Onderhoud uw met PUROL. De Eiffeltoren staat pal. Wij plaatsten begin van dit jaar een berichtje over den Eifeltoren, dat in eenige Fransche bladen de ronde had gedaan. Dit berichtje maakte mel ding van het gevaar voor verroesting van het me talen geraamte van den Eiffeltoren, doch bedoel de geenszins den schijnt te wekken alsof het beklimmen van den Eiffeltoren gevaar zou op leveren. Van eenig gevaar dienaangaande is zelfs geen sprake. Dot wordt bevestigd door een informatie van een onzer lezers, ingewonnen bij de directie van de „Société de la Tour Eiffel", door middel van een schrijven, waarin ons bericht vertaald was weergegeven. De directie deelde hem mede, dat het metalen frame-werk van den Eiffeltoren zich in een uitstekenden staat bevindt. Het is in 1924 op nieuw beschilderd en er bestaat dan ook rjiet het geminste gevaar voor door-roestin'g. Wel is het noodzakelijk, het schilderen van den Eiffeltoren geregeld te doen plaats hebben, hetgeen zeer groote kosten met zich brengt. Daarom is het van belang dat er een dekmiddel wordt gevonden, dat langer stand houdt dan de tegenwoordig gebruikte verfstoffen. Tot zoover het bericht van het bestuur van de „Sociétée de la Tour Eiffel." Hieruit blijkt, dat natuurlijk het metaal van dit geweldige bouwwerk aan verroesting blootstaat, doch dat eenig gevaar bij de beklimming door de toe risten absoluut niet behoeft te worden gevreesd. Een strijd om een titel en nog wat. Een oud roemruchtig Fransch geslacht is betrokken in een proces over de nalatenschap van een der leden. Het merkwaardige is, dat, hoewef barones Joséphine de Boisé de Gourcenay meer dan twaalf millioen francs heeft nagelaten, het proces niet loopt over dit bedrag, maar uit sluitend over het recht den adellijken naam te dragen. De barones, die op 84-jarigen leeftijd is over leden, heeft namelijk kort voor haar dood twee personen als haar kinderen geadopteerd en tot universeel erfgenaam, van goederen en titel gemaakt. Dit recht, de titels te vermaken, wordt be twist door twee leden van het geslacht de Bo sé de Courcenay. Zij beweren, dat de erf genamen, zelf reeds van adel, den naam niet zullen voeren, hetgeen de beide waardige dra gers blijkbaar niet kunnen gedoogen. De vraag is echter, of deze verontwaardiging wel de eenige reden van hun betwisting is. Van eenige wraakneming over het ontgaan van een groote nalatenschap, schijnt hier ook wel sprake te zijn, daar de eischers beweren, dat de erfgena men slechts één reden voor het doorzetten van hun adoptatie hadden. Als geadopteerde kinderen, betalen zij 11.1. slechts driehonderd-duizend francs successie rechten, terwijl zij anders bijna negen millioen hadden moeten betalen. Had Pa ulus een Stenograaf? ,,0ok de apostel Paulus heeft zich bij" het schrijven van zijn brieven reeds van een steno graaf bediend, aan wien hij zijn brieven dicteer de." Aldus de stelling van professor Lloyd van de universiteit van Chicago, naar de „Chicago Tribune" meldt. De jongste studiën" van de Grieksche papyri die het origineel van de brie ven zouden zijn, hebben dit volgens den profes sor onthuld. Professor Lloyd toont dan verder aan, dat in den tijd, dat Paulus zijn brieven schreef er inderdaad reeds een systeem van steno grafie uitgevonden was en dat bovendien ook het beroep van stenograaf toen reeds bestond. Hij bewijst dit met een document, waaruit blijkt dat een oud-magistraat zijn slaaf voor liet beroep van stenograaf lief leeren. Het is niet duidelijk, welk stelsel gebruikt werd, maar vast staat, dat een verkortingssysteem werd gebruikt, dat het werk der huidige onderzoekers zeer bemoeilijkt. De t ij g e 1 breekt los. In een groote kist zeulde men hem naar den steigeien met geweld van takels werd hij aan boord gesleurd. Nieuwsgierig nam men hem op, zich veilig wa nend voor het monster, dat geeuwend achter de dikke tralies ternederlag. Los gingen de trossen en eenmaal ontmeerd spoedde het vracht jammert je zich naar Singa pore. Benkalis verdween aan de kimme Flauw glimpte een pefroleum-lampjo op het achterdek, waar zich in zonderlinge verwar ring de Chineesche passagiers hadden, opge schoten. De koning van het woud ontwaakte, vond het hem toegesmeten slaapsalet niet in over eenstemming met zijn rang en stand eri zon op ontsnapping. En kijk, was daar niet een luchtgat boven zijn kruin, waardoor men hem reikte zijn dagelijksch brood En zijn machtige klauw baande zich daardoor een uitweg. Ge kraak van planken weerklonk, de hefboom werkte. Een lenige sprong en rondom was de vrijheid en. de zee. Het water te nat, vindend en nog eenige slaapdeelen tekort komend, vleide hij zich neer temidden der Chineeschjes, die ronkten ih zalige onwetendheid, gehuld in hun namaak-tijger- vel-dekens. Het was middernacht, en acht glazen galm den langs het stille dek. De djaga begaf zich naar het achterschip om de log af te lezen, zag den geweldenaar aan voor een Chineesche deken en trapte er op. .Weerklonk een schor gebrul en maaide een gestreepte poot door de lucht, den djaga achter latend met verlies van een deel van zijn rug. Met moeite bereikte de ongelukkige de brug, 865 4 meldde het ongeval en zakte ineen. Cappy, die de wacht had, was hoogst verschrikt. De brug verlaten om zich aan de genade van het monster over te leveren oh nee Dus rukte hij vol angst den stop van de spreekbuis en bulderde naar het machien. De tweede stoömwellusteling durfde eveneens niet de veilige ruimte te verlaten.Vandaar dat een fluitje den chiet'-engeneer uit zijn zoeten slaap rukte „Tijger losgebroken. -Djaga geattak- keerd. neem maatregelen." Snel rolde de dikzak uit z'n tampat tidoer en inspecteerde zijn geschut.? O noodlot. slechts zes millimeter revolvertje en een .ver roest geweer zonder patronen. Daarop de se cond mate fighting boy gepord. Deze greep direct naar een lans, die den wand sierde, doch vond na veel zoeken ook een vijfschoots klein kaliber. De Chief mate rap gewekt kreeg bijna een toeval. De Chineesche passagiers-gemeente, ontwaakt sloeg tot een paniek over, en liet zich zonder meer neervallen van de twee trappen, die naar het kuildek voerden. Daar beneden vormde zich een toren van krijschende lichamen Men klaarde de door aaneengeknoopte massa en sloot ze ter voorkoming van verder misbaar in het eerste klasse salon op. Daarop gingen de twee revolver-bezitters ter jacht. Ze beklommen hiervoor het tentdek en het paffen ving aan. Waar men maar een glimp van het beest meende te kunnen ontwaren, floten de kogere, die alles troffen, behalve den tijger. De beide jagers schuddelachten van pret. Het schip naderde Singapoerseh examination- steamer, een vlet werd gestreken en hulp aan gevraagd. Een wijle later klommen twee tot de tanden gewapende „Tommies" aan boord. Men ver zocht hun de binatang te vellen, doch stuitte hier bij op tegenstand. „Shoot a tiger" vroegen zij nog twijfelend. Geen denken aan, daar hadden zij niet voor ge- teekend.' Het mollige machine-hoofd leende een kara bijn en wederom beklommen de twee helden de zonnetent. Inmiddels werd het dag, men naderde de reede van Singapore en reeds stond er stoom bij de winches. De karabijn knetterde en neer viel de rust verstoorder., Men wachtte een wijle, daarop klom de schutter behoedzaam neer, inspecteerde zijn prooi en slaakte een indianenkreet„Ik heb hem gedood" Nummer twee daalde af en juist wilde men het beest ter meerdere zekerheid een strop omleggen, toen het dier weer tot bewust zijn kwam. Het was slechts een schampschot. Snel redde men het veege lijf. Het volgende schot miste, de tijger galop peerde langs het dek en kreet luide zijn ver ontwaardiging uit. Na een tijdje nestelde hij zich onder de trommel van een stoom lier. Wederom weerklonk een schot, dat ditmaal den stoomleibuis van de stoomlier trof. Met luid gesis ontsnapte de stoom in het aangezicht van den Koning van het woud. Groot was zijn woede en een nieuwe ren volgde. Ten laatste maakte een schot van drie meter afstand een einde aan zijn leven. De huid werd verkocht en Klingaleezen ver gastten zich des avonds aan een tijgerboutje. Een inbreker aangehouden. In den nacht van Vrijdag op Zaterdag werd de •politie gewaarschuwd, dat er in een perceel aan den Schenkweg in Den Haag, bewoond door den heer De B.K., ingebroken zou zijn. Een nacht waker had bemerkt, dat de tuindeuren van het perceel open stonden, en daar hij wist, dat de familie De B.K. afwezig was, stelde hij, verge zeld van de politie, een onderzoek in. Al spoedig bleek, dat alles overhoop gehaald was, deuren en kasten waren opengebroken, maar men kon niet vaststellen, wat er vermist werd. De heer De B.K. werd telegrafisch gewaar schuwd, en toen deze in Den Haag was terug gekeerd en een onderzoek had ingesteld, bleek dat al het tafelzilver, in de woning aanwezig, gestolen was, benevens eenige andere voor werpen van waarde. Het tafelzilver, ongeveer 100 stuks, vertegenwoordigde een waarde van ruim 1000. De verdenking viel reeds aanstonds op een man, die eenige dagen voordat de diefstal ge pleegd werd, bij de buren van den heer De B.K- zeer belangstellend geinformeerd had, of Öe familie nog lang weg bleef en of ze Zaterdag reeds terug zou zijn, enz. Het signalement van dezen man kon vfij nauwkeurig opgegeven worden. Zeer toevallig zag een juffrouw bij wie hij geinformeerd had, hem Maandagmiddag in de Laan van Nieuw Oost-Indië loopen. Zij waar schuwde onmiddellijk de politie, die den man arresteerde. Deze bleek in het bezit van de ge stolen partij tafelzilver te zijn. Zaterdag had hij om ontdekken te voor komen alles in een sloot geworpen, met het doel, Maandag het zilver er weer uit te halen en te trachten het te verkoopen. Hel, zilver, dat nog zeer nat was, had hij in een handkoffertje gedaan en hij was juist op weg naar huis, toén hij aangehouden werd. Het is de 30-jarige timmerman R. v. A„ die op kamers woont in de Groote Marktsteeg in Den Haag. Hij is een zeer goede bekende van de politie. Hoewel hij nog niet heeft bekend,den diefstal gepleegd te hebben, acht men voldoende bewijs aanwezig tegen hem, zoodat hij in het huis van bewaring zal worden opgesloten. ff Stads- en Gewestelijk Nieuws. Nabetrachting. Wij ontvingen van het dep. Schiedam van de Mij. voor N. en H. een schrijven onder boven- staanden titel. In dit schrijven wordt eerst geprotesteerd tegen de uitlatingen van mr. Sickenga op de laatste vergadering van het dep. als zou het dep. het gemeentebestuur vijandig gezind zijn, én het beschuldigen van kwade trouw in het verkeerd voorstellen van zaken. Ook neemt het dep. geen genoegen met de geringschattende uitdrukking „wat bezielt die menschen toch." Het departement antwoordt dat het alleen en uitsluitend geleid wordt door het alyemeen belaiuj. Het doel onzer Maatschappij is de ver meerdering van de volkswelvaart. De groote belangstelling op onze laatste ver gadering, moge een bewijs zijn, dat er ook bij vele anderen nog gevoeld wordt voor het wer kelijke gemeente-Belang Dat die groöte opkomst niet te danken is geweest aan de omstandigheid dat de heer S. op de vergadering zijn „pikante" rede heeft gehouden, blijkt uit de eenvoudige mededeeling, dat niemand van te voren wist, dat de heer S. van ónze tot hem gerichte uitnoodiging zou gebruik maken, allerminst dat hij zou optreden, zooals hij opgetreden is. En nu het meer zakelijke gedeelte van des heeren S. betoog Door den heer S. is gememoreerd, dat de plaat in de rivier in 1882 voor een kleine som werd gekocht, en dat op het Grondbedrijf in 1908 slechts weinig schuld rustte. In de „N. B. Crt." van 28 Februari 1.1. maakt de heer Sickenga de zaak nog veel fraaier. Daarin schrijft hij „zoodat b.v. op het groote complex aan de rivier en de Wilhelminahaven, bekend als Sterrebosch, na alle kosten der haven enz. geen schuld meer rust, integendeel, dit nog een creditsaldo van een paar ton aanwijst. De aankoopen uit den laatsten tijd kunnen ruim schoots uit de reeds gemaakte winsten worden gedaan." De bedoeling kan niet anders geweest zijn, dan de vergadering, en ook ons bestuur, dat op zulk een bespreking, zooals wij reeds opmerkten, niet was voorbereid, aan te toonen dat Schiedam nog uitgebreide gronden heeft die voor weinig of niets op de Balans staan. Bij interruptie vroeg de voorz. den heer S„ voor hoeveel deze gronden nu op de balans staan, waarop de heer S. de vergadering voor rekende, hoeveel de gemiddelde prijs van alle gronden was, welke berekening 2.25 per M2) bovendien mis is, zooals hierna blijkt. Hiertegenover herinnerde de voorz. den heer S. aan mededeelingen van weth. Houtman in den Raad, waaruit bleek, dat ten eerste nog96 H A. maagdelijk weiland te boek staat voor 27.500.per H.A. Stellen wij de courante verkoopwaarde (art. 18 der Verordening op het Grondbedrijf) gemiddeld op 7.500.— per H.A., wat o.i. niet te laag, maar eer te hoog is, dan is hier reeds een te hooge boekwaarde van bijna 2 millioen gulden. Wij geven toe, dat over die courante verkoop waarde is te praten. Een feit echter is, dat door de Gemeente momenteel en wie weet hoelang nog rente betaald wordt over 27.500. per H.A., terwijl maar rente (pacht) ontvangen wordt van hoogstens 5.000.per H.A., zoodat de boekwaarde spoedig belangrijk toeneemt. 2e. dat 163 H.A. bouwrijpe grond gemiddeld nu reeds zal moeten kosten 14.per M2. Waar ieder jaar pl.m. 4 ton rente wordt bij- geboekt, de 163 H.A. nog in geen jaren verkocht zullen zijn, en veel meer dan 14.per M2. niet zal zijn te maken, daar staat o.i. vast, dat met rentebijschrijving niet langer meer zal kunnen worden voortgegaan, gelijk ons adres aangeeft, zoodat die 4 ton per jaar spoedig op de burgerij zal komen te drukken, tenzij groote bezuini gingen worden ingevoerd. De reserve ad 3 millioen gulden, zoo zeide de heer Sickenga zoowel als de-heer v. d. Vlies, was gevormd uit reëel cjernaakle winsten. Dit is niet waar, wijl uit het betoog van weth. Houtman blijkt, dat een deel dier reserves is gevormd uil gekapitaliseerde erfpacht. In de zitting van 5 December toch zeidewefh. Houtman „I11 Grondbedrijf zit 9 millioen aan opgenomen geld plus 3 millioen winst dus samen 12 millioen. Daarbij is ook de 5 millioen voor de erfpacht grond. Het is zeer noodzakelijk, een flinke re serve te hebben, want het is nog niet zoolang geleden, dat het twijfelachtig was, of een bedrijf (N. Waterweg) zijn erfpachtovereenkomst zou kunnen handhaven. De zaak is gelukkig weer in orde gekomen, maar toen was wel degelijk het moment aangebroken, dat men zich zeer ernstig de vraag moest stellen „Is dat alles wel safe." Hieruit blijkt wel duidelijk, welk risico met erfpacht geloopen wordt, en dat dus een reserve, uit gekapitaliseerde erfpacht gevormd, een zeer problematieke waarde heeft. Een zeer duidelijk beeld van den toestand van ons Grondbedrijf geeft ook de rede van Wet houder Houtman in de zitting van December 1924. Daarin toch is te lezen „Ook is van onderscheidene oude gronden de boekwaarde hoog opgevoerd door belasting met bijzondere uitgaven, gelijk b.v. de Gorzen (ont eigening Hoofdstraat en aanleg Nieuwe Dijk), terwijl zelfs gronden die zeer goedkoop werden verkregen, afs die in liet Sterrebosch, eveneens zwaar werden belast door kostbare werken in den duren tijd-(Wilhelminahaven.)" Hierdoor meenen wij wel afdoende te hebben aangetoond, dat de bewering van den heer S. omtrent die gronden onjuist was. Volgens den heer S. hebben vergelijkingen tusschen vóór den oorlog en nu niets te beduiden. Hier zinspeelt de heer S. blijkbaar op den druk der lasten op de burgerij, die in Schiedam nu bijna 7 maal, zegge zeven maal zoo z w a a r is dan in 1914, zooals ons adres aangeeft. Wij dachten, dat deze vergelijking boekdeelen sprak, wijl daaruit-toch wel zeer duidelijk blijkt, hoe deze stijging in Schiedam buiten alle ver houding is en meer dan iets anders bewijst, dat alle middelen moeten worden aangewend om ten spoedigste te komen tot een vermindering der lasten, in het welbegrepen belang der ge meente. Nog een opmerking naar aanleiding van de uitlating van den heer van der Vlies, dat men het saldo van de z.g. Gemeentebalans „zuiver ver mogen" noemt, omdat, zoo zeide hij, „men dit altijd zoo noemt, omdat het je zoo in den mond ligt". Maar dan mag de gemeente-accountant daaraan nooit een conclusie vastknoopen als „de financieele toestand der gemeente is, althans wat haar bezittingen en schulden betreft, in alle opzichten gunstig" of„Daarmede kan evenwel haar credietwaardigheid worden aangetoond." Men komt er door onder den indruk, dat het met Schiedam nog zoo slecht niet gesteld is, terwijl de naakte waarheid is, dat Schiedam mede doordat zij nog lang geen werkelijk slui tende begrooting heeft, er financieel bijzonder slecht voorstaat. De gemeentesecr. moge het groote grondbe zit van Schiedam als een unicum in gunstigen zin beschouwen, onder de gegeven tijdsomstan digheden achten wij zulk een bezit een unicum in ongunstigen zin. Wi j staan hierin niet alleen, zooals blijkt uit het boekje van den heer van der Vlies, laatste pag. waarin is opgenomen een zinsnede uit het rapport van de 3de subcommis sie voor administratie der Gemeentebedrijven, luidende „Het is reeds meer voorgekomen in de geschie denis der Nederlandsche gemeenten, dat even plotseling als er opbloei met groote waardever meerdering der terreinen ontstond, een periode van achteruitgang of stilstand intrad. In het laatste geval zal een groot opgezet grondbedrijf een zeer ernstigen financieele ramp worden. Moge Schiedam hiervoor bewaakt blijven. Vervolg Kerkbericht. LESSEN en EVANGELIEN. Lezing uit den Brief van den II. Apostel Paulus aan de (lalatiers. C. 3. Broeders Er staat geschreven, dat Abraham twee zonen had, een .uit de dienstmaagd en een uit de vrije vrouw. Maar die uit de dienst maagd is naar het vleesch geboren, doch die uit de vrije, door de belofte welke dingen allegorisch gezegd zijn Deze namelijk zijn twee verbonden het eene op den berg Sinai gesticht, tot dienstbaarheid barende, en dit is Agar want Sinai is een berg in Arabië, die verbonden is met het Jeruzalem, dat thans is en dient met hare kinderen. Maar het Jeruzalem, dat boven is, is vrij en dat is onze moeder. Want er staat geschreven Wees vroolijk, gij on vruchtbare, die niet baart, berst uit en roept, gij die niet in arbeid zijtwant velen zijn de kinderen der eenzame, meer dan van haar, die den man heeft. Wij nu, broeders, wij zijn, naar Izaak, kinderen der belofte. Maar gelijk toen maals hij, die naar het vleesch geboren was, hem, die naar den geest was, vervolgde, zóó is het ook nu. Maar wat zegt de SchriftWerp de dienstmaagd uit en haren zoon want, dê zoon der dienstmaagd zal geen erfgenaam zijn met den zoon der vrije. Zoo dan, broeders, zijn wij niet kinderen eener dienstmaagd, maar van de vrije met de vrijheid, waarmede Christus ons heeft vrijgemaakt. Vervolg van het II. Evangelie volgens Joannes. C. 6. Te dien tijde begaf zich Jezus naar de overzijde van de zee van Galilea of van Tiberias. En Hem volgde een groote menigte, wijl ze de wonder- teekenen zagen, die Hij wrocht over de zieken. Jezus echter besteeg het gebergte en zat daar neder met zijn leerlingen. Het was nu dicht bij Paschen, het feest der Joden. Jezus sloeg dan de oogen op en zag, dat een groote menigte tot Hem kwam, en Hij zeide tot Philippus Vanwaar zullen wij brood koopen, dat zij te eten hebbe Dit zeide Hij echter om hem te beproeven, want, zelf wist Hij wat Hij doen zoude. Philippus antwoordde HemVoor tweehonderd tienlingen brood is niet genoeg voor hen, dat ieder een stukje krijge. Een zijner leerlingen, Andreas, de broeder van .Simon Petrus, zeide tot Hem Hier is een ltnaapje, dat vijf gerstebrooden heeft en twee visschen, maar wat is dat voor zoo velen Jezus echter zeide Laat de menschen gaan zitten. Er was nu veel gras ter plaatse. De mannen gingen dus zitten, ten getale van on geveer vijfduizend. Jezus dan nam de brood en en sprak een dankgebed, en deelde ze uit aan de neergezeteneneveneens ook van de vis schen, zooveel hun beliefde. Als ze nu verzadigd waren, zeide Hij tot zijn leerlingen Verzamelt de overgebleven brokkelingen, dat er niels verloren fja. Ze zamelden dan op, en vulden twaalf korven met brohkelingen, die de gespij- zigden van de vijf gerstebrooden over hadden. Bij het zien van het wonderteeken, dat Jezus gedaan had, zeiden de menschenDeze is waarlijk de profeet, die in de wereld moet komen. Jezus dan, voorziende, dat ze Hem zouden komen wegvoeren om Hem koning te maken, trok zich weder terug op het gebergte, Hij alleen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1926 | | pagina 6