BIJBLAD VAN DE NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT VAN 11 APRIL 192sT
Joh- A &oer,
TWEEDE BLAD.
Noblesse Oblige.
Hik JZ de .?rdel'ne deVotie"> die de prak-
Voor de algemeene kerk was het een zware
tijd, die, waarin St. Liduina het levenslicht aan
schouwde. De heilige werd geboren in 1380, en
in 1378 hadden in Italië treurige gebeurtenissen
plaats. In April van laatstgenoemd jaar kozen
de kardinalen tot paus Urbanus VI, in Augustus
van hetzelfde jaar verklaarden diezelfde kardi
nalen de gedane keuze ongeldig, en in de volgen
de maand gingen zij over tot een nieuwe keuze.
Zoo waren er twee, die zich paus noemden Urba
nus VI en Clemens VII. Politieke berekeningen
waren aan die handelwijze allerminst vreemd
geweest, en zoo zien we de ééne kerk treurig
verdeeld in twee kampen, ieder met een paus aan
het hoofd, en het. was voor de tijdgenootcn on
doenlijk, om met zekerheid te zeggen, wie de
wettige paus was.
Die verdeeldheid in de kerk heeft geduurd
tot 1417, dus het overgroote deel van het leven
van St.. Liduina, het grootste deel zelfs van den
Lijd harer ziekte. Van de treurige omstandig
heden maakten de minder goede en de slechte
elementen gebruik, om zich in de kerk naar voren
te dringen, en zoo kwam het, dat dwaling en
verslapping van tucht meer op den voorgrond
traden dan geloofstrouw en deugdbeoefening,
en dat op het eerste gezicht de kerk in zóó diep
verval leek te zijn, dat haar einde kon verwacht
worden.
Toch is dit meer schijn dan werkelijkheid. En
bijzonder in het vaderland van St. Liduina toont
de kerk in den overgang van de veertiende op de
vijftiende eeuw een krach!als zij daar nog niet,
ontwikkeld had.
liet Bisdom Utrecht, dat toen bijna ons heele
land behalve de provincies Brabant en Limburg
omvatte, werd in dien tijd bestuurd door de wijze
bisschoppen Floris van Wevelinkhoven en Frede-
rik van Blankenheim, die getuigen geweest zijn
van de sterke ontplooiing van het, godsdienstig
leven onder alle rangen van hoi. Nederlandsche
volk, welke genoemd wordt de „moderne devo
tie." Onze voorvaderen, sinds zevenhonderd
jaar opgenomen in de algemeene kerk, hadden
het Christendom, dat zij natuurlijk kregen van
vreemdelingen, langzamerhand in hun leven
opgenomen. Zij waren hervormd door de leer
van Christus, die voor alle tijden en alle volkeren
is maar hun eigen aard hadden ze daarmee
niet verloren. Integendeel in het beleven van
de vormen van godsdienstig leven, die in de
algemeene kerk gebruikelijk waren, in het volgen
van de vrome gebruiken der kloosters van St.
Benedictus, St. Norbertus, St. Bernardus, St.
Franciscus, St. Dominirus en zoovele anderen,
was de eigen aard van het volk der lage landen
aan de zee gelouterd geworden en veredeld.
Aan ieder van die stichtingen weet hij iets eigens
bij te zetten. Maar l ot eigen vormen van vroom
heid was het nog niet gekomen. Eerst in de veer
tiende eeuw is de christelijke geest genoeg door
gedrongen bij onze voorvaderen, om hen in staal,
te stellen, ook actief te gaan meewerken aan den
uitbouw der Kerk had. men vroeger opgenomen,
wat door anderen geboden werd, nu gaat de
Nederlandsche Kerk ook van het hare meedeelen
aan de algemeene Kerk. Deze nationale vroom
heidsbeweging onder ons volk noemt men de
„moderne devotie."
Veelzijdig zijn de uitingen ervan.
Zij openbaart zich in den ijver voor kerken
bouw. De Nederlandsche Gothick vertoont een
eigen karakter, en bouwt in onze steden de
kerken, die nog haar trots zijn. Het geestelijke
volkslied komt tot bloei, weldra staan de Neder
landsche musici aan de spits van de Europeesche
muziek. Ontelbaar bijna zijn de godsdienstige
traktaten, waarvan sommige straks invloed
zullen uitoefenen op den grooten leeraar van het
godsdienstig leven in den nieuwen tijd, den H.
Ignatius van Loyola. De ernstige roepingen tot
den geestelijken staat zijn talrijk, en roerende
verhalen zijn ons bewaard gebleven over mannen
en vrouwen, die om Christus alles verlieten.
Niet de minste uiting is de hervormingsgeest,
die vaardig wordt over de kloosters. Johannes
Brugman, dezelfde, die het leven van St.. Liduim
herhaaldelijk beschreef, brengt de Franciscanen
terug tot hun oorspronkelijke gestrengheid.
En hoe degelijk die hervorming was, blijkt ruim
een eeuw later, wanneer de Franciscanen bij
tientallen hun leven laten voor de trouw aan het
ware geloof. Cisterciensers, Dominicanen, Augus
tijnen blijven niet achter. Kloosters, die vrij los
stonden van elkaar vormen vereenigingen,
teneinde elkaar te helpen in het bewaren der
tucht.
Iets heel nieuws, en bepaald Nederlandsch,
bracht de stichting, die haar oorsprong terugvoert
op den bekenden Gerrit Groot van Deventer.
Deze stierf, toen Liduina zes jaar oud was. Maar
zijn geest leefde voort in de „Broederschap van
het Gemeene Leven", die de groote draagster
deel van de wereld, maar geenszins het minste
onder de duizenden van Duitschland want
terwijl de overige deelen van de Kerk krank zijn,
is dit vooral eene moeder van veel godsdienstig
heid, vruchtbaar aan deugden en deugdzamen,
cene ijveraarster voor alle hervormde menschen,
eene bevorderaarster van gast- en armenhuizen'
een spiegel voor maagden en in onthouding
levende weduwen, eene beschermster van het
geregelde leven in alle kloosterorden. Dit land
is onvermoeid in het bouwen en rijkelijk versie
ren van kerken, zeer gevuld boven vele natiën
en landen met christelijk leven en vereenigingen
van contemplatieve menschen."
Volgens de gewone genadebedeeling Gods zijn
de heiligen voor een gedeelte het produel van
hun omgeving. Want Gods genade bouwt de
bovennatuurlijke heiligheid op den grondslag
v-an de natuurlijke eigenschappen. We zien in
vriendschappelijk verkeer met den Allerhoogste.
De nationale deugden beoefent Liduina in
heldhaftigen graad het geduld heeft tot grond
slag de overgeving aan Gods H. Wil, haar liefde
tot God vindt haar middelpunt in het H. Sacra
ment, haar liefde voor de Kerk in eerbied voor
den Paus en de H. Stad Rome zij is arm, maar
weel- van haar nooddruft nog aalmoezen te
geven zij heeft tegenslag in alles, maar stand
vastig blijft zij vertrouwen. Zij is heilig, omdat
zij eene volmaakte Hollandsche is.
Maar die volmaakte Hollandsche was ook eene
volmaakte Schiedamsche. Zij is van ons geslacht.
De schoonste bloem uit den hof der moderne
dc-votie is onze stadgenoote is liet onwaar
schijnlijk, wanneer we zeggen zij is onze ver
wante De eenige heiligverklaarde wellicht,
die geboren is, geleefd heeft en gestorven is in
het bisdom Haarlem, zooals Mgr. Bottemanne
op 4 April 1890 zeide in de Frankelandsche Kerk
meene TW J ï°e! een groot d<*l der algc-
i verwante Congregatie van
Wmdesheim ontstond het boekje, dat Neder
lands naam groot maakte onder de volkeren:
„He navolging van Christus
WaS 6en m°0ie tijd voor d<- vader-
landsche Kerk, en Johannes Brugman, die een
kwndgV! imCeSter Was' maai' die om ,iet vde
e e goede niet vergatoptimistisch
anciscaan als hij Yvas mocht zijn derde
Leven van Liduina wel beginnen met deze woor
den ,,l±et is een land
schoon van gelaat zijn,
eerlijker en rijper van 'zeden. Dit volk
liet algemeen
waarvan de inwoners
maar schooner nog en
is over
zeer godsdienstig, zeer getrouw in
den omgang, minder begecrig naar buit en roof,
barmhartig jegens de overwonnenen, woest
slechts jegens zijn vijanden. Het is wel een klein
de heiligen,maar in meer Volmaakten graad,
wal. er goeds leefde in hun tijd en in hun omge
ving. Daarom ziet een Nederlandsche heilige
er anders uit dan een Italiaansche, een heilige
uit de vijftiende eeuw anders dan een van onzen
tijd.
Sin! Liduina is een Nederlandsche heilige uil.
den tijd der moderne devotie. Dal. innig verkeer
met God en zijn Engelen in de verborgenheid
van haar burgerlijke woning, die warme belang
stelling voor de menschen in haar omgeving,
voor wier tijdelijke en geestelijke nooden zij
zich bezorgd maakt, zelfs de afwezigheid van
belangstelling voor hetgeen gebeurt op het
groote tooneel der wereld, kenmerken haar als
een heilige uit klem-burgerlijke kringen, waar de
godsdienst de eerste en voornaamste plaats
inneemt, en dan de godsdienst in den geest der
moderne devotie, die allen nadruk legt op het
is voor haar vaderstad de grootste glorie. Zij
bewijst, dat de bekende geloofstrouw der Schie
dammers volop is het erfdeel der vaderen. Is
het bezit van een heilige voor een stad niet een
grooter voorrecht dan de meest plechtig bezworen
privilegiën, en is dc verwantschap met een hei
lige niet schooner adelbrief dan de verwantschap
met, wereldlijke grooten
Schiedam heeft zijn stadgenoot in eere g< -
houden in het verleden. Dal. getuigt de geschiede
nis der relieken, dat getuigt het proces over de
goedkeuring der vereering, dat getuigt de jaar-
lijksche feestweek. En terechtwantnoblesse
oblige adeldom legt plichten op.
Moge van geslacht op geslacht die plicht
erkend worden, en het schoone getuigenis van
Brugman nog lang toepasselijk zijn op onze
vaderstad
Warmond W. NOLET.