Liefdadigheidsparasieten. DAGBLAD VOOR SCHIEDAM OMSTREKEN. WEEK-REVUE. 49ste Jaargang. Zaterdag 28 Augustus 1926 No. 14644 Gratis-Ongevallen verzekering f 506 bij levenslange geheele invaliditeitf 209 duim; f 60 bij verlies van een wijsvinger; f 15 bij verlies van eiken anderen vinger. bij verlies van een hand, voet of oog I 2110 bij dood f 100 bij verlies van De verzekering ^vordt, gewaarborgd d©«r !M ¥Ï«U Algem.Vars. bank Schicdaa» TWEEDE BLAD. ROMEINSCHE KRONIEK. NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT Bureau s KQEMAtlETi Telefoon luiereommunaa! 68085 Postbus 39. Abonnementen per 3 maanden f 2.70, per week 20 cent, franco per post 3.per kwartaal. Afzonderlijke nummers 4 cent. Zaterdagavondnummer met Officieel Kerkbericht 10 ets. AdvertentlSn! 15 regels f 1.76, eSkst rsgei daarboven S5 at, 3 maal plaatsen wordt 2 maal berekend. Ingezonden msdtdeelingaa 75 o n»r regel Speciale conditiën voor herhaaldelijk adverteersa. Tarieven worden op aanvraag toegezonden. Incassokosten worden berekend. De vorige week, met de vacantie in Rotterdam verzeild geraakt, werd aan den ingang van het Doelen-complex onze aandacht getrokken door een lokkende reclame voor eene tentoonstelling waaraan verbonden een Luna-park. Het was een jubileum-temtoonstelling, voor de twintigste maal in de afgeloopen twintig jaar georgani seerd. Een goed journalist steekt zijn licht overal op en dus bezochten we ook deze tentoonstelling. De entree was billijk 15 centjes, niet eens de moeite loonende om 'n perskaart te vertoonen. Al dadelijk werden we aangehouden door een poe- selig-lief juffertje, dat ons een program offreerde, waarvan de baten ten goede kwamen „aan't arme zwakke kind." De verkoopster keek daarbij zóó braaf-onschuldig, dat we gaarne ons offer aan ,,'t arme zwakke kind" brachten. Twee stappen verder staat een meiske met oogen, glanzend als dauw-druppelen, die ons voor de gratis uitzending van zwakne Rotterdammelingetjes 'n lotje in 'n tombola aanbood. Ons hart werd ween en we offerden. Nog vóór we in de tentoonstellingszaal belandden, hadden we voor hetzelfde doel nóg een lot in ons zan. Toen de tentoonstelling. Daar stond iemand met vulpenhouders, voorzien van 14-Karaats gouden pen, voor 75 centen en 'n man met schuim Kloppers, die we óók al din wij ls op de marnt ge zien hadden, voorts wat sigarententjes en een paar andere stands, die niet veel om het lijf hadden. Er waren slechts enkele bezoeners, doch toen we uit een open raam naar beneden Kenen, ontwaarden we in den tuin een deinende men- schenmassa, die zich tusschen allerlei Kermis- spullen bewoog, de meesten nuchter geluairig, sommigen brood-dronnen en ennelen „gewoon" dronken. Toen zijn we ook maar gauw naar beneden ge gaan, want die jubileumstentoonstelling bleek voor den twintigsten keer in het twintigste jaar zuivere camouflage te zijn, die de kermislading moest dekken. Bededen honden we ons slechts wringende bewegen langs het Rad van Avontuur, de tent van de waarzegster, de hut van het kalf met twee koppen en drie staarten, de ltichtschornmels, den kop van Jut, draaimolen, hoepla-tenten, visch- tenten, zweefmolen, enz. enz en ten slotte be- Binnenland. Als inleiding tot de bespreking van een actueel gebeuren, volge hier eerst eene herinnering uit onzen mobilisatietijd. We waren opgeroepen voor den dienst, land storm lichting '10, allemaal zoo ongeveer 28 jaren oud en voor soldaten-begrippen dus al „ouwe kerels" Mét de oproeping dier oude land stormlichtingen ontstonden moeilijkheden voor de kaderopleiding, want waren er vroeger onder de jongere gasten genoeg recruten, die zich gaar ne voor de sterren of strepen-opleiding vrijwillig aanmeldden, de onderen waren bedachtzamer. Ze waren vaak gehuwd of hadden zaken en re kenden daarom uit als ik soldaat blijf, dan kan ik na 8 maanden „verlof" krijgen en kom ik op de opleiding, dan daar geen kans op. Nu er geen vrijwilligers genoeg waren, werd de verplichte opleiding geschapen recruten, die een goede schoolopleiding genoten hadden, werden voor den cursus van verlofsofficieren aangewezen. We behoorden tot de uitverkorenen en allen werden we op een morgen opgecommandeerd om gezamenlijk naar het elders gelegen bureau van den commandant van het depót bataillon te trekken. Die commandant was majoor, d.w.z. een groot-majoor. Zijn naam zijn we vergeten, maar de soldaten noemden hem huiselijk „den bloedhond." We werden in een biljartzaal van de cantine geloosd en dra verscheen de goud- gekraagde. Zwijgend monsterde hij eenige oogen- blikken het verzamelde vee en begon toen zijn aanspraak. We waren aangewezen, zoo vertelde hij ons nog eens, voor de officiersopleiding en daarin moesten we ons schikken verzet helpt jullie niet, ook geen lijdelijk verzet, want als je voor examens zakt, dan draai ik jullie de „pe toet" in en laat ik je weer van voor af aan be ginnen. In dienst hebben we onze middelen om te dwingen reken daérop. We keken deemoedig en trachtten ons in ons lot te schikken, daarbij gedenkende, dat tegen over alle narigheid toch ook wel de „eer" stond om met een gesterde kraag en kletterende sabel te mogen rondloopen. Maar de majoor schrikte ons op uit onze over peinzingen door zijn rede te hervatten. Zijn handen gekruist over zijn embonpoint begon hij als een gekooide beer het biljart rond te loopen, onderwijl als volgt troostende „Dus dat weet jullie, maar nou wou ik er nog even bijzeggen, dat landden we ook aan de tombola-tent, waarvoor we onze „lotjes" van de lieve juffers gekocht hadden, welke tent door een of andere kermisgast geëxploiteerd bleek. Het waren él kermisgasten, die er stonden, maar een gedrukte kaart, die er overal hing, wees uit, dat wat men er ook deed, of men er zweefde of draaide, hoepla-de of aan het rad avontuurde, schommelde of visch- te, dat alles er ging te bate van 't arme zwak ke kind, waarvoor de hedendaagsche kermis reizigers zich blijkbaar ten zeerste interesseerden. Die herleefde Rotterdamsche kermis staat niet op zich zelve. Het „Dorus-Rijkersfonds" onder de auspiciën van den heer Henri ter Hall stelt de menschen op vele plaatsen in de gelegen heid van de kermisgeneugten te profiteeren tegen het civiele offertje van 7J cent voor het Helden- der-Zee-fonds En geen ramp kan in binnen- of buitenland plaats grijpen, of deze wordt een welkome aan leiding tot het organiseeren van liefdadigheids bals, -voorstellingen en andere pretmakerijen. Bij al zulke gelegenheden slaan de inenschen een hoop geld stuk en suggereeren zich dan de gedachte, dat ze aan „liefdadigheid" doen Maar de entrée's zijn bij al zulke gelegenheden gewoon lijke zeer bescheiden en worden nog verminderd met de organisatieKOsten. De groote uitgaven, die er gedaan worden, daarvan Komt de winst slechts ten goede aan de exploitanten der ver- ïnaKelijKheden en de veraoopers van consumpties die de laten we 't aannemen „onbewuste" liefdadigheidsparasieten zijn. De „crème de la crème" uit de gemeente, bur gemeester, notaris enz., vormt gewoonlijK het eere-comité en helpt op die wijze ook al weer uit gewoonte en onbewust de lading te deicKen. In het eere-comité van de boveri geschetste „ter toonstelling" zat b.v. ook de burgemeester en een notaris de laatste als vertegenwoor diger van de „Vereeniging tot Veredeling van Volksvermaken" De ouderwetsche kermissen zijn zoowat overal afgeschaft men vond ze niet meer in overeen stemming met den geest van onzen tijd, onrede lijk enz. Maar tegen het offer van 7\ cent aan de liefdadigheid, wordt het kermisgedoe een edele daad van opoffering. Hadde men dan de kermissen maar niet afge schaft ze waren dan gebleven, wat ze in wezen zijn een dol, maar geliefd volkspretje nu heb ben ze een wrange bijsmaan. jullie je ook niks hoeft te verbeelden, dat jullie misschien officier wordt. Een officier is niks. Hij heeft in de leiding niks in te brengen daarvoor zijn alleen de hoofdofficieren, die den stal' van den troep vormen. Jublie bent nergens anders voor dan om de soldaten in den strijd aan te voeren, jullie moet vóórop loopen, jullie bent, begrijpt dat goed, niks als kanonnenvleesch, hoor je, kanonnenvleesch, ka-non-nen-vleeschJul lie kunt inrukken Een paar weken later kwamen we terug van een schietoefening aan het strand, 't Was heet, smoor-heet geweest dien dag en de marsch verre. Er waren vele uitvallers en onze sergeant liep met geweer en ransel, dat hij bereidwillig overge nomen had van een soldaat, die niet meer kón. Daar komt onze groot-majoor aan, te péérd Onze sergeant wilde nog wat schikken in de troep, maar de mannen kónden niet meer. De groot-majoor laat halt houden en raast en scheldt, dat het 'n aard heeft op zóó'n onordelijke troep. Hij wint zich meer en meer op, valt van zijn paard, een beroerte, dóód vloekende de eeuwigheid in. Dat is geen voor de gelegenheid geprakkezeerd vertelseltje, maar waarheid van A.—Z. Jullie bent ka-non-nen vleèsch Aan die woorden moesten we denken, toen we de klach ten lazen, thans gelukkig in ernstig onderzoek van dien anderen majoor, daar in Maastricht, die de troep in de heetste dagen van dezen zomer, met- volledig pak en ransel, op heuvelachtig terrein een marsch van 60 K.M. liet maken, plus een nachtelijke oefening in de hei, alles binnen 30 uren, met het gevolg, dat een deel der troep direct in het hospitaal kon worden opgenomen met gebroken midden-voetbeentjes. Als met menschen gehandeld moest worden, zon men rekening houden met omstandigheden, als afstand, temperatuur, terrein moeilijkheden enz. In het leger echter wordt niet met menschen gehandeld, maar met kanonnenvleesch en als de „reglementen" de hoogste wijsheid in den militairen dienst voorschrijven, hoe men met kanonnenvleesch kan handelen en behoort te handelen, dan wordt dat ook gedaan, vooral als er de kwestie van een ster meer of minder op de kraag van den commandant mee gemoeid is. Het is merkwaardig, dat de legerleiders vaak zoo onmenschkundig kunnen optreden. Meer dan alle anti-militairistische agitatie, berok- De werKelijke liefdadigheid komen 2ulkc ker missen, bals en voorstelllingen niet ten goede. Door al het geld wat er verteerd wordt, krijgt men wel den indruk veel aan liefdadigheid te doen, maar in werkelijkheid schiet er maar weinig voor het goede doel over, terwijl de groote ver teringen een beletsel zijn om op directe wijze in derdaad iets ter leniging van nooddruften bijflp dragen. N Vroeger, toen de liefdagigheid nog niet zoo massaal georganiseerd was, werd er misschien veel méér geofferd, ging er minder geld aan organisatie verloren. Toen wist de linkerhand niet wat de rechter deed, maar nu gaat het geven met veel vertoon gepaard, terwijl de uitkomsten gering zijn. De liefdadigheid komt door de huidige exploi tatie in discrediet en de gegeven voorbeelden wekken leerend op de onmaatschappelijken, zoo als er dezer dagen een voor de rechtbank zich te verantwoorden zal hebben, omdat hij bewusl de nood in de Drentsche venen te eigen behoeve uitbuitte, wat onbewust door vele anderen gedaan wordt. Rome, 24 Aug. 1926. Iloensbroc clis nalatenschap. De onzalige graaf van Hoensbroech was sinds zijn afval van zulk een furieuzen haat tegen de Jezuieten bezeten, dat het geen verwondering baren kan, wanneer ons nu een werk uit zijne nalatenschap verschijnt, waarmee hij nog na zijn dood het volle orkest van smaadredenen tegen de Orde, die hij bestreed, laat weerklinken om zijn eigen afval daarmede te rechtvaardigen Reeds in 1905 kon Dr. Naumann over Hoens broech verklaren „De polemiek van de twintig ste eeuw wordt altijd nog met wapens uit de 16de en 17de eeuw gevoerd, wannéér het geldt de Jezuieten te bevechten, een hooger niveau heeft men nog niet bereikt." Het oordeel van dienzelfden schrijver, dat men in Hoensbroech zijn geschriften niet slechts de dwaling, maar ook de leugen en den laster ontmoet, geldt in nog grootere mate van diens posthume werk „De Jezuietenorde. Een Encyclopaedie." Over het ontstaan van deze verzameling aller leugenfabelen, kunnen wij het volgende mede- deeien. De geschriftennalatenschap van den in 1893 uit de Jezuietenorde getreden en in 1923 onverzoend met de Kerk gestorven Graai Paul von Hoensbroech, werden door een protestant- kenen zulke leiders nadeel aan de weermacht het militairisme vermoordt zich zelve. Dat ge beurtenissen, als de hierboven beschrevene, in dezen tijd nog mogelijk zijn, bewijst, dat er aan de militaire opvoeding iets hapert, 't Is trouwens algemeen bekend, dat de officieren loffelijke uitzonderingen daargelaten over het algemeen zéér eenzijdig ontwikkeld zijn en daardoor ook gewoonlijk volkomen onbruikbaar blijken voor een anderen maatschappelijken werkkring. Wil men in ons land het leger redden, dan be hoort er zeer zeker meer werk gemaakt te wor den van de geestelijke opvoeding van den a.s. officier, van zijn karaktervorming en van zijn algemeene ontwikkeling. Buitenland. Van de zijde der Duitsche regeering is er nog eens op gewezen, dat die roode duizend markbil jetten volstrekt niets meer waarde hadden dan de andere of, juister gezegd, even waardeloos waren. Zal die hernieuwde mededeeling helpen? We vreezen. Er blijken nog tal van ongeloovi- gen te zijn en hun voornaamste argument is, dat die roode biljetten op het oogenblik toch nog maar steeds duurder verhandeld worden dan de anderen. We achten het daarom goedomeensmet een paar woorden uiteen te zetten, hoe dat mogelijk is. Toen er met de marken niets meer te verdie nen was, zijn handige lui een handeltje op touw gaan zetten in voor-oorlogsche markbiljetten, daarbij het smoesje mede verkoopende, dat die nog eens „terecht" zouden komen. De meeste menschen waren verstandig genoeg om te be grijpen, dat daarvan niets waar was, maar ande ren geloofden, hoopten althans. Er ontstond bij een deel van het publiek dus een voorkeur voor de roode voor-oorlogsche biljetten en zoo gauw er van een voorkeur sprake is op de markt loopt de prijs van een artikel op, zonder dat zulks iets met de werkelijke waarde uitstaande behoeft te hebben. In Griekenland hebben ze Zondag weer eens 'n gezellig revolutie'tje gehad, wat daar een in- heemsch volksvermaak schijnt te zijn. De eenige beteekenis er van is, dat voor het eerst in dc na- oorlogsche jaren een dictatoriale macht gebroken is. Wat men van de nieuwe regeering verwachten mag, is niet te zeggen, want eer men wat gezegd heeft, is er misschien al weer een nieuw bestuur. Sinds 1922 is revolutie een jaarlijks terugkeerend spel in Griekenland. Men oordeele sche Oostcnrijksche opgekocht. Er waren twee manuscripten, waarvan het eene, de z.g. Ency clopaedie, reeds persklaar was. Uit de achter gelaten correspondentie bleek, dat Hoensbroech met den Berner dominee' St. v. H. in briefwisse ling gestaan had. Van deze goede man isbekend, dat hij door een waarlijk krankzinnigen Jezuiten- angst geplaagd werd. Maar gedurende zijn gan- sche leven heeft hij nog nooit één levenden Jezuit gezien, maar in elk langer gesprek en in elke vergadering kwam hij er strijk en zet overspreken. Verder had de genoemde dame vroeger aan een katholiek historicus, II. uit R. de opvoeding van haar zoon toevertrouwd. Deze dertigjarige historicus was momenteel betrekkingloos. Een overeenkomst was spoedig getroffen. Dominee St. zou de uitgave van het boek bezorgen, de historicus zou het manuscripRpersklaar maken. Het tweede manuscript werd door den histo ricus als geheel oncritisch terzijde gelegd. Maar ook de encyclopaedie scheen hem dermate ver dacht, dat hij na eenigen tijd op gewetensgronden zich van een verdere medewerking terugtrok. Daarop nam een dominee uit de buurt, de heer W. uit K de uitgave op zich. Als uitgever voor dit domineeswerk liet zich de heer Paul Haupt in Bern vinden. Deze feiten belichten deze Encyclopaedie treffender, dan het ooit een critiek zou vermogen te doen. Isorallegif in samengebrouvvd waarmede men de Jezuiten hoopt te dooden, het drankje heeft zijn kracht verloren. Hooger dan ooit worden de zonen van den TI. Ignatius, zoowel door de katholieken als door onbevangen anders denkenden geëerd. De schaduwzijden van het Amerikanisme. Zooals het theater de moraal uitbeeldt van de maatschappij zoo is de reclame een spiegelbeeld van den smaak, of ook van de smakeloosheid van een land. Het grootste studieveld der reclame biedt wel de Ver. Staten, waar ze het gedaan krijgt dat dagbladen gedurende de week 40 pagina's en er 's Zondags 80 telt. Het hoogtepunt van hetgeen de Amerikaan- sche reclame in licht- en kleureffecten te berde vermag te brengen, toont een avondwandeling over de Broadway in New-York. Om den lezer de lectuur aangenaam te maken en met betrek king tot de kostbaarheid van den tijd, vatten vele kranten de gewichtige gebeurtenissen als een groep slagwoorden tezamen en zetten de politiek, de laatste voetbalgebeurLenissen en de 1922. Na de Grieksehe nederlaag in Klein- Azië werd Gonstantijn, na een leger-revolutie, gedwongen het land te verlaten, nadat hij daartoe ook reeds na een revolutie in 1917 was gedwon gen, om echter na een volksstemming in 1920 terug te keeren. 1923. Militaire revolutie, onderdrukt door Pangalos. 1924. Koning George II wordt onttroond, nadat Venizelos bij de algemeene verkiezingen heeft gezegevierd. De republiek wordt uit geroepen. 1925. Pangalos neemt het bewind na een staatsgreep in handen. 1926. Kondilis werpt het Pangalos-regime omver. De revolutie van Zondag had iets van een film-spanning. Een torpedoboot wordt uit gezonden om den dictator gevangen te ne men. De opdracht wordt vervuld, maar Pan galos sluit vriendschap met den commandant van de boot, die er met zijn gevangene van door trekt. Spannende race met een deel van het eskader. Eindelijk wordt de boot inge haald, geënterd en „dappere officieren", die op de vijandelijke boot. overspringen schie ten of vechten doen ze niet bij Grieksehe re voluties nemen den gevangen genomen dic tator opnieuw gevangen Een pracht scenario voor de film. Van de film gesproken, een der groot ste sterren, Rudolf Valentio, de geheime lief de, zooals men zegt, van alle bakvischjes ter wereld, is deze week op 30-jarigen leeftijd aan buikviiesontsteking. overleden. Zelfs aan zijn scheiden uit het leven ontbrak het spannen de film-avontuur niet. Een vliegtuig, waar mee men in New-York een reddend medicijn wilde halen, moest wegens mist, landen. Hoe klein is toch alle menschenwerk. We ver heffen onze „sterren" om ze te laten stralen over de wereld, maar als Hij daar boven er even met Zijn adem overheen gaat, is alles gedoofd voor goed. Wij kunnen slechts flikkerlichtjes doen ontbranden, die éven, heel even ontgloeien, dén zijn ze al weer „uit" een klein rookwolk je herinnert nog een oogenblikje aan wat ge wéést is en daarna vergeten we.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1926 | | pagina 5