KLEIN, MAAR DAPPER EN REIN.
Allerlei.
pag:na 2
WOENSDAG 20 FEBRUARI 1929
PECHE MELBA.
EEN SLIMME NAR
EERLIJK
OUDE EN MODERNE LIEFDE
HET JONGE KIPPETJE
Naar MARIE MARéCHAL.
2h
Zusferliefv sprak Ir ij, vteen m- de pasto
rie teruggekomen,, de zorgen toor het huis
houden beginnen u- zwaar te vallen. Wat
zoudt u ervan zeggen, als ik n een sterken
gezonden knaap van een jaar of twaalf tot
hulp gaf?
Maar heerbroer, ik heb niemand noo-
dig. Ik ben Goddank altijd zoo gelukkig ge
weest u te kunnen dienen.
Dat zult u ook blijven doen, zuster,
maar u zult het gemakkelijker krijgen, en
liet is een werk van barmhartigheid.
Dit was altijd pastoors- laatste en af
doende reden; juffrouw Colette voelde ziich
dan ook overwonnen. Goedwillig onderwierp
zij zich, en den volgenden dag kwam Af-
mel Guyot op de pastorie, waar hij ge-
voed, gekleed, gehuisvest en onderwezen
werd, in ruil voor de li.-.hte diensten, die
men van hem verwachtte.
Op een Donderdag, die voor Septima een
grente dag van ontspanning was, vond
Arme! haar zoo verdiept in een boek, dat
zij, tegen alle gewoonten in, hem niet ant-
woordda
Wat leest u- daar,, juffrouw Tims?
vroeg de jongen ten laatstSl.
O, laat miji met rust, Armel, als jé
eens wist, hoe mooi het Verbeeld jé,
het is de geschiedenis van een bloem,, die
öp de binnenplaats van een gevangenis
ontsproot. Een der gevangenen verzorgcfe
haar; bij besproeide ze met zijn eigen rant
soen water en zou» van verdriet omkomen,
*Is de bloem bezweek. Zij heette Pteciolü.
Luister, Aan zal fk je et wat van voorle
zen.
Met bewogen stem las het meisje nu
•enige bladzijden, waarin de angst van den
gevangene beschreven werd, toen de gou
verneur der citadel het armzalige plantje
Wilde uittrekken, daar het do orde ver
stoorde, argwaan wekte, enz.
Armel luisterde, doch scheen er niet
veel van te begrijpen.
Is dat nu eens niet wat heel moois?
vroeg de lezeres.
Het i» altijd mooi, als u leest, juf
frouw Tima, maar Ik vind het eene niet
mooier dan het anders. Wad last heeft die
mijnheer van dat nietige groene spruitje
tusschen de straadsteenen?
Septima haalde de schouders op, als om
haar diep medelijden te toonen.
Welnu, Armel, ik wil er ook een heb
ben, een Picciola!
Dat is niet zoo moeilijk, hernam de
Jongen lachend. Er groeien bier Bij ons
planten genoeg!
Maar begrijp je mij dan niet? zei het
meisje, voor de eerste maal haar geduld
verliezend. Ife zou een plant willen hebben,
die ik ziek, vond, alleen, stervende, en die'
door mijn zorgen de gezondheid terug
kroeg.
Almer schudde het hodfd zonder zij® pro
zaïsche bemerkingen verder te durven, uilen,
en de kinderen wandelden zwijgend langs-
een smal boschpaadje, dat naar de huize
Devriès voerde. Septima liep zoekend met
het hoofd voorover, tot ze opeens een kreet
van vreugde het hooren.
Daar is er- een! Daar is mijn" Picciola!
Dè,t? zei Armel minachtend, „dat is>
een wilde aardbeiplaot!"
Goed, maar het is net, wat ik noodig
heb. Kijk die verwelkte' blaadjes eens treu
ren, haar kleine, ach zoo kleine bloempjes,
waaruit hef. leven reeds geweken schijnt.
Heb je een mes in je zak, Armel? Steek dan
mijn Picciola voorzichtig uit, maar zorg
vooral, dat er een dikke kluit aarde om
de worteltjes blijft, dan brengen we haar
terstond naar huis."
Armel volgde nauwgezet al haar aanwij
zingen, in zich zelf mompelend:
Picciola, wat een malle naam toch!
Niettemin kwam hij eiken morgen naar
de zieke vernemen. Spoedig bekwam het
plantje zienderoogen. Het was in de scha
duw geplant, zooals in het bosch, de aarde
rondom opgehoogd, en tweemaal daags werd
het hesproead, zacht en omzichtig. Een
maand later droeg het vruchten, en hier
door aangemoedigd besteedden de beide
kinderen hun uren van uitspanning om in
het bosch andere aardbezieplantjes te zoe
ken, en toen de herfst gekomen was, von
den ze er eiken dag een aardig zoodje.
De winter kwam, en nu hield het tui
nieren en het zwerven in de vrije lucht van
zeil op. Doch ook in het ouderlijke huis
zelf was alle vreugde geweken. Mijnheer
Devriès zaken gingen slecht: door zijn
achteloosheid en gebrek aan doorzieht wa
ren zijn inkomsten aanmerkelijk ingekort,
en. Mathurine sprak dikwijls met Septima
over de moeite, die zij had, om de beide
eindje» aan mekaar te knoopeit
Als er maar niet zooveel! kinderen ge
weest waren, zei ze eens met een diepen
zucht; „dan was er nog uitkomen aan ge
weest; maar al die geboorten, al die ziek
ten met de gevolgen. Mijnheer heeft geld
tnoetcn Ieenon om im dit alles, te' voorzien,
en nu, ja nu zitten we er mee. Er moet
pp alles bezuinigd worden, urrdbrg loopt
iet heelemaal mis.
Als. er geen kinderen geweest waren!
Ait woord. weerklonk, onophoudelijk in Sep-
ïma's ooren. Zij verweet zich zelf, dat zij
dén familielijst nog was komen verzwa
ren. en die gedachte verwekte haar een
groot» bekommering. Haar hersentjes wérk
ten dag en nacht, <m duizend biadterlljke,
«nuftvoerbare plannen kwamen haar voor
den geest, om even snol verworpen te wor
den, als ze opgekomen waren. Op een
avond zat ze zwijgend en mismoedig naast
haar vader, die zooals gewoonlijk in zijn
cijfers opging, toen zij gedachteloos een
courant in de band nam, die op. een stoel
nevens haar lag. Toevallig vielen haai" de
volgende regelen in het oog: ,,T» Montreuil
maakt de teelt van perziken de rijkdom der
streek uit. Er worden er jaarlijks acht a
tién millioen uitgevoerd, en in Rusland be
taalt men in dé restaurants la mode voor
een perzik van Montreuil zelfs tien frank*.
Septima sprong van haar stoel op.
Gevonden! zei ze zachtjes om haar va-
dér met te stenen
Reeds deo volgenden morgen deelde ze
Atraal al haar plannen en haar hoop mede.
Veel, zeer veel aardbeziën kweeken! Hun
best doen prachtige vruchten te krijgen, en
die zoo duur mogelijk t© verkoopen, Tot zoo
ver ging alles best, maar hun planten wa
ren slechts wilde aardbeien! Hoe moesten
zij zich betere, liefst zeldzame soorten ver
schaffen?
Vroeger, bekende Armel openhartig,
«mi ik er niet verlegen mee geweest zijn. Ik
zo» eenvoudig in het park van mijnheer de
Kdrisouet over de heg geklommen zijn, dan
kon ik in de groot» serre of in den tain
zooveel planten nemen, als ik wilde.
Maar dat 19 stelenl merkte het meisje
met schrik op.
Ja, dat weet ik n» ook, maar vroe
ger wiut Ik het niet, antwoordde Armel
wijsgeerig, als wilde hij zich rechtvaardi
gen. Het doet er niet toe, juffrouw Tima.
Wees maar gerust; Ik zal wel zien te
krijgen, wat we noodig hebben. Ik zal ze
aan Bernard, dèn tuinman van. het kasteel
vragen.
Vragen moot je evenmin, zei Septima
ernstig; 't Is wel niet zoo leelijk als stelen,
maar leelijk is het toch ook."
Toen de tijd om met bet planten te be
ginnen aangebroken was, kwam Armel
aandragen met een groot,e teenen mand
vol plantjes, allo zorgvuldig van een etiket
voorzien-
Kijk eens, juffrouw Tima! aprak hij,
zijn. schatten' aan de voeten van zijn vrien
dinnetje neerzettend; hier zijn er van aller
lei soort; aardbeziën van Clamart, Chili,
Nantes, en ik weet niet wat. En deze zijn-
uit Virginia, de mooiste van alle dunkt
me,
Waar heb je dat allemaal gevonden?
vroeg het meisje met kloppend hartje.
Ik heb ze niet gestolen en ook niet
gevraagd. Ik heb ze eerlijk verdiend met
onkruid: uit te trekken. Het waren venij
nige brandnetels, en geen enkele jongen
van het dorp wilde er aan. Ik heb wel
wat blaren opgeloopen, kijk maar eens,
vervolgde by zijn dikke, roode handen too-
nend, die met talloozc witte plekjes als
gemarmerd waven, maar ik heb ook deze
mooie- planten er mee gewonnen!
Na, rijp overleg werd er besloten, dat de
nieuwelingen- bij de beek zouden geplant
worden; daar waren ze gemakkelijk té be-
I sproeien. De grond was- er uitstekend, aam
water oeitbrak het niet, evenmin als aan
voortdurende zorg. Armel bezat de kracht,
Septima het verstand. De eene spitte,
harkte, maakte het terrein in orde, wiedde
en schoffelde; de ander zocht in geschrif
ten over praktisehen tuinbouw, die ze in
de bibliotheek haars vaders of bij pastoor
Robert gevonden had,i nieuwe- denkbeelden,
gemakkelijk uitvoerbaar. Ook vroeg za
I raad aan Bernard, den tuinman. Verwon
derd over haar smaak voor den tuinbouw
en nog meer over haar handigheid in alle
doen en laton, kwam hij dikwijls haar
's avonds een handje helpen en voegde
daar nog menige aanmoediging bij. Dit
laatste was trouwens, niet noodig. Nog
meer volhardend daa- arbeidzaam mar
cheerde zij regelrecht vooruit, de oogen op
een nog ver verwijderd doel gericht, zon-
SOrrtO-Wé>/,Tf». 1
„BUEN HUMOR".
,,H©t beste, wat u doen kimt, Is, dagelijks
om 10 uur naar bed gaan, ntet ronken en niet
drinken"'.
„En op één na 't beate» dokter?"
der zich door iets te laten ontmoedigen.
Den volgenden zomer kon Armel nu en
dan Riet een mandvol aardbeziën naar Ren
nes gaan en ze daar goed verkoopen. Maar
Septima'» eerzucht reikte hooger. Zonder
ophouden snuffelde zij in de boeken en zocht
nieuwe aanwijzingen. Het blad, waarin zij
het artikel over de perzikteelt van Mon
treuil gelezen had, stond haar altijd voor
de oogen.
Tien frank het stuk in Rusland! her
haalde ze dikwijls. Als ik kon, wnt ik wilde,
zou ik later ook wel zeldzame vruchten krij
gen. Maar hoeveel dingen zouden we daar
toe noodig hebben, die men zich slechts
voor .zeer veel geld kan verschaffen: broei
kassen, glazen klokken, dekkleeden, rietmat
ten, om nog niet te spreken van speciale
meststoffen, enz.!
Op zekeren dag werd zij naar het dorp
gezonden om een brief te posten. Onderweg
werd zij door twee heeren aangesproken,
die uit een rijtuig stapten en haar vroegen,
of het postkantoor nog ver af was. Septi
ma verzocht hun haar maar te volgen.
Wat een prachtige haardos! zei een der
twee naar hun kleine geleidster kijkend.
Ja, meende de ander, dat zijn vlechten,
waarvoor we te Parijs een aardig sommetje
zouden kunnen maken. Deze nuance van
blond is hoogst zeldzaam, en dan zoo fijn,
zoo zacht, bijna zijde.
Maar diit haar zal niet te koop zijn,
hernam de eerste der twee gezellen, die vond
dat Septima een nog al gedistingeerd voor
komen had
Om het even, 't is toch te probeeren.
Lief juffertje, zou ik uw mooie vlech
ten eens van nabij mogen zien?
Septima bezat fijne oortjes en had van
j het gesprek der heeren geen woord gemist.
I Ze begreep, dat ze te doen had niet koop
lieden in haar, zooal er elk jaar in Bre
tagne de velden doorkruisen om gouden
zaken met de onwetende boerinnen te doen.
Met genoegen! zei ze ernvou 'ig.
Vermoeit het u niet, zoo'n zwaren
vracht mee te sjouwen? werd er gevraagd,
terwijl men de zware vlechten de een na
de ander optilde, als om ze te wegen.
O zeker, mijnheer! antwoordde zij
vlug; ik zou wel willen, dat ik ze kwijt
was.
Dat geloof ik graag! Wat zoudt u er
van zeggen, als iemand u van dat ver
moeiend sieraad verloste, en u daarvoor
een paar allerliefste oorbelletjes in de
plaats gaf?
Septima schudde ontkennend haar lief
kopje.
Houdt u niet van kleinoode-n? Wa»
zoudt u dan willen hebben?
Geld! hernam ze, hevig blozend, maar
niettemin vastbesloten bij de gedachte aan
haar planten.
Geld? Foei! En wat zou uw mama
wol zeggen, als ze hoorde, dat u dit mooie
haar voor gekl weggegeven hadt?
Ik heb geen moeder meer, antwoordde
ze bijna toonloos.
Zoo duurden de onderhandelingen nog
eenigen tijd voort, tot de hardnekkigheid'
van het meisje de overhand behield. F.r
werd dan afgesproken, dat de persoon, die
den volgenden morgen de twee Besproken
vlechten in het hotel de France te Rennes
zou aanhieden, daarvoor honderd frank in
ruil zou ontvangen.
Zoodra de koop gesloten was, begaf Sep
tima zich naar de pastorie, daar vond ze
haar vertrouweling en nam hem mee naar
een hoekje van den tuin Met een paar
woorden vertelde zij hèm, wat er gebeurd
was. Dan nam ze een schaar, die aan haa>-
ceinfuur hing, en zei:
Knip ze af; er is niemand, die mij
dezen dienst zal willen bewijzen, dan jii
alleen. Ik heb beloofd, ze zoo hoog moge
lijk af te snijden, en ik kan zelf van
achteren niet zien. Haast je wat-, er mocht
eens iemand komen!
Armel stond te beven, maar durfde toch
niet weigeren, al scheen dio daad hem
bijna een heiligschennis. Hij Bafn dus de
schaar, welke zijn vriendinnetje hem toe
reikte. Zijn dikke, lompe hand, zoo vaardig
bij ander werk, was zoó onhandig mogelijk,
nu hij voor de eerste maal dit vrouwelijk
instrument moest gebruiken.
Heel hoog, denk er om, heel hooal
zei Septima hem met zachte stem aanmoe
digend.
En Armel knipte, en knipte, of lieve»-
zaagde de wonderschoone vlechten af.
Het geld, werd met beleid, en overleg
besteed., en het tuinierstertje verdubbelde
nog haar ijver en werkzaamheid. Nooit
had een- Hollander zijn kostbare tulpen met
zooveel liefde en geduld gekweekt en ge
koesterd, als de Kleine Tima haar aard
beien. Tima, zoo noem-do iedereen in het
dorp haar.
Op; een mooien Zondagochtend in het
begin van J-uni vinden wij Septima voor
een barer bedden geknield, terwijl zo on
der Armels bewonderende oog-en de rijpe
aardbeien afplukt, die zich hier en daar
beginnen te vertoornen.
Kijk eens, hoe mooi! z.egt ze, een
bosje van vier of vijf vruchten omhoog
houdend, zeldzaam van grootte. Wat zal
mijnheer pastoor er blij mee wezen! Het
ziijn die aardbeien uit Virginia, je weet
nog wel, Armed, ze komen heel uit Amerika.
Eigenlijk zijn ze te mooi om opgegeten te
worden. En welk een heerlijk» geur!
Of mijnheer pastoor er blij- mee was!
Zoo blij, dat hij het teenen mandje door
„EVERYBODY'S WEEKLY".
,,Wa' Is Esperant-o, vader?"
„Weet je dat niet, dat is wereldtaal!'
„Waar wordt ze dan gesproken?"
„Nergens".
Armel opzettelijk kunstig hiervoor gevloch
ten en waarin de vruchten op versch mos
gerangschikt lagen meenam naar me
vrouw de Kérisouet, bij wie hij dien dag
zou dineeren.
Omringd met bloemen prijkte de mand
in al haar landelijke bevalligheid midden
op den disch» en bij het dessert verhaalde
de pastoor op verzoek der kasteelvrouw
de geschiedenis van deze aardbeziën, door
al de gasten zoozeer bewonderd. Toen hij
de opoffering der haarvlechten verteld had,
werd hij op eens onderbroken door een dei'
heeren, die het meest oplettend van allen
geluisterd had en nu kortaf, norsch bijna
zei:
Er moet noodig iets voor dat, heer
lijke meisje gedaan worden'
Dat zal u gemakkelijker vallen, don
ieder ander, meende de gastvrouw, en wel
in uw kwaliteit van directeur der „Mes-
sager de l'Oust". Vertol bij wijze van
feuilleton de geschiedenis van Septima's
aardbeziën. Daar do zult u ons hel cl in ne
tje naam en toeloop bezorgen. En verder,
heeren, wat zal uw aandeel zijn in dit
werk van gerechtigheid? Want u Zult me
allen toestemmen: werkzaamheid era vol
harding kunnen niet genoeg aangemoedigd
wo id en.
Ik, zei een andere gast, een rijk. Parij-
zeniar, die eenige weken in Bretagne door
bracht, ik beloof u op mijn eerewoord,
dat ik onze belangwekkende kleine tui
nierster de klandizie van Chevet zal be
zorgen, die aan mij al sedert lange jaren
een besten klant heeft.
En ik, voegde de prefect erbij, als
God mij het leven spaart, zal ik alles,
wat ik hier géhoord heb aan het comité
voor Tuinbouw mededeelen, en ik zal trach
ten, de opmerkzaamheid der jury op de
kwoekerij van dit juffertje te vestigen.
Wat wel merkwaardig genoemd mag wor
den, al de bewonderaars en geestdrifti-
gen van dezen dag hielden woord, ver
vulden hun beloften. In de Mossager d«
l'Oue.st verschenen serie alleraardigste feuil
letons, onderteekeml met een bij de lezers
zeer geliefdon naam, en heel den zorner
stond het op den huize Devrès dan ook niet
stil van bezoeken, nnnkoope® en wande
lingen. Sopii:vist er werkelijk bijna
geen raad m«- aardbeziën waren be
steld en beta; nug voor zo rijp waren.
In de maand til keerde de gast van
het kasteel naar Parijs terug en verkreeg
van Chevet alles, wat hij verlangde. Eiken
dag bracht Armel een goed verpakte mand
naar het station te Rennos, en iedere
maand ontving hij bij den bankier een
aardig sommetje, dat hij triomfantelijk
aan zijn vriendin overhandigde. Van nu af
waren voor Septima do werkzaamheden
geheel veranderd. Zij bleef koningin en
moesteresse van den ui tg est rek ten tuin,
nu bijna geheel ingenomen door haar
lievelingsplanten; -doch zij had talrijke
helpers, die zij onder de ar nas ten van het
dorp uitkoos, gelukkig, door werkverschaf
fing iets goeds te kunnen doen.
Armel had een plaatsje gevonden bij
mijnheer de Kérisouet, die zich beijverde,
de gaven van den jongen tot ontwikkeling
te brengen. Maar het ventje kon do aard
beziën niet vergeten, die hem zooveel geluk
gebracht haddendaarvoor wijdde hij al
zijn vrijen tijd aan de kweekerij, en bleef
zoo Septima's hulp en steun. In het huis
Devriès was de welstand ruimschoots te
ruggekeerd, dank zij deze kleine ..mede-
eetster", die thans door Mathrine met de
meeste hoogachting behandeld werd
Ook de prefect deed zijn woord gestand;
op de Tentoonstelling te Rennos verkreeg
Sap tima een zilveren medaille, cn den
avond van het concours dineerde zij bij
den heer Kérisouet met Armel, die op
dezen gedenkwaardige® dag mede aan de
tafel van den kasteelheer ontvangen werd;
De eertijds zoo verlatene waande te
droomen, en zou bijna zijn vriendin voor
een goede fee aangezien hebben, de lieve
hulp in. deai nood van vroeger dagen, die
hij Op zijn beurt in alles geholpen en
bijgestaan had, zonder hot ooit te willen
erkennen, zelfs niet voor zich zelf.
Verscheidene jaren zijn sinds dien ver-
loopen. Sir William Staunton, dien wij in
het begin van dit verhaal hebben loeren
kennen, is naar Frankrijk gekomen om do
tentoonstelling ia de Champs-Klysées bij
te wonen.
Groot minnaar van den tuinbouw, als hij
is, cn vooral van de aardbeziënteelt. die
hij in zijn woonplaats tot de hoogste vol
maaktheid wil opvoeren, héeEt hij in de
afdeeling Bretagne de aandfoeien van Nan
tes bewonderd, zo j frisch. zoo geurig en
vleezig. Hij heeft, besloten naar Rennes
to gaan om raad en onderricht te vragen
aan een zekere Septima, die den eereprijs
behaald heeft, de groote gouden medaille.
Wij behoeven niet te zeggen, hoe groot
zijn verrassing was, toen hij in de plaats
van den st.oercn timmerman, dien hij
meende te zullen ontmoeten, een lieve, be
vallige, intelligente jonge darne voor zich
zag.
Zijn edelmoedig hart, misschien wel
geholpen door de Kngelsehs originaliteit,
voelde zich in eens gewonnen. Hij vergat
de aardbeziën om alleen aan de lieve tui
nierster te denkon, en voor de lente in het
land terug keerde, was Septima Devriès
lady Staunton geworden.
Haar vader en de trouwe Armel Guyot
volgden de jonge eehtgenooten naar F,uge-
land, waar dezen zich op het rijke domein
van Staunton-Castle vestigden, dat sir
William kort te voren door den dood van
zijn oom geërfd had.
".INDE
Een van de veraiaarusth «n snnvatiijkat»
desserts is de „Pêche Meina" Koe deze succes,
rajice creatie van ue culinaire kunst tot stand
kwam, vertelt haar uitvinder, de 81-jarige chef
kok August© Escoitier, <ie doyen van de kook»
aruisten. „Het denkneeid kwam voor het eerst
bij mij op in 1S93 te Lamiaa.", schrijft hij.
„Nellie Melba, de groote zangeres, trad op ia
Covent Garden en ik had het genoegen, 09
een avond in „Lohengrin" te hooa'en, waar mfj
ook de majesteitelijke zwaan bekoorde. Toen
de kunstenares ©enige dagen later m net Lon-
densche hotel, waar ik chef-kok was, een klein,
particuliere receptie gaf, besloot ik haai' door
een bijzondeaen gang te earen en ik serveerd.
eenige versch geschilde per rikken op 'n zilveren
schotel, die met vanilie-creme was gevuld. Des.
schotel rustte tusschea de vleugels van een
zwaan, die uit een blok ijs wan gehakt. Me.
vrouw Me,ba was opgetogen over dit dessert,
dat ik aanvankelijk „Pêche au Gygne" noemde.
Maar hoe goed het gerecht ook had gesmaakt,
toch scheen er mij nog iets aan t« ontbreken,
ik nam proeven met verschillende ingredient©»
en kwam ten slotte tot de ontdekking, dat de
smaak tot het maximum werd opgevoerd wan
neer ik op de pereiken nog het sap van versche
frambozen druppelde. Deze creatie werd nu
bekend onder den naam „Pêche a la Mei ba".
Helaas is dit dessert dat Ik vele jaren geleden
de groote zangeres vereerde, tegenwoordig voel
veranderd en meestal niet in zijn voordeed.
Men gebruikt in plaats van frambozen dikwijls
aardbeien of andere vruchten en men heeft
zelfs beweerd, dat ik aan de frambozen tapioca
had toegevoegd. Dat is onjuist. Eveneens pro
testeerde ik tegen het gebruik van slagroom
op de perziken. De echte „Pêche Meiba" is vol
maakt en kan door veranderingen niet anders
dan slechter worden".
Tung Fang So, de nar van een Chinos-
schen keizer, die leefde in do eerste eeuw
v. Clrr., had eens bet zoogenaamde levens
elixer van den keizer opgedronken, door
dezen als zijn kostbaarste® schat bewaard.
Hierover ontstak de heerschear ln 000 groote
woede, dat hij Tung Fang So om het levea
wilde doen brengen. Doch de schuldige
smeekte, dit toch niet te doen. Immers wan
neer het elixer werkelijk de groote levens
kracht gaf, dien men hot toeschreef, aou do
doodstraf toch geen uitwerking hebben. Was
dit wel het geval, don was het geen levens
elixer, doch waardelooze stof geweest en was
er niets aan verbeurd.
De keizer zag de waarheid van deze woor
den in en schonk genadé.
Een taxi-chauffeur bood zijn kuisten aan
bij ■dan eigenaar eener groote garage.
Alles scheen la orde met den sollicitant.
Hij had nog geen enkel proces-verbaal wegens
te snel rijden of zoo opgeloopen en nog
nooit een ongeluk gehad.
Ben je eerlijk? vroeg do garage-ei zenaar.
Héél eerlijk!
Veronderstel, dat je in je taxi honderd
duizend gulden vond, die een passagier had.
verloren. Wat zou je dan doen?
Doen?! Ik zou niets meer doan. Ik zou-
leven van m'n rente! was het antwoord.
Hij: Je bent het liefste meisje, dat Jk ooit
gezien köfo! ïk verlang er naar, je lm mij®
armen te nemen, je te omhelzen, je oogen.
je haren, je lippen to kussen... je in je oor
te fluisteren: ik heb je liet.
Zij: He vermoed, dat wij die voorstelling
kunnen hebben.
Onderwijzer: Een hen heeft de eigenschap
600 eieren te leggen en dat getal levert ze
ln ongeveer vijf jaar. Wat gebaart daarna
met haar?
Leerling; Dan wordt zo in een restaurant
als eau jong kippetje opgegeten.