DAGBLAD VOOR SCHIEDAM EN OMSTREKEN.
FEUI LLETQIM.
Liefde en Haat.
45ste Jaargang.
gaterdag 8 Juli 1922.
No. 13881.
Bureau KOEMARKT 4. Telefoon Intercommunaal 85. Postbus39.
Abonnementen per 3 maanden 2.per week 15 cent, franco per
post f 2.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 3 cent.
Dit nummer bestaat uit twee bladen
TWEEDE BLAD
V Algemeene malaise
Van alle kanten hoort men jeremiades aan
heffen over de thans heerschende malaise, zoo
dat men werkelijk zou gaan meenen, dat de
malaise algemeen is en ieder er onder te lijden
heeft.
Toch zijn er wel eens dingen waar te nemen
die op alles behalve verarming en achter
uitgang wijzen van ons volk, ja, die zelfs een
teeken zijn, dat er vrij wat welstand in zekere
kringen heerscht.
Wij putten deze wetenschap uit een artikel
van Rector Soffers uit een nummer van „De
Nederlandsche Hanze"
In dat artikel staat te lezen welke kapitalen
in Nederland aan publieke vermakelijkheden
worden besteed en dan komt men tot de ge
volgtrekking, dat de cijfers ontzettend zijn.
Nemen we een paar steden uit het Zuiden
des land dan zien we dat in Tilburg in 1914
als belasting op publieke vermakelijkheden een
som binnenkwam van 8167.91
Wie nu zou meenen, dat zulks in de schrale
oorlogsjaren verminderde, slaat de plank ver mis.
In 1918 haalde men uit diezelfde belasting
reeds 17.697.98, in 1921 klom dat cijfer tot
40.913.45.
In Breda was het zeker zoo slim. In 1914 be
droeg de belasting opbrengst 7326. In 1918 was
het al 11.746.24 en in het vorige jaar 59.556.81
Deze cijfers zijn inderdaad welsprekend en
alle commentaar is overbodig.
Te Tilburg is de belasting op publieke ver
makelijkheden in zeven jaren tijds vervijfvou
digd en te Breda zelfs meer dan verachtvoudigd.
In het Noorden des lands is het al juist het
zelfde.
In de vier groote steden was de opbrengst
van genoemde belasting als volgt
Te Utrecht 160.288.OO1/^
Te Rotterdam 844.683.01.
Te Den Haag 925.683.90.
Te Amsterdam 1.715.474.52.
En nu praat men van slechte tijden. Als ieder
een eens een kleinigheid bespaarde van datgene
wat hij voor vermakelijkheden besteedt, welk een
ellende zou daardoor dan niet gelenigd kunnen
worden.
W.
Binnenland.
De Archieven in Noord-Brabant.
De rijksarchivaris van Noord-Brabant, de
heer J. P. W. A. Smit, heeft aan Ged. Staten in
zijn verslag over 1921 medegedeeld, dat de toe
stand der gemeente- en waterschapsarchieven
in die provincie niet behoorlijk is. Bij zijn inspec
tie vond hij van de oude archieven 53 van
de nieuwe 100 niet of gebrekkig geordend
op zolders of dergelijke plaatsen waren van de
oude archieven 37 van de nieuwe 24% ge
plaatst in brandvrije depöts waren van de
oude archieven 45 van de nieuwe 43 ge
borgen.
De wet spreekt niet direct over het ordenen
der archieven. Indirect vloeit echter de orde
ning voort uit de artikelen, die over de gemeente
archivarissen handelen, wier hoofdbezigheid
immers het regelen van archieven is. Overigens
blijkt de noodzakelijkheid der regeling uil, de
wetsartikelen, die het toezicht door Ged. Staten
en de openbaarheid der in de bewaarplaats
overgebrachte archieven voorschrijven. Zonder
regeling toch zijn toezicht en openbaarheid een
doode letter.
De rijksarchivaris heeft eenige regelen vast
gesteld ten opzichte van de archieven, waar-
16
„Ik heb je niets te vertellen, ik wilde je
om een andere reden spreken," antwoordde
z'j-
„Dat spijt mij, want u kunt mij veel helpen
om den geheimzinnigen moord van mijn va
der te verklaren. Antwoord mij niet dat u niets
weet."
„En al wist ik nu iets, toch zou ik dat niet
kunnen vertellen. Maar ik ben niet wraak
gierig en ik betreur het dat je dat wel bent."
„Wraakgierig is hier geen goed gekozen
woord. Ik wil recht hebben. Maar u zeidet
dat u mij om iets anders hier hadt laten ko
men."
,,Ja. Men vertelt dat je een som hebt uit
geloofd om Neillson te vinden."
Hij knikte bevestigend.
„Je doet verkeerd," hernam zij. „Je hebt
zelf gezegd dat Neillson de schuldige niet
is."
„Dat hij niet schuldig is, dat weet ik," ant
woordde lord Alceston, „maar één ding is
zeker en dat is dat hij veel van de zaak af
weet."
Advertentiën
plaatsen wordt 2 maal regei.
Speciale conditiën voor herhaaldelijk adverteeren. Tarieven worden op aanvraag
toegezonden. Incassokosten wordeD berekend.
1—5 regels 1.75 elke regel daarboven 35 cent, 3 maal
berekend. Ingezonden mededeelingen 75 ct. per regel.
mede Ged. Staten zich in beginsel vereenigden.
Hij betreurt het daarom dat het college ver
klaarde, in de practijk zich aan den strikten
eiseh der wet te zullen houden en niet bereid
te zijn, zijn voorstellen tot instelling van een
provincialen technischen archiefdienst, op de
door hem voorgestelde beginselen gebaseerd,
in overweging te nemen.
Militair onderwijs.
Door de regeering is ingediend een wetsont
werp tot, wijziging van de wet op het Militair
Onderwijs.
De regeering acht de mogelijkheid aanwezig,
dat rechtstreeks uit de burgermaatschappij tot
het 3de studiejaar van het instituut voor ad-
spirant-officieren te Meester Cornelis toegelaten
jongelieden aan het einde daarvan, dus na
1 jaar in militairen dienst te zijn geweest,
examen kunnen doen voor het 2de, tevens laat
ste studiejaar, van de militaire school te dier
plaatse.
Aan het einde van het 2de studiejaar van
de militaire school, als zij derhalve ongeveer
2 jaar dienst hebben en ongeveer 1 jaar onder
officier zijn, zullen bedoelde jongelieden in
staat zijn om het toelatingsexamen voor den
Hoofdcursus te Kampen af te leggen, doch
mogen zij daaraan niet deelnemen, omdat zij
niet voldoen aan de in artikel 35 van de wet
van 21 Juli 1890, onder a gestelde eischen van
3 jaar diensttijd als militair en 1 jaar als onder
officier.
Het ware noch in het belang van den lande
noch in dat van de betrokken onderofficieren
als zij om die reden het laatsté studiejaar van
de militaire school nog eens zouden moeten
volgen, in verband waarmede het gewenscht
is, de eischen van 3 jaar diensttijd als militair
en 1 jaar als onderofficier uit evengemeld art
35 te doen vervallen voor asspiranten, die voor
het leger in Nederlandsch-Indië wenschen te
worden opgeleid.
Georganiseerd overleg Rijksambtenaren.
De centrale commissie voor georganiseerd
overleg in ambtenarenzaken heeft zich in haar
laatste vergadering voornamelijk bepaald tot
de behandeling van een concept-besluit tot re
geling van de toekenning van wachtgeld -aan
burgerlijke rijksamijtenaren aan de hand van
de door de leden der centrale commissie ingedieri
de amendementen zullen verschillende voor
stellen tot wijziging en aanvulling van de ont
worpen wachtgeldregeling aan de regeering
worden gedaan. Mede werd besloten een rege
ling omtrent het verleenen van eervol ontslag
op grond van het wachtgeldbesluit aan de re
geering aan te bieden. De centrale commissie
bleek van gevoelen dat bij een dienstvak geen
vast aangestelde ambtenaren behoorden te wor
den ontslagen, zoolang nog los personeel daarbij
aanwezig is zij achtte het gewenscht, dat alge
meene regelen worden getroffen inzake de werk-
wijze van een in te stellen centraal bureau voor
wachtgelders, bij welk bureau zoowel vaste als
tijdelijke ambtenaren zouden moeten worden
ingeschreven, terwijl er met ernstig naar ware
te streven bij komende vacatures in de eerste
plaats een keus te doen uit het bij dit bureau
ingeschreven personeel tot welk doel een rang
lijst zou moeten worden aangelegd. De wensche-
lijkheid werd overwogen, het arbeidsreglement
Voor de werklieden zooveel mogelijk in over
eenstemming te brengen met het wachtgelden-
besluit voor de ambtenaren omtrent de beant
woording van deze vraag staakten evenwel de
stemmen.
Door vertegenwoordigers van de organisaties
werden ter sprake gebracht de omstandigheid,
waarin sommige ontslagen ambtenaren en hun
huisgezinnen verkeeren, doordat zij niet, zooals
„En al vindt je hem,dan nog zal hij niet spre
ken."
Hij lachtte ongelooflijk en antwoordde
„Dat zullen wij nog eens moeten afwach
ten. Do wet kan anders wonder veel doen."
loen kwam er een oogenblik stilte. Maar
plotseling stond zij van haar stoel op, wierp
zich voor zijn voeten en omhelsde zijn knieën
hartstochtelijk. Vol verwondering staarde hij
haar aan en wilde zich losrukken, maar kon
niet. „Kan deze weenende, smeekende vrouw,
mijn moeder zijn dacht hij.
„Bernard snikte zij, „luister naar mij,
om God's wil.
Laat alles rusten, laat alles over aan de de
tectives. Laat hen niets vinden door jou hulp,
en trek het uitgeloofde geld in. O, je weet niet
wat je doet, je kunt alles niet weten, maar
denk je dat vader om zoo'n kleine som gelds
zou zijn vermoord Ik lijd ellendig, o, mijn
God."
„Moeder,".riep hij uit, „u weet dat hij niet
om geld werd vermoord. Kunt u dan zeggen
waarom
„Ja, ja kermde zij, „ik zou je kunnen
zeggen waarom, maar God weet dat ik liever
pp dit oogenblik sterf dan het je te vertel
len."
„Dus nu erkent u volmondig dat u het ge-
de arbeiders in vrije bedrijven, zijn aangesloten
bij een werkloozenkas en daardoor thans geheel
broodeloos zijn geworden. Enkele gemeentebe
sturen zijn te hulp gekomen door, hen op te nemen
in de steunregeling andere bleven weigerachtig
een voorziening te treffen. Besloten werd zich
tot de regeering te wenden met de vraag of de
regeering hieraan aandacht- zou willen wijden
en te trachten met de gemeentebesturen een
regeling te treffen om algemeen te doen, wat
reeds door enkele gemeentebesturen in dezen
wordt gedaan.
Naar aanleiding van de door den minister van
justitie voorgestelde voorziening in de vacature
van directeur van het centraal bureau van voor
bereiding voor ambtenarenzaken, werd besloten
den minister te verzoeken een algemeene oproe
ping te plaatsen, opdat uit een nieuwe keuze
een benoeming zou kunnen worden gedaan.Over
de vraag, of de salarieering van dit ambt over
eenkomstig den administrateursrang, dan wel
naar een hoogere bezoldiging zou moeten geschie
den, bleken de stemmen verdeeld.
De opmerking werd gemaakt, dat herhaalde
lijk in de pers berichten verschijnen omtrent amb
tenarenzaken, welke niet geheel juist blijken te
zijn. De commissie achtte zich daarom verplicht
bij vernieuwing ter algemeene kennis te brengen,
dat zij zich alleen aansprakelijk kan stellen voor
het officieele persbericht, doch dat zij omtrent
andere berichten noch bevestiging noch ont
kenning kan geven en dergelijke berichten moet
laten voor rekening van de courant, die ze pu
bliceert.
dat de Kamersin
aard
Opheffing Kamers van Arbeid.
Ingediend is een wetsontwerp tot opheffing
van het instituut der Kamers van Arbeid.
In de memorie van toelichting brengt de
regeering in herinnering dat het doel, dat den
wetgever voor oogen stond bij de totstandkoming
van de Wet op de Kamers van Arbeid, was
de belangen van patroons en werklieden in
onderlinge samenwerking te bevorderen.
De bemoeiingen der Kamers van arbeid
zouden bestaan in het verzamelen van inlichtin
gen over arbeidsaangelegenheden, het dienen van
advies aan de hoofden der departementen van
algemeen bestuur ten aanzien van alle onder
werpen, Wélke de belangen varfden arbeid"raken,'"
het dienen van advies en het ontwerpen van
overeenkomsten en regelingen op verzoek van
daarbij belanghebbenden en eindelijk het voor
komen en vereffenen van geschillen over ar
beidsaangelegenheden, ook voor zoover noodig
door te bewerken, dat een scheidsrechterlijke
uitspraak tusschen de partijen tot stand kwam.
In dit laatste, het voorkomen en vereffenen
van geschillen, lag wel de voornaamste taak dei
Kamers van arbeid en van de wijze, waarop zij
zich daarvan hebben gekweten, mag afhangen
het antwoord op de vraag, in hoeverre de Kamers
aan haar doel hebben beantwoord. In de memo
rie van toelichting op het ontwerp van wet op
de Kamers van arbeid werd dienaangaande
immers gezegd, dat het streven naar een betere
verstandhouding tusschen patroons en werk
lieden inzonderheid vrucht zou kunnen dragen,
indien het aan de Kamers van arbeid gelukte
geschillen m der minne te vereffenen. En verder
„een zeer belangrijk deel van de taak welke de
Kamers van arbeid hebben te vervullen, is het
werk van den verzoeningsraad."
De verwachtingen, een kwart eeuw geleden
uitgesproken omtrent het nut datde Kamers van
Arbeid in de arbeidswereld zouden stichten, zijn
niet in vervulling gegaan. Van de 112 Kamers,
welke sinds de inwerkingtreding der wet van
1897 werden opgericht zijn 37 bereids opgeheven.
Onder de bestaande 75 zijn er verscheidene,
welker werkzaamheid zich tot een minimum be
perkt.
heim kent.
„Ik weet niets, ik kan slechts gissen. Ber
nard luister naar mij, denk van je vader hetgeen
de wereld van hem denkt, dat is dat hij goed
en edel was, een man waarop niet het minste
viel aan te merken. Hoe zou je je gevoelen wan
neer het bleek dat een smet kleefde op het le
ven van dien man en hij prijsgegeven werd aan
de verachting van dezelfde lieden die hem nu
zoo hoogachten
„Maar dat is niet waar En was het waar,
dan zou ik hem vervloeken met geheel mijn
ziel."
„Wees voorzichtig, Bernard. Je wilt door
dringen tot het geheim van zijn dood. Je wil
bijzonderheden kennen die slechts zijn eigen
lippen in staat waren op te helderen. O, geloof
mij, mijn jongen, terwille van den doode zelf
smeek ik je, laat je plannen toch varen. Er is
in zijn leven een donkere plek aan te wijzen,
waarop het licht niet mag schijnen."
„Moeder, ik kan dit alles niet gelooven. Mijn
vader heeft altijd voor het oog van de wereld
geleefd. U moet dit hebben gedroomd. Dat kan
niet, dat kan niet
„Je bent wreed, Bernard" zeide zij, „en je
laat je moeilijk overtuigen. Maar luister, ik
zweer je dat elk mijner woorden zuiver waar
heid is.Indien je voortgaat met het onderzoek
Al kan niet .worden ontkent
geschillen van indiviclueelén aard wel nuttio
werk hebben gedaan, slechts zelden wordt haar
tusschenkomst ingeroepen bij arbeidsconflicten
van ruimer belang. De werkzaamheden, die de
Kamers van arbeid verrichten, buiten het voor
komen en neslechtcn van arbeidsgeschillen,
zijn ongetwijfeld nuttig, maar niet. van dien
aard, dat zij in de tegenwoordige omstandigheden
een jaarlijksche uitgave van omstreeks 40.000,
voor de instandhouding der Kamers noodig,
rechtvaardigen.
Het geven van inlichtingen over arbeidsaan
gelegenheden, in hoofdzaak aan het Centraal
Bureau voor de Statistiek kan door de vakver-
eenigingen van patroons en arbeiders geschieden,
zooals thans reeds plaats heeft voor de talrijke
gemeenten waar een bepaald bedrijf niet in een
kamer van arbeid is vertegenwoordigd. Het die
nen van advies van de hoofden der departemen
ten van algemeen bestuur ten aanzien van ondei-
werpen, die de belangen van den arbeid raken,
heeft weinig zin meer sinds de instelling van
den Hoogen Raad van Arbeid. Voor plaatselijke
kwesties betreffende loon- en arbeidsvoorwaar
den kan de regeering voor zoover noodig het
advies van de arbeidsinspectie inwinnen. De
groote gemeenten hebben tegenwoordig arbeids-
bureaux, die hun adviezen over sociale aange
legenheden kunnen verschaffen. Overig, ns kun
nen openbare lichamen voor zooveel zulks noo
dig mocht zijn, voorlichting aan de yakver-
eenigingen van patroons en arbeiders vragen. Ook
het dienen van advies en het ontwerpen van
regelingen op verzoek van daarbij belanghebben
den heeftweinig beteekenis meer.Wat betreft het
dienen van beticht, bedoeld i'n art 125e van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kan
worden medegedeeld, dat volgens de verslagen
der Kamers van Arbeid een dergelijk advies in
1918, 8 maal en in 1919 en 1920 resp. slechts 4
en 5 maal werd ingewonnen.
Dat de verwachtingen bij het instellen der
Kamers gekoesterd niet in vervulling zijn ge
gaan ligt zeker niet aan den ijver barer be
stuurders en secretarissen, die zich integendeel
dikwijls hebben beijverd van het instituut te
maken, wat er van te maken viel. Maar de groei
-v?f1._heJt sociale leven is langs de Kamer heen
gegaan vooral de ontwikkeling van het vakver-
eenigingswezen in de richting van vakbonden
en vakcentralc'n, die hunne werkzaamheden over
het geheele land uitstrekken is aan haar bloei
in den weg komen te staan. Tengevolge van die
ontwikkeling toch geschiedt ook de regeling
der arbeidsvoorwaarden en wat daarmede samen
hangt hoe langer hoe meer drijfsgewijze voor het
geheele land.
Om deze reden verwacht de minister van ar
beid van een reorganisatie der Kamers van Ar
beid weinig heil en is hij voorts van nieening, dat
zij ook geen rol zullen kunnen vervullen bij de
uitvoering van een wettelijke regeling betreffende
de publiekrechterlijke bedrijfsorganisatie of de
bindendverklaring van collectieve arbeidsover
eenkomsten. Hij is mitsdien van meening, dat
tot de opheffing dezer instellingen moet worden
overgegaan. Daarom wordt voorgesteld de Wet
op de Kamers van arbeid en de wet van 7
December 1918 houdende nadere bijzondere
maatregelen ten opzichte van de Kamers van
Arbeid met het oog op de tegenwoordige buiten
gewone omstandigheden, en artikel 125 Wetb.v.
Burg. Rechtsverordening in te trekken. Het
treffen van overgangsmaatregelen bij de wet
schijnt niet noodig. Voor zooveel noodig kunnen
bij Koningklijk besluit regelingen worden ge
troffen in verband met de opheffing of der
Kamers, bijv. ten aanzien van de vernietiging
of de overbrenging van hare archieven.
en je slaagt, dan zal je de nagedachtenis van
je vader bezoedelen. Ik zeg niet dat dit recht
vaardig zal zijn. Ik zeg niet dat hij in zijn leven
een misdaad met voorbedachten rade heeft
gepleegd, maar indien jij zoekt, zal je slechts,
een gedeelte van het geheim ontsluieren en
het ander deel zou slechts kunnen verklaard
worden door lippen, die nu koud en stijf zijnDe
misdaad zou je aan het licht brengen maar de
rechtvaardigheid daarvan met. Ik bezweer
je dat ik de waarheid spreek. Ik ben je moe
der Bernard, en daarop bezweer ik je niet voort
te gaan."
„Als dat zoo is" antwoordde hij, „dan moet
ik toch alles weten om zelf té kunnen oordeelen.
U moet mij alles zeggen."
Zij wierp zich achterover op haar stoel en
bedekte haar gelaat met de, handen.
„Ik kan niet, ik kan niet" snikte zij.
U moet mij alles zeggen, of of
„Of je gaat voort met het onderzoek
„Dat zal ik zeker doen."
Zij antwoordde niet en eeri geheelen tijd was
het doodstil in de kamer. Toen nam hij een
stoel en ging dicht bij haar zitten.
Zij keek hem in de oogen en plotseling trok
zij hem naar zich toe en fluisterde „Je hebt
hetzelf gewild. Kom hier, dichterbij, nog meer
(YVordt vervolgd)
NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT