I FEUILLETON n TAND OM TAND DINSDAG 29 JANUARI 1929 DERDE BLAD PAGINA 2 RADIO-DISTRIBUTIE- INRICHTINGEN OP PARTICULIER TERREIN DE ARBEIDSWET 1919 UIT DE R. K. STAATSPARTIJ MR. A. J. L. NIJPELS t RIJK EN GEMEENTEN DE FINANCIEELE VERHOUDING v MUZIEK BIJ BIOSCOOP. VOORSTELLINGEN 1 DE TANDTECHNICI-KWESTIE j DE ZUIDERZEESTEUNWET. RATIONEELE WONINGBOUW. Dat weet ik, gaf mylady koel ten antwoord* Binnenkort een algemeene maatregel van bestuur te verwachten GELIJKE BEHANDELING VAN ALLE INRICHTINGEN NOODZAKELIJK. Op de vragen van den heer Kampschöer in zake radi-o-distributie-inrichtingen uitsluitend op particulier terrein, heeft de heer van der Vegte, Minister van Waterstaat het volgende geantwoord: 1. Binnenkort mag de totstandkoming ver wacht worden van den algemeenen maatregel van bestuur waarbij ten aanzien van de radio-distributie regelen worden gesteld. 2. Het ligt ln de bedoeling, In den algemee nen maatregel van bestuur voor den aanleg en het gebruik van alle inrichtingen, die naar haar functie tot de radio-distributie- Inrichtin gen moeten worden gerekend, een machtiging van den Minister van Waterstaat als eisoh te stellen. Daartoe kunnen behooren zoowel in richtingen, die mede o-p openbare gronden, als die uitsluitend op particulier terrein worden geëxploiteerd. 3. De eisch eener machtiging voor den aan leg en het gebruik eener radio-distributie-in richting strekt onder meer ter bescherming van de veiligheid van den Staat, de openbare orde en de goede zeden (verg. artikel 3ter, lid 7, der Telegraaf- en Telefoonwet 1904, Staats blad no. 7). Reeds dit doel der wettelijke voor schriften maakt, naar het oordeel van den on- dergeteskende, gelijke behandeling van alle radio-distributie-inrichtingen, ln den bovenaan- gegeven omvang, noodzakelijk. OVERWERKVERGUNNING IN HET SCHOENBEDRIJF Da minister van Arbeid, etc, beschikkende op een verzoek van de Federatie van Nederland- sche Schoenfabrikanten, te Tilburg; den Neder- landschen R.K. Fabrieksarbeidersbond „St. Willibrordus", te 's-Gravenhage; den Neder- Jandscben Bond van Christelijke Fahrieks-en Transportarbeiders, te 's-Gravenhage en de Nederlandsche Vereeniging van Fabrieksar beiders, te Amsterdam daartoe strekkende, dat worde toegestaan, dat in de ondernemingen van werkgevers, lid van genoemde Federatie, die voor hunne arbeiders hebben ingevoerd de in November 1928 tot stand gekomen „Loon regeling", arbeid wordt verricht in afwijking van het bepaalde bij artikel 24 der Arbeidswet 1919; gelet op artikel 28, zevende lid, dier wet en op de ingewonnen ambtsberichten; heeft de gevraagde vergunning tot en met 31 Decem ber 1929 verleend onder de navolgende voor waarden: l. dat arbeiders beneden 16 jaren niet langer j arbeid verrichten dan 834 uur per dag en 48 uren per week en arbeiders van 16 jaar of ouder niet langer dan 6% uur per dag en 53 uren per week; 1 2. dat het aantal weken, waarin de 48-urige werkweek wordt overschreden, van 1 Januari tot en met 31 December gedurende het tijdvak /1929 ten hoogste 13 bedraagt; 3. dat na een periode van overwerk, geduren de een gelijk aantal weken, als waarin langer dan 48 uren per week werd gewerkt, een werk week van ten minste 40 uren wordt gehand haafd; 4. dat in het sub 2 genoemde tijdvak een arbeider van 16 jaar of ouder niet langer ar beid verricht dan 2500 uren; 5. dat-tenzij krachtens het werktijdenbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1923 ruimere tijdgrenzen zijn toegestaan - de arbeidstijd in zijn geheel ls gelegen tusschen 7 uur des voormid dags en 6 uur des namiddags of, indien langer dan 8 34 per dag en 48 uren per week wordt gewerkt, tusschen 7 uur des voormiddags en 7 uur des namiddags; 6. dat telkens, wanneer van deze vergunning gebruik wordt gemaakt, aan het betrokken districtshoofd der arbeidsinspectie, aan de Federatie voornoemd en aan de arbeiders organisaties daarvan vooraf kennis wordt ge geven op een daartoe bestemd formulier en een exemplaar daarvan op een duidelijk zichtbare plaats naast de arbeidslijst is opge- hangen. DE TWEEDE KAMERVERKIEZINGEN De aanwijzingen in den Kieskring Helder. Bij het bestuur der R.K. Rijkekleskringorga- nisatie „Halder" kwamen van de personen, die in dezen kieskring als candidaat voor de Tweede Kamer zijn aangewezen, de volgende berichten binnen le Kwaliteitszetel (Handel, Nijverheid en Verkeer) de heeren L. G. Kortenhorst, H. C. E. Bongaerts, J. F. Kamphuis en Chr. Hout man zonden bericht, dat zij hun candidatuur voor den eersten kwaliteitszetel (H- N. en V.) aanvaarden. De heeren Ch. v. d. Bilt, H. E. Everard, H. v. d. Putt, L. Niemöller en mr. M. P. L. Steen berghe zonden bericht, dat zij een candidatuur voor dezen zetel niet wenschten te aanvaarden. 2e Kwaliteitszetel (Vrouwenbelangen)mej. Annie Meijer, mej. N. A. C. Crielars en mej. Toos Poot hebben de aanwijzing aanvaard; mej. A. Hutten wenscht slechts als plaatsvervang ster in aanmerking te komen, terwijl bedankt heeft voor een candidatuur mevr. Steenberghe Engerïng. Vrije zetel: de heeren Oh. v. d. Bilt, G. Bul ten, L. F. Guyt, J. A. G. M. Hellenberg Hubar, G. W. Kampschöer, H. W. E. Moller en Max van Pol zonden bericht, dat zij hun candidatuur handhaven. De heeren J. Groen, H. A. J. M. Klisters, J. Th. v, d. Laan, A. J. M. Leesberg, H- F. van Nuland en E. J. M. Stumpel berichtten, dat zij slecht3 als plaatsvervanger in aanmerking wenschten te komen. Do heer A. J. Loerakker zond brTicht geen candidatuur in de kieskringen Helder-Haarlem te aanvaarden. De aanwijzing van den heer P. v. Wees te Amstelveen vervalt, omdat van dezen candidaat geen enkel bericht binnen den vastgestelden termijn is binnengekomen. Wie in den Rijkskieskring Utrecht de aanwijzing aanvaardden De hieronder genoemde personen hebben ver klaard, dat zij hun aanwijzing in den Rijks- kieskring Utrecht als candidaat voor de Tweede Kamer aanvaarden; A. Deskundige op het gebied van het Lager Onderwijs: F. A. Brand, oud-koofd eener school, Bunnik (slechts als plaatsvervanger)G. Bruinsma, hoofd eener school, Utrecht (slechts als plaatsvervanger); P. J. van Groeningen, hoofd eener schooi, Waverveen (slechts als plaatsvervanger)L. W. van Loon, inspecteur van het Lager Onderwijs, Amersfoort (slechts als plaatsvervanger)mej. M. J. E. Ortk, onder wijzeres, Soest (slechts als plaatsvervangster) D. G. G. van Ringelestein, hoofd eener school, Utrecht (slechts als plaatsvervanger)J. G. Suring, lid van de Tweede Kamer, Maarssen. B. Vrije plaats: A. F, van Beurden, Amers foort; ir. M. C. E. Bongaerts, oud-Minister van Waterstaat, 's-Gravenhage; H. J. W. van den Braken Jr., chef de bureau, Utrecht; N. G, van Doornik, Wethouder, Baarn; dr. E. A. M, Droog, arts, Heemstede; A. J. de Goeij, voorz. Kring Utrecht van den A. B. T. B., Montfoort (slechts als plaatsvervanger)L. F. Guit, voorz. R. K. Bond van Overheidspersoneel „St. Paulus", 's-Gravenhage: mr. J. M. M. Hamers, landbouwer, Schalkwijk; mr. J. A. G. M. van Hellenberg Hubar, Rijswijk; J. A. Jongerius, veehouder, Maartensdijk; G. W. Kampschöer, lid van de Tweede Kamer en burgemeester, Monster; J. J. van Kats, landbouwer, Cabouw; C. Knigge, Wilnis; J. Th. van der Laan, secre taris van „Herwonnen Levenskracht", Zuilen (slechts als plaatsvervanger)W. Lucassen buitengewoon bestuurder van „St. Christoffel", De Bilt; dr. A. J. B. Oomen, arts, Utrecht (slechts als plaatsvervanger)Max. van Poll, journalist, Helmond; jhr. mr. C. A. J. van 5 as se van IJsselt, Utrecht; mr. M. P|. L, Steenberghe, Industrieel, Goirle; L. F. J. M, baron Van Voorst tot Voorst, lid van de Tweede Kamer en voorzitter A. B. T. B„ Twello. Op 80-jarlgeu leeftijd is gisterenmiddag te 's-Graveuhage overleden mr. A. J. L. Nijpels, oud-vice-president van den Hoogen Raad tier Nederlanden. Het stoffelijk overschot zal worden ter aarde besteld op de Algemeene Begraafplaats. De stoet vertrekt Donderdagmiddag half 2 van het sterfhuis aan de Nassau Dillenburgstraat. HOE 'T STAAT MET DE BEHANDELING VAN HET WETSONTWERP De Minister waarschuwt tegen te veel optimismo en pessimisme. Wij hebben dezer dagen aan den Minister van Financiën de vraag gesteld, of eenige mededee- ling kon worden gedaan omtrent den stand der behandeling van het wetsontwerp inzake de gemeentefinanciën en omtrent de kansen, dat het ontwerp nog in deze parlementaire periode zou tot stand komen. Zijne Excellentie heeft ons geantwoord, dat hij dit laatste hoogst wenschelijk en ook alles zins mogelijk acht. Den 8sten Januari j.l. heeft -de Regeering het Verslag der Commissie van Voorbereiding uit de Tweede Kamer ontvangen, waarin alle kwes ties, die bij dit ontwerp ter sprake komen, uit voerig zijn onder de oogen gezien. De Minister verklaarde bewondering en waardeering te heb- ben voor den ernstigen arbeid, die, grooter.deels tijdens de driikke begrootingswerlten, aan dit Verslag blijkt besteed te zijn. Een uitvoerige concept-Memorie van Ant woord *met een nota van wijzigingen ligt ge reed en zal waarschijnlijk aan het einde dezer week dus begin Februari, aan de Commissie worden toegezonden. Deze zal vergezeld gaan van een opgaaf van wat iedere gemeente naar de gewijzigde redactie, en naar op grond daar van gemaakte berekenmgern, zal ontvangen. Ook deze opgaaf ligt gereed. De Regeering ver trouwt, dat het mondeling overleg met de Com missie eenigen tijd daarna zal kunnen plaats hebben en dat het eindverslag op een zoodanig tijdstip door de Commissie zal kunnen worden gepubliceerd, dat voor een rustige openbare behandeling in dit zittingjaar voldoende tijd overblijft. Op onze vraag, of omtrent de aangebrachte wijzigingen eenige mededeeling kon worden ge daan, luidde het antwoord van den Minister ontkennend. De behandeling bij een Commissie van Voorbereiding onderstelt, zeide Zijne Ex cellentie, vertrouwelijk overleg, zoowel schrif telijk als mondeling, totdat de Commissie het oogenblik van publiceering van het resultaat gekomen acht. Vooral bij ©en materie als de onderhavig© heeft deze methode het groote voordeel, dat de kans om tot elkaar te komen en om de m>ee3t bevredigende regeling ook ter zake van alle onderdeden te verkrijgen, er in hooge mate door bevorderd wordt. Wel meende de Minister in dit verband te moeten waarschuwen, dat van de zijde der ge meenten vooralsnog niet te veel behoort te worden afgegaan op onderstelde uitkeeringen, die haar uit het gemeentefonds zullen toeko men. De definitieve staat der uitkeeringen zal er op menig punt waarschijnlijk heel andera uitzien dan thans wel aangenomen wordt. Voor gemeenten, die méér zullen krijgen, is dit geen groot bezwaar. Maar voor gemeenten, die min der zullen krijgen, zou dit op een teleurstel ling kunnen uitloopen, vooral indien zij hun pojitiek reeds min of meer op die in de toekomst te verwachten bedragen gingen inrichten. Zelfs zouden zij zich dan wellicht in „verkregen rechten" kunnen gedeerd achten. Daarom waar schuwde de Minister de betrokkenen in elk ge val nog ettelijke weken te wachten, alvorens zich aan een al te behagelijk gevoel of ook aan het omgekeerde - over te geven. DE WONINGBOUW Toeneming van het aantal Het Centraal Bureau voor de Statistiek deelt de volgende cijfers mede omtrent de toeneming van bet aantal woningen in Nederland: gereedge- Onbewoon- Netto ver- komen baar ver- meerdering woningen klaarde ge- van den sloopte en woning aan haar voorraad bestemming onttrokken woningen Nov. 1S28 4.437 636 3.801 Oct. 1928 4.795 463 4.332 Sept. 1928 4.20S 641 3.567 Aug. 1928 Juli 1928 Juni 1928 Mei 1928 April 1928 3.949 3.982 4.557 4.609 4.593 535 a 602 434 608 M 682 3.414 3.380 4.063 4.001 3.911 Maart 1928 3.719 515 Jfe 3.204 Febr. 1928 2.868 663 2.205 Jan. 1928 2.930 502 2.428 Dec. 1927 3.112 789 2.323 Nov. 1927 3.730 553 3.177 Do conclusie van den Adv.-Generaaal bij den Hoogen Raad. VOORSCHRIFTEN VAN GEMEENTEWEGE NIET RECHTSGELDIG. De advocaat-generaal bij den Hoogen Raad, mr. v. Lier, nam gisteren conclusie in de zaak tegen den heer E. V„ directeur van het Apollo- theater te 's-Gravenhage, die op Goeden Vrijdag van verleden jaar verbaliseerd werd wegens het toelaten van muziek in zijn bioscooptheater zon der vergunning van den burgemeester. Het gaat hier om de vraag, of na de inwerkingtre ding van de bioscoopwet van gemeentewege nog voorschriften mogen worden gegeven betreffen de het maken van muziek bij bioscoopvoorstel lingen. Zoowel de kantonrechter als de recht bank hadden deze vraag ontkennend beant woord en den heer V. ontslagen van I-echtsver- volging. De officier van Justitie teekende ech ter cassatie aan hij den Hoogen Raad. Mr. v. Lier zeide in zijn conclusie o m., dat uit de memorie van antwoord betreffende het ontwerp-bioscoopwet blijkt, dat de wetgever niet alleen onder de regeling betrokken heeft de eigenlijk gezegde vertooning van de film, maar ook die voorstellingen, welke hij het bioscoop bedrijf gebruikelijk zijn, het z.g. spectacle coupé, zang en dans en de explicatie. Deze bedoeling van den wetgever komt tevens uit in de bepa ling van art. 7 sub, 2, waarbij aan den houder van een verguning tot het ondernemen in het openbaar van bioscoopvoorstellingen de ver plichting is opgelegd te zorgen, dat de exploi tatie van zijn bedrijf geschiedt niet" in strijd met de goede zeden of de openbare orde. Het doen maken van muziek bij de bioscoopvoorstel ling is nu niet een aangelegenheid die op zich zelf staat, los van de filmvertooning. Integen deel, het geven van de muziek maakt een deel der voorstelling uit en behoort alzoo tot de nor male exploitatie van het bioscoopbedrijf. Nu door de bioscoopwet is voorzien in de regeling van het geheels bioscoopbedrijf, is deze rege ling in de plaats getreden van de bepalingen, welke de lagere wetgever had gegeven. Krach tens art. 151 der gemeentewet heeft ook de be paling van art. 271 der Haagsche politieveror dening voor het bioscoopbedrijf van rechtswege opgehouden te gelden. Art. 19 der bioscoopwet zou geheel overbodig zijn, indien aan den bur gemeester de politiebevoegdheid van art. 188 der gemeentewet was gebleven. De minister van financiën liet zich bij de behandeling van het ontwerp in de Eerste Kamer aldus uit: „Naar den gedachtengang van de Staatscom missie wordt dus lieel de taak van art. 188 door de Centrale Keuringscommissie overgenomen en komt daarnaast art. 19 voor zoover het be treft handhaving der openbare orde in feitelij ken zin. Indien de opvatting van den requirant „üist zou zijn, aldus mr. v. Lier, dan zou niettegen staande de regeling, in de bioscoopwet gegeven voor bioscoopvoorstellingen die toch wel bijna steeds met muziekbegeleiding zullen worden gegeven, vergunlning van den burgemeester noodig zijn. Naar sprekers opvatting heeft d© wetgever dit juist niet gewild. Hij achtte mits dien het door den kantonrechter gewezen en door de rechtbank bevestigd vonnis Ln over eenstemming met de strekking en de voor schriften der bioscoopwet en concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hooge Raad zal over 4 weken arrest wüzen. De tegemoetkoming aan hen, die geen visum kregen. DE MINISTER VERDEDIGT ZIJN STANDPUNT. Blijkens de Memorie van Antwoord op het Voorloop ig Verslag der Tweede Ivaimer over het wetsontwerp tot het in de gelegenheid stollen van hen, die Ingevolge de wet van 30 December 1926 (Staatsblad no. 454), geen visum op hum bewijs van vestiging hebben ontvangen, om alsnog van hun practisehe 'bekwaamheid te doen blijken, is do algemeene wensoli, dat dit de laatste maal zal zijn, dat de wetgever in deze zaak wordt betrokken, en dat thans zoo spoedig mogelijk een einde kom© aan de onrust, die reeds gtraimen tijd op dit gbbied bestaat, ook dio van den Minister. Enkele leden zouden bepaald willen zien, dat ook zij, die nimmer een visum ontvingen, alsnog in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen, dat zij vóór 10 Juni 1913 de volledige tand- 2>rofchese als beroep uitoefenden, en, als dat bewijs slaagt, aan het examen deel te nesneu. Dit zou neerkomen op een uitbreiding van de wet van 1926, welker grondslag was; revisie van de uitvoering van de wet van 1925. De invoeging van dit nieuwe element komt den Minister niet gewensoht voor. Hij meent zich te moeten houden aan de lijnen, die door de geschiedenis van de wetten van 1925 en 1926 en het debat in de Kamer zijn getrokken. Eenige leden gevoelden iets voor een regeling waardoor aile taaudtechmcl een examen zouden kunnen afleggen, waardoor een bevoegdheid zon kunnen worden verkregen, die vrijwel geheel zou overeeuikom.en met.die der academisch ge vormde tandartsen. Deze regeling zou dan staan naast die, w-elke in het onderhavig ontwerp is vervat. Eenige leden zouden elk verschil in bevoegd heid tusschen tandheelkundigen en tandartsen geheel willen zien vervallen en aan personen met het tweede visum krachtens de wet van 30 December 1926 de volledige bevoegdheid en den titel van tandarts willen zien verleend Afgezien daarvan, dat de aldus bepleite voor- zieningen langs anderen weg zouden moeten worden verkregen en kwalijk passen in het onderhavige ontwerp, merkt de Minister het volgende op: Do hier eerst aan het woord zijnde leden wensch&n derhalve, dat er vportaan zullen zijn- a. tandartsen, wier bevoegdheid is omschre ven m de wet van 24 Juni 1S76; b. personen, wier bevoegdheid daarmede „vrijwel geheel" zou overeenkomen; c. tandheelkundigen, bevoegd tot de volle dige tandprothese. De Minister heeft ernstig bezwaar tegen een zoodanige regeling, waardoor groote verwar ring ontstaan moet vanwege de veelvormigheid der bevoegdheden en vanwege de onzekerheid bij het publiek. an eenige reden om thans een nieuw element in de zaak te -mengen is den Minister trouwens niet kunnen blijken. Installatie van een Commissie van Onderzoek. Dezer dagen werd door den voorzitter der Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, vakvereeniging van Architecten, geïnstalleerd de commissie voor Rationeelen Woningbouw. Het doel dezer commissie is te trachten bin nen niet al te langen tijd en uitsluitend op den basis van den bestaanden woningbouw (in huurprijzen van 400 tot 1000) eenige ratio- neele normaal-woningtypen, zoowel voor stad als land, te verkrijgen, die de huisvrouw zoo veel comfort en arbeidsbesparing bieden, als voor de te besteden kosten mogelijk is. Daar na zal aan de vereenigingen verzocht worden te pogen den bouw van deze typen ingang te doen vinden. Tot voorzitter" werd aangewezen mevr. L. Rcmeijn Tückermann, tot ondervoorzitster mevr, M. J. BraunsSchagan en tot secretaris do heer S. de Clercq, Wasseaaarsckeweg 29 te Den Haag. Hef ministerieel antwoord op de vragen i van dr. Lorink Op do vraag van den heer Loviiik betreffen de indiening van een wetsontwerp tot wijziging van de Zuiderzeesteunwet in het loopend© zit tingjaar, heeft de heer van der Vegte minister wm Waterstaat het volgende geantwoord: Het nader advies van de Generale Commissie Zuiderzeesteunwet ia zake herziening dier wet is in het begin dezer maand bij den ondergetee- kende ingekomen. Hij wint daarover thans het gevoelen in van den Zuiderzeeraad. Het ie den ondergeteekende derhalve nog niet mogelijk, een antwoord te geven op de vraag of het adries ihem aanleiding zal geven om dé indiening van een wijzigingswet nog in dit zittingjaar te bevorderen. Blijkt hij daartoe echter wel in staat, dan zal hij zulks stellig niet nalaten. HOLLANDSCHE EXPLOITATIE BANK Jjj Failliet verklaard De Haagsche rechtbank heeft gister failliet verklaard de N. V. Hollar, Iscke Exploitatie Bank, gevestigd aen Laau ran Meerdervoort 249 te '«-Gravenhage. Naar het Engelsch door P. A. SHEEHAN Vertaling van 4 JAC. J. SCHOON I Gerij van deftige heeren komt hier niet, twaa de vader van meeming. f Tomy was ijlings naar de deur gesneld. S' Er zit 'n -dame van aanzien in de kales, zeide hij plotseling. J Een dame? riep Jenny ten zeerste verbaasd uit. Wat kan die komen zoeken bi] zulke arme lieden als wij zijn? Inderdaad reed een koets het kleine lapje grond op, dat het erf uitmaakte van het boer derijtje. Een lakei sprong van zijn zitplaats en maakte het portier open. Hel James, riep een harde stem, die ge biedend klonk, denkt ge, dat ik mijn voet in i dezen modderpoel wil zetten? De gTond vóór de hut was Inderdaad voor een rijke lady, die aan zorgvuldig onderhouden wan delpaden gewoon ls, zéér morsig Men heeft mij niet gezegd, dat ik ia een «oo moeilijk toegankelijke hut zou komen; ik fmeende bij een fatsoenlijken pachter af te stap- pan, vervolgde de dame. 1 Een fatsoenlijke pachter, zeer zeker my- Ljjtedy, gaf Willy Podgey ten antwoord, terwijl SMJ eerbiedig groetend naderbij kwam, maar ln ons land zijn de fatsoenlijke rechters bijna allemaal arme drommels. Ik kan hier onmogelijk uitstappen, her haalde de dame droogweg. De lakei kwam op een gelukkig denkbeeld. Hij ontdekte in een hoek van het erf een hoop droge varens en gebood Tomy; Strooi die op den grond vóój de hut! De jongeling aarzelde om het goede veevoeder zoo te verkwisten; aangezien de lakei hem ech ter met het goede voorbeeld voorging, hadden beiden al spoedig een looper voor de lady ge spreid. Jaag die ganzen daar weg! liet de dame zich andermaal hooren. De koetsier sloeg met zijn zweep onder 't pluimgedierte, dat onder luid gesnater zijn fae.ll zocht in de vlucht. De dame verwaardigde zich eindelijk uit te stappen, en de hut binnen te gaan, Laat de deur open, zeide zij, er keerscht hier zulk een bedompte atmosfeer, dat men haast geen adem kan halen. Jenny bood haar den hesten stoel aan, die in de kamer was en de kleine Gib plaatst© een voetbankje vóór haar. De onbekende ontdeed zich van een deel van haar bontwerk, dat zij den lakei ter hand stelde en hief vervolgens den sluier op, welke haar gelaat tot nu toe on zichtbaar had gemaakt. Zij was een lange, magere figuur met harde, strenge trekken en detwat rossig haar; over het algemeen geno men geen sympathieke verschijning. Haar hoog hartig heerschzuchtig karakter, dat reeds uit haar stem sprak, drukte zich duidelijk ln geheel haar voorkomen uit. Zij kon niet veel ouder zijn dan veertig jaar. Mylady, begon vrouw Podgey beschroomd, ik wenschte, dat ik u op een wijze had kunnen ontvangen, welke Uw rang en stand betaamt, ma&r U ziet het zelve, wij zija eenvoudige, arme jmenschen. ik ben hier niet gekomen om zulks te vernemen, 't Interesseert mij ook volstrekt niet. Deze inleiding was dus niet zeer bemoedigend. Podgey en zijn huisgenooten zwegen. Ik ben lady Walwich, begon de vreemde weder. De boer maakte een diepe buiging vooj- zijn bezoekster, die, zooals hij uu wist. een der rijkste grondbezi tster van het land was. Eenige uren van daar bewoonde zij eerl prachtig kasteel. Willy Podgey, zeide zij', ik heb je hooren prijzen wegens je rechtschapenheid, je goede gedrag en gunstige familieomstandigheden. Komt hier kinderen, ik wil jelui zien! De vreemde gaf Willy door een gebaar te kennen, dat hij zijn kinderen aan haar zou voorstellen. De pachter begreep maar niet, waarom die rijke dame hem zooveel eer bewees; desniettemin haastte hij zich aan haar wenk gevolg te geven. Hij wees op Tomy. Mylady, dat ls mijn oudste zoon. Een flinke jongen, Sa* zij met evenveel bevalligheid ten antwoord, els wanneer men haar een beleediging in het gezicht had geslin gerd. Mylady, dit is mijn tweede zoon, George., Ze zien er allemaal gezond uit; en je laatste vier kinderen zijn meisjes, nietwaar? Ja, mylady, mijn vier jongste kinderen zijln meisjes. Het kind, dat ge verwacht, vrouw Podgey, zal dus ongetwijfeld een jongen zijn, en om zijnentwil kom Ik met U spreken. Een gemakkelijk te bevroeden verwondering vertoonde zich op het gelaat van Podgey en zijn vrouw. Nu begrepen zij er niets meer van. Ik zeig u dus, zeide lady Walwich, dat de knaap, dien U geschonken zal worden, onder een gelukkig gesternte het levenslicht zal zien. Daar geloof ik niets van, mompelde de onverbeterlijke Jenny hoofdschuddend; immers eij dacht aan den rentmeester van den landlord. Als ik iets zeg, dan is dat ook onvoorwaar delijk zoo, vrouw Podgey. Ik duld niet dat men mijne woorden in twijfel trekt. Nadat mylady op deze wijze aan haar onte- vi edenheid lucht gegeven had, ging zij; voort: Ik had een kind, een zoon, erfgenaam van mijn naam en van mijn vermogen. Hij is ge storven. Ik kan mij niet aan het denkbeeld ge wennen, dat heel mijn nalatenschap zal toeval len aan n bloedverwant, den zoon eener vro-uw, die ik van ganscher harte haat. Ik wil mijn goederen geven aan een erfgenaam mijner keuze en mijn eenzaamheid opvroolijken door het aan genaam gezelschap van een kind. Ik ben dus voornemens, Uw zoon te adopteeren. Vrouw Podgey wilde iets antwoorden, maar de dame fronste gebiedend het voorhoofd. Podgey nam echter fluks het woord: U is wel goed, mylady. Wij zijn U zeer verplicht voor de groote eer, welke U ons aan doet, Niet noodig, Willy Podgey. Ieder zoekt zijn voordeel op deze wereld; ge zijt mij geen dank baarheid verschuldigd. Ik heb hooren zeggen, dat de familie Podgey de knapste uit het land is en dat haar kinderen gezond, krachtig van gestel en zéér schrander zijn. Dat is waar, gaf de vader niet weinig ge vleid, ten antwoord. Het is overbodig, mijn woorden te bevestigen. Ik zeide u reeds eerder, dat ik er niet van houd in de rede te worden gevallen. Mylady gelieve het mij niet kwalijk te nemen. -Dat ia voldoende; nuttelooze woorden ver moeien mij. Ik zoek derhalve een erfgenaam Wanneer ge een jongen krijgt, dan adopteer Ik hem. Ik zal hem Eduard noemen, gelijk mijn overleden zoon heette en hij zal rijk en gelukkig zijn. O, mylady, riep Jenny uit, opgetogen by de gedachte, moeder van een groot heer te zullen worden. Moge de hemel U zegenen. Goed, goed. Ik houd niet van dankbetui gingen, viel de dame haar schielijk ln de rede. Van nu af neem ik de zorg van de familie van mijn Eduard op mij; gij zult nergens gebrek aan lijden; elk uwer kinderen verschaf ik een fat soenlijke betrekking, en U, Willy, zal Ik het beheer geven over een aanzienlijke boerderij in mijn domiju. Wanneer is Uw huurcontract afgeloopen? Ach, mylady over veertien dagen zal men ons van hier verdrijven,; ik ben twee termijnen pacht achterstallig en kan ze niet betalen. En de boer verhaalde wat ons reeds bekend is. De rentmeester van Uwen heer doet zijn plicht; ik zou den mijne wegjagen indien hij anders handelde. Wanneer men zich door het gejammer van deze pachters liet vermurwen, dan kwam men nooit aan een einde: alle in komsten gingen naar de maan. Morgen zal ik U het noodige zenden, om Uw twee termijnen af te doen want de landlord is in zijn recht. Niemand kan hem laken, als bij U uit huls en erf verjaagt. Met vreugdetranen in de oogen viel vrouw Podgey Walwich te voet, Mylady, hoe zal ik U voor deze edel moedigheid dank zeggen? Ik herhaal het, gij zijt mij niets schuldig! Biyf bedaard en bedank mij niet. Mylady wierp een onderzoekenden blik op het armzalige vertrek, dat van alle gemakken ont bloot wan ,en stond toen schielijk op. Het is goed, Ik kom terug. James mijn boa (Wordt vervolgd), J

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 10