Allerlei. Derde Blad Pagina 1 Hoe boer Janus van 'nen halve 'n heele werd. Het achtste kind. goede stalknecht kunnen worden, hernam de vader. Maar, gaf de pastoor ten antwoord, is er'dan maar alleen brood voor boeren arbeiders? Wij zullen hem wel wat anders leeren. Laat de goede Voorzienigheid maar zorgen; ik geloof, dat God het niet slecht voor heeft roet Dieudonné. Dieudonné begon aardig te praten. Hij was vroolijk, aanvallig, beminnelijk; hij leerde alles, wat hij wilde. Toen hij zes jaar oud was, moesten zijn oudere zusjes hem alles voorlezen. Al do kinderen van het huisgezin ont wikkelden zich good, hielden veel van elkander en beminden hun ouders. Dieu donné. boven allen uitverkoren, scheen hen ook het meeste lief to hebben. De armoede had hen vriendelijk ge maakt; zij legden zich toe op vele nuttige bezigheden en wonnen op eerzame wijze den kost. Dieudonné evenals de anderen. Hij was misdienaar. Des Zondagsavonds las hij voor het ver gaderd huisgezin uit de Levens der Heili gen. Onder de leiding van den pastoor, die hem meer en meer lief kreeg, ontwikkelden zijn geest en verstand zich snel. Vader, moeder, broers cn zusters deden weldra niets meer zonder hem te hooren, en zij bevonden zich er goed bij. Allengs kon men zich ruimer bewegen. Maar het duurde lang, voordat zijn vader en moeder den schat goed konden, dien God hun gegeven had. Naar gelang zij ouder werden, verlieten hen hun kinderen: Deze had con goede betrekking gekregen, anderen waren ge trouwd, do een was soldaat, de andere matroos, en 200 bleef Dieudonné alleen over om hen to troosten. Hij is het, die hier dat winkeltje opgezet heeft en de verdiensten zijn groot genoeg, om voor zien in hun eenvoudig onderhoud. Iedereen kan bij Dieudonné zijn inkoopen doen. Dieudonné. zei mij eens zijn vader, is de steun en de vreugde van armoede cn verdriet. Wie zou gezegd hebben, toen dat zwakke cn nietige kind op de wereld kwam, dat wij ons op hem zouden kunnen ver laten? Op zekeren dag was de pastoor weer daar. Het was kort vóór zijn dood. Hij kwam gaarne hij de goede menschen, die hl zijn achting gewonnen haddon. Ja, mijn vriend, zei hij tot don ouden man in zijn eenvoudige taal, ongekunsteld als hot evangelie. God regelt alles met liefde voor ons en ziet verder dan wij Hij kent de toekomst cn regelt alles daarnaar. Een jongeling ging eens op reis en vond het onaangenaam dat zijn vader hem een zwaron reiszak had moegegeven. Mijn zoon, zei de vader, vanavond ZU]t gij weten, waarom ik dit zoo doe. De jongeling ver trok; tegen 't vallen van den avond kwam hij in een onbewoonde streek. Uitgeput van vermoeienis en honger maakte hij den zak open, dien zijn vader hem had meegegeven. Hij vond cr zijn brood in en zegende de liefdevolle voorzienigheid van zijn vader. Een goed middel Muller: Ik heb daar juist je neef Piet ontmoet: wat is dat een rare vent! Duffel: Nu, dat is geen nieuws voor me. Ik spreek hem gelukkig niet meer. Muller: Zoo? En hoe heb je dat aan gelegd? Duffel: Doodeenvoudig. uc jlep jie,m oniangs vijf gulden geleend en gezegd, dat hij ze i teTug moest geven den eersten keer, dat hij bij mij kwam. Met eenig voorbehoud Ik wil niet bepaald zeggen, dat je een lafaard bent. Maar als er eens ooit iemand is, die van je zou durven zeggen, dat ,1e het bont, dan zou de eerste zijn, die het geloofde. Spaar die moeite Hechter: Hebt gti no& "ets te.zeggen? Beschuldigde: Neen. mijnheer de rechter. Hechter: pan z®1 ^et v°nnia laten voor lezen. Beschuldigde: O, sPaar die moeite genist, het zal wel weer zes maanden zijn. Rechter: Neen. twaalf. De wensch Twee mannen hebben hevige .nuie. Loop naar den duivel, ze&f A B; Ik vervloek jon liet; integendeel word honderd jaar... (A staat verbluft over zooveel edelmoedigheid) maar direct, laat B er op yolgen. Boer Janu3 was maar "n halve. Hij was noch slecht, noch dom, zeker niet. Over land en hoeve, koeien on paarden kon hij redeneeren zoo goed als de beste. Lui was hij ook niet; ploegen, eggen, zaaien, 't ging hem allemaal van de hand. Me ar vandaag 'nc stap verder zetten dan gisteren, noen, dat kon hij niet; alles was nu eenmaal bij hem -afgemeten en men mocht dat oude slenter bootte of wat ook, t. kon hem weinig schelen; Janus had beslist dat het zoo moest zijn on hot was zoo. Niet dat hij veel ten achter wa3 gebleven en nu nog boerde gelijk z'n grootvader zaliger, neen, dat niet. Hij wist heel goed da* de grond moest bemest worden en dat de koeien melk geven 0I3 zij goed gevoederd worden. Maar daar bleef het bij. Van gildevergade- i'ingcn en voordrachten, van loeken over landbouw geschreven door menschen die nooit hun handen hadden vuilgemaakt; van veehonden en nieuwmodische stallen; van de atoomroelkerij waar ze nu in 't dorp weer 'nen hoop geld aan gingen uitgeven, daar zat Louis van de Boschhocve hem nu al zoo lang over te zeuren. Maar als hij dat alle maal hoorde dan werd zijn breed gezicht nog breeder, en met een glimlach vol mede lijden haalde hij de schouders op voor die naïeve menschen, die het aanschijn van de wereld zoo maar willen veranderen en van de boeren nu gingen heeren maken! Een flinke kerel anders, die Louis, dat moest, hij bekennen, een echte boerenzoon, struisch en kloek, werkzaam, oppassend, en verstandig. Die dacht er heel anders over Op de gildevergaderingen zat hij vooraan en luisterde met gespannen ooren; geen voordracht was hem ontsnapt, geen vak boek stak er in de bibliotheek of hij had liet gelezen, meer drn eens al had hij de studie dagen te Leuven nvclgd cn voor de pas-ge stichte Jeugdafdeeling ijverde hij met hart en ziel. Wat hij geleerd had wist hij toe te passen. Vader die fier was op z'n jongen, liet hem begaan en hij Had het zich nog niet berouwd, de Boschhoeve was een der 1 Kiste van het dorp. Louis kwam veel bij Janus ca al had hij meer dan eens ruzie met. den hoer, toch was hij welkom. Kwatongen vertelden, dat het was om Lieske, de oudste, en ja het kon best zijn, want Lieske was een braaf oppas send meisje, vol levenslust en heel niet hang vöor het werk, er zat stof in voor eene flinke boerin. Op 'ne keer, toen Janus weer medelij dend geglimlacht had, was Louis in een heilige coléro geschoten; neen, dat werd hem te bont. Janus, had hij gezegd, of gij 't nu goed of kwaad opneemt, dat moet gij we ten. Maar de waarheid zult gij hooren. Gij blijft hier in uwen hoek zitten brommen en Bewezen onschuld Rechter: Men heeft, u beschuldigd, een dozijn zilveren theelepels gestolen te hebben; wat heb je daarop te antwoorden? Beklaagde: Ach Edelachtbare heer! Wat zou ik met theelepels doen? Ik drink nooit thee!. lacht ons uit en haalt do schouders op voor dingen waar gij in 't geheel niets van kent. Dat is dom van u, echt dom, ik vind geen ander woord. Verstandige menschen oordea- len over zaken die zij kennen. Luister goedl Wilt gij nog meespreken over dit of dat, kom dan mee naar de gilde en luister; wilt gij 'n halve hoer blijven want meer zijt go niet brom maar voort in uwen hoek, ook goed, maar lach niet meer met men schen die er meer van weten en zwijk. 't.Was raak geweest. Janus had twee groote oogen opgezet en van puur verbouwe- roering vergeten aan zijn pijp te trekken en Lieske stond daar in een hoek met een top van haar voorschoot in hand, angstig uitziende naar wat er zou gebeuren. Maar er gebeurde niets, want Janus voelde een beetje eerbied en een beetje schrik voor den kranigen jongen boer en nij beloofde mis schien ook wel een beetje ter wille van Lieske eens komen te hooren wat men in de gilde zou vertellen Janus hield woord en op de eerstvolgen de vergadering kwam hij mee. Hij zat achter in een hoek met een paar boeren uit zijn buurt, die hem gedurig bekeken rn maar niet konden hegrijpen hoe dat wonder ge beurd was. Op eons stond Louis daar hoven op 't verhoog en toen alles stil geworden was in de zaal begon hij over veebonden, melk- konlrol in mclkerijen. Met sprekende cijfers aan de hand bewees hij hoe cr op vele stallen nog koeien stonden, die hun voed sel ternauwernood verdienden; hoe vee en stallen hij gebrek aan verzorging te weinig opbrachten; hoe de hoeren uit een naburig dorp den heclen zomer door met hun stoom- melkerif een paar franc per kilo meer ge maakt hadden van hun boler, en hij be gon op het hord samen te tellen en kilo's met franken te vermenigvuldigen, en er kwam daar een heel groot getal staan als schadepost voor het dorp, omdat men nog boterde op de oude manier. In Janus' kop begon het langzamerhand te hamerent ja die cijfers daar was niets togen te zeggen, en hij zag hoe vele andere hoeren knikten cn met Louis Instemden; hij dacht aan Bonte Bics, waar Lieske al zoo lang over geklaagd had, omdat ze toch zoo weinig melk gaf; hij wist heel goed dat hij nooit de hoogste prijzen voor z'n boter kreeg en (oen z'n gobmir hem een stoot gaf met zijn elleboog en vroeg: Wel Janus, wat dunkt gij er van, toen bromde hij: Ja, wat wilt ge? als het zoo is dan is liet. zoo cn Louis kan wel gelijk hebben. Janus kwam nog terug naar de gildever gaderingen en bij do volgende voordracht, die men van Leuven kwam geven, was hij er ook. IIÜ had zijn ongelijk aan Louis nog niet bekend; maar het lachen en schouders ophalen was gedaan; hij begon te luisteren cn met veel verstand te redeneeren. Met den dag gingen z'n oogen open cn Janus werd van 'non halve, 'n heele en nog wel 'ne flinke boer. Wanneer Lieske melken gaat, zingt het koeiertje plagend in de verte: Leg uw handjes in de mijn En een bruiloft zal het zijn. Van een hoer en 'n mooi boerinnetje! Lieske lacht en Janus, die het liedje hoort, beziet haar schalks en is blij, heel blij. (De Boer). doch vergeet zijn mantel mee te nemen. Hierna gaat de buurvrouw de andere kamer binnen, do handen vol brood, vleesch on fruit, en zegt aan de zeven kleinen: Kijk eens wat je klein broertje Dieu donné voor jullie meebracht, nn gauw aan 't eten! Dieudonné begon in aanzien te komen in het gezin. Gedurende eenlgen tijd wist men niet goed, of hij in leven zou blijven of niet. Hij was zwak om er medelijdon mee te hebben, maar des te meer trok hij de be langstelling van de huisgenooton eu van den omtrek. Iedereen vroeg naar hem en wilde weten, hoe het met zijn moeder ging Zijn vader en zijne moedér hadden volop werk, en gaven en giften ontbraken niet. Het medelijden maakte, dat men aan hen de voorkeur gaf boven bekwamer werklieden. Zij hadden 8 kinderen, zevde men. Deze bedenking werkte altijd in hun voordeel. Zij van hun kant zorgden, dat de algeméène góedgezindheid kon blijven voort bestaan. Zij waren werkzaam, eerzaam, goede christenen, te getrouwer in het bidden om hun dagelijksch brood als er minder overbleef van den vorigen dag. Zij werden niet rijk, maar zij hadden ge noeg, en dikwijls kwam cr een buiten kansje, waardoor zij voor een oogenblik overvloed bezaten. 't Is Dieudonné, die ons dat mede brengt, zeiden zij; de pastoor heeft hem een goeden naam gegeven Een van de groote weldaden, die Dieu donné zijn ouders bewees, nog voordat hij sproken kon, was, dat zijn oudste broer een goeden plaats bekwam. Een voor treffelijke vrouw uit den omtrek wenschte Gods bijzonderen bijstand voor haar eigen zoon. en nu besloot zij op haar kosten voor de opvoeding van een kleinen jongen uit e entalrijk en arm hulsgezin te zorgen. Arme huisgezinnen met talrijke kinderen waren er vele. Er waren er met vijf. zes, zeven kinderen; maar bij Dieudonné waren er acht, en de armoede was er even groot ais het aantal kinderen. Het oudste broer tje van Dieudonné werd uitgekozen. Hij kostte nu niets meer aan zijn ouders; hij leerde een ambacht, en de tijd zou eenmaal komen, dat hij meehelpen zou in hot onderhoud van hot huisgezin, zooals de brave zoon dan ook deed. In al dien tijd, dat de opvoeding duurde, -verloor het gezin er niets bij, want de afwezige werd altijd meegeteld. Dieu donné bleef altijd de achtste. Na eenigen tijd drong de sneeuw en de wind niet meer binnen in het armoedige huisje, waarin God acht kinderen binnengeleid had. Intusschen maakte Dieudonné er geen haast mee om sterk te worden. Zijn vader was bang. dat hij hem verliezen zou. Als hij sterft, zal hij een kleine engel zijn, zei de pastoor, die u altijd beschermen zal. Wij hebben behoefte aan bescherming uit den hemel. Maar wees niet hang, hij zal niet. sterven. Hij weegt nog geen vijftien pond, zei de vader. Als hij zwaarder was, zei de pastoor, dan zou zijn zusje moeite hebben hem to dragen. Nooit 'zal hij -kunnen spitten of een MONNIKEN, DIE EEEDS EEUWEN GELEDEN vlijtig de boekdrukkunst beoefenden, liebbcn zich aangepast aan de tijdomstandigheden. We zien hier de Engelsche zonen van yt. Bruno (Karthuizer-monnlken) aan een moderne pers, waarop werken voor hun v kloosterorde bestemd, worden gedrukt. EEN OLIFANT 'IS IN INDIE ook als boomenrooier een gewild werktuig. Met een ruk van zijn kraohtigen slurf trekt hij een boom op een plantage, die Wat In den weg staat, uit den grond alsof het een stroobalm was Wij waren gekomen aan de eerste huizen van het dorp. Sylvin wees ons er een, dat nog nieuw was en er net uitzag, met een uiterlijk van- welgesteldheid, dat de oogen pleizierig aan deed. Het was een van de kleinste dorps- Winkeltjas, waarin men kramérijen, koek jes, eetwaren en zoowat van alles vindt tot papier en boeken toe. Achter een lesse naar zat een goed oudje te breien en vóór de deur een oude man, die in zoete rust zijn pijpje rookte in de frissche buiten lucht Bekijk die beide oudjes eens, zei Sylvin: op do wereld zijn er geen gelukkiger dan zij, en zij hebben dat geiuk te. danken aan een zegen, die men, helaas, in onze dagen #.ls een ramp begint te beschouwen. Zij hebben te veel kinderen gehad. Ik zal u hun geschiedenis verhalen. Het is twintig jaar geleden toen er hier, op deze plaats van het dorp, die toen nog 800 goed als onbewoond was, in een schamele hut, open voor sneeuw en Wind een kind geboren werd. Het wa3 het achtste van het huisgezin en men had moeite genoeg om de zeven anderen in 't leven te houden. Dit gezin, hoewel goed gezien bij de dorps bewoners, had alle soorten van tegenspoed gehad en verkeerde toen in het grootst» gebrek. Geen vuur in den haard, geen brood ln de kast. Vader was ziek, moeder half dood, de kinderen, die geen eten hadden gehad, zaten bibberend en ver kleumd op cep weinig stroo dicht togen elkaar, om zich een beetje te verwarmen. Een geluk voor de armen is het dat er nog armen zijn, want die helpen elkander aoo dikwijls uit ware menschiievendheid. Een arme buurvrouw was er gekomen. Zij had den pasgeborene, die bijna geen teeken van leven gaf, in wat lappen gewikkeld en was toen naar den pastoor geloopen, om het kind te doopen. De pastoor draalde niet Mijnheer pastoor, zei de vader, hier is een ongelukkige kleine, die heel slecht te pas is gekomen. Hoe zullen wij hem faeeten? Wij zullen hein den naam van Dieu donné (Godsgeschenk) geven, antwoordde de pastoor, want het is God, die hem u schenkt, zeer te pas, om u te troosten en te helpen. Nooit komt een kind in een gezin, zonder datgene mee te brengen waarvan het eten kan. Dat zult gij ter stond zien, mijn vriend, en gij zult het daarna alle dagen zien. Terwijl de pastoor nog sprak, kwam zijn dienstmeid in de hut met 'n groote mand. waaruit zij linnen en eetwaren te voor schijn bracht. Toen ging zij even de deur uit en kwam terug met brandhout O, mijnheer pastoor, riep de goede, gelukkige man uit in blijdschap, hoe kun nen wij u genoeg bedanken! Bedank God, ik ben in het dorp op den bedel geweest, en God laat niet toe. dat men harten ontmoot, die zoo versteend Eijn, dat zij een arm huisgezin met acht kinderen niet helpen wil. De pastoorsmeid rnaakt een goed vuurtje. De kleine wordt beter aangekleed cn dan gedoopt; daarna legt men hem bij moeder, die weent en bidt, en de pastoor gaat weg,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 9