„van overgroote vreugde voor geheel het aard rijk" dan moeten we nog eens goed vernemen wat er eigenlijk is geschied en dan lezen we tel ken jare met vernieuwde geestdrift „de groote werken Gods" door het epistel verhaald. Daar zien we hoe de H. Geest de kerk bezielt. Een geestelijk schrijver zegt daarvan 't volgende Christus had tijdens zijn aardsche leven de kerk ontworpen, gebouwd, georganiseerd en levens vatbaar gemaakt. Maar 't is als een afgebouwd schip, dat nog voor anker ligt, geen rad in be weging, geen zicht in de geheschen zeilen, 't Wordt. Pinksteren en de bouwer vervult zijn belofte. Als een stormwind daalt de H. Geest neder en geeft overal leven en bezieling He- melsche vuurteekenen kondigen de afvaart aan. Petrus staat aan t roer en op zijn Pinkster- proek besteigen drieduizend bekeerden zijn schip „vertegenwoordigers uit alle talen". En nu na twintig eeuwen stevent op de wereldzee nog altijd dat reuzenschip, ongeschokt door de on telbare zware stormen cn neemt nieuwe lading op in alle landen. En ontzinkt aan de stervende hand van een vergrijsden Paus het roer, de on zichtbare stuurman der kerk sterft niet en Hij vindt, terwijl de kerk nog klaagt over den door luchten doode, Zijn zichtbaren plaatsvervanger weer Alleluja, mag de kerk juichen, de Geest des Heeren heeft het aardrijk vervult". Het Evangelie schildert ons weer in 't, bij der de werkzaamheid des H. 'Geestes in onze eigen ziel. De H. Geest trekt binnen in het diepste onzer harten en maakt dat tot een vruchtbaar akkerland voor geestelijke vruchten 1 Hij zelf stort de zaden uit, de bovennatuurlijke deugden, een gescjienk GodsHij vraagt voor den wasdom onze medewerking, maar stelt ons tot blijmoediger arbeid en slagvaardiger strijd in staat door zijn zeven gaven. Te zijnen tijde geeft Hij dauw, en regen en zonneschijn door ontel bare dadelijke genaden. Ook trekken storm en onweer over ons zieleland, maar altijd zoo dat „hun, die God lief hebben alles ten beste komt." Dan denken we ook aan de wonderbare werking in de zielen, die verre van allen invloed der kerk, zich onweerstaanbaar tot haar voelen ■voortgedreven en als kostbare lading door den H. Geest zeiven worden ingescheept. O wat moeten we 't eens zijn met den jubel zang: veni sancte spiritus! Wat moeten we, op geestelijk gebied natuurlijk, den H .Geest aan bidden als „Vader der armen,"Uitdeeler der gaven", „Licht des harten", „den besten Troos ter". Maar boven alles wil Hij voor ons zijn, „de zoete gast onzer zielen." Als we dan vandaag onder den invloed komen van Gods groote wer ken door den H. Geest, als we over ons vaardig voelen worden dien roep van Gods edele strij ders „wij vertrouwen op de eindoverwinning", dan moeten we den H. Geest bidden ons zoo om te vormen, dat we, als willige werktuigen in Zijn hand, den goeden strijd strijden voor eerst tegen ons zeiven, maar voorts ook tegen alle zichtbare en onzichtbare vijanden. Hebben we de uitnoodiging tot jubel gehoord in den introitus, geluisterd naar de reden tot juichen in het epistel, dan moet het beeld dor ziele onder den invloed des H. Geestes,wat het Evan gelie teekent, ons als een spiegel zijn. En 't vele tekort wat we dan bemerken wordt ons een aanleiding om ook de oraties „van vuur en liefde" op ons toe te passen. Zóó ontvangen wij den H. Geest met zijn zevenvoudige gaven tot groo- ter heiliging onzer zielen, tot hechter steun voor onze broeders. De postdienst in vroeger tijd. Voor de kennis van de vroegste geschiedenis van het postwezen zijn de vondsten in het ar chief der vorsten van Thurn en Taxis, vooral van groote waarde geweest. Het jaar 1516 werd algemeen als het jaar van het ontstaan der Taxische post beschouwd. Maar reeds tij dens het leven van keizer Frederik III werden in het Heilige Roomsche Rijk posterijen opge richt, alleen zijn de hiertoe met Roger Von Taxis waarschijnlijk in 1451 gesloten verdra gen voor ons onbekend gebleven. Keizer Maxi- miliaan schonk in 1496 en 1498 aan Johan Von Taxis verscheidene privilegiën. De eerste oor konde omtrent het bestaan eener Taxische posterij dateert van 't jaar 1500, in welke oor konde Philips de Schoone, Me zoon van Maxi- miliaan, Frans Von Taxis tot postmeester- generaal benoemde. Als voornaamste arbeids- en Oglipiglap gaf hun een bewijs, opdat zij de belooning zouden kunnen vorderen. Toen de bewaarder weer alleen was, be gon hij het lijk te ontkleeden, dat opviel door zijn lengte en magerheid. Het eerste wat hem in het oog viel was een kolossale pruik. Werkelijk, zeide hij, deze zonderlinge pruik heb ik meer in handen gehad, ze was van een jongen Franschman.en ook die zware laarzen zijn mij niet onbekend eiook den zwarten mantel van den profes sor, die zich laatst verdronken heeft, om dat hij niet geleerd genoeg wasHoe komt deze arme magere drommel aan die oude ken nissen van mij Hij hield de lamp aan het gelaat van den doode, doch tevergeefs. Het lijk verkeerde reeds in staat van ontbinding en de gelaats trekken hadden hun kleur en vorm verlo ren. Hij zocht in de zakken van den mantel en haalde er eenige bemorste perkamenten uit te voorschijn hij veegde ze af aan zij nen lederen voorschoot en trachtte het half verdwenen schrift te ontcijferen. Ik kan mijn oogen ntet gelooven, zei hij, het perkament latende vallen, dat is het schrift van mijn ouden meester, Benignu^ Spiagudry. Hij onderzocht opnieuw het lijk en her kende de lange magere handen, en de weini ge haren op den kalen schedel. veld werden hem de Nederlanden aangewezen, Juist hier, waar de handel reeds zulk een hoogen bloei had bereikt, moest een postdienst dubbel welkom zijn. Want al werd ook in de eerste ver dragen niet uitdrukkelijk vermeld, dat de post ook in het belang van particulieren zou werk zaam zijn, zoo ligt toch deze gevolgtrekking voor de hand, daar de som, door den Staat toegestaan niet toereikend was om al wat ver langd werd, te geven. Het was echter hoofdzake lijk in het belang der wereldlijke macht, een instelling te begunstigen, die voor haarzelf van het grootste nut was. Want er was Philips den Schoonen juist toen zeer veel aan gelegen, met zijn vader in Weenen en zijn grootvader in Spanje gemakkelijk briefwisseling te voeren. In 't begin waren het postrijders, die de post vervoerdeneerst later kwam de postkoets in gebruik. De aanvangs- en eindpunten der lijnen waren niet aan bepaalde plaatsen gebon den, maar richtten zich naar 't toevallig ver blijf der vorsten. Men kan dus niet als eersten vasten postweg, dien tusschen Brussel en Wee nen noemen. De snelheid, waarmede de af standen werden afgelegd, verdient, den toen- maligen staat der wegen in aanmerking geno men, allen lof. Voor den afstand Brussel tot Innsbrück werden in den zomer ö1^, in den winter &1/2 dag gerekend, voor dien van Brussel naar Parijs 44 54 uur. Het verdrag, dat den grond legde tot de ont wikkeling van het postwezen, sloot Karei V, toenmaals Heer der Nederlanden, in 1515 met Johan en Frans Von Taxis. Het doel daarvan was hun het gezamenlijke postwezen van het uitgestrekte rijk geheel op te dragen. Zij werden tot postmeester-generaal benoemd en konden in het onder hun beheer staande gebied naar eigen goedvinden handelen. Tegen vergoeding van 11000 gouden dukaten (240.000 gulden) waren zij voor de bezorging der koninklijke correspondentie verantwoordelijk. Dat was een betrekkelijk geringe som, want de koning van Frankrijk betaalde bij minder uitgestrekte af standen meer dan het drievoudige. Johan en Frans Von Taxis konden zich aan die voorwaar de slechts dan onderwerpen, als hun uitsluitend het bezorgen van brieven van particulieren werd toegestaan, en al werd ook in het vgrdrag niet woordelijk vermeld, dat zij brieven van parti culieren mochten Vervoeren, dan blijkt dit toch genoegzaam daaruit, dat niemand anders daar toe recht had. Deze inrichting werd ook daarom indertijd zoozeer gewaardeerd* omdat door verschillende verdragen de mogelijkheid verkregen was, het geheim der correspondentie te bewaren. Karei V had zich geen bijzonder toezicht voorbehouden, Veeleer de verplichting op zich genomen, van andere heerschers, door wier gebied de post rijders kwamen, de vergunning te verwerven, dat de koeriers overal vrijen doortocht zouden hebben. In Frankrijk had men tot dusver de met de post verzonden berichten steeds angstig doorzocht, of er niets in schuilde, dat gevaar voor den staat zou kunnen opleveren. Op 15 November 1515 trad het verdrag in werking. Binnen twaalf dagen moesten de Nederlandsche posten, binnen twintig dagen die naar Spanje, Rome, Napels, Duitschland en Frankrijk geregeld zijn 1 Er was daardoor een net geweven, dat zich ongeveer over het geheele beschaafde Europa uitbreidde, Van Napels tot Brussel, van Weenen naar Toledo. De tijd, waarin die afstanden moesten worden afgelegd, was korter dan vroeger. Om grootere snelheid mogelijk te maken, waren overal post stations opgericht op niet zeer grooten afstand, zoo waren er bijv. van Augsburg naar Brussel 23. Bovendien waren er maatregelen genomen, dat op bijzonder verlangen der regeering en tegen bijzondere vergoeding de snelheid nog kon worden verhoogd. De kaarsenfabriek „Goud a". Aan de „Nieuwe Gt." wordt gemeld Naar wij verne men, bestaat er groote kans, dat binnen zeer kor ten tijd deKon. Stearine-Kaarsenfabriek Gouda, die sinds den avond van 23 Februari 1921 stop staat, weer in bedrijf zal worden gesteld. De aanleiding tot de stopzetting was toenmaals de weigering van de hoofdbesturen der vier arbeidersorganisaties, mede te werken teneinde van den minister van arbeid een gunstige be schikking te krijgen op het verzoek der directie, Niet ten onrechte, dacht hij, heeft men hem van toovenarij beschuldigd de duivel heeft hem meegenomen om hem in 't meer Sparbo te verdrinken. Wie zou ooit gedacht hebben, dat de geleerde Spiagudry, na zoo lang den bewaarder gespeeld te hebben, ook pens hier zou komen om bewaard te wor den. De kleine wijsgeerige Laplander hief het lijk op om het op een der granieten tafels te dragen, toen hij bemerkte, dat iets zwaars met een lederen riem aan den hals van den ongelukkigen Spiagadry bevestigd was. Dat is zeker de steen, waarmee do dui vel hem in 't meer geworpen heeft, mompelde hiJ- Hij bedroog, zich, het was een klein ijzeren ffertje, waarop hij, na het goed afgeveegd te hebben, iets zag wat hij niet begreep. Hierin is zeker iets van de zwarte kunst, sprak hij tot zich zeiven die man was een toovenaar. Ik ga dit kistje bij den bisschop brengen, misschien zit er een duivel in. Hij maakte het kistje los en na het lijk op een der steenen tafels gelegd te hebben, spoed de hij zich naar het bisschoppelijk paleis. XLI. Het noodlottig uur was aangebroken de om op grond van de in de Arbeidswet daartoe gölaten ruimte, langer dan 45 uren per week te mogen werken, teneinde het bedrijf onder de tegenwoordige omstandigheden gaande te hou den. Herhaalde conferenties tusschen directie en hoofdbesturen der arbeiders-organisaties hebben geen resultaat gehad, omdat laatstgenoemden vasthielden aan den eiseh, alle werklieden in dienst terug te nemen. De directie verzocht toen aan de Algemeene Werkgeversvereenigihg te Amsterdam te trachten de onderhandelingen met de arbeiders-organisaties tot een oplossing te brengen. Ook deze onderhandelingen hadden aanvankelijk geen resultaat. Thans heeft de Minister van Arbeid, na nieuwe kennisneming van den toestand, zich bereid verklaard, onder de huidige economische om standigheden, aan de directie der kaarsenfabriek toestemming te verleenen tot het invoeren van een 60-urige werkweek voor mannen en een 55- urigo werkweek voor vrouwen, waarbij mede werking werd toegezegd tot het instellen van een wachtgeld-regeling voor diegenen, voor wie de mogelijkheid bestaat binnen afzienbaren tijd weer volledig aan het werk te worden ge steld. Als wachtgeld zal worden uitgekeerd 70 pet, van het weekloon, dat gedurende de laatste drie maanden voor 26 Februari j.l. is ontvangen. De arbeiders, die binnen afzienbaren tijd niet te werk kunnen worden gesteld, vallen onder de werkloosheidsvoorziening van rijk en gemeente. Van de vrouwelijke arbeiders kunnen op en kelen na allen weer worden aangenomen van de mannelijke een 80-tal, waarvan 20 in volledi- gen dienst; de anderen kunnen om de.week werken en op wachtgeld loopen. Een Franschman over de schuld aan den oorlog. Eenigen tijd geleden pu bliceerde Georges Demartial, Fransch beambte en officier van het Legioen van Eer, samen met Ch. Gide (den Parijschen hoogleeraar) en M. Morhardt, stichter van de Fransche „Vereeniging voor critische en docu mentaire studiën inzake den oorlog", in het En- gelsche tijdschrift „Foreign Affairs" een artikel over de schuldkwestie, Deze beschouwing is thans, belangrijk aangevuld, in Duitsche verta- taling als brochure onder den titel„Die Schuld am Kriege, die Vaterlandsliebe und die Wahr- heit," bij Hans Robert Engelmann te Berlijn ver schenen. Lujo Brentano schreef er een voorwoord bij. De Duitsche geleerde wijst er op, dat de leu genachtigheid, waarmee de oorlog gevoerd werd, de geschiedvervalsching, waarop het Verdrag van Versailles gebaseerd is en art. 231 van dit Ver drag, dat Duitschland en zijn bondgenooten tot de eenige schuldigen aan den oorlog stempelt, ook die kringen met toenemende verbittering ver vult, die van den beginne af den oorlog veroor deeld hebben,niet alleeninDuitschland,doch over al waar waarheidslievende menschen te vinden zijn Hiertoe moet ook Georges Demartial gerekend worden, die in zijn brochure bijzonder scherpe critiek op art. 231 van het Vredesverdrag uit oefent. „Als er ooit een vrede gedicteerd werd, als ooit een vrede hard en vernederend voor den overwonnene was, dan was het de vrede van Versailles. Waarmee heeft men deze vrede ge rechtvaardigd Steeds weer enkel en alleen hiermee, dat de overwinnaars in geen enkel op zicht voor den oorlog verantwoordelijk zijn. Geen mensch in Frankrijk kent den waren stand van zaken en van de door de Duitsche vredes- delegatie aan de Vredesconferentie overgelegde diplomatieke documenten inzake den oorsprong van den oorlog zijn de Franschen op het oogen- blik, nog even onkundig als bijv.de Eskimo's." Demartial wijst er op, dat in de geschriften den Entente omtrent het uitbreken van den oor log nooit sprake is geweest van Rusland. Dit opzettelijk verzuim is van de grootste beteeke- nis, daar de Entente alleen hierdoor haar be wering kan volhouden, dat zij aan het uitbreken van den oorlog geen schuld heeft. „Duitschland verklaart door de Russische'al gemeene mobilisatie, welke „oorlog beteekende" tot den oorlog te zijn gedwongen. Men heeft de Duitsche regeering voor de voeten geworpen, dat dit een leugen is, daar de Tzaar op 1 Augus tus aan den keizer telegrafeerde „Mobilisatie beteekent nog niet oorlog." Dit lijkt een redelijk argument, doch men moet hierbij rekening hou den met de onderhandelingen, die het Russisch- zon had reeds de helft van hare baan boven der. horizon afgelegd. De posten waren ver dubbeld in de vesting Munekholm, voor elke deur wandelden soldaten zwijgend heen en weer. liet rumoer van de stad, waarin een meer dan gewone beweging heerschte, drong door tot in de sombere torens der gevangenis. In alle gangen hoorde men 't geroffel der trom men, waarin zich nu en dan het gebulder van het kanon in den lagen toren mengde langzaam en plechtig deed de zware klok hare tonen weer galmen over de golf, waarop men van alle kanten booten met volk zag aankomen. Een met rouw behangen schavot, waarom zich voortdurend de ongeduldige en aan groeiende menigte verdrong, stond op het plein, omgeven door soldaten. Daarop wan delde de beul in roode sergie gekleed; nu eens leunde hij op de bijl, die hij in de hand hield, dan weer verzette hij het blok. Een weinig ver der stond een brandstapel, waarvoor eenige fakkels brandden. Tusschen het schavot en den brandstapel stond een staak, waaraan een plank bevestigd was met het opschrift Ordener Guldenlew, verrader. Van het plein bemerkte men den toren van Sleeswijk, waar een groote zwarte vlag wapperde... Ordener verscheen voor het gerechtshof, dat nog altijd vergaderd was. Slechts de bis schop was afwezigjzijn taak als verdediger was Fransche verbond tot. resultaat hadden. Op grond van art. II der militaire conventieverplich ten de beide mogendheden zich onmiddellijk-te inobiliseeren,wanneer een der leden van den Drie» bond tot mobilisatie overging. Wat dit beteeken de, blijkt uit het onderhoud tusschen den Tzaar en generaal Boisdeffre (Geelboek over het Fransch-Russische Verbond No. 71). Generaal Boisdeffre zei tot den Tzaar „Mobilisatie is oor logsverklaring", en de Tzaar antwoordde hem „Dat is precies mijn opvatting." Demartial verzekert, dat bij de ingewijden in dit opzicht niet de geringste twijfel bestaat. Voorts haalt hij het feit aan, dat de Russische minister Sasonow reeds op 25 Juli verklaarde, dat Rusland; wanneer het van Frankrijk's steun Verzekerd was, niet voor het risico van den oorlog zou terugdeinzen, en dat de gevraagde belofte van steun op 29 Juli gegeven en den dag daarna herhaald werd. Doordat de heer Viviani Rusland Frankrijk's steun beloofde en zijn mo bilisatie niet tegen ging, heeft hij zijn volle aan deel in de Verantwoordelijkheid voor het uitbre ken van den wereldoorlog op zich genomen." De schrijver geeft verder te kennen, dat men moet aannemen, dat de Duitsche regeering werkelijk om de reden, die zij aanvoerde, n.l. onder den dwang der op 29 Juli afgekondigde Russi sche mobilisatie tot den oorlog besloten heeft. Van Fransche zijde is betoogd, dat Frankrijk's eer het noodzaakte, zijn verbondsplichten ten opzichte van Rusland na te komen. Demartial stelt tegenover deze opvatting het argument, dat het Russisch-Fransche verdrag volgens den tekst zuiver definitief was. Naar de meening van den schrijver zou het niet eerloos geweest zijn, Rus land te zeggen, dat Frankrijk niet zou mobili- seeren, wanneer Rusland eerder tot mobilisatie overging dan Duitschland. Het door de Fransche regeering gegeven be vel, om tijdens de critieke dagen vóór het begin der vijandelijkheden 10 K.M. terug te trekken, acht Demartial een „doorzichtige truc." Deze listigheid moest Engeland, volgens Viviani's ver klaring, van Frankrijk's vredelievendheid over tuigen, doch zij maakte in Engeland geenszins den gewenschten indruk. Toen Sir Edward Grey op 3 Augustus in het Lagerhuis over den toe stand sprak, zeide hij „Dit kan ik met de groot ste stelligheid verklaren wanneer Frankrijk zich in den oorlog ziet meegesleept, dan is het we gens zijn formeel bondgenootschap met Rus land." Viviani verklaarde in het Proces-Caillaux, dat het niet door de schending der Belgische neutraliteit was geweest, dat Engeland in den oorlog was gegaan Engeland zou zich ook zon der deze schending aan de zijde van Frankrijk hebben geschaard. Daarentegen zeide Clemen- ceau op 25 September 1919 in zijn groote Ka merrede over het Verdrag van Versailles, dat de schending der Belgische neutraliteit Enge land tot ingrijpen had gebracht. Omtrent deze kwestie bestaat dus in de opvatting van twee bransche staatslieden, die een leidende en ver antwoordelijke positie bekleedden, een pijnlijke tegenstelling die dringend opheldering behoeft. Het is dus inderdaad, zooals Poincaré in d§ „Revue des deux Mondes" gezegd heeft, dat de meest gewaagde onwaarheden omtrent den oor sprong van den oorlog gedrukt worden. Het gaat er nu slechts om, besluit Demartial, einde lijk te weten, aan welken kant deze onwaarheden verkondigd worden. Snel werk. Tegenover de langdurige ver gaderingen staan de korte, en deze hebben meest plaats als er zaken worden gedaan. Vergaderin gen van zakenmenschen zijn beroemd om haar kortheid. Het record zal echter wel bereikt wor den door twee maatschappen onder één bestuur te Rotterdam. Geadverteerd wordt te 21/i uur een gewone algemeene vergadering van de Algemeene Scheepvaartmaatschappij, te 3 uur eene buitengewone algemeene vergadering van dezelfde, te 3}/t uur een gewone algemeene vergadering van de Alg. Mijnbouwmaatschap- pij en te 4 uur een buitengewone algemeene vergadering. Vier vergaderingen dus in 2 uur tijd onder één directie. Waren onze Kamers en onze Gemeenteraden maar zoo handig 1 (Tijd). afgeloopen. De zoon van den vice-koning was in 't zwart gekleed, om zijn hals hing de orde van Dane- brog. Zijn gelaat was bleek, doch had een fiere uitdrukking. De menigte, die nog meer ont roerd scheen dan de veroordeelde, sloeg hem met opmerkzaamheid gade. Zijne hooge rang en zijn ongelukkig lot wekten aller medelij den. Het schijnt, alsof er iets in de menschen is, dat hen zoowel naar genoegens, als naar zulk een akelig schouwspel drijft 't is alsof ze den vreeselijken dood, die reeds boven het hoofd van den ongelukkige zweeft, met zekere gretigheid aanschouwen. Het is hun een ongewoon schouwspel, het leven, dat de menschen niet kunnen geven, door menschen te zien ontnomen. Het is iets nieuws voor hen, die allen ter dood veroordeeld zijn op een voor hen onbekenden tijd, dengene te zien sterven, wiens uur van heengaan door de men- schelijke gerechtigheid is bepaald. Men herinnert zich dat alvorens naar het schavot te gaan, Ordener eerst voor de recht bank van alle titels en waardigheden ontzet moest worden. Nauwelijks had de beweging, die zijn aankomst had veroorzaakt, plaats gemaakt voor een diepe stilte, of de presi dent opende het boek, waarin de statuten der orde van Danebrog vervat waren. (Wordt vervolgd)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1921 | | pagina 6