingen in be
hoorlijke evenredigheid, staan met die voor het politiepersoneel
reeds ingevoerd en die voor de werklieden voorgesteld.
De bestaande onderlinge verhouding tusschen de traktemen
ten van het personeel van brug- en sluiswachters maakte het
gewenscht een geheel nieuwe regeling op te zetten.
De gelijkstelling van 2den sluiswachter met lsten brugwachter
is met het oog op het verschil in werkzaamheden niet juist
te achten. Beter komt de 3de sluiswachter met hen overeen.
Daarom wordt thans voorgesteld den 3den sluiswachter met
hen gelijk te stellen en den 2den sluiswachter tusschen hen en
den lsten sluiswachter in te schakelen.
Volgens ons voorstel zullen dan echter de lste sluiswachters
2 verhoogingen van 50.in plaats van 25.— genieten,
hetgeen met het oog op hun financiëele verantwoordelijkheid
wel gewettigd is.
Eveneens met het oog op het verschil in flnancieele verant
woordelijkheid,, blijft het traktement van den lsten sluiswachter
aan de Binnensluis, evenals thans, 25.— hooger bepaald dan
dat van den lsten sluiswachter aan de Buitensluis.
Wanneer de spuisluiswachter niet hooger wordt gesteld,
geschiedt dit niet omdat zijn verantwoordelijke positie zou
worden voorbijgezien. Men moet bij hem zijn werkzaamheden
in hun geheel beschouwen en, als men in aanmerking neemt
dat hij voor de bediening van het electrisch gemaal 300.
per jaar geniet, moet dit bij een belooning van 625.675.
voldoende worden geacht: Alleen,zal hem voor het in'nen van
havengeld in de Wilhelminahaven een perceptieloon zijn toe
te kennen. De spuiwachter is hiermede belast omdat het niet
altijd mogelijk is in de Buitenhavens ter plaatse te zijn voordat
de schippers tot vertrek gereed zijn. Sinds Augustus 1914, toen
dit aan den spuiwachter is opgedragen, beliepen de ontvangsten
tot half Maart 1.1. ruim ƒ300.Een dergelijke toelage werd
ook reeds gegeven aan den brugwachter van de Spoeling-
brug.
De béstaande regeling betreffende "de vergoeding voor gemis
van ambtswoning geeft tot onbillijkheden aanleiding. Zij die
geen ambtswoning hebben, huren een woning voor minder
geld dan hun als vergoeding wordt uitbetaald d.i. ƒ425.—-
per jaar en hebben zoo een voordeel boven de anderen-
Eenige brugwachters wonen nu voor ƒ1.50 en ƒ1.per week'
In 1914 gebeurde het dat een tweede brugwachter bevor
derd werd tot eerste aan een brug met ambtswoning. Zijn
traktement ging met ƒ25.- vooruit, maar door zijn ambts
woning verloor hij /'50.—
Ook zijn er brugwachters, die meer moeten verwonen dan
de vergoeding bedraagt. Do Gemeente betaalt nu 3.50.per
week voor een sluiswachter en zal straks voor de sluiswachters
aan de Buitensluis voor de drie woningen door de Bouwver-
eeniging „Eendracht" te reserveeren, ƒ2.90 per week moeten
betalen.
Het komt ons voor, dat door de bovengestelde regeling een
billijke oplossing wordt verkregen.
Een verordening, waarin bovenaangegeven voorstellen zijn
neergelegd, wordt U hierbij in ontwerp aangeboden.
Overeenkomstig het gebruik in den laatsten tijd, is daarin
nu ook de bepaling opgenomen, dat verhoogingen ingaan met
den eersten der maand volgende op die, waarin het in aanmer
king komend tijdvak is volbracht.
Bij haar aanneming houden wij ons tevens gemachtigd den
spuisluiswachter voor de inning van havengeld in de Wilhel
minahaven c.a. een belooning toe te kennen.
Jaarwedde iimgazjjnknecbt Brandweer
In aansluiting aan onze voorstellen tot herziening der jaar
wedden van de gemeentewerklieden, hebben wij de eer U
voor ^ie stellen, de jaarwedde van den magazijnknecht bij de
Brandweer, die volgens de verordening is bepaald op een
minimum van ƒ500.— en op een maximum van ƒ600.te
bepalen op een minimum van ƒ41.en op een maximum
van 13.per week.
Een ontwerp-besluit tot-wijziging van de Verordening voor
de Brandweer wordt U hierbij ter vaststelling aangeboden.
III.
De openbare kweekscholen volgens dit model
zullen rechtstreeks door het Rijk beheerd moe
ten worden. Slecht zullen de gemeenten, welke
tot dusver eene kweekschool in stand hielden,
het recht moeten behouden die school, mits na
tuurlijk gereorganiseerd naar het nieuwe stelsel,
te blijven exploiteeren.
Daarnaast komen te staan de bijzondere kweek
scholen.
Wanneer deze ten opzichte van de voorwaar
den van toelating, leergang, eindexamen, bevoegd-
beid van docenten enz. aan gelijke eischen vol
doen als ten opzichte van de Rijkskweekscholen
zullen worden gesteld, zullen zij van regeerings-
wege eene officieele erkenning dier gelijkwaardig
heid moeten verkrijgen.
Ook voor anderen, die hetzij door eigen studie
en privaatlessen of op andere wijze voorbereid,
de onderwijzers-akte zouden wenschen te be
halen, moet de .gelegenheid hiertoe worden ge
boden.
Met de cijfers1000 docenten voor het open
baar en 1100 voor het bijzonder onderwijs dient
als uitgangspunt gerekend te worden.
Het getal kweekelingen kan per klasse gevoeg
lijk op het tegenwoordig getal van 24 behouden
blijven. Neemt men aan, dat enkele kweekelingen
van het hoogste studiejaar bij het eindexamen
niet slagen, dan is de toestand zeker niet te gun
stig voorgesteld door te berekenen, dat gemiddeld
20 onderwijzers per kweekschool ieder jaar aan
het corps kunnen worden toegevoegd. Dit zou
derhalve vereischen een getal van 50 Rijks- en
55 bijzondere kweekscholen. Intusschen kan men
met zekerheid aannemen, dat deze getallen te
ruim gerekend zijn, maar in ieder geval raamt
men niet te krap door aan te nemen, dat, gezien
de behoefte van dit oogenblik zouden noodig
zijn 45 Rijks- en 55 bijzondere of in totaal 100
kweekscholen.
Op welk bedrag moet men nu gemiddeld de
kosten eener kweekschool volgens het nieuwe
type nemen Ook hiervan zijn natuurlijk de cij
fers niet anders dan bjj benadering aan te geven.
Men kan intusschen de volgende flnancieele be-
sehouwiDg volgen.
Recapituleerend komt men tot de volgende
raming der jaarlijksche onkosten, gemiddeld per
Rijkskweekschool
Jaarwedden personeelf 25.000
Onderhoud gebouw, leermiddelen enz 5.000
Tegemoetkoming 30 kweekelingen 10.800
Toelagen 48 adspirant-onderwijzers 24.000
Annuiteit gebouw8.250
Totaal f73.050
Hiertegenover staat een gering bedrag aan in
komsten. Het is niet noodig, het onderwijs der
kweekscholen ook voor de toekomst kosteloos te
maken, vooral niet wijl men mag aannemen, dat
de onderwijzersloopbaan dan meer dan thans ook
door kinderen van niet geheel onbemiddelde
ouders gekozen zal worden. De heffing zal na
tuurlijk slechts de kweekelingen der laagste drie
leerjaren kunnen betreffen en zal progressief
moeten zijn, met dien verstande, dat de kinderen
van onvermogende ouders van betaling geheel
vrijgesteld moeten zijn. Hoe groot de opbrengst
der schoolgelden zal zijn, valt bezwaarlijk te
benaderen. Stelt men die op een gemiddeld be
drag van f1000 per kweekschool, dan raamt men
zeker niet te optimistisch.
In totaal zal dus ieder rijkskweekschool naar
vorenstaande raming per jaar een bedrag van
rond f 72.000 uit de schatkist vergen, hetwelk
voor de 45 noodig geachte rijkskweekscholen de
kosten voor de openbare opleidingsinrichtingen
brengt op een jaarlijksch bedrag van 45 X
f72.000 f3.240.000.
Voor de b ij z o n d e r e opleidingsscholen kan
men eene overeenkomstige berekening volgen.
Het tegenwoordig subsidieeringssysteem, dat zich
richt ten deele naar het getal wekelijksche les
uren en ten deele naar het getal der door de
aan die inrichtingen opgeleide kweekelingen be
haalde akten van bekwaamheid als onderwijzer,
maakt plaats voor geheele vergoeding van de
werkelijk gedane uitgaven.
In totaal zou de vergoeding per aangewezen
kweekschool gemiddeld op f64.800 f4125
f 68.925 komen. Brengt men ook hier een bedrag
van f1000 per kweekschool aan opbrengst van
schoolgelden in mindering, dan valt netto de ver
goeding per school gemiddeld op f 67.925 te stel
len, hetgeen de totaalkosten voor de bijzondere
opleidingsinrichtingen brengt op 55 X f 67.925
f3.735.875 of rond f3.735.000 per jaar.
De kosten der opleiding komen dan naar vo
renstaande raming op f 3.240.000 voor het open
baar en f3.735.000 voor het bijzonder onder wijs-
In totaal dus f 6.975.000 per jaar.
Ter vergelijking zijn nu kiernaast te stellen de
bedragen, die op dit oogenblik uit de overheids
kassen aan de opleiding worden besteed. Bij
Hoofdstuk V der Staatsbegrooting is voor het
dienstjaar 1915 geraamd totaal op f2.820.581.
De kosten bedragen op dit oogenblik dus
f 2.820.581 of rond f 2.820.000.
Met de tenuitvoerleging van het nieuwe systeem
zou dus eene jaarlijksche vermeerdering van
de uitgaven met f 6.975,000 f 2.820.000 of
f4.155.000 gemoeid zijn.
Neemt men nu ten slotte in aanmerking, dat
de kosten der exameacommissiën voor de akten
van bekwaamheid als onderwijzer en hoofdonder
wijzer geheel vervallen, evenals die voor de akten
van bekwaamheid tot het geven van lager onder
wijs en in de besinselen der moderne talen en in
die der wiskunde en ia de gymnastiek (artikel
172 van Hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor
het dienstjaar 1915 is op f176.000 en artikel
147 op f 110.000 geraamd) en dat hiervoor slechts
in de plaats komen de reis en verblijfkosten, be
nevens vacantiegelden der gecommitteerden bij de
eindexamens, zoomede die van de leden der com
missie, welke het nieuwe Staatsexamen zal heb
ben af te nemen, dan kan rnel een afgerond cijfer
geconcludeerd worden, dat het nieuwe opleidiugs-
systeem te verwezenlijken is met een jaarlijksche
hoogere uitgave van ongeveer 4 millioen gulden.
Hiprmede is dan ook verkregen de zoo hoognoo-
dige verbetering van de opleiding, welke sinds
tal van jaren ais een der meest urgente zaken
ter verbetering van het, volksonderwijs werd aange
drongen, maar tevens, ook wat de opleiding be
treft de volkomen gelijkstelling van het bijzonder
met het openbaar onderwijs.
Bewaarschoolonderwijs.
Aan de Memorie van Toelichting tot het ont
werp van wet op de regeling- van het bewaar
school-onderwijs, ontleenen we het volgende
Een wettelijke regeling van het bewaarschool-
wezen is noodig. Vooreerst, omdat de maatschap
pelijke behoefte aan het opvoedend werk van
deze scholen daarvoor groot genoeg is en nog
steeds in kracht toeneemt. Het aantal inrichtin
gen, waar kinderen in den leeftijd van drie tot
zes jaren onder leiding van, meestal vrouwelijke,
leerkrachten nuttig en aangenaam worden bezig
gehouden, zoddat de zintuigen worden geoefend
en het kind zich al spelend te midden van an
dere kinderen beweegt, is geleidelijk stijgende.
Aan het einde van 1913 bedroeg het aantal
openbare bewaarscholen 177, met 34.198 kinderen
en dat der bijzondere bewaarscholen 1135, met
110.725 kinderen in totaal was het getal be
waarscholen toen derhalve 1312, terwijl het aan
tal kinderen, dat daarop plaatsing vond, beliep
144.923.
In de eerste plaats, omdat een goede regeling
van het lager onderwijs met zijn bestaande split
sing in scholen met verschillend gekleurd onder
wijs ze vereischt. v
De ontworpen regeling gaat uit van de vol
gende beginselen
Er moet een krachtige prikkel worden gegeven
tot uitbreiding van het bewaarschoolonderwijs.
De voorstanders van het bijzonder onderwijs moe
ten niet in ongunstiger toestand worden geplaatst
dan die van het openbaar onderwijs, maar het
omgekeerde mag evenmin het geval zijn.
Er zullen voor de deugdelijkheid van alle be
waarschoolonderwijs, dat geheel of ten deele ui1
openbare kassen wordt bekostigd, waarborgen
moeten worden opgenomen door de omschrijving
van de werkzaamheden, regeling van de ver-
eischte bevoegdheden en van de opleiding van de
leerkrachten en door doeltreffende inspectie.
In het algemeen echter de verplichting a»n
gemeentebesturen op te leggen om bewaarscholen
op te richten, schijnt evenmin aanbevelenswaar-
dig als de verplichting aan ouders, om hunne
kinderen dergelijke seholen te doen bezoeken. Ook
zonder dat kan voldoende uitbreiding van bet
onderwijs worden verkregen en voorziening >D
bestaande behoefte.
Vooreerst geschiedt dit door den gemeente0
de verplichting op te leggen het bijzonder be'
waarschcolonderwijs, dat aan zekere eischen vol
doet, te subsidieeren op een wijze, welke de
oprichtjng niet te bezwaarlijk maakt daar, wa»f
de behoefte zich ernstig doet gevoelen.
In de tweede plaats door den belanghebbenden
de gelegenheid te geven van Gedeputeerde Staten
eene uitspraak uit te lokken over de vraag, of i°
eene bepaalde gemeente de oprichting van eene
openbare bewaarschool noodig is, terwijl gemeld
bestuurscollege, alvorens zijn beslissing te nemen'
vooral nog het gevoelen van den Onderwijsraad
een hoogstaand onafhankelijk college op onder
wijsgebied, moet inwinnen. Belanghebbenden
kunnen dit verzoek gronden op de behoefte a®0
ander onderwijs dan in bestaande of op te rich
ten bijzondere bewaarscholen wordt gegeven-
Gedeputeerde Staten kunnen dan daartoe het beve'
geven.
In de derde plaats door de instelling van ee°
deskundige inspectie, welke voorlichting en leiding
bij de oprichting kan geven.
Wat de gelijkheid van behandeling der vei"'
schillende richtingen betreft, zoo wordt de vol
gende voorziening voorgesteld.
Bijzondere scholen vbd verschillende richting'
die aan de wettelijke vereischten van deugdelijk
heid voldoen, ontvangen een bijdrage per leerlinf?'
even groot als besteed zou moeten worden Per
leerling, wanneer uitsluitend door de gemeen'e
het bewaarschoolonderwijs was ingericht, dat 10
de behoeften in de gemeente voldoende voo'
zag.
Op deze wijze wordt vermeden, dat het bijz°|°
der onderwijs tegenover het openbaar ondefWlh
in ongunstiger verhouding wordt gebracht, terWÜ
tevens voor verkwisting van gelden wordt ie
waakt.
- i