KLEIN, MAAR DAPPER EN REIN. Allerlei. pag:na 2 WOENSDAG 20 FEBRUARI 1929 PECHE MELBA. EEN SLIMME NAR EERLIJK OUDE EN MODERNE LIEFDE HET JONGE KIPPETJE Naar MARIE MARéCHAL. 2h Zusferliefv sprak Ir ij, vteen m- de pasto rie teruggekomen,, de zorgen toor het huis houden beginnen u- zwaar te vallen. Wat zoudt u ervan zeggen, als ik n een sterken gezonden knaap van een jaar of twaalf tot hulp gaf? Maar heerbroer, ik heb niemand noo- dig. Ik ben Goddank altijd zoo gelukkig ge weest u te kunnen dienen. Dat zult u ook blijven doen, zuster, maar u zult het gemakkelijker krijgen, en liet is een werk van barmhartigheid. Dit was altijd pastoors- laatste en af doende reden; juffrouw Colette voelde ziich dan ook overwonnen. Goedwillig onderwierp zij zich, en den volgenden dag kwam Af- mel Guyot op de pastorie, waar hij ge- voed, gekleed, gehuisvest en onderwezen werd, in ruil voor de li.-.hte diensten, die men van hem verwachtte. Op een Donderdag, die voor Septima een grente dag van ontspanning was, vond Arme! haar zoo verdiept in een boek, dat zij, tegen alle gewoonten in, hem niet ant- woordda Wat leest u- daar,, juffrouw Tims? vroeg de jongen ten laatstSl. O, laat miji met rust, Armel, als jé eens wist, hoe mooi het Verbeeld jé, het is de geschiedenis van een bloem,, die öp de binnenplaats van een gevangenis ontsproot. Een der gevangenen verzorgcfe haar; bij besproeide ze met zijn eigen rant soen water en zou» van verdriet omkomen, *Is de bloem bezweek. Zij heette Pteciolü. Luister, Aan zal fk je et wat van voorle zen. Met bewogen stem las het meisje nu •enige bladzijden, waarin de angst van den gevangene beschreven werd, toen de gou verneur der citadel het armzalige plantje Wilde uittrekken, daar het do orde ver stoorde, argwaan wekte, enz. Armel luisterde, doch scheen er niet veel van te begrijpen. Is dat nu eens niet wat heel moois? vroeg de lezeres. Het i» altijd mooi, als u leest, juf frouw Tima, maar Ik vind het eene niet mooier dan het anders. Wad last heeft die mijnheer van dat nietige groene spruitje tusschen de straadsteenen? Septima haalde de schouders op, als om haar diep medelijden te toonen. Welnu, Armel, ik wil er ook een heb ben, een Picciola! Dat is niet zoo moeilijk, hernam de Jongen lachend. Er groeien bier Bij ons planten genoeg! Maar begrijp je mij dan niet? zei het meisje, voor de eerste maal haar geduld verliezend. Ife zou een plant willen hebben, die ik ziek, vond, alleen, stervende, en die' door mijn zorgen de gezondheid terug kroeg. Almer schudde het hodfd zonder zij® pro zaïsche bemerkingen verder te durven, uilen, en de kinderen wandelden zwijgend langs- een smal boschpaadje, dat naar de huize Devriès voerde. Septima liep zoekend met het hoofd voorover, tot ze opeens een kreet van vreugde het hooren. Daar is er- een! Daar is mijn" Picciola! Dè,t? zei Armel minachtend, „dat is> een wilde aardbeiplaot!" Goed, maar het is net, wat ik noodig heb. Kijk die verwelkte' blaadjes eens treu ren, haar kleine, ach zoo kleine bloempjes, waaruit hef. leven reeds geweken schijnt. Heb je een mes in je zak, Armel? Steek dan mijn Picciola voorzichtig uit, maar zorg vooral, dat er een dikke kluit aarde om de worteltjes blijft, dan brengen we haar terstond naar huis." Armel volgde nauwgezet al haar aanwij zingen, in zich zelf mompelend: Picciola, wat een malle naam toch! Niettemin kwam hij eiken morgen naar de zieke vernemen. Spoedig bekwam het plantje zienderoogen. Het was in de scha duw geplant, zooals in het bosch, de aarde rondom opgehoogd, en tweemaal daags werd het hesproead, zacht en omzichtig. Een maand later droeg het vruchten, en hier door aangemoedigd besteedden de beide kinderen hun uren van uitspanning om in het bosch andere aardbezieplantjes te zoe ken, en toen de herfst gekomen was, von den ze er eiken dag een aardig zoodje. De winter kwam, en nu hield het tui nieren en het zwerven in de vrije lucht van zeil op. Doch ook in het ouderlijke huis zelf was alle vreugde geweken. Mijnheer Devriès zaken gingen slecht: door zijn achteloosheid en gebrek aan doorzieht wa ren zijn inkomsten aanmerkelijk ingekort, en. Mathurine sprak dikwijls met Septima over de moeite, die zij had, om de beide eindje» aan mekaar te knoopeit Als er maar niet zooveel! kinderen ge weest waren, zei ze eens met een diepen zucht; „dan was er nog uitkomen aan ge weest; maar al die geboorten, al die ziek ten met de gevolgen. Mijnheer heeft geld tnoetcn Ieenon om im dit alles, te' voorzien, en nu, ja nu zitten we er mee. Er moet pp alles bezuinigd worden, urrdbrg loopt iet heelemaal mis. Als. er geen kinderen geweest waren! Ait woord. weerklonk, onophoudelijk in Sep- ïma's ooren. Zij verweet zich zelf, dat zij dén familielijst nog was komen verzwa ren. en die gedachte verwekte haar een groot» bekommering. Haar hersentjes wérk ten dag en nacht, <m duizend biadterlljke, «nuftvoerbare plannen kwamen haar voor den geest, om even snol verworpen te wor den, als ze opgekomen waren. Op een avond zat ze zwijgend en mismoedig naast haar vader, die zooals gewoonlijk in zijn cijfers opging, toen zij gedachteloos een courant in de band nam, die op. een stoel nevens haar lag. Toevallig vielen haai" de volgende regelen in het oog: ,,T» Montreuil maakt de teelt van perziken de rijkdom der streek uit. Er worden er jaarlijks acht a tién millioen uitgevoerd, en in Rusland be taalt men in dé restaurants la mode voor een perzik van Montreuil zelfs tien frank*. Septima sprong van haar stoel op. Gevonden! zei ze zachtjes om haar va- dér met te stenen Reeds deo volgenden morgen deelde ze Atraal al haar plannen en haar hoop mede. Veel, zeer veel aardbeziën kweeken! Hun best doen prachtige vruchten te krijgen, en die zoo duur mogelijk t© verkoopen, Tot zoo ver ging alles best, maar hun planten wa ren slechts wilde aardbeien! Hoe moesten zij zich betere, liefst zeldzame soorten ver schaffen? Vroeger, bekende Armel openhartig, «mi ik er niet verlegen mee geweest zijn. Ik zo» eenvoudig in het park van mijnheer de Kdrisouet over de heg geklommen zijn, dan kon ik in de groot» serre of in den tain zooveel planten nemen, als ik wilde. Maar dat 19 stelenl merkte het meisje met schrik op. Ja, dat weet ik n» ook, maar vroe ger wiut Ik het niet, antwoordde Armel wijsgeerig, als wilde hij zich rechtvaardi gen. Het doet er niet toe, juffrouw Tima. Wees maar gerust; Ik zal wel zien te krijgen, wat we noodig hebben. Ik zal ze aan Bernard, dèn tuinman van. het kasteel vragen. Vragen moot je evenmin, zei Septima ernstig; 't Is wel niet zoo leelijk als stelen, maar leelijk is het toch ook." Toen de tijd om met bet planten te be ginnen aangebroken was, kwam Armel aandragen met een groot,e teenen mand vol plantjes, allo zorgvuldig van een etiket voorzien- Kijk eens, juffrouw Tima! aprak hij, zijn. schatten' aan de voeten van zijn vrien dinnetje neerzettend; hier zijn er van aller lei soort; aardbeziën van Clamart, Chili, Nantes, en ik weet niet wat. En deze zijn- uit Virginia, de mooiste van alle dunkt me, Waar heb je dat allemaal gevonden? vroeg het meisje met kloppend hartje. Ik heb ze niet gestolen en ook niet gevraagd. Ik heb ze eerlijk verdiend met onkruid: uit te trekken. Het waren venij nige brandnetels, en geen enkele jongen van het dorp wilde er aan. Ik heb wel wat blaren opgeloopen, kijk maar eens, vervolgde by zijn dikke, roode handen too- nend, die met talloozc witte plekjes als gemarmerd waven, maar ik heb ook deze mooie- planten er mee gewonnen! Na, rijp overleg werd er besloten, dat de nieuwelingen- bij de beek zouden geplant worden; daar waren ze gemakkelijk té be- I sproeien. De grond was- er uitstekend, aam water oeitbrak het niet, evenmin als aan voortdurende zorg. Armel bezat de kracht, Septima het verstand. De eene spitte, harkte, maakte het terrein in orde, wiedde en schoffelde; de ander zocht in geschrif ten over praktisehen tuinbouw, die ze in de bibliotheek haars vaders of bij pastoor Robert gevonden had,i nieuwe- denkbeelden, gemakkelijk uitvoerbaar. Ook vroeg za I raad aan Bernard, den tuinman. Verwon derd over haar smaak voor den tuinbouw en nog meer over haar handigheid in alle doen en laton, kwam hij dikwijls haar 's avonds een handje helpen en voegde daar nog menige aanmoediging bij. Dit laatste was trouwens, niet noodig. Nog meer volhardend daa- arbeidzaam mar cheerde zij regelrecht vooruit, de oogen op een nog ver verwijderd doel gericht, zon- SOrrtO-Wé>/,Tf». 1 „BUEN HUMOR". ,,H©t beste, wat u doen kimt, Is, dagelijks om 10 uur naar bed gaan, ntet ronken en niet drinken"'. „En op één na 't beate» dokter?" der zich door iets te laten ontmoedigen. Den volgenden zomer kon Armel nu en dan Riet een mandvol aardbeziën naar Ren nes gaan en ze daar goed verkoopen. Maar Septima'» eerzucht reikte hooger. Zonder ophouden snuffelde zij in de boeken en zocht nieuwe aanwijzingen. Het blad, waarin zij het artikel over de perzikteelt van Mon treuil gelezen had, stond haar altijd voor de oogen. Tien frank het stuk in Rusland! her haalde ze dikwijls. Als ik kon, wnt ik wilde, zou ik later ook wel zeldzame vruchten krij gen. Maar hoeveel dingen zouden we daar toe noodig hebben, die men zich slechts voor .zeer veel geld kan verschaffen: broei kassen, glazen klokken, dekkleeden, rietmat ten, om nog niet te spreken van speciale meststoffen, enz.! Op zekeren dag werd zij naar het dorp gezonden om een brief te posten. Onderweg werd zij door twee heeren aangesproken, die uit een rijtuig stapten en haar vroegen, of het postkantoor nog ver af was. Septi ma verzocht hun haar maar te volgen. Wat een prachtige haardos! zei een der twee naar hun kleine geleidster kijkend. Ja, meende de ander, dat zijn vlechten, waarvoor we te Parijs een aardig sommetje zouden kunnen maken. Deze nuance van blond is hoogst zeldzaam, en dan zoo fijn, zoo zacht, bijna zijde. Maar diit haar zal niet te koop zijn, hernam de eerste der twee gezellen, die vond dat Septima een nog al gedistingeerd voor komen had Om het even, 't is toch te probeeren. Lief juffertje, zou ik uw mooie vlech ten eens van nabij mogen zien? Septima bezat fijne oortjes en had van j het gesprek der heeren geen woord gemist. I Ze begreep, dat ze te doen had niet koop lieden in haar, zooal er elk jaar in Bre tagne de velden doorkruisen om gouden zaken met de onwetende boerinnen te doen. Met genoegen! zei ze ernvou 'ig. Vermoeit het u niet, zoo'n zwaren vracht mee te sjouwen? werd er gevraagd, terwijl men de zware vlechten de een na de ander optilde, als om ze te wegen. O zeker, mijnheer! antwoordde zij vlug; ik zou wel willen, dat ik ze kwijt was. Dat geloof ik graag! Wat zoudt u er van zeggen, als iemand u van dat ver moeiend sieraad verloste, en u daarvoor een paar allerliefste oorbelletjes in de plaats gaf? Septima schudde ontkennend haar lief kopje. Houdt u niet van kleinoode-n? Wa» zoudt u dan willen hebben? Geld! hernam ze, hevig blozend, maar niettemin vastbesloten bij de gedachte aan haar planten. Geld? Foei! En wat zou uw mama wol zeggen, als ze hoorde, dat u dit mooie haar voor gekl weggegeven hadt? Ik heb geen moeder meer, antwoordde ze bijna toonloos. Zoo duurden de onderhandelingen nog eenigen tijd voort, tot de hardnekkigheid' van het meisje de overhand behield. F.r werd dan afgesproken, dat de persoon, die den volgenden morgen de twee Besproken vlechten in het hotel de France te Rennes zou aanhieden, daarvoor honderd frank in ruil zou ontvangen. Zoodra de koop gesloten was, begaf Sep tima zich naar de pastorie, daar vond ze haar vertrouweling en nam hem mee naar een hoekje van den tuin Met een paar woorden vertelde zij hèm, wat er gebeurd was. Dan nam ze een schaar, die aan haa>- ceinfuur hing, en zei: Knip ze af; er is niemand, die mij dezen dienst zal willen bewijzen, dan jii alleen. Ik heb beloofd, ze zoo hoog moge lijk af te snijden, en ik kan zelf van achteren niet zien. Haast je wat-, er mocht eens iemand komen! Armel stond te beven, maar durfde toch niet weigeren, al scheen dio daad hem bijna een heiligschennis. Hij Bafn dus de schaar, welke zijn vriendinnetje hem toe reikte. Zijn dikke, lompe hand, zoo vaardig bij ander werk, was zoó onhandig mogelijk, nu hij voor de eerste maal dit vrouwelijk instrument moest gebruiken. Heel hoog, denk er om, heel hooal zei Septima hem met zachte stem aanmoe digend. En Armel knipte, en knipte, of lieve»- zaagde de wonderschoone vlechten af. Het geld, werd met beleid, en overleg besteed., en het tuinierstertje verdubbelde nog haar ijver en werkzaamheid. Nooit had een- Hollander zijn kostbare tulpen met zooveel liefde en geduld gekweekt en ge koesterd, als de Kleine Tima haar aard beien. Tima, zoo noem-do iedereen in het dorp haar. Op; een mooien Zondagochtend in het begin van J-uni vinden wij Septima voor een barer bedden geknield, terwijl zo on der Armels bewonderende oog-en de rijpe aardbeien afplukt, die zich hier en daar beginnen te vertoornen. Kijk eens, hoe mooi! z.egt ze, een bosje van vier of vijf vruchten omhoog houdend, zeldzaam van grootte. Wat zal mijnheer pastoor er blij mee wezen! Het ziijn die aardbeien uit Virginia, je weet nog wel, Armed, ze komen heel uit Amerika. Eigenlijk zijn ze te mooi om opgegeten te worden. En welk een heerlijk» geur! Of mijnheer pastoor er blij- mee was! Zoo blij, dat hij het teenen mandje door „EVERYBODY'S WEEKLY". ,,Wa' Is Esperant-o, vader?" „Weet je dat niet, dat is wereldtaal!' „Waar wordt ze dan gesproken?" „Nergens". Armel opzettelijk kunstig hiervoor gevloch ten en waarin de vruchten op versch mos gerangschikt lagen meenam naar me vrouw de Kérisouet, bij wie hij dien dag zou dineeren. Omringd met bloemen prijkte de mand in al haar landelijke bevalligheid midden op den disch» en bij het dessert verhaalde de pastoor op verzoek der kasteelvrouw de geschiedenis van deze aardbeziën, door al de gasten zoozeer bewonderd. Toen hij de opoffering der haarvlechten verteld had, werd hij op eens onderbroken door een dei' heeren, die het meest oplettend van allen geluisterd had en nu kortaf, norsch bijna zei: Er moet noodig iets voor dat, heer lijke meisje gedaan worden' Dat zal u gemakkelijker vallen, don ieder ander, meende de gastvrouw, en wel in uw kwaliteit van directeur der „Mes- sager de l'Oust". Vertol bij wijze van feuilleton de geschiedenis van Septima's aardbeziën. Daar do zult u ons hel cl in ne tje naam en toeloop bezorgen. En verder, heeren, wat zal uw aandeel zijn in dit werk van gerechtigheid? Want u Zult me allen toestemmen: werkzaamheid era vol harding kunnen niet genoeg aangemoedigd wo id en. Ik, zei een andere gast, een rijk. Parij- zeniar, die eenige weken in Bretagne door bracht, ik beloof u op mijn eerewoord, dat ik onze belangwekkende kleine tui nierster de klandizie van Chevet zal be zorgen, die aan mij al sedert lange jaren een besten klant heeft. En ik, voegde de prefect erbij, als God mij het leven spaart, zal ik alles, wat ik hier géhoord heb aan het comité voor Tuinbouw mededeelen, en ik zal trach ten, de opmerkzaamheid der jury op de kwoekerij van dit juffertje te vestigen. Wat wel merkwaardig genoemd mag wor den, al de bewonderaars en geestdrifti- gen van dezen dag hielden woord, ver vulden hun beloften. In de Mossager d« l'Oue.st verschenen serie alleraardigste feuil letons, onderteekeml met een bij de lezers zeer geliefdon naam, en heel den zorner stond het op den huize Devrès dan ook niet stil van bezoeken, nnnkoope® en wande lingen. Sopii:vist er werkelijk bijna geen raad m«- aardbeziën waren be steld en beta; nug voor zo rijp waren. In de maand til keerde de gast van het kasteel naar Parijs terug en verkreeg van Chevet alles, wat hij verlangde. Eiken dag bracht Armel een goed verpakte mand naar het station te Rennos, en iedere maand ontving hij bij den bankier een aardig sommetje, dat hij triomfantelijk aan zijn vriendin overhandigde. Van nu af waren voor Septima do werkzaamheden geheel veranderd. Zij bleef koningin en moesteresse van den ui tg est rek ten tuin, nu bijna geheel ingenomen door haar lievelingsplanten; -doch zij had talrijke helpers, die zij onder de ar nas ten van het dorp uitkoos, gelukkig, door werkverschaf fing iets goeds te kunnen doen. Armel had een plaatsje gevonden bij mijnheer de Kérisouet, die zich beijverde, de gaven van den jongen tot ontwikkeling te brengen. Maar het ventje kon do aard beziën niet vergeten, die hem zooveel geluk gebracht haddendaarvoor wijdde hij al zijn vrijen tijd aan de kweekerij, en bleef zoo Septima's hulp en steun. In het huis Devriès was de welstand ruimschoots te ruggekeerd, dank zij deze kleine ..mede- eetster", die thans door Mathrine met de meeste hoogachting behandeld werd Ook de prefect deed zijn woord gestand; op de Tentoonstelling te Rennos verkreeg Sap tima een zilveren medaille, cn den avond van het concours dineerde zij bij den heer Kérisouet met Armel, die op dezen gedenkwaardige® dag mede aan de tafel van den kasteelheer ontvangen werd; De eertijds zoo verlatene waande te droomen, en zou bijna zijn vriendin voor een goede fee aangezien hebben, de lieve hulp in. deai nood van vroeger dagen, die hij Op zijn beurt in alles geholpen en bijgestaan had, zonder hot ooit te willen erkennen, zelfs niet voor zich zelf. Verscheidene jaren zijn sinds dien ver- loopen. Sir William Staunton, dien wij in het begin van dit verhaal hebben loeren kennen, is naar Frankrijk gekomen om do tentoonstelling ia de Champs-Klysées bij te wonen. Groot minnaar van den tuinbouw, als hij is, cn vooral van de aardbeziënteelt. die hij in zijn woonplaats tot de hoogste vol maaktheid wil opvoeren, héeEt hij in de afdeeling Bretagne de aandfoeien van Nan tes bewonderd, zo j frisch. zoo geurig en vleezig. Hij heeft, besloten naar Rennes to gaan om raad en onderricht te vragen aan een zekere Septima, die den eereprijs behaald heeft, de groote gouden medaille. Wij behoeven niet te zeggen, hoe groot zijn verrassing was, toen hij in de plaats van den st.oercn timmerman, dien hij meende te zullen ontmoeten, een lieve, be vallige, intelligente jonge darne voor zich zag. Zijn edelmoedig hart, misschien wel geholpen door de Kngelsehs originaliteit, voelde zich in eens gewonnen. Hij vergat de aardbeziën om alleen aan de lieve tui nierster te denkon, en voor de lente in het land terug keerde, was Septima Devriès lady Staunton geworden. Haar vader en de trouwe Armel Guyot volgden de jonge eehtgenooten naar F,uge- land, waar dezen zich op het rijke domein van Staunton-Castle vestigden, dat sir William kort te voren door den dood van zijn oom geërfd had. ".INDE Een van de veraiaarusth «n snnvatiijkat» desserts is de „Pêche Meina" Koe deze succes, rajice creatie van ue culinaire kunst tot stand kwam, vertelt haar uitvinder, de 81-jarige chef kok August© Escoitier, <ie doyen van de kook» aruisten. „Het denkneeid kwam voor het eerst bij mij op in 1S93 te Lamiaa.", schrijft hij. „Nellie Melba, de groote zangeres, trad op ia Covent Garden en ik had het genoegen, 09 een avond in „Lohengrin" te hooa'en, waar mfj ook de majesteitelijke zwaan bekoorde. Toen de kunstenares ©enige dagen later m net Lon- densche hotel, waar ik chef-kok was, een klein, particuliere receptie gaf, besloot ik haai' door een bijzondeaen gang te earen en ik serveerd. eenige versch geschilde per rikken op 'n zilveren schotel, die met vanilie-creme was gevuld. Des. schotel rustte tusschea de vleugels van een zwaan, die uit een blok ijs wan gehakt. Me. vrouw Me,ba was opgetogen over dit dessert, dat ik aanvankelijk „Pêche au Gygne" noemde. Maar hoe goed het gerecht ook had gesmaakt, toch scheen er mij nog iets aan t« ontbreken, ik nam proeven met verschillende ingredient©» en kwam ten slotte tot de ontdekking, dat de smaak tot het maximum werd opgevoerd wan neer ik op de pereiken nog het sap van versche frambozen druppelde. Deze creatie werd nu bekend onder den naam „Pêche a la Mei ba". Helaas is dit dessert dat Ik vele jaren geleden de groote zangeres vereerde, tegenwoordig voel veranderd en meestal niet in zijn voordeed. Men gebruikt in plaats van frambozen dikwijls aardbeien of andere vruchten en men heeft zelfs beweerd, dat ik aan de frambozen tapioca had toegevoegd. Dat is onjuist. Eveneens pro testeerde ik tegen het gebruik van slagroom op de perziken. De echte „Pêche Meiba" is vol maakt en kan door veranderingen niet anders dan slechter worden". Tung Fang So, de nar van een Chinos- schen keizer, die leefde in do eerste eeuw v. Clrr., had eens bet zoogenaamde levens elixer van den keizer opgedronken, door dezen als zijn kostbaarste® schat bewaard. Hierover ontstak de heerschear ln 000 groote woede, dat hij Tung Fang So om het levea wilde doen brengen. Doch de schuldige smeekte, dit toch niet te doen. Immers wan neer het elixer werkelijk de groote levens kracht gaf, dien men hot toeschreef, aou do doodstraf toch geen uitwerking hebben. Was dit wel het geval, don was het geen levens elixer, doch waardelooze stof geweest en was er niets aan verbeurd. De keizer zag de waarheid van deze woor den in en schonk genadé. Een taxi-chauffeur bood zijn kuisten aan bij ■dan eigenaar eener groote garage. Alles scheen la orde met den sollicitant. Hij had nog geen enkel proces-verbaal wegens te snel rijden of zoo opgeloopen en nog nooit een ongeluk gehad. Ben je eerlijk? vroeg do garage-ei zenaar. Héél eerlijk! Veronderstel, dat je in je taxi honderd duizend gulden vond, die een passagier had. verloren. Wat zou je dan doen? Doen?! Ik zou niets meer doan. Ik zou- leven van m'n rente! was het antwoord. Hij: Je bent het liefste meisje, dat Jk ooit gezien köfo! ïk verlang er naar, je lm mij® armen te nemen, je te omhelzen, je oogen. je haren, je lippen to kussen... je in je oor te fluisteren: ik heb je liet. Zij: He vermoed, dat wij die voorstelling kunnen hebben. Onderwijzer: Een hen heeft de eigenschap 600 eieren te leggen en dat getal levert ze ln ongeveer vijf jaar. Wat gebaart daarna met haar? Leerling; Dan wordt zo in een restaurant als eau jong kippetje opgegeten.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 10