DAGBLAD VOOS* SCHIEDAM EN OMSTREKEN.
44ste Jaargang.
Zaterdag 26 November 1921.
No. 13196.
Bureau: KOEMARKT 4. Telefoon Intercommunaal 83. Postbus: 39.
Abonnementen per 3 maanden 2.per week 15 cent, franco per
post 2.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 3 cent.
Adv ertentién 1—5 regels 1.75 elke regel daarboven 35 cent, 3 maal
plaatsen wordt 2 maal berekend. Ingezonden mededeeiingen 75 et. per regel.
Speciale conditiën voor herhaaldelijk advertecren. Tarieven worden op aanvraag
toegezonden. Incassokosten worden berekend.
Dit nummer bestaat uit twee bladen
B t n n e q I s h d.
ROTTERDAM—SCHIEDAM.
De heer S. C. Tinbergen, eergisteravond voor
de vereeniging Bouwkunst en Vriendschap, te
Rotterdam, het woord Voerend, zeide o.m.
„Wat er met hét oeververbindingsplan
gaat gebeuren, weet ik niet, maar dat
weet ik wel, dat de aanvaarding van het
bij den raad ingediende p an vrijwel is
uitgesloten en dat de meerderheid der leden
in het uiterste geval vermoedelijk weer zou
doen wat er met het Hofplein is gebeurd
de oplossing in handen stellen van een man
als Berlage.Waarhet echter,naarspr.gisteren
vernam, vaststaat, dat de heer Burgdoffer
in het voorjaar heengaat, ligt het voor de
hand, dat heel het vraagstuk in handen van
een - eminenten opvolger wordt gesteld.
Bij alle besprekingen van dit plan is aan
den dag gekomen en zal blijven komen, het
gemis aan een ontwikkelingsplan voor groot-
Rotterdam, het algemeene uitbreidingsplan,
waarvoor wijlen Spiekman in den raad al zoo
dikwijls te vergeefs gevochten heeft. De
belangrijkheid van een uitbreidingsplan
wordt grooter, naarmate de stad zelf meer
groeit.
De voorstellen der Spoorwegcommissie
grijpen diep in het Rotterdamsche ontwikke
lingsplan in. Spr. wijst enkel maar op de
viaduct over den* Goudschcn Singel, die,
zooals hij op een oude kaart laat zien,reeds
in 1867 precies eender werd geprojecteerd
om den spoorweg uit het Oosten te verbin
den met dien naar het Noorden, Persoon
lijk zou spr alleen dan geenbezwaar tegen de
viaduct hebben, als men niet tegelijk het
Centraal station zoo'n eind naar het Westen
verschoof. Zelfs een zoo omvangrijk Werk
als de Spoorwegcommissie heeft gedaan,
is ten slotte als détail te beschouwen, en de
gevolgen van fouten erin niet volledig te
controleeren, als het bij het spoorwegplan
behoorend plan voor groot-Rotterdam ont
breekt Spr. wil dan ook slechts wijzen op
de zijns inziens ook weinig gelukkige verlen
ging van de Ceintuurbaan in de richting
Schiedam. Ligt die Ceintuurbaan niet reeds
te dicht op de tegenwoordige stad en ware
het niet wijzer ze meer naar buiten te ver
leggen. Vooral wanneer men zou blijven
vasthouden aan de baan door de binnenstad?
Maar hoe zal Rotterdam zich ontwikkelen
binnen en buiten de nu ontworpen spoorba
nen Men zou zeggen, dat dient men toch te
weten doch naar ik vernam weet men het
heelemaal niet, en zijn reeds bestaande uit
breidingsplannen komen te vervallen door
later in het 'spoorplan aangebrachte veran
deringen.
En zoo men ten Staatstimmerhuize al
zeker ideëen mocht hebben, heeft niet de
ontwikkeling der oppositie tegen onze funes
te stadsverbetering en stadsontwikkelings-
politiek getoond, dat er bij de burgerij
in de denkbeelden van het Timmerhuis geen
vertrouwen meer is."
Tot zoover de heer Tinbergen.
Ongetwijfeld bevatten zijn opmerkingen Veel
waars.
Maar wat kan men anders Verwachten, dan
knungelwerk bij de expansie-politiek van een
groote stad, wanneer die politiek niet steunt op
een gezonde basis maar op een economische
blokkade van haar buren
Het is te hopen, dat met den heer Tinbergen
vele Rotterdammers de noodzakelijkheid zullen
inzien van een geheel andere gedragslijn van
Rotterdam ten aanzien van Schiedam dan die in
het plan tot Regeling der wederzijdsche belangen
der twe.e Maassteden tot uiting is gekomen.
De oorlogsbegrooting.
Het voorl. verslag der Tweede Kamer in zake
de Oorlogsbegrooting is thans verschenen.
Wij ontleenen daaraan hét volgende
Verscheidene leden bepleitten ook thans
wederom op de bekende gronden de algeheele
opheffing van leger en vloot.
Bij sommige leden, die zich niet op het
standpunt van algeheele ontwapening stelden,
doch van oordeel waren, dat Nederland een
leger en een vloot thans nog niet missen kan,
bestond tegen het door de regeering gevoerde
beleid eveneens ernstige bedenking. Deze leden
wezen er op, dat niettegenstaande den meermalen
ook van de zijde der regeering, te kennen gegeven
wensch tot bezuiniging op de militaire uitgaven
van een streven in deze richting uit de begrooting
weinig blijkt.Wil een werkelijke bezuiniging tot
stand komen, dan dient een algeheele vereen
voudiging der legeri richting te worden aange
vat en met kracht te worden doorgezet. In de
eerste plaats zou daarbij aan een zeer sterke in
krimping van het beroepskader moeten wordn
gedacht. De opleiding zou niet, gelijk thans staat
te geschieden, moeten worden gewijzigd, doch
geheel stopgezet.
De ter sprake gebrachte maatregelen be
treffende de po li tietroepen, de aanschaffing
van vliegtuigen en de aanschaffing van mo
dern geschut met toebehooren hadden de hier
aan het woord zijnde leden slechts kunnen
versterken in hun overtuiging dat de regee
ring zich niet genoegzaam bewust is van de
noodzakelijkheid, dat ook en in de eerste plaats
op dé militaire uitgaven aanzienlijk behoort te
worden bespaard.
Verschillende andere leden, die in deze be
grooting het werk zagen van den ambtsvoor
ganger van den minister, zouden, zoo de ont
werper van de begrooting nog deel uitmaakte
van het kabinet, met den meesten ernst tegen
het hooge eindcijfer zijn opgekomen. Zij spraken
echter de verwachting uit, dat uit de Memorie
van Antwoord van den ernstigen wil van den
minister tot het aanbrengen van belangrijke be
zuinigingen zou blijken.
De leden, hier aan het woord, hadden van
het optreden van dezen minister groote verwach
tingen.
Het valt ook naar hun mcening niet te ont
kennen, dat op den voet, waarop de laatste
Oorlogsbëgrootingen zijn geschoeid, niet verder
kan worden voortgegaan. Het eindcijfer, thans op
bijna 74 millioen geraamd,zal belangrijke vermin
dering moeten ondergaan. En de eenige weg, wel
ke tot een belangrijke inkrimping der uitgaven
zal leiden, bestaat in een besparing op de vre
desorganisatie. Deze zal kunnen worden verkre
gen door
lo. reorganisatie van het Departement.
2o. inkrimping van het beroepsperso-
neel
3o. reorganisatie van de staven, de in
tendance en den geneeskundigen dienst in
dier voege, dat in vredestijd alleen maar ker
nen aanwezig zijn
4o. vereenvoudiging van het wapen der
genie en van de administratie
5o. algeheele herziening van de wet op
het militair onderwijs
6o. verandering der wijze van aanmaak
van kleeding- en uitrustingsstukken, wel
ke in fabrieken moeten plaats vinden, en
7o. groote beperking van het bouwbe
drijf door inkrimping van het aantal in
genieurs en opzichters bij de genie.
Sommige leden vonden in deze beschouwin
gen aanleiding als hun meening te kennen te
geven, dat van dezen minister evenmin als van
zijn ambtsvoorganger groote bezuinigingen zijn
te verwachten.
Ten slotte gaven sommige leden den wensch
te kennen, dat in den vervolge alle militaire
uitgaven zonder uitzondering op de Oorlogs
begrooting zullen worden gebracht.
Bij verscheidene leden bestond tegen 's mi
nisters voornemen om in de vredesorganisatie
een korps politietroepen op te nemen, ernstig
bezwaar. Deze leden hadden gehoopt, dat het
bestaande korps, dat een tijdelijk karakter
draagt, langzamerhand zou komen te ver
dwijnen. De leden, hier aan het woord, waren
van oordeel, dat het aanbeveling zou verdie
nen de bestaande militaire politie in de mare
chaussee op te lossen. Deze leden achtten het
van algemeene bekendheid, dat tusschen deze
twee korpsen zekere naijver bestaat, welke
als natuurlijk gevolg heeft, dat de noodige
samenwerking ontbreekt.
Verscheidene andere leden daarentegen ver
klaarden zich met het hierbedoelde voornemen
van den Minister zeer goed te kunnen ver
eenigen.
De aandacht werd er op gevestigd dat, wil
men meer eenheid in het politiewezen bren
gen, men niet bij de militaire politie moet be
ginnen, doch bij de marechaussee, welke dan
met de rijksveldwacht zou kunnen worden sa
mengesmolten en als rijksveldwacht te paard
haar diensten zou hebben te verrichten.
Aangedrongen werd op het betrachten van
de noodige zuinigheid bij het organisecren van
het korps politietroepen. Verschillende leden
achtten den opzet te weelderig en waren van
meening, dat men een eenvoudiger organisatie
zou kunnen worden volstaan.
Eenige leden vestigden er de aandacht op,
dat aan officieren en onderofficieren in het
meerendeel der gevallen als het ware een eer
vol ontslag wordt opgedrongen. Hun wordt
namelijk g. legcnheid gegeven om met ingang
van een zekeren datum een zoodanig ontslag
te vragen. Deze wijze van ontslagverleening
achtten de hier aan het woord zijnde leden
niet juist. Zij vroegen daarom, of met dit sys
teem niet zou kunnen worden gebroken.
Andere leden wijzen er op, dat een ontslag
verleening als hier bedoeld alleen plaats heeft
ten aanz-ep van off:c»cren, die den pensioen
gerechtigden leeftijd hebben bereikt.
Het had de aandacht van verscheidene leden
getrokken, dat op 1 Augustus 1920, en ook
weder op 1 Augustus jl., een groot aantal ver
lofsofficieren, wier dienstplicht, op die data
een einde nam, eervol uit den dienst zijn ont
slagen, hoewel het bekend was, dat velen hun
ner bereid, waren als verlofsofficier aan het
leger verbonden te blijven. Gezien de groote
uitgaven, Welke de opleiding van meuw ver-
lofspersoneel met z'ch brengt, achtten de toer
aan het woord zijnde leden deze handelwijze
onbegrijpelijk. Gaarne verklaarden zij te zullen
vernemen, welke redenen de Regeering tot het
volgen van deze gedragslijn hebben geleid.
Opnieuw werd door eenige leden aangedron
gen op afschaffing van de toelagen, welke
•sommige categorieën van officieren boven hun
tractemont genieten.
Gevraagd werd, of het juist is, dat het over
leg met de organisaties in zake de maatrege
len te nemen ten aanzien van het bij de door
voering der nieuwe legerpoannen overcompleet
wordende beroepspersoneel, plotseling zijn af
gebroken dat althans tot heden slechts een
vergadering met de vertegenwoordigers van
het personeel is gehouden. Mocht dit inderdaad
het geval zijn, dan zou men gaarne van de
oorzaken hiervan op de hoogte worden gesteld.
Sommige leden meenden er de aandacht op
te moeten vestigen, dat de totstandkoming der
voorgenomen reorganisatie en de daarmede in
verband staande opheffing van verschillende
garnizoenen ook het ontslag van een hoeveel
heid burgerpersoneel ten gevolge zal hebben.
Ook voor dezen behooren, naar de leden, hier
aan het woord, opmerkten, de noodige maatre
gelen, zooals bijv. overplaatsing, te worden ge
troffen.
Inkrimping politie.
Op het ontwerp-begrooting 1922 van Haarlem
is een post uitgetrokken, strekkende tot bezoldi
ging van 170 agenten, tegenover 184 en 1921.
De burgemeester heeft thans, naar „ITarl.
Dgbi." meldt een notatot den gemeenteraad ge
richt, waarin hij schrijft, het zijn plicht te achten
er op te wijzen, dat hij zich ten krachtigste ver
zet heeft tegen een vermindering van het politie
corps met 14 agenten. Hij vertrouwt dat de raad,
door een in zijn nota op dit stuk gegeven uiteen
zetting, de overtuiging zal krijgen, dat een
inkrimping van het aantal politieagenten in
de bestaande omstandigheden niet te verant
woorden is.
De Rijksmiddelen.
Blijkens den in de „Staatscourant" gepu
bliceerde staat hebben de gewone inkom
sten der schatkist in de vorige maand een bedrag
van 36.836.811 opgeleverd of ruim 61/a
ton minder dan in de overeenkomstige maand
van het vorig jaar. In het najaar van 1920 heeft
de opbrengst de hoogste vlucht genomen, die
in de geschiedenis der Rijksfinanciën ooit bekend
is geweest, hetgeen vooral uitkomt wanneer men
de bedragen der laatste jaren met elkaar ver
gelijkt. In September 1913, het laatste normale
jaar, heeft de opbrengst bedragen 14.69 millioen
in 1916 13 millioen, in 1917 ƒ17 millioen, in
1918 21 millioen, in 1919 30 millioen. Wanneer
dan de afgeloopen maand en die barer voorgang
sters met bedragen van pl.m. 35 millioen voor
den dag komen, dan moet dat een gunstigen
indruk maken.
In werkelijkheid echter, wanneer de ver
schillende cijfers met elkaar vergeleken wor
den, mag de verheuging niet groot zijn.
De schatkist levert ook thans weder het
beeld van den ongunstigen staat van het zaken
leven in het algemeen. Indien niet sommige
bronnen, o.a. die der directe belastingen bijzon
der gewerkt hadden, dan zou October 1921 een
heel slecht figuur memaakt hebben. Zoo o.a.
blijven de inkomsten-belastingen ruim vloeien,
maar voor een groot gedeelte komt de opbrengst
op rekening van het vorige belastingjaar. Het
middel bracht 9.21 millioen op of bijna 3
millioen meer dan in October 1920 toen 6.23
millioen binnen kwam. De personeele belasting
staat vrijwel met het vorig jaar gelijk 2.97
millioen tegen 2.9 millioen, terwijl de grondbe
lasting een vermeerdering aanwijst van ruim 5
ton 1.27 millioen tegen 755.738.
De accijnzen hebben vrij gunstig gevloeid,
't Suikeraccijns bracht 3.3 milboen op tegen
ƒ3.14 mdlioen in October 1920.Uit het gedistil
leerd kwam 5.25 millioen in, of bijna 1 mil
lioen meer dan in het vorig jaar, dank zij de
verhooging van het recht. Het bier bracht
474.107 tegen 405.209, wijn 53.105 tegen*
ƒ39.853. Het accijns op het geslacht toont een
merkbaren teruggang van ruim 3x/2 t°n in ver
band met de dalende vleeschprijzen en den in
voer van goedkoop buitenlandsch vlcesch uit
Argentinië.
In tegenstelling met de directe belastingen
en de accijnzen, die op enkele uitzonderingen
na ruim gevloeid hebben, vertoonen de hef
fingen die met het zakenleven verband hou
den een vrij, ernstigen achteruitgang.
Aan zegelrechten o..a ontving de schatkist
ditmaal ƒ1.5 millioen of 1 millioen minder
dan in October van het vorig jaar, toen 2.5
binnenkwam. De registratierechten brach
ten 1.3 millioen minder op wegens de stilte
op emissiegebied en de trage stemming der ef
fectenbeurs 2.1 millioen kwam binnen tegen
3.4 millioen October 1920. Voorts weerspiegelde
zich de malaise in de opbrengst der dividend- en
tantiemebclasting, die met 1.7 millioen bij ver
leden jaar October ten achter stond 2.45 nrl-
l'oen tegen ƒ4.13 mdlioen. De rechten op den
invoer leverden bijna 6 ton minder op, 3.26
millioen tegen 3.84 millioen uit het statistiek
kwam binnen 285.290 tegen 494.528. Daaren
tegen leverden de loodsgelden iets meer op dan
verleden jaar, ƒ254.930 tegen ƒ216.275. De
grillige successierechten droegen tot de on
behagelijkheid bij en brachten 1.9 millioen op
tegen ƒ2.millioen.
Behalve de gewone belastingen maakten
de belastingen in verband met debuitenge
wone omstandigheden geen aangenamen in
druk. De nog overgebleven O.W .-belasting
bracht bracht ditmaal 2.6 millioen op of bijna
ƒ3 1/2 millioen minder dan in September van
dit jaar toen ƒ61. binnenkwam. De opcenten
ten bate van het Leeningsfonds stonden vrijwel
met September van dit jaar gelijk 10.mil
lioen tegen 9.8 millioen.
(Tijd.)
Schriftelijk beantwoorde vragen.
Op de vraag van den heer Drion betreffende
het aankoopen van gresbuizen van Neder-
landsch fabrikaat bij den bouw van woningen
met steun van rijkswege, luidt het antwoord
van den minister van arbeid
In April 1920 werd door tusschenkomst van
den minister van landbouw, nijverheid en han
del ontvangen een rapport van den nijverheids-
raad, waarin er de aandacht op gevestigd werd,
dat ten gevolge van den abnormaal lagen stand
van verschillende buitenlandsche valuta's de
Nederlandsche fabrikanten van gresbuizen zulk
een zware concurrentie ondervonden van den
invoer van goedkoope buitenlandsche fabri
katen, dat hun bedrijf ernstig werd .bedreigd.
Blijkens nader van genoemden minister ont
vangen mededeeiingen gold het hier een bedrijfs
tak, die door de omstandigheden geheel aangewe
zen is op het binnenland en die zijn afzetgebied
hier te lande verloren zag gaan doordat de hui
zenbouw het product niet meer afnam.
Om het stopzetten der fabrieken met de daar
uit voortvloeiende werkloosheid te voorkomen en
industrie voor ondergang te behoeden, die zich
in de jaren vóór den oorlog op normale wijze hier
te lande ontwikkeld had, ben ik er toe overge
gaan, te bevorderen, dat voor met rijkssteun te
bouwen woningen alleen gresbuizen, mits de
prijs daarvan niet meer dan 25 pet. hooger was
dan van buizen van buitenlandsch fabrikaat.
Ik meende te eer tot dezen maatregel te moeten
overgaan, omdat het bedrag, waarmede dienten
gevolge de kostprijs per woning stijgen zou, zeer
gering kan worden genoemd.
Voor andere bouwmaterialen werden daarop
gelijksoortige maatregelen gevraagd. Op die ver
zoeken kon niet worden ingegaan, omdat ik
meende, dat die industrieën ook zonder bescher
ming zouden kunnen staande blijven. Boven
dien zou in deze gevallen door bescherming de
kostprijs der woningen te hoog blijven.
Waar de bijzondere omstandigheden, boven
vermeld, elders niet of niet in die mate aanwezig
worden geacht, kan niet toegegeven worden, dat
door den genomen maatregel eenige onbillijkheid
werd begaan.
Een andere vraag is, of zij, wegens de groote
moeilijkheid aan haar handhaving verbonden,
waardoor zij ook weinig effect heeft gesorteerd,
niet zal moeten ingetrokken worden.
Deze vraag is nog onderwerp van overleg.
Te dure woningen.
„Ons Eigendom" het weekblad tot behartiging
van de belangen der huis- en grondeigenaren en
bouwkundigen, schrijft over de vergadering van
de Patroonsvereeniging Rotterdansche Bouw-
kring „Algemeen Belang", waarin aangedrongen
is op omzetting van de nog loopende bouwplan
nen voor middenstandswoningen in plannen voor
alcoofwoningen
„Wat op deze vergadering zoo sterk tot uiting-
is gekomen, n.l. de meening, dat wij binnenkort
hier te Rotterdam, een overcompleet aan dure
middenstandswoningen zullen hebben, was ook
ons reeds bekend. Wij leggen hier speciaal den
nadruk op het woord „dure". Het verschil
tusschen een eigenlijke middenstondswoning en
een werkmanswoning toch is in de crisis-jaren
hoe langer hoe meer vervaagd maar wat niet
vervaagd is, doch integendeel steeds scherper
naar voren komt, d.i. de huurprijs. De midden
standswoningen, welke thans in voorbereiding-
of in aanbouw zijn of sinds korten tijd gereed zijn
gekomen met premie of hypotheek van Rijk en
Gemeente moeten in doorsnee een huur opbren
gen, varieerend van 500 voor enkele tot 700
ad 800 per jaar voor de meeste.
Vóór den oorlog was de huurprijs van een mid-
denstands-étage-woning hier te Rotterdam (ook
deze premie-middenstandswoningen zijn nage
noeg alle étage-woningen) -(- 240 tot 360
per jaar, van een z.g. vrij boven- of benedenhuis
ƒ400 tot ƒ600 per jaar, van een eerste klas
NIEUWE SCHIEDAMSCNE COURA