Voor Jeu^d n M (De huldiging (De stem uit de lucht b k, Sporen in de sneeuw I: DE ERFENIS VAN OOME JOB EN TANTE JOL ■if""" VRiüDAG 25 JANUARI 1929 DERDE BLAD s^'wfïïjnsi T. B. L. N. S. t T;,.y tu 31NS p°r DOOR G. D. HOOGENDÖORN <rw ii n irm Overname uit deze rubriek zonder schriftelijke toestemming verboden door Una Tervooren Sedert jonkheer Gerard Beuken van He?,-flier wist, dat hij zou overgaan naar de hoogste kias. had hij weer allemans- praats, "n Paar weken lang had hij 't benauwd gehad, want hij had nu al twee jaar in de vierde gezeten en hij zou mis schien wel van ,-chool worden gestuurd, als 't wéér met hem misliep. Maar nu zou hij dan toch overgaan en Gerard liep met z'n neus in den wind, alsof hp heele heldendaden had verricht, en de andere jongens, voor wie hij poeslief "-as geweest zoolang hij vond dat ze hem van dienst kenden wezen, werden nu weer behandeld met de minachting, die hij aan zijn rang en stand meende verplicht te zijn. Nou was Gerard een jongen, die in 'n boel dingen de overtreffende trap had bereikt. Hij was, bijvoorbeeld, de luiste, de domste en de dikste jongen van de kostschool, maar hij zelf wist maar van één overtreffende trap: hij, jonkheer Gerard Beuken van Hogeflier was de deftigste jongen van de heele school. Dat liet hij merken op alle mogelijke manieren, en toen hij daar nu weer zoo verwaand rondliep, nadat hij weken lang een toontje lager had gezongen, toen staken de andere jongens de hoofden bij elkaa" rd moest 'ns een lesja hebbers Het resultaat an de besprekingen eischte eenige voorbereiding en daarom zouden ze de pret hebben na de vac.antie. „Zeg Gerard, je tracteert toch zeker op den goeden uitslag?'1 „Tuurlijk!" zei Gerard. „Thuis zuilen ze w&t in hun sas wezen." „Ja ze ziin niet veel van je gewend liet er een zich ontvallen. „Sst!" waarschuwden de anderen. ,.Ja, zie je. we zijn allemaal 'n beetje bang geweest, dat je er niet zou komen en nou je tóch over bent, is dat wel 'n extra- fuif waard waar of niet?" zei Piet Ko- gewegen. „We willen 'n soort klem comediestukje opvoeren na de vacantie natuurlijk," vulde Jan Meesters aan. „Zoo'n soort huldiging snap je?" Gerard lachte gevleid. „Ik zal mama vragen, of ze me een taart meegeeft om te tracteeren." beloofde hij. ,'n Beetje groote natuurlijk," zei Piet fc scheid en, „of twee misschien, 't Is voor c heele klas, moet je weten." .Twee zou misschien beter wezen," gaf Gerard toe, grootmoedig gestemd, nu hij zich het middelpunt voelde van de klas. Nou, Gerard's moeder bleek even groot moedig, want dien middag na de vacan tie, toen van alle kanten de leerlingen weer kwamen van het nieuwe schooljaar, kon de jongen met trots twee taarten neerzetten, die hij voor de tractatie van E'n kleso-pi- -.vr.p meegekregen. ders, zusters of tantes, gaven, met hoog uitgestooten gilletjes van bewondering klinkende zoenen aan den armen Gerard, „Baron en Baronesse van Lagebenk tot Hogevlier" die niet wist, hoe hij zich te houden had. In 't eerst verdroeg hij manhaftig de beproeving, toen begon hij rooder en rooder te worden, stiekum z'n wangen af te vegen en ten slotte draaide hij z'n gezicht wanhopig naar alle kanten om aan de liefkoozingen te ontkomen. Maar 't hielp hem geen zier. Geen zussen en nichten en tantes, die daar deftig, per lorrie, kwamen aanrijden, lieten het slachtoffer los, eer ze hem een paar ste vige kussen'op de wang hadden gedrukt. Met een zucht van verlichting consta teerde Gerard eindelijk, dat 't gezelschap voltab:g was; en begeerig keek hij naar al de lekkernijen op tafel, waarvan hij in elk t val ruim zijn deel wilde hebben. Maar i .et hield hem tegen, toen hij haastig op de tafel toeliep. „Een oogenblikje, waarde vriend. Nu krijgen we nog de eigenlijke huldiging." En de verbaasde Cerard zag een ladder aandragen, welke tegen de leege nis, die in hei, midden van de eetzaal wachtte op een nieuw beeld van den H. Franciscus, werd aangezet. Piet boog beleefd. „Mag ik jonker van Lagebeuk tot Ho gevlier uitnoodigen, omhoog te klimmen?' Gerard keek zenuwachtig tegen de ladder aan. „Omhoog? Ja maar Piet boog weer. „Voor de huldiging. Even maar." Gerard, half versuft nog van de eerste beproeving, begon de ladder op te klim men. Halverwege bleef hij staan. „Ja maar „Kom nou opschieten," maande Plet, .anders komen we nooit aan 'n e"d De neuzen werden geteld en Plet ver deelde de taarten, terwijl de anderen scherp toekeken, of hij 't wel eerlijk deed. „Ja, zeg, we kunnen er geen goud schaaltje bij halen," vond Piet. „Weet je wat, we zullen hoopjes maken en dan mag onze hooge gastheer zeggen voor wie dit is en voor wie dat." „Ben je mesjogge?" riep Gerard nijdig. „Dat is een onbeleefde vraag." zei Jan met 'n uitgestreken gezicht. „Nou, als de jonker niet wil, moet er maar een van ons omstaan. Tom Velders maar, de kleinste." Uit den hooge keek Gerard toe, hoe de buit werd verdeeld. Hij telde de hoopjes. Piet hief, in plechtige verbazing, z'n gezicht naar hem op. „Jij? Geen denken aan. Je bent veel te hoog voor ons!" En terwijl Gerard allerlei onverstaan bare scheldwoorden mompelde tusschen z'n knarsende tanden, zag hij, hoe de jongens daar beneden al z'n schatten verdeelden. En al, wat hij opving van het luidruchtige praten, was er alles behalve toe geschikt, om z'n boosheid te doen bewaren. ..Verdraaid, Gerard, er is één kwatta- reep te weinig anders hadden we ieder net 'n halve gehad. Wacht, dan komen hier nog een paar kaakjes bij." „Die taart is kostelijk, man!" „Die chocola is best, zeg! Goed merk!" I „Fijne appels! Zijn die van het land- i' goed van Lagebeuk tot Hoogevlier?" „Wat 'n reuzentrommel koekjes, kerel! We kunnen ze haast niet op!" „Gerard huilde haast van woede. Wat zou hij doen? Roepen om hulp? Maar dat durfde hij niet. Dan zouden er immers Jan en Chris waren boezemvrienden, ze zaten op school in dezelfde klasse en ze maakten samen hun huiswerk bij Jan op ziin kamertje. Chris smeet zijn boek neer, waarin hij zat te lezen, Fransche grammatica, taaie kost, hij hacl er genoeg van voor van avond. Neen, dan was de techniek h eel wat mooier. Hij wilde ingenieur worden, l zou dat zijn?" ten o clock —tien uur boat ready boot gereed. Het is een Engelsch bericht en er werd iemand gewaarschuwd om vanavond naar 't strand te gaan. Alleen 117, wat heeft dat te beduiden? Wacht, dat is natuurlijk paal 117." .Reusachtig," vond Chris, „maar wie met trots twee taarten neerzetten. Piet Hoogev.egen, die de leiding' van de huldiging had, knikte goedkeurend. „Je hebt zeker nog wel meer lekkers meegebracht?" informeerde hij vriende lijk. „Zie je, we moeten een volbeladen niës bederven, tafel hebben. Dat hoort, bij het stukje." Gerard ging daar niet zoo dadelijk op in. Hij was verzot op snoepen en hij had er niet veel zin in om z'n eigen lekker nijen voor den dag te halen. Maar hij kwam er toch toe, z'n kastje te openen, en enkele ocgenblikken later was heel de inhoud er van, door veel gewillige han den, op tafel gezet. Met een zuurzoeten glimlach keek Ge rard naar z'n schatten. Maar Piet gaf hem een bemoedigend klapje op den schouder. ,,'t Is reuze, hoor! Zie je, de tafel moet er piekfijn uitzien, dat hoort er bij." En handig schikte hij den chaos op ta fel tot alles er tamelijk netjes uitzag. Gerard schoof z'n stoel aan. „Laten we dan maar beginnen." Maar Plet trok hem weer overeind en zette hem plechtig op een stoel, midden in de kamer. „Geen kwestie van. Eerst komen de gasten om je te fellciteeren." Het drong opeens tot Gerard door, dat de andere jongens, voor en na, verdwenen waren en nu opeens werd de deur van de eetzaal opengegooid en de lorrie, die heel den dag in gebruik was geweest voor het aanrijden der koffers van de jongens, hield voor de deur stil en een prachtig uitgedoste heer en dame stapten uit. „Baron en baronesse van Lagebeuk tot Huogevlteri" diende Plet plechtig aan, terwijl de zoogenaamde baron met uitge strekte armen op Gerard toe kwam. „Mijn dierbare zoon, wat heb je me ge lukkig gemaakt! Je doet ons doorluchtig geslacht eer aan. We zullen een feest Vieren, dat klinkt als een klok!" Toen kwam de barones aan de beurt. „O, mijn jongen, mijn lieve Gerard!" zeide ze met hooge stem, terwijl ze nuffig op hem toe kwam. En ze sloeg haar armen om z'n hals en kuste hem op beide wangen. Nauwelijks had het tweetal aan tafel plaats genomen, of de „auto" reed weer voor en zoo bleef het e.an den gang. Piet's stem werd schor van het aandienen van allerlei hoogdravende lange namen van ooms en tantes en neven en nichten, die Gerand kwamen geluk wenschen. En al te „dames", potsierlijk uitgedost in van hu's >r- --'-'•--vje kleeren van moe- Gedwee klom Gerard hooger. „Ga nou even in die nis zitten." „Ja maar „Kom, zeur nou niet, je moet den boel t bederven." Ja maareventjes maar, hoor!" Voorzichtig ging hij in de nis zitten en nauwelijks waren zijn voeten van de la 'der, of die werd vlug weggenomen. Gerard werd vuurrood, toen hij in de lachende, spottende gezichten daar bene den hem keek. „Je voldoet enorm daarboven!" riep Jan Meesters. „Misschien kan je wel blij ven dan hebben we geeneens 'n nieuw beeld noodig Gerard knarste op z'n tanden van boos heid. Hij durfde zich op z'n hooge zit plaats nauwelijks ts verroeren, maar hi i rekte z'n hals uit, om te zien wat daar naar beneden klom. En 't leek later wer keneden hem gebeurde, en z'n oogen pull- kelijk of z'n verwaandheid daar boven In den haast uit hun kasen. de nis was blijven liggen. nog meer komen om hem uit te lachen. En zoo heel flauwtjes begon het tot hem door te dringen, dat hij wel wat plagerij had verdiend Hij begon ook te begrijpen, dat de jongens hem niet van z'n troon zouden laten komen, eer al z'n lekkers op was. Daar moest hij nog eens hardgron- dig om zuchten. Toen probeerde hij te lachen „Als Jullie eindelijk klaar zijn Ze waren klaar, toen er geen kruimel meer was overgebleven van Gerard's lek kernijen. Toen defileerden ze, met diepe buigingen, voor de nis, eer ze naar boven gingen, om zich van hun mooie spullen to ontdoen. C-erard werd doodsbenauwd. „Jullie laten me hier niet alleen! Dat zou 'n Paar van de belhamels kwamen al met de ladder aansjouwen. Maar eer ze bij het slachtoffer waren, ging de deur open en kwam een der onderwijzers bin nen. En of ze nou bang waren voor 'n uitbrander, weet ik niet, maar ze zetten de ladder haastig tegen den muur, waar ze juist stonden, en slipten de eetzaal uit. Daar zat Gerard dus nog altijd, hoog en droog, en op dat oogenblik zou hij reusachtig dankbaar zijn geweest voor een gat in de nis, waardoor hij had kunnen wegkruipen. Pater Antonius keek verbaasd omhoog. „Wat doe jij daar boven?" „Ze ze hebben me gehuldigd," stot terde Gerard. „Jou gehuldigd? Waarvoor?" „Omdat omdat ik over ben naar de hoogste." ..Zoo? Vind jij dat je gehuldigd moet worden, als je twee jaar over 'n klas hebt gedaan?" „Zij ze zelen ze wilden ze vonden „Zoo," zei Pater Antonius droogjes, ter wijl hij de ladder bij de nis plaatste. ,Jk zou toch maar liever naar beneden ko men. Voor 'n beeld van den H. Francis cus lijk je me ook niet geschikt. De H. Franciscus was nederig." Gerard voelde zich lieel klem, toen hij fijn, en dan mooie dingen maken, hè, was het maar zoover. „Zeg, jö, we moesten een toestel ma ken." Jan keek op van zijn boek van „Alge- meene Wereldgeschiedenis", waarin hij zat te blokken. „Een toestel?" vroeg Jan vaag, „wat voor toestel?" „Een radiotoestel natuurlijk," zei Chris, alsof dit vanzelf sprekend was. Nu was Jan plotseling enthousiast. „Ja, daar voel ik wel wat voor, maar we hébben geen duiten. Ik ben slecht bij kas, maar als ik jarig bon, dan krijg ik wel wat." „En ik ga eens met mijn oom Dirk praten, daar krijg ik nogal veel van ge daan," zei Chris. „Goed, dat is afgesproken." Donderdagavond van de volgende week kwam Chris met een geheimzinnig pak bij Jan boven. „Wat heb je daar, jó?" was Jan's vraag. „Sst, sst, afwachten," zei Chris. Chrjs aan 't uitpakken. „Hier heb je ren condensator met knop, een lamp en nog een lamp, een koptelefoon, klpmmen, een accu, en een anode-batterij." Opgetogen bekeken ze de spulletjes, j „Weet je wat we moeten maken," vroeg l Chris. „Een kortegolf ontvanger, daarmee kan je alles ontvangen." „Goed, vooruit dan maar." Nadat ze hun huiswerk gemaakt had den, begonnen ze 't toestel te bouwen. ïn- gespannen werkten ze voort. Na een paar dagen waren ze er mee klaar. Den volgen- f de dag werd de antenne geplaatst. Jan i woonde teven de duinen, dicht bij de zee. 's Avonds gineen ze het toestel pro- beeren. Veel werd gehoord, muziek, zang, spreken, alles klonk duidelijk in hun ooren. Ze konden er maar niet genoeg van krijgen, korte golf werd geprobeerd, ze hoorden verschillende stations en Chris ging pas om 12 uur naar huis. Eenige weken later zaten ze weer bij Jan boven op zijn kamertje. „Zeg jo. ik hoor 's avonds om 8 uur in den laatsten tijd een station, met een aanhoudenden nientoon er doorheen," vor- i telde Jan. .Moeten we vanavond eens opletten." „Kunnen ze niet uitgestemd worden," vroeg Chris? „Wacht, ik zal wel eens wat probeeren." Chris aan 't knutselen, na een ha!f uur ingespannen gewerkt te hebben, was hij klaar. Vijf minuten voor acht, ailes werd I in gereedheid gebracht; 't toestel afge- s :nd en jawel, daar had je het wear, muziek met den aanhoudenden pieptoon Chris rommelde wat aan 't toestel en jawel, nu hoorden ze spreken, heel zwak, haast onverstaanbaar, maar al beter- en beter werd het, maar 't bleef nog ondui delijk. Eindelijk, hoorden ze 't duidelijk, een stuk van een gesprek. „Come to the beach117you hearthree timesthis night ten o' clockboat ready." Daarna niets meer, weg was de zender. .Schrijf op jó, voordat we 't vergeten zijn," zei Chris. Jan schreef het op, maar hij begreep er niets van. Samen overlegden ze, wat dit gesprek kon beduiden. Plotseling gaf Jan een slag op tafel. „Ik heb het, moet je hooren: Come to beach kom naar 't strand 117 117 you hear je hoort, three times drie keer this night vanavond ,Ja, dat moeten we nu nog uitvisschen. Weet je wat? Wij gaan eek om 30 uur naar paal 117 en we stellen oiis daar verdekt op." „Maar dan ook allemaal," riep moeder. Dat werd me een sneeuw; ;evecht. Moeder en Mientje aan den eenen kant met Toos; en vader en Henk aan den anderen kant. Die beide laatsten hadden het zwaar te verantwoorden. Zij werden ten slotte het huis ingedreven door een waren kogelregen. Des middags trokken Henk en Toos naar Jan en Gerrit. Die waren direct klaar om mee te gaan wandelen. Ook Ada en Tilly werden gealarmeerd en het heele stel trok het bosch in. „Wat zullen we doen?" vroeg Henk. „Eerst sneeuwballen gooien en dan sporen zoeken of omgekeerd?" Dat was een nieuw idee. Sporen zoe ken in de sneeuw. Daar kon je den af druk van allerlei pootjes heel goed onder scheiden. En bovendien had Eenk een joekje, waarin de dieren met him voet- moren waren afgebeeld. Aria wist nog iets beters te bedenken. en sneeuwballen gooien; daar werd je moe van, vond ze. Maar een sneeuwpop maken, dat was net zoo leuk. Dus werd besloten een flinke sneeuwman te fabri- cceren. Heele vrachten sneeuw werden aan gesleept en spoedig was een pop klaar. Met kiezelsteentjes werden oogen, neus en mond aangebracht en parmantig siond mesjeu op z'n dikke beenen. (fig. 1). „En nu sporen zoeken", zei Tilly, die al eens op haar horloge gekeken had. Daar vlak bij de plaats waar de sneeuw was weggekrabd voor de sneeuwpop, stonden kleine vogelpootjes afgedrukt. (Fig. 2). kwam Chris met een geheimzinnig pak. 3 Vogetpors», in jnnenw t Een eind verder was een hol. „Dat zal wel van een konijn meende Toos. En waarlijk er stonden afdrukken van LEX. Ut f» fc O I, I T,„. 3 Om half tien gingen se op stap, 't waaide nogal stevig en af en toe ging de maan achter de wolken. Aan 't strand gekomen zagen ze niets, ze wachtten tot tien uur. Niets gebeurde er, ja toch, daar kwam een groote kar aan, getrokken door een paard, een kar zooals door de schel- penvisschers wel gebruikt wordt. Plotse ling zagen ze den man op de kar drie keer achter elkaar een lichtsein geven. Jan merkte op- „three timesdat bevalt me niet, zal ik de politie waarschuwen?" „Neen, nog niet, wacht nog wat, we weten nog niets," antwoordde Chris. Voorzichtig speurden ze rond. Eenigeu tijd later zagen ze op zee ook lichtseinen, konynenpootjes vlak by (Fig. 3) drie keer achter elkaar. „Nu wordt 't pas fijn," zei Chris. Na een paar minuten kwam er een boot aan 't strand; de menschen, die er in zaten, waadden door 't water en droegen vaten op hun rug, weike ze naar den wagen brachten. „Jö, ga jij zoo vlug je kunt de politie waarschuwen." Jan vloog weg, zoo hard hij kon, liep naar huis en telefoneerde om de politie, welke spoedig daarop aan 't strand verscheen. Na een hevige worsteling werden vier menschen gearresteerd, terwijl er nog drie wegvluchtten met de boot. Jan en Chris moesten volledig verslag doen, van wat ze wisten, en hoe zij er achter gekomen waren. Het bleek, dat de politie een goede vangst gedaan had, want de justitie wist al maanden lang, dat er dranksmokke laars aan het werk waren, welke waren uitgerust met de modernste hulpmiddelen, zooals radio, motorbooten, enz. Eindelijk waren er eenige gearresteerd, de anderen zou zij ook wel krijgen. Een maand later moesten Jan en Chris bij den burgemeester komen en zo kregen een zilveren horloge met inscriptie, een blijvende herinnering aan de resultaten welke zy verkregen hadden met hua eigen gemaakt ontvangtoestelletje. wezen, j «o-r. spoor „Dat konyn heeft het niet lang meer gemaakt," merkte Gerrit op, die alleen een eind door- geloopen was. „Kom maar eens kijken." 't Was een saaie kerstvacantie ge weest, daar waren ze het allemaal over eens. Henk en Toos hadden al een heele bibliotheek uitgelezen, zoodat het hun begon te vervelen. Ook de andere club leden wisten van verveling geen raad. Met Sint. Nicolaas hadden ze allen sa men de heele uitgave gekregen van de Levende Natuur, en die boekjes hadden de rondte gedaan bij allen, 't Was dan ook met een zucht van verlichting, dat mijnheer Van Voorden, toen hij 's avonds een brief naar de bus bracht, opmerkte, dat het begon te sneeuwen. Den heeien nacht bleef het aanhouden en ook den volenden morgen vielen er dikke vlok ken. Een' gejuich van Henk en Toos be groette hem aan het ontbyt. „Sneeuwballen gooien," riepen ze. -3 e Oh *.c.u hl V A n d Allen verza melden zich nu op de plaats, waar Gerrit stond. Daar za gen ze weer die pootafdrukjes van van het konün. Maar ze waren hier en daar rood geverfd door bloed Er waren andere pootjes afgedrukt die verdwenen, daar waar het bloedspoor begon. En Henk begon: „Daar heeft het wezeltje hem te pakken gekregen. Het diertje heeft hem in den nek gegrepen en wat wezeltanden eenmaal beet heb ben, dat laten ze niet meer los. En hy heeft natuurlijk volgehouden, tot alle leven verdwenen was, en toen het konyn naar zijn hol gesleept, om daar op zijn gemak het bloed te drinken." Hy zweeg en de anderen stond zwy- gend bij het treurspel, waarvan ze do sporen zagen. „Hoe weet je. dat het een wezeltje was?" vroeg Jan. „Kijk maar eens," en Henk liet het plaatje in het boek zien van een wezel- spoor (fig. 4). ,En nu naar huis," riep Ada. Vergeten waren konijn en wezel. Sneeuwballen gooiende stormde het clubje huiswaarts en pas 's avonds thuis kwamen hun het kouyntje en het wezel tje weer In de gedachten, en bedachten ze hoe merkwaardig het was, dat een enkel voetspoor in de sneeuw soms zoo veel te vertellen kon hebben (fig. 51. 234 Tante klom langs 't touw naar boven In het schuitje van broer Job, En toen zü elkaar omarmden, Steeg hun beider vreugd ten top. „O, wat ben je lief, myn broertje!" „O, jy bent zoo braaf, myn zus!" En zy weenden vreugde-tranen, En Oom Job gaf Jol een kus. 235 Maar, o wee, daar kreeg zus Jollie Oome's erfenis in 't oog. En ze schreeuwde: ,,'k Dacht wel, vriendje, Dat jy mij toch steeds bedroog!" En of Job haar nu bezwoor ook: ,,'k Had hem, zuslief, niet verstopt," 't Mocht niet helpen, zij bleef razen. Want haar gal was opgekropt. 236 En toen Jol riep: „Hier die duiten, 'k Houd ze voortaan in 't bezit!" Werd Oom Job van nijd en woede Pimpelpaars en rood en wit. Maar o hè, nu wordt te treurig. De luchtbol verloor zyn gas. En zy vielen naar beneden, Tuimelend in 't malsche gras.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 11