De R. K.
DAGBLAD IfOOR SCHIEDAM OMSTREKEN.
44ste Jaargang.
Maandag 19 September l92l.
No. 13140.
Bureau: KOEMARKT 4. Telefoon Intercommunaal 115. Postbus: 39.
Abonnementen per 3 maanden 2.per week 15 cent, franco per
post 2.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 3 cent.
Adv ert entië n 15 regels 1.75 elke regel daarboven 35 cent, 3 maal
plaatsen wordt 2 maal berekend. Ingezonden mededeelingen 75 ct. per regel.
Speciale conditiën voor herhaaldelijk adverteeren. Tarieven worden op aanvraag
toegezonden. Incassokosten worden berekend.
DE AARTSBISSCHOP EN DE BISSCHOPPEN
VAN NEDERLAND
aan de hun toevertrouwde Geloovigen
Zaligheid in den Heer.
„Wij, Katholieken van Nederland, die thans
„leven, gaan weldra heen, om ons bij den
„Oppersten Rechter voor de eeuwigheid te ver
antwoorden die Rechter zal niet Verzuimen ons
„te vragen, wie wij na ons achterlaten, om het
„katholiek geloof in ons vaderland waardig te
„vertegenwoordigen."
Zoo spraken, niet lang na het herstel van het
geregeld kerkelijk bestuur in deze landen, onze
Doorluchtige Voorgangers, om hunne geloovigen
te wijzen op de zware verantwoordelijkheid,die zij
voor het opgroeiend geslacht droegen met name
wat betreft het onderwijs. Zij hebben aan de
Katholieken van ons vaderland de beginselen
voorgehouden, om hen op te wekken, een echt
katholiek onderwijs, in zoover het bestónd, te be
nutten, in zoover het nog ontbrak, te helpen tot
standbrengen en te bevorderen.
Hun woord is begrepenhet is eene leuze ge
worden en een program van krachtige actie.Lage
re scholen verrezen alom de inrichtingen voor
middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs
nemen steeds in aantal toe.
Dezelfde ernstige woorden, die onze Voor
gangers in het bestuur van Christus'Kerk in
Nederland tot uwe vaderen hebben gericht, mee-
nen Wij te moeten herhalen voor U,B.G. Want
hoeveel wij ook, dank meer dan vijftig jaren ar
beid en strijd van onze edelste mannen, van al
onze Katholieken, priesters en leeken, mochten
bereiken, er ontbreekt nog één onmisbaar
schakel in onze onderwijsorganisatie, één instel
ling van het allergrootste gewicht, die de kroon
moet zetten op al ons werk voor het Vrije onder
wijs de katholieke universiteit.
De beginselen,door het Doorluchtig Episcopaat
in het mandement van 1868 vooral met het oog
op het lager onderwijs ontwikkeld, gelden Voor
het onderwijs in zijn geheelen omvang, ook, voor
het middelbaar en het hoogere, ja, in sommige
opzichten op de eerste plaats voor het hoogete
of universitaire.
Het onderwijs houdt op iederen trap verband
met den godsdienst.Het doet dit zoowel om het
onderwerp, dat behandeld wordt, als om den per
soon, die het geeft, maar nergens geldt dit zoozeer
als aan de universiteit.
Dit onderwijs immers omvat ook de godgeleerd
heid en de wijsbegeerte, die zich onmiddellijk
met de groote wereld- en levensvragen bezig
houden vele andere wetenschappen, die daar
onderwezen worden, staan met deze vragen in
het nauwste verband en enkele, die er slechts
eene meer verwijderde betrekking mede hebben,
komen, om de diepte van het onderzoek, toch
met die vraagstukken in aanraking. Uit den aard
der zaak dus zal dit onderwijs anders gegeven
worden door een geloovige, dan door een on-
geloovige, anders door een Katholiek dan door
een niet-katholiek. Niet minder dan bij het onder
richt zal de levensopvatting van den hoogleer
raar naar voren komen bij den zoo gewenschten
omgang met zijn studenten.
Uit dit alles volgt, allereerstdat de opleiding
aan eene universiteit, die niet is opgebouwd op
katholieken grondslag, voor den katholieken stu
dent groote nadeelen meebrengt, omdat hij daar
den invloed en de warmte zijner eigen levensover
tuiging mistvervolgens :dat hem daar niet zel
den ernstige gevaren zullen dreigen. Meer dan
Voorheen heerscht immers in wetenschappelijke
kringen een geest van ongeloof. Wanneer nu de
hoogleeraar omgeven is van een glans van groote,
soms schitterende wetenschap, zullen ook door
hem verkondigde stellingen, die voorspruiten uit
zijneniet-geloovige levensbeschouwing, al te licht
worden aangezien als uitkomsten van wetenschap
Dit gevaar is des te ernstiger, omdat de universi
teit niet slechts tot doel heeft bestaande weten
schap mede te deelen, maar ook wil opleiden tot
zelfstandig onderzoek m.a.w. den student wil
maken tot een man, die persoonlijk voortbouwt
Op de grondslagen door het universitaire onder
wijs gelegd. Zijn deze grondslagen aangetast door
eene niet-geloovige, of door eene niet-katholieke
levensbeschouwing, dan zal de afgestudeerde
dikwijls in heel zijn verder leven de gevolgen
daarvan ondérvinden.
Maar, B.G., de vrees voor deze gevaren, hoe
gewettigd ook, komt slechts op de tweede plaats
Zij veronderstelt de liefde tot de waarheid en deze
heilige liefde dringtonsbovenaltot stichting eener
eigen universiteit.
Gods Wijsheid en Liefde heeft den mensch het
natuurlijk licht der rede geschonken.Volgens het
p0j0.ld Van den Meester ontsteekt men echter geen
men °m °nder de korenmaat te zetten, maar
Vn,1 z®1j het op den kandelaar om te schijnen
Als die in het huis zijn-
verpliohfZjttors V£kn ^et der rec'e z*in
rjng v^n )jet onze bij te dragen tot vermeerde-
c"e natuurlijke menschelijke kennis,
waaraan de maatschappij voor hare ontwikkeling
behoefte heeft en waarvoor de universiteit het,
machtigste middel is. Daar worden niet alleen
reeds verworven uitkomsten van wetenschap
medegedeeld, maar daar wordt tevens gearbeid
om nieuwe veroveringen voor de wetenschap te
maken. Nieuwe velden worden ontgonnen, onge
kende streken doorgevorscht, het terrein van
het menschelijk weten stap voor stap uitgebreid.
Dit is op zich zelf iets heerlijks het is een
der voornaamste middelen om het plan Gods te
verwezenlijken, dat de mensch koning zij oVer
de zichtbare-schepping en door de ontwikkeling
van zijn geest heerschappij voere over de dingen
dezer aarde. Hielden wij ons daarbij afzijdig,
lieten wij dat waarheidsonderzoek uitsluitend aan
anderen over, dan zouden wij een ernstigen plicht
verzuimen. De Kerk heeft dit nooit gedaan. Zij,
heeft steeds ook de ongewijde wetenschappen
bevorderd en geëerd als een der edelste goederen
dermenschheid. Uit haar schoot is de universiteit
voortgekomen en misschien werd het hooger on
derwijs nooit met zooveel geestdrift gevolgd als in
de eeuwen, dat de Kerk het openbare leven be
zielde.
Met de stichting der R.K. Universiteit hopen
Wij dan ook in hooge mate het deelnemen der
Katholieken aan de beoefening der wetenschap
te bevorderen.
Wij ontvingen echter niet alleen het natuurlijk
licht der rede, maar Gods genade schonk ons
tevens het bovennatuurlijk licht des geloofs. Dat
licht mag niet verborgen blijven, ook dat licht
moet op den kandelaar, ook met dat talent moet
gewoekerd worden.
Als wij God, den Heer der wetenschappen,
waardig willen dienen en verheerlijken, dan zal
dat alleen kunnen gebeuren, wanneer wij Hem
gelijkertijd dienen als schenker van ons geloof,
wanneerwij voortdurend het oog gericht houden
op Christus, de ongeschapen Wijsheid, die in alles
is de Weg, de Waarheid en het Leven.
Wij hebben daarom den heiligen plicht het
licht van Gods Openbaring te laten schijnen over
al ons doen en laten, ook over onzen wetenschap-
pelijken arbeid. Die Openbaring moet onze zwak-
kerede beveiligen tegen dwaling en ons de hoogere
beteekenis toonen van geheel dit aardsche leven.
En ook daarvoor móeten wij hebben een eigeif
hoogeschool, waar onze katholieke overtuiging
zich in volle breedte kan ontplooien waar de ge
wijde en ongewijde wetenschappen kunnen samen
werken tot één grootsche orde waar wij getuige
nis kunnen afleggen van de heerlijke harmonie
van natuur en genade, van gelooven en weten,
van die heerlijke harmonie, die wij door Gods on
volprezen Goedheid het geluk hebben in ons zelf
te bezitten. De Openbaring, door Sint Servaas en
Sint Willebrord aan ons volk gebracht, moet
uitstralen in vollen glans. Schuldenaren zijn wij,
niet slechts van onwetenden, maar ook van
geleerden.
Het kan niemand uwer, B.G., ontgaan, wat een
kracht en welk een zegen er voor godsdienst en
wetenschap beide en dus voor onze gehcele
samenleving moet uitgaan van de universiteit als
centrale bron, waaraan gevoed zullen worden
zoovele personen, die eenmaal onder ons eene
leidende plaats zullen innemen; godgeleerden en
wijsgeeren, rechtsgeleerden,staatslieden en volks
leiders, genéesheeren en natuuronderzoekers, ge
schiedvorschers en leeraren.
De eigen universiteit moet en zal ons brengen
die mannen en vrouwen,waaraan wij steeds meer
behoefte hebben: mannen en vrouwen van weten-
schappelijken zin, tevens levend en werkend uit
ons heilig geloof, mannen en vrouwen, die allen
des te beter vaderland en gemeenschap zullen
dienen, naar gelang zij deze juister zullen zien
in het licht van Gods waarheid en van zijne
alwijze en algoede Voorzienigheid.
Mogen wij dan,de waarheid houdend in heide
in allen deele opgroeien in Hem, die ons hoofd
is, Christus.
Is de oprichting eener katholieke hoogeschool
een belang, ja een eisch van onzen heiligen gods
dienst en daarom voor uwe Bisschoppen eene
apostolische plicht,voor U allen,Katholieken van
.Nederland, is zij tevens eene plicht van dank
baarheid. Rijkdom van genade is de meest ernsti
ge vermaning om verder mede te werken inet
Gods gaven.
Alles wat wij hebben en zijn, is een geschenk
van Gods Goedheid. Wij vergeten het dikwijLi
B.G., maar het brood, dat wij eten, de dag, dien
wij leven, het loon voor onzen arbeid, onze
voorspoed, de rust en vrede, die hier te lande
bewaard bleef, het komt alles van God.
Voegt daarbij den onwaardeerbaren schat des
geloofs, dien waarborg van geluk in dit en het an
dere leven de vrijheid, die wij bezitten dit geloof
te belijden de prachtige ontwikkeling van ons
katholiek vereenigingsleven, waardoor de schat
des geloofs bij U en uwe kinderen zoo'n machtige
bescherming vindt -g- en gij zult moeten erkennen
dat de vermaning tot dankbaarheid jegens God,
diedeApostel aanhoudend voorhield aan de eerste
Christenen, te midden van zooveel gevaren en
lijden, voor ons, Katholieken van Nederland,
geldt op zeer bijzondere wijze.
Dien dank brengt gij ook aan God door het
steunen van allerlei goede werken.Hoe stichtend
is in de laatste jaren uwe zorg opgebloeid voor
de uitbreiding van het Godsrijk op aarde, voor
het missiewerk, waaraan gij niet slechts geldelij-
ken steun verleent, maar waarvoor gij uwe zonen
en dochters bij honderden, ja duizenden, hebt
afgestaan.
Maar B.G., liet Godsrijk moet op de eerste
plaats bevestigd en uitgebreidwordeninhet eigen
land. Het machtigste middel daartoe is het onder
wijs, van boven tot beneden doordrongen van
echt katholieken geest, en de onmisbare sluitsteen
van dezen bouw is de katholieke universiteit.
Kunnen wij deze dus oprichten, dan is dat voor
ons onafwijsbare plicht.
Welnu, wij kunnen het, Gode zij dank.
De Staat gaf ons de vrijheid en de stoffelijke
welvaart en de verstandelijke ontwikkeling van
ons volk zijn beide tot zulk eene hoogte ge
klommen, dat wij in staat zijn bij ernstige in
spanning de lasten van eene universiteit, al zijn
deze nog zoo zwaar, behoorlijk te dragen.
En zou de verwaarloozing van dien plicht ons
niet dubbel zwaar drukken, waar eene protestant-
sclie groep hier te lande, niet half zoo talrijk als
wij, Katholieken, zich reeds sinds jaren het bezit
eener eigen universiteit wist te verzekeren
Wij behoeven echter gelukkig niet te vreezen,
B.G., dat gij uw plicht in dezen niet voldoende
zoudt beseffen. Uit talrijke uitingen is gebleken,
dat het verlangen naar de eigen universiteit met
ons wordt gedeeld in alle kringen. Dit is ons een
bewijs, dat de overtuiging van wat wij U hebben
voorgehouden, al in U leefde en dat het gewicht
en de noodzakelijkheid dereigenhoogeschoolrecds
door U werd beseft. Dit besef is ons eene reden
tot heilige vreugde, te meer omdat het een
waarborg is, dat gij met ons zult medewerken en
dan twijfelen Wij niet of onze en uwe verlangens
kunnen en zullen verwezenlijkt worden. Willen
wij dit echter in de naaste toekomst bereiken dan
zult gij U geen oogenblik ontveinzen, dat ernstige
krachtsinspanning en groote offers van noode
zijn.
Op de eerste plaats doen Wij daarom een be
roep op uw gebed en zedelijken steun. Wij zullen
gezamenlijke openbare gebeden voorschrijven,
want indien de Heer het huis niet bouwt, werken
de bouwlieden te vergeefs. Gij zult niet nalaten
uwe vurigste gebeden met de onze te vereenigen,
opdat de Heer ons werk zegene. In dat gebed
volhardend, mogen wij vertrouwen, dat de goede
God, die zijne Kerk in ons vaderland zoo zicht
baar beschermd en bijgestaan heeft, ook in deze
zaak eene gunstige uitkomst zal geven.
Wij dringen er vervolgens met den II. Paulus,
op aan, dat gij onze vreugde volkomen wilt ma
ken door eensgezind te zijn, eenzelfde liefde heb
bende één van ziel en één van gevoelen,niets wil
lend uit partijzifbht of ijdele eer, niet lettend op
uw eigen belang. Wilt door vrede en eensge
zindheid de beslissingen uwer Bisschoppen en
daardoor uw eigen werk steunen.
Naast geestelijken steun zult gij ook stoffelijke
hulp willen bieden. Mochten wij verleden jaar
Gode dank brengen voor de gelijkstelling van
staatswege van het lager onderwijs, mogen het
middelbaar enjhet voorbereidend hooger onderwijs
rekenen op aanzienlijker rijkssteun,voor het hoo
ger onderwijs zijn wij nagenoeg geheel aangewe
zen op eigen krachten. De hulp van rijkswege is
thans eene uiterst geringe tegemoetkoming en de
lasten zullen dus bijna geheel op onze schouders
drukken. Zelfs als wij ons in de naaste toekomst
beperken tot drie faculteiten, die van de Godge
leerdheid, die van de Rechten en die van de Let
teren en Wijsbegeerte, zal uwe geldelijke hulp
aanzienlijk, zeer aanzienlijk moeten zijn.
Maar het verleden is ons een waarborg voor
de toekomst. Uit eigen middelen hebben onze
vaderen in tallooze nooden van godsdienstigen
en maatschappelijken aard voorzien. Gij hebt U
kinderen getoond van den ouden stam, want het
nog levend geslacht heeft in voorbeeldige mild
dadigheid het lager onderwijs gesteund. En
wat wij gedurende zoo'n langen tijd vermochten
voor het lager onderwijs, zouden wij dat niet
vermogen voor het hooger Ontheven van de gel
delijke zorgen voor de talrijke lagere scholen
grootendeéls ook voor die voor de middelbare en
de voorbereidend hoogere, dienen wij nu onze
krachten vooral samen té trekken op de éóne
universiteit.
Wij vragen U groote offers, omdat wij weten,
dat gij ze zult brengen. Offermoed is ten allen
tijde het kenmerk geweest der katholieke Kerk.
Lijden en offerhebben ons gereinigd en groofr
gemaakt en het tijdelijk, stoffelijk offer zal ons
geestelijk rijker maken, volgens de goddelijke
wet, dat hij, die zijn leven verliest, het zal vin
den.
Welaan, Broeders en Zusters in Christus, die
leeft in het rustige bezit van den schat des ge
loofs r waar duizenden en duizenden uwer
vaderen dien met hun eigen leven moesten verde
digen, daar zult gij niet achterblijven om voor
eene groote zaak van de aardsche goederen
waarover gij slechts als rentmeesters zijt aange
steld, mede te deelen, teneinde de geheele ge
meenschap testerken.Bedenkt hoe de jongeGhris-
tenkerk blijde alles te zamen bracht om allen te
steunen, die gered werden tot hetzelfde leven.
Zijt gij met aardsche goederen gezegend, geeft
dan mild aan het universiteitscomité, dat in "uwe
parochie is opgericht en zich binnenkort met de
inzameling der giften zal belasten hebt gij
nauwelijks meer dan'het noodige, zondert daar
van iets af: ge kent immers het Evangelieverhaal
van het penningske der weduwe en nooit heeft
eene bete broods U beter gesmaakt, dan die,
welke gij gedeeld hebt met uwen medebroeder.
Hebt gij zelf goud noch zilver, vergeet dan niet
te geven, wat gij geven kunt, uw gebed, opdat
onze katholieke universiteit gebouwd worde door
U allen,niemand,ook niet de armste uitgezonderd.
Katholieken van Nederland, uwe Bisschoppen,
door den Heiligen Geest gesteld om Christus'
Kerk in uw vaderland te besturen, roepen U op
tot eene grootsche daad van geloofsbelijdenis.
Naast de komst van onze eerste geloofsverkondi
gers, naast, het herstel van .onze godsdienstvrij
heid en van het regelmatig kerkelijk bestuur ach
ten Wij,en acht gij allen voorzeker met uwe Bis
schoppen de stichting der katholieke universiteit
eene der voornaamste gebeurtenissen in onze
vaderlandsche kerkgeschiedeniss.
Werkt dan allen zonder uitzondering, eensge
zind Sn vol ijver in den Heer, naar beste krachten
mede aan dezen verderen opbouw van de Stad
Gods in ons dierbaar vaderland. Het geldt hier
een gemeenschappelijk belang, eene gemeen
schappelijke taak waartoe iéder geloovige liet
zijne kan bijdragen.
En moge de zegen van den almachtigen God,
van den Vader en den Zoon en den Heiligén
Geest, nederdalen over deze onderneming, en ove
U allen en steeds met U blijven.
Henricus van de Wetering,
Aartsbisschop van Utrecht.
t Augustinus Josepiius Caixier,
Bisschop van Haarlem.
f Laurentiüs Schrijnen,
Bisschop lian Roermond:
f Petrus Hopmans,
Bisschop van Breda.
f Arnold Frans Diepen,
Bisschop van s-Herlógenbosch.
üuitenlandstth Nieuws.
IERLAND.
Tusschen de Valera en Lloyd George zijn in
de laatste dagen eenige telegrammen gewisseld,
waarin de kwestie van een souverein en onafhan
kelijk Ierland op den voorgrond trad.
Het laatste door Lloyd George aan De Valera
gezonden telegram is dat van Zondagavond.
Lloyd George seinde het volgende
„Ik ontving uw telegram van gisteravond en
merk daarbij op, dat het geen wijziging brengt in
den eisch, dat' wij geen' conferentie wehschen
met uw vertegenwoordigers, wanneer die optre
den als vertegenwoordigers van een onafhanke-
lijken souvereinen staat. Zulk een voorwaarde
werd van te voren nooit door u gesteld, toen gij
mij 1.1. Juli kwaamt bezoeken. Ik noodigde u
uit, zooals de woorden in mijn brief ook luiden,
als gekozen leider van de groote meerdeRneid van
Zuid-Ierland. Gij aanvaardde deze uitnoodigfng
en bij het begin van onze besprekingen zeide ik
u, dat wij van Ierland verwachtten dat het
trouw aan den troon zou zijn en zijn toekomst
zou regelen als lid van het Engelsche gemeene-
best. Dat was de basis van onze voorstellen, die
wij niet kunnen veranderen. De status, thans
reeds te voren door u verlangd, voor uw gedele
geerden, beteekent een verloochening van deze
""bhSis. Ik ben bereid uw gedelegeerden te ont
moeten gelijk ik u in Juli ontmoette, als gekozen
vertegenwoordigers van uw volk om met hen de
vereeniging van Ierland met het Engelsche ge-
meenebest te bespreken. Mijn collega's en ik
kunnen hen echter niet ontmoeten als vertegen
woordigers van een onafhankelijk en souverein
Ierland, zonder van onzen kant den troon en het
rijk ontrouw te worden. Ik moet daarom her
halen, dat, tenzij de tweede alinea van uw brief
van 12 dezer wordt ingetrokken, een conferentie
tusschen ons onmogelijk is."
DUITSCHLAND.
Reuter verneemt, dat er tusschen Londen,
Parijs en Koblentz besprekingen gaan de zijn
met betrekking tot handhaving of afschaffing
van de economische sancties, die aan Duitsch-
land opgelegd zijn. De Opperste Raad heeft
er zich in Augustus over verstaan, den douane
slagboom op den rechter oever van den Rijn op te
heffen (mits Duitschland tegen 31 Augustus een
milliard gouden marken betaalde) en een gealli
eerde commissie op te richten, die toezicht zou
houden op het verleenen van uitvoer- en invoer
vergunningen
De Fransche regeering eischt dat deze commis
sie veel grootere bevoegdheden zal hebben en een
souverein lichaam zal zijn met volledig gezag om
NIEUWE SCNIEDAMSCHE COURANT