DAGBLAD VOOR SCHIEDAM EN OMSTREKEN
44ste Jaargang.
Vrijdagp9 Juli 1921.
No. 13098.
Bureau KOEMARKT Telefoon Intercommunaal 85. Postbus: 38.
Abonnementen per 3 maanden ƒ2.per week 15 cent, franco per
post 2.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 3 cent.
Adv ertenti ën 15 regels 1.75 elke regel daarboven 35 cent, 3 maal
plaatsen wordt 2 maal berekend. Ingezonden mededeelingen 75 ct. per regel.
Speciale conditiën voor herhaaldelijk adverteeren. Tarieven worden op aanvraag
toegezonden. Incassokosten worden berekend.
Buitenlands»!^ Nieuws.
DE INTERNATIONALE ONTWAPENING.
Volgens een Reuter-telegram uit Washington
zegt de Japansche nota, in antwoord op de
Amerikaansche uitnood ïging tot de conferentie,
o.m. het volgende
Het werd ter kennis van Japan gebracht,
dat de Vereenigde Staten bereid zijn tot een
vóór de conferentie te houden ged achten wisse
ling over de agenda den aard en de draagwijdte
vast te stellen van de kwesties inzake de Stille
Zuidzee en het Verre Oosten.
Op die voorwaarde kan de Japansche regee
ring de regeering der V. S. mededeel en, dat liet
haar bedoeling is de uilnoodiging te aanvaarden
tot een conferentie, op welke ook de kwesties
van den Stillen Oceaan en hef Verre Oosten
zullen worden behandeld.
In een andere passage van de nota wordt
gezegd De Japansche regeering werd er op
gewezen, dat wordt voorgesteld de kwesties
van het Verre Oosten en den Stillen Oceaan
te bespreken wegens het nauwe verband met
de kwesties van de beperking der bewapening,
die het hoofddoel van de conferentie is en dat
de besprekingen over die kwest ie voornamelijk
ten doel hebben, een gemeenschappelijke over
eenkomst te bereiken ten opzichte van de poli
tiek nopens den Stillen Oceaan en het Verre
Oosten.
Verlangend als de Japansche regeering is,
om het hare te doen voor de vestiging van een
duurzamen vrede, en de bevordering van den
welvaart, hoopt zij oprecht, dat de conferentie
hel verwachte resultaat zal opleveren, en dat
daardoor haar idealen spoediger in vervulliug
zullen gaan.
Teneinde het welslagen van de conferentie
te verzekeren, acht de Japansche regeering het
wensehelijk, dat de agenda wordt vastgesteld
in overeenstemming met het boven aangeduide
hoofddoel van de discussies en dat van die agen
da streng zal worden geweerd de problemen, die
alleen zekere bijzondere mogendheden aangaan,
°l als voldongen feiten zijn te beschouwen.
Tot zoover het Japansche antwoord.
Het op 23 Juli overhandigde Amerikaansche
memorandum aan Japan gaf te kennen, dat de
Vereenigde Staten de bereid wil igheid van Japan
tot, aanvaarding van de uilnoodiging totde
conferentie ten zeerste waardeeren.
Verder gaf het Amerikaansche memorandum
te kennen, daL de staatssecretaris bereid is,vóór
de bijeenkomst der conferentie een gedachten-
wisseling over de verdere samenstelling der
agenda te houden.
Ofl'icieelf kringen te Washington schijnen
voldaan over het Japansche antwoord, daar
thans de weg is gebaand tot voorïoopige be
sprekingen omtrent de vasLstelling van datum
en plaats der bijeenkomst, alsmede van de
bijzonderheden der procedure.
Een volledige bespreking van de agenda,
alvorens de verschillende delegaties aankomen,
wordt thans zeker geacht in overeenstemming
met het voorstel van Japan. Officieele kringen
achten die voorïoopige discussies alleszins ge-
wenscht, nadat de uitgenoodigde mogendheden
de invitatie hebben aanvaard.
De passage in de Japansche nota aangaande
de kwesties, die geacht worden alleen zekere
bijzondere mogendheden aan te gaan, en die
nopens het vermijden van een bespreking van
voldongen feiten worden te Washington niet
opgevat als een voorwaarde voor c e aanvaarding
der uitnoodiging door Japan, doch als een
aanduiding Van de houding, d!e .Japan wil
aannemen bij dè onderhandelingen over de
agenda.
Alvorens de Fransche ambassadeur met va-
cantie uit Washington vertrok, gaf hij te kennen,
'n October voor de conferentie terug te zullen
keeren en men verwacht te Washington, dat
Maarschalk Foch deel zal uitmaken van de
Fransche delegatie.
OPPER-SILEZIE.
Havas geeft enkele nadere aanduidingen over
een telegram, dat, in de conferentie der ambassa
deurs voorgelezen is en docr de drie geallieerde
liooge commissarissen 19 Juli aan haar ver
zonden. Dit telegram bevat een oordeel over
den toestand in Opper-Silezië na den terugtocht
der Poolsche en Duitsche opstandelingen.
De hooge commissarissen coustateeren, dat
de toestand van overspanning, die voorkomt
uit animositeit tusschen de partijen, zal blijven
bestaan, zoolang de toestand van onzekerheid
niet ten einde is ja, dat deze zelfs erger zal
worden.
Woordelijk zeiden de hooge commissarissen
»Het in tergeallieerde gouvernement is niet in
Maat om de volledige orde te herstellen want
het geldt hier niet alleen een kwestie van gezag,
maar ook van kracht en tijd". De ontwapening
V;m geen der partijen kan door de geallieerden
v°lto0id worden. Elke partij vreest een aanval
vai> den ander en zelfs valsche berichten kun-
mii Voldoende zijn om een der partijen tot een
verwachte actie te brengen.
De toestand zal onvast blijven totdat ieder
zal weten wat zijn definitief lot is. De in ter
geallieerde commissie concludeerdelo. dat
de situatie in O. S. zeer ernstig is en de onmiddel
lijke aandacht verdient der geallieerde regee
ringen 2o. dat de situatie onzeker zal blijven
zoolang geen eerlijke beslissing is gevallen.
3o. Dat de krachten ter beschikking der com
missie gesteld, onvoldoende zijn, niet alleen
om een nieuwen opstand te voorkomen, doch
zelfs om de orde over het geheele gebied te hou
den.
De drie hooge commissarissen voegden hier
nog aan toe, dat, indien de geallieerde mogens-
heden van opinie verschilden, „een versterking
van troepen nog noodzakelijker en dringender
zou zijn".
Dit is het document, dat de berichten van
andere kanten gekomen, bevestigt en dat tot
basis diént van de opinie der Franêche regee
ring, dat de troepen der geallieerden onvoldoende
zijn om oe orde dn O. S. te handhaven en ii plus
forte raison 0111 een eventueelen opstand van
Polen of Duitschers te weren en vooral om de
beslissingen der geallieerden op te leggen die
of den Polen of den Duitschers, of beiden moch
ten mishagen. Die beslissingen kunnen immers
tof een hefitge actie leiden van de niet.-ontwapen-
de troepen in O. S. of bij de grenzen.
Behalve het speciale geval van uitvoering van
het vredesverdrag en de beslissingen van den
Oppersten Raad, die allen alliés interresseeren,
is er nog voor Frankrijk de kwestie van de
veiligheid van zijn troepen.
Aangaande de Fransche nota over hel zenden
van versterkingen naar Opper-Silezië herinnert
de „Times" eraan, dat de Opperste Raad in
1919 60.000 man noodig achtte voor de uitvoe
ring van het vredesverdrag in Opper-Silezië.
Er was destijds overeenstemming tusschen
Amerika, Engeland, Frankrijk en Italië. Ieder
zou 15.000 man leveren.
Frankrijk leverde 12.000, doch Engeland
slechts 4400 en Italië 2200. In deze omstandig
heden zegt de „Times' is het niet te ver
wonderen, dat Frankrijk er op aandringt, dat
er troepen zullen worden gezonden om de veilig
heid van de Fransche troepen in Opper-Silezië
te verzekeren.
Gelijk andere Donderdagen, was Lloyd George
gisternamiddag in het Engelsche Lagerhuis
aanwezig om te antwoorden op verschillende
vragen. Hij deelde o.m. mede, dat 1 September
de officieele datum zal zijn van het einde van
den oorlog, uitgezonderd ten opzichte van Tur
kije. Doch na de beantwoording van de vragen
legde hij niet zijn eenige dagen geleden aange-
kon« igde verklaring omtrent de kwestie van
Opper-Silezië af.
Dit onderwerp is gisterm'ddag urenlang be
sproken in den kabinetsraad, waaraan dezen
keer ook de premiers van de Dominions deel
namen. Hun aanwezigheid wijst pp het belang,
dat aan deze zaak wordt gehecht. De beide ver
tegenwoordigers van Engelsch-Indië, die aan
de rijksconferentie deelnamen, verschenen ook
in den kabinetsraad, dien zij echter na enkele
minuten weer verlieten.
Behandeld werd natuurlijk de Fransche nota
van gisteren, waarin de goedkeuring van het
zenden van Fransche versterkingen naar Opper-
Silezië als eerste voorwaarde werd gesteld voor
de samenkomst van den Oppersten Raad.
Volgens een „Gentral News"-bericlit besloot
de kabinetsraad, dat Lord Curzon in zijn ant
woord op de Fransche nota de meening van de
Engelsche regeering zal herhalen, n.l. dat de
toestand in Opper-Silezië het zenden van ver
sterkingen op dit oogenblik niet wensehelijk
maakt, terwijl Lord Curzon andermaal zal aan
dringen op de wenschelijkheid om de samenkomst
van den Oppersten Raad op een vroegeren datum
te houden om het rapport van de hooge gealli
eerde commissarissen in Opper-Silezië te be
handelen.
In officieele kringen heerscht een optimistische
stemming omtrent een alleszins bevredigende
oplossing inzake de door Frankrijk gestelde
eisch om de goedkeuring van het zenden van
versterkingen naar Opper-Silezië aan de samen
komst van den Oppersten Raad te laten vooraf
gaan. De goedkeuring van Engeland is echter
niet voldoende en het Engelsche standpunt
blijkt te zijn, dat die goedkeuring moet worden
verleend door den Oppersten Raad.
De Fransche ministerraad, die gisteren onder
voorzitterschap van Millerand was bijeengeko
men, nam kennis van den diplomatieken toe
stand. Nadat uit de mededeeling van den Fran-
schen gezant te Londen was vernomen, dat de
Britsche regeering de door de Fransche regeering
gestelde vraag zou bespreken, werd besloten,
heden opnieuw bijeen te komen ter bespreking
van het antwoord.
en vormde een uitgesproken vooruitgang in
den stand der onderhandelingen. Men gelooft,
dat de Sinn Feiners tot overeenstemming zijn
gekomen, betreffende de basis voor een formeele
bijeenkomst.
Een volgende bijeenkomst van het Sinn Fein-
kabinet zal niet worden gehouden, vóór dat de
Valera zich weer met Lloyd George in verbinte
nis zal hebben gesteld.
Indien een basis voor de conferentie is ge-
vonden|zal de eerstvolgende stap zijn het bijeen
roepen van het Sinn Fein-parlement involtallige
zitting, teneinde gevolmachtigden aan te wijzen.
IERLAND.
Reuter seint uit Dublin
De grootste geheimhouding wordt alhier be
waard ten aanzien van de gisteren gehouden
zitting van het Sinn Feinkabinet. Naar verluidt,
droeg de bijeenkomst een beslissend karakter
BELGIË.
Gisteren is te Leuven de eerste steen gelegd
voor de nieuwe bibliotheek van Leuven.
Men herinnert, zich, hoe spoedig na de ver
woesting van de prachtige oude bibliotheek
door de Duitschers op 25 Augustus 1914 een
internationaal comité werd gevormd, dat zich
ten doel stelde hij te dragen tot den weder
opbouw. Alom werden natinale comité's ge
vormd en het nationaal „Gomittee of the Uni-
tet States for the Restoration of the University
of Luovain" belastte zich met den opbouw
van een nieuwe bibliotheek.
Ter gelegenheid van de eerste steenlegging
door den voorzitter van het Amerikaansche
comité, Nicolas Murray. Buttler, Rector van
de Columbia University, was te Leuven een
grootsche plechtigheid georganiseerd, die aan
ving met een zitting in de Aula van de Univer
siteit.. De groote zaal was geheel gevuld met ge-
noodigden, terwijl de studenten der Leuvensehe
Iloogeschool de galerijen vulden. De zaal had
een feestelijk aanzien. Op het podium hadden
plaats genomen de koning en de koningin en
prinses Marie José en oud-president Poincarë,
kardinaal Mercier en de Amerikaansche rector
Murray Buttler. Links Van het podium het
corps diplomatique, waarbij de Nederlandsche
gezant, de heer Vredenburg. Daarachter de
militaire autoriteiten, o.w. maarschalk Pétain.
Rechts de geestelijke overheden en in het mid
den de professoren der Leuvensehe Iloogeschool
en de gedelegeerden der buitenlandsche Univer
siteiten in hun kleurige toga's. Boven de met
vlaggen en vaandels versierde galerij was tegen
weer het podium de volgende inscriptie aange
bracht mote 1 tosti!i Incendio Eversea Amerie.
Benvolentia Consurgo Unquote.
Toen het koningspaar, vergezeld van oud
president Poincaré en van kardinaal Mercier
de zaal binnenkwam, werden zij begroet door
een warme ovatie.
In de academische zitting werd achtereen
volgens het woord gevoerd door kardinaal Mer
rier, den Amerikaanschen gezant Brand, W.
Rocks, Murray, Poincaré, den Belgischen mi
nister van Staat Helleputte en Carton de Wiart.
Mededeeling werd gedaan van een boodschap
van president Harding. Deze biedt daarin zijn
gelukwenschen aan de Universiteit aan, terwijl
hij zich gelukkig acht, dat zijn langdenooten
het voorrecht hebben deel te nemen aan den
wederopbouw der Iloogeschool.
President Harding spreekt ten slotte de hoop
uit, dat de vriendschap tusschen de Univer
siteit van Leuven en de Universiteiten van
Amerika een der sterkste banden zijn zal welke
Je heide naties vereenigen.
De Fransche oud-president Poincaré, die
daarna sprak, gaf een aangrijpende schildering
Van de Verwoesting van Leuven, waarbij hij
er aan herinnerde, dat zalfs vreemdelingen als
de Nederlandsche professor Noyons, door de
Duitschers werden bedreigd.
thans is het woord aan den man van den
den voorzitter van het Amerikaansche
Comité, Nicholas Murray Buttler, rector van
de Columbia Universiteit, die straks de eerste
steen zou leggen.
Deze herinnerde uitvoerig aan de smart,
welke de Verwoesting van Leuven in de geheele
wereld wekte en waardoor ook de ziel van Ameri
ka ten diepste bewogen werd. Ilij wees daarbij
op de tragische uren, welke België doormaakte
en de beproevingen Van koning en volk.
1 lij gaf' de Verzekering van de groote sympathie
der Amerikanen, uit wier naam hij de eerste
steen voor het nieuwe gebouw zou leggen. Dat
gebouw uit de ruines verrezen, zal getuigenis
afleggen van de banden die Amerika aan België,
Frankrijk, Engeland en hun geallieerden binden.
Tenslotte gaf gpr. de verzekering, dat „wij"
nooit achter zullen blijven, wanneer de vrijheid
der wereld opnieuw mocht worden bedreigd
en indien, het kanon en de vlammen opnieuw
naderbij mochten komen om deze edele monu
menten der gedachte en van den vooruitgang
te Vernietigen".
Deze laatste verklaring werd met daveren
den bijval begroet.
Daarna sprak de Belgische minister-president.
Ve rsehillende landen waren vertegenwoor
digd. waaronder Nederland door jhr. Van Vre-
denburgh en de heeren Van Beeck. Calkoen,
namens den minister van Onderwijs, Van Sluy-
semqn, whd. rector van de Technische Ilooge
school en den rector der Leidsche Universiteit.
dag,
Het nieuwe bibliotheekgebouw zal een opper
vlakte Van 3500 M. beslaan, bij een gevelbreedte
van 70 Men een diepte van 50 M.
Het zul worden gebouwd in later Renaissan
cestijl van de 17e eeuw. De" kosten van binnen
werk en meubileering worden geraamd op 10
millioen francs.
De bouw zal vijf jaar duren.
PER ZIE.
Lord Curzon heeft Dinsdag in het Engelsche
Jloogerhuis een zeer pessimistische rede over
de toekomst van Perzië gehouden. Hij zeide,
dat de Perzische regeering haar kansen om het
lot van het land met Britsche hulp op de been
te brengen, geheel vergooid had en opnieuw
was teruggekeerd tot 't. oude spelletje, bet eene
vreemde land tegen het andere uit te spelen
en thans niet onwillig scheen de „lieftalligheden"
van do sovjet-regeering te aanvaarden, liefelijk
heden, die in den regel eindigen met de worging-
van hen, aan wie zij worden toebedeeld. Hij
beschouwde den toestand dan ook met een ge
voel van teleurstelling, van wanhoop schier,
en erkende, dat. al zijn pogingen en die der Brit
sche regeering grootendeels tevergeefs waren
geweest; nergens zag hij eenige aanmoediging-
om in die pogingen tot herstel te volharden.
Maar bij waarschuwde Perzië, als een oud vriend,
dal het zelf de lijdende partij zou worden. Lord
Curzon zeide, dat alle krachten van omkooping,
egoisnte en intrigue zich keerden tegen den heer
Armitage Smith in zijn pogen de Perzische
financiën op de been te helpen. De Zuid-Per
zische troepen, de eenige betrouwbare troepen
in het centrum van Zuid-Perzië, zouden moeten
ontbonden worden als de laatste sommen, dooi
de Britsche regeering daarvoor gegeven, zouden
zijn verbruikt, want de Perzische regeering wei
gerde daarvoor geld te geven. Dan zouden de
handelsroutes weder onveilig worden en hij
vreesde, dat men zou terugkeeren tot. een toe
stand van anarchie en wanorde. Lord Curzon
vreesde, dat Perzië tot een bedroevend einde
zou komen, gevolg van eeuwenlange onbekwaam
heid om zijn toekomst te kunnen verzekeren.
Binnenland.
"t Leerlingwezen.
De Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen, gelet op art. 47, eerste lid,
der Nijverheidsonderwijswet, gezien het rap
port der commissie, ingesteld bij zijne beschik
king van 18 Juni 1920, heeft vastgesteld de pro
gramma's voor de opleiding volgens het leerling
stelsel, te weten 1. in de practijk van het tim
meren, 2. scheepstimmeren, 3. wagenmaken, 4.
meubelmaken, 5. schilderen, 6. smidsvak, 7.
loodgieters- en koperslagersvak, 8. kleederma
ken, 9 schoenmaken, 10. linnen- en costuumnaai-
en.
Deze programma's zijn afgedrukt in Stsct.
no. 143.
Kranige militairen.
De Minister van Oorlog heeft een bijzondere
tevredenheidsbetuiging gericht tot de troepen
van het garnizoen te Amersfoort en omgeving,
welke hebben deelgenomen aan het tegengaan
van de bosch- en heidebranden in de omstreken
dier stad.
De niet-eonfessioneele vakbeweging.
Het Nationaal Arbeidssecretariaat in Neder
land heeft de vraag van het Nederl. Verbond
van Vakvereenigingen, om gezamenlijk met'het
Algemeen Nederlandsch Vakverbond stappen te
doen om te komen tot, eenheid in de niet-con-
fessioneele, Nederlandsche vakbeweging, af
wijzend beantwoord.
Het N. A. S. zegt in zijn antwoord o.a.
„Bij het overwegen van ons antwoord op
de door u gestelde vragen hebben wij ons de
vraag voorgelegd, of het inderdaad mogelijk zou
zijn, gelet op de heterogene stroomingen en
de grondgedachte, waarop de diverse richtingen
in de vakbeweging gebaseerd zijn, de eenheid
te verwezenlijken.
„Wij hebben ons daarbij een blik in de historie
van de Nederlandsche Vakbeweging veroor
loofd, teneinde nog eens de, motieven na te gaan,
welke bij het stichten van de andere vakeentra-
len, naast het Nationaal Arbeidssecretariaat,
hebben gegolden. Waar wij meenen te mogen
aannemen, dat de stichting van die vakcentralen
niet anders dan na rijpe en érnstige overweging
door initiatief-nemers is geschied, daar moet
dit naar onze opvatting een gevolg zijn geweest
van diepgaande verschillen, welke het samen
gaan in een vakcentrale niet mogelijk maakt -n,
ui- ttegenstaande dat de strijd van de arbeiders
klasse tegen de heerschende klasse, eenheid van
organisatie en actie als een noodzakelijkheid
gebood.
„Bij de vraag is eenheid van de vakcentralen
mogelijk, meenden wij derhalve na te moeten
gaan of er dusdanige wijzigingen van de ver
schillende beginselen en grondgedachten hebben
plaats gehad, dat de vroegere verschilpunten
NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT