I
FEUILLETON
n
TAND OM TAND
DINSDAG 29 JANUARI 1929
DERDE BLAD
PAGINA 2
RADIO-DISTRIBUTIE-
INRICHTINGEN OP
PARTICULIER
TERREIN
DE ARBEIDSWET 1919
UIT DE R. K. STAATSPARTIJ
MR. A. J. L. NIJPELS t
RIJK EN GEMEENTEN
DE FINANCIEELE VERHOUDING
v MUZIEK BIJ BIOSCOOP.
VOORSTELLINGEN
1
DE TANDTECHNICI-KWESTIE
j
DE ZUIDERZEESTEUNWET.
RATIONEELE WONINGBOUW.
Dat weet ik, gaf mylady koel ten antwoord*
Binnenkort een algemeene maatregel
van bestuur te verwachten
GELIJKE BEHANDELING VAN ALLE
INRICHTINGEN NOODZAKELIJK.
Op de vragen van den heer Kampschöer in
zake radi-o-distributie-inrichtingen uitsluitend
op particulier terrein, heeft de heer van der
Vegte, Minister van Waterstaat het volgende
geantwoord:
1. Binnenkort mag de totstandkoming ver
wacht worden van den algemeenen maatregel
van bestuur waarbij ten aanzien van de
radio-distributie regelen worden gesteld.
2. Het ligt ln de bedoeling, In den algemee
nen maatregel van bestuur voor den aanleg en
het gebruik van alle inrichtingen, die naar
haar functie tot de radio-distributie- Inrichtin
gen moeten worden gerekend, een machtiging
van den Minister van Waterstaat als eisoh te
stellen. Daartoe kunnen behooren zoowel in
richtingen, die mede o-p openbare gronden, als
die uitsluitend op particulier terrein worden
geëxploiteerd.
3. De eisch eener machtiging voor den aan
leg en het gebruik eener radio-distributie-in
richting strekt onder meer ter bescherming
van de veiligheid van den Staat, de openbare
orde en de goede zeden (verg. artikel 3ter, lid
7, der Telegraaf- en Telefoonwet 1904, Staats
blad no. 7). Reeds dit doel der wettelijke voor
schriften maakt, naar het oordeel van den on-
dergeteskende, gelijke behandeling van alle
radio-distributie-inrichtingen, ln den bovenaan-
gegeven omvang, noodzakelijk.
OVERWERKVERGUNNING IN HET
SCHOENBEDRIJF
Da minister van Arbeid, etc, beschikkende op
een verzoek van de Federatie van Nederland-
sche Schoenfabrikanten, te Tilburg; den Neder-
landschen R.K. Fabrieksarbeidersbond „St.
Willibrordus", te 's-Gravenhage; den Neder-
Jandscben Bond van Christelijke Fahrieks-en
Transportarbeiders, te 's-Gravenhage en de
Nederlandsche Vereeniging van Fabrieksar
beiders, te Amsterdam daartoe strekkende, dat
worde toegestaan, dat in de ondernemingen
van werkgevers, lid van genoemde Federatie,
die voor hunne arbeiders hebben ingevoerd de
in November 1928 tot stand gekomen „Loon
regeling", arbeid wordt verricht in afwijking
van het bepaalde bij artikel 24 der Arbeidswet
1919; gelet op artikel 28, zevende lid, dier wet
en op de ingewonnen ambtsberichten; heeft
de gevraagde vergunning tot en met 31 Decem
ber 1929 verleend onder de navolgende voor
waarden:
l. dat arbeiders beneden 16 jaren niet langer
j arbeid verrichten dan 834 uur per dag en 48
uren per week en arbeiders van 16 jaar of
ouder niet langer dan 6% uur per dag en 53
uren per week;
1 2. dat het aantal weken, waarin de 48-urige
werkweek wordt overschreden, van 1 Januari
tot en met 31 December gedurende het tijdvak
/1929 ten hoogste 13 bedraagt;
3. dat na een periode van overwerk, geduren
de een gelijk aantal weken, als waarin langer
dan 48 uren per week werd gewerkt, een werk
week van ten minste 40 uren wordt gehand
haafd;
4. dat in het sub 2 genoemde tijdvak een
arbeider van 16 jaar of ouder niet langer ar
beid verricht dan 2500 uren;
5. dat-tenzij krachtens het werktijdenbesluit
voor fabrieken of werkplaatsen 1923 ruimere
tijdgrenzen zijn toegestaan - de arbeidstijd in zijn
geheel ls gelegen tusschen 7 uur des voormid
dags en 6 uur des namiddags of, indien langer
dan 8 34 per dag en 48 uren per week wordt
gewerkt, tusschen 7 uur des voormiddags en 7
uur des namiddags;
6. dat telkens, wanneer van deze vergunning
gebruik wordt gemaakt, aan het betrokken
districtshoofd der arbeidsinspectie, aan de
Federatie voornoemd en aan de arbeiders
organisaties daarvan vooraf kennis wordt ge
geven op een daartoe bestemd formulier
en een exemplaar daarvan op een duidelijk
zichtbare plaats naast de arbeidslijst is opge-
hangen.
DE TWEEDE KAMERVERKIEZINGEN
De aanwijzingen in den Kieskring Helder.
Bij het bestuur der R.K. Rijkekleskringorga-
nisatie „Halder" kwamen van de personen, die
in dezen kieskring als candidaat voor de
Tweede Kamer zijn aangewezen, de volgende
berichten binnen
le Kwaliteitszetel (Handel, Nijverheid en
Verkeer) de heeren L. G. Kortenhorst, H. C.
E. Bongaerts, J. F. Kamphuis en Chr. Hout
man zonden bericht, dat zij hun candidatuur
voor den eersten kwaliteitszetel (H- N. en V.)
aanvaarden.
De heeren Ch. v. d. Bilt, H. E. Everard, H.
v. d. Putt, L. Niemöller en mr. M. P. L. Steen
berghe zonden bericht, dat zij een candidatuur
voor dezen zetel niet wenschten te aanvaarden.
2e Kwaliteitszetel (Vrouwenbelangen)mej.
Annie Meijer, mej. N. A. C. Crielars en mej.
Toos Poot hebben de aanwijzing aanvaard; mej.
A. Hutten wenscht slechts als plaatsvervang
ster in aanmerking te komen, terwijl bedankt
heeft voor een candidatuur mevr. Steenberghe
Engerïng.
Vrije zetel: de heeren Oh. v. d. Bilt, G. Bul
ten, L. F. Guyt, J. A. G. M. Hellenberg Hubar,
G. W. Kampschöer, H. W. E. Moller en Max
van Pol zonden bericht, dat zij hun candidatuur
handhaven.
De heeren J. Groen, H. A. J. M. Klisters, J.
Th. v, d. Laan, A. J. M. Leesberg, H- F. van
Nuland en E. J. M. Stumpel berichtten, dat zij
slecht3 als plaatsvervanger in aanmerking
wenschten te komen.
Do heer A. J. Loerakker zond brTicht geen
candidatuur in de kieskringen Helder-Haarlem
te aanvaarden.
De aanwijzing van den heer P. v. Wees te
Amstelveen vervalt, omdat van dezen candidaat
geen enkel bericht binnen den vastgestelden
termijn is binnengekomen.
Wie in den Rijkskieskring Utrecht de
aanwijzing aanvaardden
De hieronder genoemde personen hebben ver
klaard, dat zij hun aanwijzing in den Rijks-
kieskring Utrecht als candidaat voor de
Tweede Kamer aanvaarden;
A. Deskundige op het gebied van het Lager
Onderwijs: F. A. Brand, oud-koofd eener school,
Bunnik (slechts als plaatsvervanger)G.
Bruinsma, hoofd eener school, Utrecht (slechts
als plaatsvervanger); P. J. van Groeningen,
hoofd eener schooi, Waverveen (slechts als
plaatsvervanger)L. W. van Loon, inspecteur
van het Lager Onderwijs, Amersfoort (slechts
als plaatsvervanger)mej. M. J. E. Ortk, onder
wijzeres, Soest (slechts als plaatsvervangster)
D. G. G. van Ringelestein, hoofd eener school,
Utrecht (slechts als plaatsvervanger)J. G.
Suring, lid van de Tweede Kamer, Maarssen.
B. Vrije plaats: A. F, van Beurden, Amers
foort; ir. M. C. E. Bongaerts, oud-Minister van
Waterstaat, 's-Gravenhage; H. J. W. van den
Braken Jr., chef de bureau, Utrecht; N. G,
van Doornik, Wethouder, Baarn; dr. E. A. M,
Droog, arts, Heemstede; A. J. de Goeij, voorz.
Kring Utrecht van den A. B. T. B., Montfoort
(slechts als plaatsvervanger)L. F. Guit,
voorz. R. K. Bond van Overheidspersoneel „St.
Paulus", 's-Gravenhage: mr. J. M. M. Hamers,
landbouwer, Schalkwijk; mr. J. A. G. M. van
Hellenberg Hubar, Rijswijk; J. A. Jongerius,
veehouder, Maartensdijk; G. W. Kampschöer,
lid van de Tweede Kamer en burgemeester,
Monster; J. J. van Kats, landbouwer, Cabouw;
C. Knigge, Wilnis; J. Th. van der Laan, secre
taris van „Herwonnen Levenskracht", Zuilen
(slechts als plaatsvervanger)W. Lucassen
buitengewoon bestuurder van „St. Christoffel",
De Bilt; dr. A. J. B. Oomen, arts, Utrecht
(slechts als plaatsvervanger)Max. van Poll,
journalist, Helmond; jhr. mr. C. A. J. van
5 as se van IJsselt, Utrecht; mr. M. P|. L,
Steenberghe, Industrieel, Goirle; L. F. J. M,
baron Van Voorst tot Voorst, lid van de Tweede
Kamer en voorzitter A. B. T. B„ Twello.
Op 80-jarlgeu leeftijd is gisterenmiddag te
's-Graveuhage overleden mr. A. J. L. Nijpels,
oud-vice-president van den Hoogen Raad tier
Nederlanden.
Het stoffelijk overschot zal worden ter aarde
besteld op de Algemeene Begraafplaats. De
stoet vertrekt Donderdagmiddag half 2 van
het sterfhuis aan de Nassau Dillenburgstraat.
HOE 'T STAAT MET DE BEHANDELING
VAN HET WETSONTWERP
De Minister waarschuwt tegen te veel
optimismo en pessimisme.
Wij hebben dezer dagen aan den Minister van
Financiën de vraag gesteld, of eenige mededee-
ling kon worden gedaan omtrent den stand der
behandeling van het wetsontwerp inzake de
gemeentefinanciën en omtrent de kansen, dat
het ontwerp nog in deze parlementaire periode
zou tot stand komen.
Zijne Excellentie heeft ons geantwoord, dat
hij dit laatste hoogst wenschelijk en ook alles
zins mogelijk acht.
Den 8sten Januari j.l. heeft -de Regeering het
Verslag der Commissie van Voorbereiding uit
de Tweede Kamer ontvangen, waarin alle kwes
ties, die bij dit ontwerp ter sprake komen, uit
voerig zijn onder de oogen gezien. De Minister
verklaarde bewondering en waardeering te heb-
ben voor den ernstigen arbeid, die, grooter.deels
tijdens de driikke begrootingswerlten, aan dit
Verslag blijkt besteed te zijn.
Een uitvoerige concept-Memorie van Ant
woord *met een nota van wijzigingen ligt ge
reed en zal waarschijnlijk aan het einde dezer
week dus begin Februari, aan de Commissie
worden toegezonden. Deze zal vergezeld gaan
van een opgaaf van wat iedere gemeente naar
de gewijzigde redactie, en naar op grond daar
van gemaakte berekenmgern, zal ontvangen.
Ook deze opgaaf ligt gereed. De Regeering ver
trouwt, dat het mondeling overleg met de Com
missie eenigen tijd daarna zal kunnen plaats
hebben en dat het eindverslag op een zoodanig
tijdstip door de Commissie zal kunnen worden
gepubliceerd, dat voor een rustige openbare
behandeling in dit zittingjaar voldoende tijd
overblijft.
Op onze vraag, of omtrent de aangebrachte
wijzigingen eenige mededeeling kon worden ge
daan, luidde het antwoord van den Minister
ontkennend. De behandeling bij een Commissie
van Voorbereiding onderstelt, zeide Zijne Ex
cellentie, vertrouwelijk overleg, zoowel schrif
telijk als mondeling, totdat de Commissie het
oogenblik van publiceering van het resultaat
gekomen acht. Vooral bij ©en materie als de
onderhavig© heeft deze methode het groote
voordeel, dat de kans om tot elkaar te komen
en om de m>ee3t bevredigende regeling ook ter
zake van alle onderdeden te verkrijgen, er in
hooge mate door bevorderd wordt.
Wel meende de Minister in dit verband te
moeten waarschuwen, dat van de zijde der ge
meenten vooralsnog niet te veel behoort te
worden afgegaan op onderstelde uitkeeringen,
die haar uit het gemeentefonds zullen toeko
men. De definitieve staat der uitkeeringen zal
er op menig punt waarschijnlijk heel andera
uitzien dan thans wel aangenomen wordt. Voor
gemeenten, die méér zullen krijgen, is dit geen
groot bezwaar. Maar voor gemeenten, die min
der zullen krijgen, zou dit op een teleurstel
ling kunnen uitloopen, vooral indien zij hun
pojitiek reeds min of meer op die in de toekomst
te verwachten bedragen gingen inrichten. Zelfs
zouden zij zich dan wellicht in „verkregen
rechten" kunnen gedeerd achten. Daarom waar
schuwde de Minister de betrokkenen in elk ge
val nog ettelijke weken te wachten, alvorens
zich aan een al te behagelijk gevoel of ook
aan het omgekeerde - over te geven.
DE WONINGBOUW
Toeneming van het aantal
Het Centraal Bureau voor de Statistiek deelt
de volgende cijfers mede omtrent de toeneming
van bet aantal woningen in Nederland:
gereedge- Onbewoon- Netto ver-
komen baar ver- meerdering
woningen klaarde ge- van den
sloopte en
woning
aan haar
voorraad
bestemming
onttrokken
woningen
Nov. 1S28
4.437
636
3.801
Oct. 1928
4.795
463
4.332
Sept. 1928
4.20S
641
3.567
Aug. 1928
Juli 1928
Juni 1928
Mei 1928
April 1928
3.949
3.982
4.557
4.609
4.593
535 a
602
434
608 M
682
3.414
3.380
4.063
4.001
3.911
Maart 1928
3.719
515 Jfe
3.204
Febr. 1928
2.868
663
2.205
Jan. 1928
2.930
502
2.428
Dec. 1927
3.112
789
2.323
Nov. 1927
3.730
553
3.177
Do conclusie van den Adv.-Generaaal bij den
Hoogen Raad.
VOORSCHRIFTEN VAN GEMEENTEWEGE
NIET RECHTSGELDIG.
De advocaat-generaal bij den Hoogen Raad,
mr. v. Lier, nam gisteren conclusie in de zaak
tegen den heer E. V„ directeur van het Apollo-
theater te 's-Gravenhage, die op Goeden Vrijdag
van verleden jaar verbaliseerd werd wegens het
toelaten van muziek in zijn bioscooptheater zon
der vergunning van den burgemeester. Het
gaat hier om de vraag, of na de inwerkingtre
ding van de bioscoopwet van gemeentewege nog
voorschriften mogen worden gegeven betreffen
de het maken van muziek bij bioscoopvoorstel
lingen. Zoowel de kantonrechter als de recht
bank hadden deze vraag ontkennend beant
woord en den heer V. ontslagen van I-echtsver-
volging. De officier van Justitie teekende ech
ter cassatie aan hij den Hoogen Raad.
Mr. v. Lier zeide in zijn conclusie o m., dat
uit de memorie van antwoord betreffende het
ontwerp-bioscoopwet blijkt, dat de wetgever niet
alleen onder de regeling betrokken heeft de
eigenlijk gezegde vertooning van de film, maar
ook die voorstellingen, welke hij het bioscoop
bedrijf gebruikelijk zijn, het z.g. spectacle coupé,
zang en dans en de explicatie. Deze bedoeling
van den wetgever komt tevens uit in de bepa
ling van art. 7 sub, 2, waarbij aan den houder
van een verguning tot het ondernemen in het
openbaar van bioscoopvoorstellingen de ver
plichting is opgelegd te zorgen, dat de exploi
tatie van zijn bedrijf geschiedt niet" in strijd
met de goede zeden of de openbare orde. Het
doen maken van muziek bij de bioscoopvoorstel
ling is nu niet een aangelegenheid die op zich
zelf staat, los van de filmvertooning. Integen
deel, het geven van de muziek maakt een deel
der voorstelling uit en behoort alzoo tot de nor
male exploitatie van het bioscoopbedrijf. Nu
door de bioscoopwet is voorzien in de regeling
van het geheels bioscoopbedrijf, is deze rege
ling in de plaats getreden van de bepalingen,
welke de lagere wetgever had gegeven. Krach
tens art. 151 der gemeentewet heeft ook de be
paling van art. 271 der Haagsche politieveror
dening voor het bioscoopbedrijf van rechtswege
opgehouden te gelden. Art. 19 der bioscoopwet
zou geheel overbodig zijn, indien aan den bur
gemeester de politiebevoegdheid van art. 188
der gemeentewet was gebleven. De minister
van financiën liet zich bij de behandeling van
het ontwerp in de Eerste Kamer aldus uit:
„Naar den gedachtengang van de Staatscom
missie wordt dus lieel de taak van art. 188 door
de Centrale Keuringscommissie overgenomen
en komt daarnaast art. 19 voor zoover het be
treft handhaving der openbare orde in feitelij
ken zin.
Indien de opvatting van den requirant „üist
zou zijn, aldus mr. v. Lier, dan zou niettegen
staande de regeling, in de bioscoopwet gegeven
voor bioscoopvoorstellingen die toch wel bijna
steeds met muziekbegeleiding zullen worden
gegeven, vergunlning van den burgemeester
noodig zijn. Naar sprekers opvatting heeft d©
wetgever dit juist niet gewild. Hij achtte mits
dien het door den kantonrechter gewezen en
door de rechtbank bevestigd vonnis Ln over
eenstemming met de strekking en de voor
schriften der bioscoopwet en concludeerde tot
verwerping van het beroep.
De Hooge Raad zal over 4 weken arrest
wüzen.
De tegemoetkoming aan hen, die geen visum
kregen.
DE MINISTER VERDEDIGT ZIJN
STANDPUNT.
Blijkens de Memorie van Antwoord op het
Voorloop ig Verslag der Tweede Ivaimer over het
wetsontwerp tot het in de gelegenheid stollen
van hen, die Ingevolge de wet van 30 December
1926 (Staatsblad no. 454), geen visum op hum
bewijs van vestiging hebben ontvangen, om
alsnog van hun practisehe 'bekwaamheid te doen
blijken, is do algemeene wensoli, dat dit de
laatste maal zal zijn, dat de wetgever in deze
zaak wordt betrokken, en dat thans zoo spoedig
mogelijk een einde kom© aan de onrust, die
reeds gtraimen tijd op dit gbbied bestaat, ook
dio van den Minister.
Enkele leden zouden bepaald willen zien, dat
ook zij, die nimmer een visum ontvingen, alsnog
in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen,
dat zij vóór 10 Juni 1913 de volledige tand-
2>rofchese als beroep uitoefenden, en, als dat
bewijs slaagt, aan het examen deel te nesneu.
Dit zou neerkomen op een uitbreiding van de
wet van 1926, welker grondslag was; revisie
van de uitvoering van de wet van 1925.
De invoeging van dit nieuwe element komt
den Minister niet gewensoht voor. Hij meent
zich te moeten houden aan de lijnen, die door
de geschiedenis van de wetten van 1925 en 1926
en het debat in de Kamer zijn getrokken.
Eenige leden gevoelden iets voor een regeling
waardoor aile taaudtechmcl een examen zouden
kunnen afleggen, waardoor een bevoegdheid zon
kunnen worden verkregen, die vrijwel geheel
zou overeeuikom.en met.die der academisch ge
vormde tandartsen. Deze regeling zou dan staan
naast die, w-elke in het onderhavig ontwerp is
vervat.
Eenige leden zouden elk verschil in bevoegd
heid tusschen tandheelkundigen en tandartsen
geheel willen zien vervallen en aan personen
met het tweede visum krachtens de wet van
30 December 1926 de volledige bevoegdheid en
den titel van tandarts willen zien verleend
Afgezien daarvan, dat de aldus bepleite voor-
zieningen langs anderen weg zouden moeten
worden verkregen en kwalijk passen in het
onderhavige ontwerp, merkt de Minister het
volgende op:
Do hier eerst aan het woord zijnde leden
wensch&n derhalve, dat er vportaan zullen zijn-
a. tandartsen, wier bevoegdheid is omschre
ven m de wet van 24 Juni 1S76;
b. personen, wier bevoegdheid daarmede
„vrijwel geheel" zou overeenkomen;
c. tandheelkundigen, bevoegd tot de volle
dige tandprothese.
De Minister heeft ernstig bezwaar tegen een
zoodanige regeling, waardoor groote verwar
ring ontstaan moet vanwege de veelvormigheid
der bevoegdheden en vanwege de onzekerheid
bij het publiek.
an eenige reden om thans een nieuw
element in de zaak te -mengen is den Minister
trouwens niet kunnen blijken.
Installatie van een Commissie van Onderzoek.
Dezer dagen werd door den voorzitter der
Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst,
vakvereeniging van Architecten, geïnstalleerd
de commissie voor Rationeelen Woningbouw.
Het doel dezer commissie is te trachten bin
nen niet al te langen tijd en uitsluitend op
den basis van den bestaanden woningbouw (in
huurprijzen van 400 tot 1000) eenige ratio-
neele normaal-woningtypen, zoowel voor stad
als land, te verkrijgen, die de huisvrouw zoo
veel comfort en arbeidsbesparing bieden, als
voor de te besteden kosten mogelijk is. Daar
na zal aan de vereenigingen verzocht worden
te pogen den bouw van deze typen ingang te
doen vinden.
Tot voorzitter" werd aangewezen mevr. L.
Rcmeijn Tückermann, tot ondervoorzitster
mevr, M. J. BraunsSchagan en tot secretaris
do heer S. de Clercq, Wasseaaarsckeweg 29 te
Den Haag.
Hef ministerieel antwoord op de vragen i
van dr. Lorink
Op do vraag van den heer Loviiik betreffen
de indiening van een wetsontwerp tot wijziging
van de Zuiderzeesteunwet in het loopend© zit
tingjaar, heeft de heer van der Vegte minister
wm Waterstaat het volgende geantwoord:
Het nader advies van de Generale Commissie
Zuiderzeesteunwet ia zake herziening dier wet
is in het begin dezer maand bij den ondergetee-
kende ingekomen. Hij wint daarover thans het
gevoelen in van den Zuiderzeeraad.
Het ie den ondergeteekende derhalve nog niet
mogelijk, een antwoord te geven op de vraag
of het adries ihem aanleiding zal geven om dé
indiening van een wijzigingswet nog in dit
zittingjaar te bevorderen.
Blijkt hij daartoe echter wel in staat, dan zal
hij zulks stellig niet nalaten.
HOLLANDSCHE EXPLOITATIE BANK Jjj
Failliet verklaard
De Haagsche rechtbank heeft gister failliet
verklaard de N. V. Hollar, Iscke Exploitatie
Bank, gevestigd aen Laau ran Meerdervoort
249 te '«-Gravenhage.
Naar het Engelsch
door
P. A. SHEEHAN
Vertaling
van
4 JAC. J. SCHOON
I Gerij van deftige heeren komt hier niet,
twaa de vader van meeming.
f Tomy was ijlings naar de deur gesneld.
S' Er zit 'n -dame van aanzien in de kales,
zeide hij plotseling.
J Een dame? riep Jenny ten zeerste verbaasd
uit. Wat kan die komen zoeken bi] zulke arme
lieden als wij zijn?
Inderdaad reed een koets het kleine lapje
grond op, dat het erf uitmaakte van het boer
derijtje. Een lakei sprong van zijn zitplaats en
maakte het portier open.
Hel James, riep een harde stem, die ge
biedend klonk, denkt ge, dat ik mijn voet in
i dezen modderpoel wil zetten?
De gTond vóór de hut was Inderdaad voor een
rijke lady, die aan zorgvuldig onderhouden wan
delpaden gewoon ls, zéér morsig
Men heeft mij niet gezegd, dat ik ia een
«oo moeilijk toegankelijke hut zou komen; ik
fmeende bij een fatsoenlijken pachter af te stap-
pan, vervolgde de dame.
1 Een fatsoenlijke pachter, zeer zeker my-
Ljjtedy, gaf Willy Podgey ten antwoord, terwijl
SMJ eerbiedig groetend naderbij kwam, maar ln
ons land zijn de fatsoenlijke rechters bijna
allemaal arme drommels.
Ik kan hier onmogelijk uitstappen, her
haalde de dame droogweg.
De lakei kwam op een gelukkig denkbeeld.
Hij ontdekte in een hoek van het erf een hoop
droge varens en gebood Tomy;
Strooi die op den grond vóój de hut!
De jongeling aarzelde om het goede veevoeder
zoo te verkwisten; aangezien de lakei hem ech
ter met het goede voorbeeld voorging, hadden
beiden al spoedig een looper voor de lady ge
spreid.
Jaag die ganzen daar weg! liet de dame
zich andermaal hooren. De koetsier sloeg met
zijn zweep onder 't pluimgedierte, dat onder
luid gesnater zijn fae.ll zocht in de vlucht.
De dame verwaardigde zich eindelijk uit te
stappen, en de hut binnen te gaan,
Laat de deur open, zeide zij, er keerscht
hier zulk een bedompte atmosfeer, dat men
haast geen adem kan halen.
Jenny bood haar den hesten stoel aan, die
in de kamer was en de kleine Gib plaatst© een
voetbankje vóór haar. De onbekende ontdeed
zich van een deel van haar bontwerk, dat zij
den lakei ter hand stelde en hief vervolgens
den sluier op, welke haar gelaat tot nu toe on
zichtbaar had gemaakt. Zij was een lange,
magere figuur met harde, strenge trekken en
detwat rossig haar; over het algemeen geno
men geen sympathieke verschijning. Haar hoog
hartig heerschzuchtig karakter, dat reeds uit
haar stem sprak, drukte zich duidelijk ln geheel
haar voorkomen uit. Zij kon niet veel ouder
zijn dan veertig jaar.
Mylady, begon vrouw Podgey beschroomd,
ik wenschte, dat ik u op een wijze had kunnen
ontvangen, welke Uw rang en stand betaamt,
ma&r U ziet het zelve, wij zija eenvoudige, arme
jmenschen.
ik ben hier niet gekomen om zulks te vernemen,
't Interesseert mij ook volstrekt niet.
Deze inleiding was dus niet zeer bemoedigend.
Podgey en zijn huisgenooten zwegen.
Ik ben lady Walwich, begon de vreemde
weder.
De boer maakte een diepe buiging vooj- zijn
bezoekster, die, zooals hij uu wist. een der
rijkste grondbezi tster van het land was. Eenige
uren van daar bewoonde zij eerl prachtig kasteel.
Willy Podgey, zeide zij', ik heb je hooren
prijzen wegens je rechtschapenheid, je goede
gedrag en gunstige familieomstandigheden.
Komt hier kinderen, ik wil jelui zien!
De vreemde gaf Willy door een gebaar te
kennen, dat hij zijn kinderen aan haar zou
voorstellen. De pachter begreep maar niet,
waarom die rijke dame hem zooveel eer bewees;
desniettemin haastte hij zich aan haar wenk
gevolg te geven. Hij wees op Tomy.
Mylady, dat ls mijn oudste zoon.
Een flinke jongen, Sa* zij met evenveel
bevalligheid ten antwoord, els wanneer men
haar een beleediging in het gezicht had geslin
gerd.
Mylady, dit is mijn tweede zoon, George.,
Ze zien er allemaal gezond uit; en je laatste
vier kinderen zijn meisjes, nietwaar?
Ja, mylady, mijn vier jongste kinderen zijln
meisjes.
Het kind, dat ge verwacht, vrouw Podgey,
zal dus ongetwijfeld een jongen zijn, en om
zijnentwil kom Ik met U spreken.
Een gemakkelijk te bevroeden verwondering
vertoonde zich op het gelaat van Podgey en zijn
vrouw. Nu begrepen zij er niets meer van.
Ik zeig u dus, zeide lady Walwich, dat de
knaap, dien U geschonken zal worden, onder
een gelukkig gesternte het levenslicht zal zien.
Daar geloof ik niets van, mompelde de
onverbeterlijke Jenny hoofdschuddend; immers
eij dacht aan den rentmeester van den landlord.
Als ik iets zeg, dan is dat ook onvoorwaar
delijk zoo, vrouw Podgey. Ik duld niet dat men
mijne woorden in twijfel trekt.
Nadat mylady op deze wijze aan haar onte-
vi edenheid lucht gegeven had, ging zij; voort:
Ik had een kind, een zoon, erfgenaam van
mijn naam en van mijn vermogen. Hij is ge
storven. Ik kan mij niet aan het denkbeeld ge
wennen, dat heel mijn nalatenschap zal toeval
len aan n bloedverwant, den zoon eener vro-uw,
die ik van ganscher harte haat. Ik wil mijn
goederen geven aan een erfgenaam mijner keuze
en mijn eenzaamheid opvroolijken door het aan
genaam gezelschap van een kind. Ik ben dus
voornemens, Uw zoon te adopteeren.
Vrouw Podgey wilde iets antwoorden, maar
de dame fronste gebiedend het voorhoofd.
Podgey nam echter fluks het woord:
U is wel goed, mylady. Wij zijn U zeer
verplicht voor de groote eer, welke U ons aan
doet,
Niet noodig, Willy Podgey. Ieder zoekt zijn
voordeel op deze wereld; ge zijt mij geen dank
baarheid verschuldigd. Ik heb hooren zeggen,
dat de familie Podgey de knapste uit het land
is en dat haar kinderen gezond, krachtig van
gestel en zéér schrander zijn.
Dat is waar, gaf de vader niet weinig ge
vleid, ten antwoord.
Het is overbodig, mijn woorden te bevestigen.
Ik zeide u reeds eerder, dat ik er niet van houd
in de rede te worden gevallen.
Mylady gelieve het mij niet kwalijk te
nemen.
-Dat ia voldoende; nuttelooze woorden ver
moeien mij. Ik zoek derhalve een erfgenaam
Wanneer ge een jongen krijgt, dan adopteer Ik
hem. Ik zal hem Eduard noemen, gelijk mijn
overleden zoon heette en hij zal rijk en gelukkig
zijn.
O, mylady, riep Jenny uit, opgetogen by de
gedachte, moeder van een groot heer te zullen
worden. Moge de hemel U zegenen.
Goed, goed. Ik houd niet van dankbetui
gingen, viel de dame haar schielijk ln de rede.
Van nu af neem ik de zorg van de familie van
mijn Eduard op mij; gij zult nergens gebrek aan
lijden; elk uwer kinderen verschaf ik een fat
soenlijke betrekking, en U, Willy, zal Ik het
beheer geven over een aanzienlijke boerderij
in mijn domiju. Wanneer is Uw huurcontract
afgeloopen?
Ach, mylady over veertien dagen zal men
ons van hier verdrijven,; ik ben twee termijnen
pacht achterstallig en kan ze niet betalen.
En de boer verhaalde wat ons reeds bekend
is.
De rentmeester van Uwen heer doet zijn
plicht; ik zou den mijne wegjagen indien hij
anders handelde. Wanneer men zich door het
gejammer van deze pachters liet vermurwen,
dan kwam men nooit aan een einde: alle in
komsten gingen naar de maan. Morgen zal ik
U het noodige zenden, om Uw twee termijnen
af te doen want de landlord is in zijn recht.
Niemand kan hem laken, als bij U uit huls en
erf verjaagt.
Met vreugdetranen in de oogen viel vrouw
Podgey Walwich te voet,
Mylady, hoe zal ik U voor deze edel
moedigheid dank zeggen?
Ik herhaal het, gij zijt mij niets schuldig!
Biyf bedaard en bedank mij niet.
Mylady wierp een onderzoekenden blik op het
armzalige vertrek, dat van alle gemakken ont
bloot wan ,en stond toen schielijk op.
Het is goed, Ik kom terug. James mijn
boa
(Wordt vervolgd),
J