De H. Liduina van Schiedam.
De H. Liduina en de Paters Dominicanen
W -■
In Engeland volgde op Hendrik VI, een baby
van negen maanden Twee ooms namen de lei
ding der zaken op zich Humpheg vanGlocester
werd regent in Engeland en Jan, hertog van Bed
ford zou op het vasteland voor Engelands macht
en aanzien zorgen. Op Humphrey komen we nog
terug.
Geheel Noord-Frankrijk was nu onderdanig
aan Bedford. Doch hij zag het niet in welvarende
toestand. De soldaten hadden er duchtig huis
gehouden. Zóó uitgeplunderd was het arme land,
dat de wolven gebrek leden. De hongerige dieren
aasden ook op lijken. Ze doorzochten de graven
en verstoorden de rust der dooden. Niet te ver
wonderen valt het, dat de boeren mistroostig
den moed verloren en hun akkers braak lagen.
Bedford was verzwagerd met Filips den Goe
den. Dikwijls geraakten zij in oneenigheid maai
de familieband én de gemeenschappelijke vijand
herstelde de vriendschap.Die vijand was Frank
rijk» nieuwe koning, Karei VII. Onbewust, door
zijn niets doen, lokte hij beide zwagers, om ver-
eenigd hun slag te slaan de stad Orleans zag zich
spoedig omringd door Engelsche en Bourgondi
sche tenten. Orleans was de sleutel van Zuid-
Frankrijk -Vas deze vesting veroverd, dan lag
het land zuidelijker er van open voor den over
winnaar. Karei VII was voor Jan zonder Vrees
Parijs ontvlucht, toen hij nog Dauphin d.i.
kroonprins was. Nog had de hoofdstad hem niet
weergezien. Als koning zetelde hij te Bourges
(ten Zuiden van Orleans). Het leek alsof van
vaders zijde een zwak hoofd zijn erfdeel was
immers als vorst behoorde hij een voorbeeld
te wezen, om alles veil te hebben voor het vader
land Maar geen bezieling ging van hem uit, tot
geen besluit kon hij komen. Zou hij den vijand
aantasten Neen. Zou hij vluchten Ja Neen,
toch niet. Was hij wel de wettige vorst Wal
een twijfel, waar koninklijke moed behoorde te
zijn Wat een kostbare tijd ging te loor Orleans
was onderwijl geheel ingesloten. Geen mensche-
lijke hulp was meer te verwachten. God alleen
wist een uitweg en God handelde door een kind
Jeanne d'Arc werd uitverkoren tot bevrijdster
van haar vaderland. Zij, de hoedster van schaap-
kens, zou soldaten ter overwinning voeren. Voor
het. echter zoo ver kwam, had het meisje nog
met menige moeilijkheid te kampen.
Stille stemmen fluisterden zoet in heur ziele,
hoe schoon, hoe schitterend het voor den Lieven
Heer was, haar land te redden. Steeds krachtiger
klonken die stemmen. Hoe klopte en bonsde haar
harte als Sint Michael en de H.H. Gatharina en
Margaretha Jeanne aanmaanden toch te gehoor
zamen. Het Maagdelijn vroeg om raad bij vader.
,,Ze moest zich die dingen uit het hoofd zetten",
gaf hij zijn kind als eenige raadgeving. Doch de
Heiligen riepen luider en steeds luider in haar
binnenste. Eindelijk ontving ze \erlof, een onder
houd te mogen hebben met den bevelhebber dei-
omgeving. Openhartig openbaarde ze hem, wat
de stemmen haar zeiden te voldoen aan een
tweeledige opdracht Orleans ontzetten en den
koning naar de kroningsstad Reims te geleiden.
Ook nu mocht ze van geen resultaat spreken. En
haar Heiligen hielden maar aan, die dreven haar
tot doorzetten de volharding zag zich ten laat
ste beloond. Eenige gewapende lieden zouden
Jeanne naar Bourges leid.en. Ze werd tot den
koning toegelaten. Al was Karei VII gekleed als
de hovelingen, toch trad het meisje regelrecht
op hém toe. Eerst hechtte men weinig geloof
aan haar woorden. De eene ondervraging volgde
de andere. Ten slotte moest de koning wel zijn
-toestemming geven om Jeanne aan het hoofd
zijner soldaten naar Orleans te laten gaan. Et-
was geen andere oplossing, om uit den nood te
geraken
Acht, dagen later vluchtte de vijand, verdre
ven, verschrikt door een maagd in wapenrusting.
Ook in het open veld verjoeg ze Engelschen en
Bourgondiërs. De weg was nu vrij, om Karei VII
naar Reims te geleiden en daai gekroond te la
ten worden. Volbracht was nu de dubbele taak
Wat. verlange onze herderin weer naar baai-
schaapjes Maar blijven moest ze bij koning en
leger, de vraagbaak werd ze van ervaren krijgs
oversten. Dat ging buiten haar opdracht. Bij een
gevecht namen de Bourgondiërs haar gevangen
Dezen leverden haar uit aan hun bondgenooten
de Engelschen. Het lijden eener onschuldige
reine maagd begon in al zijn ontzetting. Een
heks, een bezetene schold men haar. Vijf maan
den lang sleet ze haar leven in een kerker, ge
ketend aan hals en voeten. Woeste soldaten be
waakten de gevangene. Het proces nam dan een
aanvang. De uitslag was evenwel te voren be
paald. De rechters verdienden dien naam niet.
In boeien geslagen beantwoordde de twintig
jarige de haar gestelde vragen, waarmede men
haar als overlaadde. Onophoudelijk kreeg ze
beleedigingen te hooren. Men liet haar niet eens
uitspreken. De zotste ondervragingen dachten
de schijnrechters uit. Maar wat hielp het ook al
of ze haar antwoorden op een zeer gevatte wijze
uitte Het vonnis was reeds vastgesteld Een
laatste rust in de gevangenis verkeerde in een
kwelling door onverlaten, die trachtten haar
kuisohheid te kwetsen. Als een heilige stierf de
Maagd van Orleans op den brandstapel (1431).
O, tegenstelling, haar dood gaf leven, bezieling
aan Frankrijk De Engelschen ondergingenneder-
laag op nederlaag, vooral na 1435. Toen namelijk
verzoende zich Filips van Bourgondië met zijn
koning. Zonder opoffering kwam het verdrag van
Atrecht wel niet tot stand, doch het gaf aan
Karei VII het voordeel, nu slechts met éénen
vijand te doen te hebben. In 1453 eindigde de
oorlog, zonder dat men vrede sloot
In Engeland was Humphrey president van den
regentschapsraad. Humphrey trouwde met Jaco-
ba van Beieren, gravin van Holland. Daar deze
reeds gehuwd was met Jan van Brabant, geen
flink personage, kreeg Humphrey van Glocestcr
van de kerkelijke overheid bevel haar te verlaten.
Misschien meende de ongelukkige gravin Jacoba
gerechtigd te zijn om haar man en neef, Jan van
Brabant, zoo te behandelen, zij vergat, dat dis
pensatie haar voor altijd fot echtgenoote van
dien niet beminnelijke:® neef maakte.
Humphrey had in Engeland een minnares',
die hij nu tot vrouw nam. Maar die vrouw was
hertogin, nog geen koningin. Stierf de jonge,
ziekelijke Hendrik VI, dan volgde Humphrey
hem op als koning en Eleonora Cobham werd
dan-koningin. Telkens herstelde het
koninkje. Zou er dan geen middel zijn, hem te
doen sterven Ja, kaartlegsters en sterrenkijkers
en weet ik verder, hoe die „deskundigen" zich
betitelen, dachten wel iets uit, om de beta
lende hertogin van dienst r,e zijn. Natuurlijk gaf
dit denken het schitterende gevolg, dat er één
„Heureka", „Ik heb het gevonden" kon roepen.
Eleonora maakte volgens dien raad 's konings
beeltenis van was, smolt de gelijkenis voor een
vuur en geloofde dat het leven van Hendrik V]
zou vergaan naarmate de was verdween. Het
ergste was niet, dat de koning bleef leven, maar
dat haar kinderachtige vorm van verraad ont
dekt werd (1441), en een eiland haar tot. woon
plaats werd aangewezen.Toen haar man gevaar
lijk begon te worden, werd ook hij gearresteerd.
Of hij vermoord is Op een morgen lag Hum
phrey dood op zijn legerstede.
Mat een verschil Jeanne d'Arc en Eleonora
Cobham. Niets dan tegenstellingen kuisch
overspelig, nederig hoovaardig, op God
vertrouwend bijgeloovig. Vergelijken is hier
onmogelijk. Wel heeft Jeanne d'Arc veel over
eenkomst met Liduina van Schiedam. Beiden
reine maagden, zichzelf gevend voor anderen, ja
martelaressen. Beiden stierven den dood der
heiligen. Jeanne ging zóó heldhaftig de eeuwig
heid tegemoet, dat zelfs vele Engelschen, haar
vijanden, overtuigd werden van haar onschuld
Liduina, zoo weerzinwekkend naar het lichaam,
gaf haar stoffelijk omhulsel, stralend van jeug
dige schoonheid, aan de aarde weder.
Niet alleen, ter verzachting van de oorlogs
weeën leefden en leden heiligen geheel Europa
verkeerde in een vreeselijken toestanu. De ge
schiedenis van een gedeelte van dit werelddeel
doet ons toch eenigermate begrijpen, waarvoor
o.a. ook Sint Liduina leed haar zoo smartelijk
lijden.
C. C. LI. S WINKELS.
die in Schiedam hare heiligheid bewerkt heeft,
die aan Schiedam vooral het voorbeeld harer
deugden heeft nagelaten. Met groot vertrouwen
en innige liefde moeten wij dus steeds tot haar
onze toevlucht nemen, die zooveel eeuwen lang
reeds aan hare stad een bijzondere bescherming
geschonken heeft. Herinneren wij ons slechts
wat oudere Schiedammers reeds in hun prilste
jeugd als vaste waarheid met de grootste over
tuiging door hunne voorouders hoorden verhalen,
dat door Liduina's voorbede in Schiedam nooit
meer dan één pand tegelijk door brand vernield
zou worden, en hoe bij iederen brand zelfs anders
denkenden zeiden zouden de Roomschen nu
weer gelijk hebben met op Liduina te vertrouwen,
wat schrijver dezes in zijn jeugd zelf meermalen
gehoord heeft.
Nemen wij dus steeds tot haar onze toevlucht,
roepen wij steeds in al onze nooden met ver
trouwen hare bescherming in, doen wij dat
altijd en niet slechts in de plechtige dagen die
haren feestdag voorafgaan, dan zal Liduina
ook steeds ons hare bijzondere bescherming en
hulp blijven schenken. Dan zal zij steeds wezen
de eer en de glorie onzer stad en in allen nood
de bewoners harer stad te hulp komen.
L. M. VAN PINSTEREN.
De Katholieke Kerk in Nederland herinnert
zich steeds met innige dankbaarheid de groote
welclaad door den IT. Willibrordus haar bewezen,
toen hij onder allerlei ontberingen het Evangelie
aan ons land verkondigde. Als apostel van ons
land wordt hij van Noord tot Zuid vereerd,
hoewel zijn wieg in Engeland heeft gestaan en
zijn graf in Duitschland gevonden wordt. Het
graf van de LI. Martelaren van Gorcum te Brielle
wordt ieder jaar door duizenden vrome pelgrims
bezocht, en wij verheugen ons de landgenooten
te zijn van die helden, die de eer der altaren zijn
waardig gekeurd en die aan geheel de wereld
een voorbeeld van onwankelbare trouw aan
Gods Plaatsbekleeder geschonken hebben. Dat
een Zalige Petrus Canisius, in ons land geboren
en steeds met nauwe banden aan ons vaderland
verbonden, binnen weinige weken de eer dei-
Heiligverklaring genieten zal, vervult ons hart
met rechtmatige vreugde. Al die Heiligen en
nog zoovele anderen worden in ons land bijzonder
geëerd, omdat zij hier óf geboren, óf gestorven
zijn, óf een deel van hun leven in zegenrijken
arbeid hebben doorgebracht.
Maar hoeveel meer reden hebben wij,, inwoners
A.
R. Pater G. A. Meijer o.p.
een der levensbeschrijvers der H. Liduina.
door
p.fr. A. van Dijk O.I».
Noode missen wij op de Sint Liduinatentoon-
stelling Pater G. A. Meijer, wien de Commissie de
eerste uitnoodiging had toegezonden om door
gesproken of geschreven woord de tentoonstelling
op te luisteren. Hoe blijde, hartelijk en offervaar
dig had hij ondanks kwijnende gezondheid zijn
medewerking toegezegd. De H. Liduina heeft
hem, zoo mogen wij vertrouwen, een eereplaats
ingeruimd onder hen, die boven het loon ont
vangen voor wat zij hier beneden voor de ver
breiding harer vereering hebben verricht.
Ons, Schiedammers en Dominicanen, rest
bovendien de dubbele troost, dat Pater Meijer,
Sint Liduina's trouwe paladijn, in Schiedam was
geboren en als Dominicaan is gestorven. Ltij zelf,
dankbaar indachtig, hoe de zonen van zijn LI.'
Ordestichter langer dan drie eeuwen lief en leed
met zijn Schiedam hebben gedeeld, beeft de
betrekking tusschen Schiedam's Maagd en de
Dominicanerorde rechtstreeks of zijdelings voor-
^AAAAAAAA
De H. Liduina bidt voor haar vaderstad Schiedam.
Schilderij van J- Dunselman in de
St. Liduina-kapel Frankenland.
om °ns te verheugen in het bezit
wii™ f n .^!e W'J °P een geheel bijzondere
Jf]y'TZe heilige kunnen noemen. In onze
l ™erd zii geboren, in onze stad bracht
hltfwf <amj leVen door in het beoefenen der
Ihaftigste deugden, in onze stad wordt haar
graf gevonden. Als al die Heiligen, die ik hier
boven noemde, Nederlandsche Heiligen mogen
genoemd worden, met hoeveel recht mag zij dan
de Schiedamsche Heilige genoemd worden, zij die
Schiedam m heel haar leven niet heeft verlaten,
treffelijk doen uitkomen in zijn van echte histo
rische en daarom van zuivere waarheid getui
gende werken. Van wat hij met zooveel moeite
en scherpzinnigheid verzameld heeft, wenschen
wij de vruchten te plukken en die onzen lezers
aan te bieden. Als wij hier gaan spreken over de
tl. Liduina en de Dominicanen, dan bedoelen wij
volstrekt niet de verdiensten van anderen te
verkleinen, want dan zouden wij de nagedachte
nis van Pater Meijer onteeren, die, in zijn liefde
voor de historische waarheid, aan allen, die in
meer of minder mate den Liduina-cultus gepro
pageerd hebben, volkomen recht doet weder
varen. Doch^evenalsjie komende tentoonstelling
van alles exposeert, wat op de eene of andere wij
ze met Sint-Liduina in betrekking staat, zoo
ook behooren in dit feestnummer de verschillende
artikels ieder van hun kant de grootsche figuur
an bchiedams beroemdste ingezetene te be
lichten. De werken, door mij geraadpleegd,
allen van Pater Meijer, zijn Het Leven der
Heilige Liduina Bijdragen voor de Geschiedenis
van het Bisdom van tlaarlem XXIe Deel, le Af
levering K erkelijlc Schiedam vóór de Hervorming
Driedaagsche oefeningen ter eere der H. Liduina
Dominicaansche Studiën De Paters Domini
canen te Schiedam Hel Eeuwfeest der Siril-
Janskerk.
De vereering van de LI. Liduina dateert bij
de Paters Dominicanen niet van hun vestiging te
Schiedam in 1616. O neen, van reeds twee eeuwen
vroeger, reeds van den Lijd, dat onze heilige op
den Achterweg woonde. Dit is heel natuurlijk te
verklaren. Liduina was een mystieke heilige.
Haar leven nu viel samen met het tijdperk, dat
de Dominicanerorde de liefelijkste en geurigste
bloemen der mystiek kweekte, besproeid en ver-
zoigd door haar groote meesters in de mystieke
godgeleerdheid. Denken wij maar om ons tot
enkele voorbeelden te beperken aan de gestigma
tiseerde Gatharina van Senen, die stierf in het
zelfde jaar en in dezelfde maand, waarin Liduina
geboren werd aan den Eerbiedw. Tauler,
1361) en den gelukz. Henricus Suso 1366)!
De sermoenen „des gueden tauweleers" waren
een geliefkoosde lectuur der heilbegeerige zielen.
Evenzeer Henricus Suso's Honderd Artikelen
die in alle oude gebedenboeken voorkomen. Nog
dieper indruk maakte zijn Boekje der Eeuwige
Wijsheid"dat door geestelijken en leeken even
gretig werd ter hand genomen als later Thomas a
Kempis' Navolging van Christus. Voeg daarbij,
hoe de Dominicanen ambtelijk onderzoek pleeg
den in te stellen naar verkeerde leeringen en
wij begrijpen vanzelf dat waar vooral op het
pad der mystiek zooveel voetangels en klem
men liggen, zij de levendigste belangstelling
toonden in de Lijderesse van Schiedam en na
zaakkundige informatie haar devoot hoog
schatten.
Evenals de ITaagsche hofarts Godfried Sonder-
dank aan de ziekesponde van Liduina verscheen
om de diagnose vast te stellen van haar lichame
lijke kwalen, zoo trad, gelijk Brugman zelf ons
mededeelt, een doctor in de LI. Godgeleerdheid
uit het Dominieanerklooster te Utrecht het arme
kamertje aan den Achterweg binnen. Llij had
reeds veel omtrent Liduina hooren verhalen en
dagelijks vernam hij van nieuwe wonderteekenen
doch de personen, die hem de berichten brach
ten, verschilden lijnrecht in gevoelen. Meenden
eenigen, dat al deze verschijnselen het werk van
God waren, anderen hielden staande, dat zij
niets anders waren dan guichelspel van den
Booze. De leeraar bezat te veel gezond oordeel en
voorzichtigheid dan daL hij zonder meer het ge
voelen dezer laatsten zou omhelzen en daarom
was hij besloten, om zekerheid te verkrijgen,
zelf door vragen de Maagd op de proef te stellen.'
Ilij stelde dan de kwestie Op welke wijze heeft
de Allerheiligste Drievuldigheid de Mensch-
wording des Woords gewrocht?" De nederige
Maagd, ongeletterd evenals de LI. Gatharina van
benen, gal' zulk een schitterende oplossing, dat
de Predikheer verbaasd stond over zooveel
wijsheid
Zijn besluit was gemaakt het stond onwrik
baar bij hem vast Liduina was bezield met den
Geest Gods. Naar Utrecht weergekeerd, dacht en
sprak hij voortaan over Schiedam's Maagd met
eerbied en beschouwde haar als een ware diena
res van God. Zoolang zij leefde, mocht hij
Liduina had het. den kloosterling met aandrang
verzocht niets van hun onderhoud openbaren,
maar nauwelijks was zij gestorven in 1433 of de
pennen zijner confraters kwamen in beweging
om Liduina s roem wijd en zijd te verkondigen.
Liet is een historisch feit, dat reeds vóór 1437,
waarschijnlijk het eerst, een Dominicaan, Ller-
mannus Gornerus, over de Maagd van Schiedam
heeft geschreven.
len jare 1444 stichtten de Dominicanen hun
klooster te Rotterdam aan de Lloogstraat, ter
plaatse thans het Achterklooster genoemd. In
1448 maakte Godfrieds zoon, Willem Sonder-
dank, die op Liduina's verlangen haar voor
malige woning in een gasthuis veranderd had,
van drie wonderbare feiten als ooggetuige een
authentieke akte op erbij voegende, dat hij
onmogelijk alle andere wonderen verhalen kon,
die hij ook met eigen oegen aanschouwd had.
Schiedam was een bedevaartplaats geworden.
Van alle kanten stroomden uit heel Llolland de
pelgrims naar de beroemde Sint Liduinakapel.
Kunnen wij, al ware er niets van beschreven,
in twijfel trekken of de Dominicanen zich bij de
pelgrims aansloten Moeten wij niet gereedelijk
aannemen, dat zij die zooals boven gezegd is
van hun bewondering voor Liduina in woord en
schrift getuigd hadden, veeleer het getal der
bedevaartgangers vermeerderden, zij, die bo
vendien op bepaalde dagen uiL het nabij gele
gen Rotterdam in onze stad kwamen termiriee-
ren, d.w.z. bedelen en geestelijke hulp verleenen
Wij kunnen ons voorstellen, hoe zij, spoedig te
Rotterdam honderd man sterk, met hun Derde
Ordelingen gezamenlijk biddend en zingend, het
kruis voorop, de Rotterdammerpoort binnen
trokken, om langs de Riviersloot (Broersvest)
of Broersveld het Land van Beloften (het kloos
ter der Kiuisheeren) -passeerend, en het water
bij Baan en Kreupelstraat overstekend het
geliefde heiligdom binnen te treden. Daar werd
de H. Mis gezongen van de Allerheiligste Drie
vuldigheid, omdat Liduina nog niet dooi
den Paus op de lijst der geeanoniseerden (in den
wijderen zin) geplaatst was, maar toch zong men
de Sequentia Alleluia festivale. Dan zullen oo^